Gelukkig zijn er de sociale media, anders zouden we veel
minder te weten komen over de volksopstand in Turkije en het massale protest
tegen de organisatie van het WK voetbal in Brazilië. Herinner
u het wereldkampioenschap voetbal van 1978 in het Argentinië van de junta onder
leiding van de pas overleden dictator Jorge Videla. Dank zij bevlogen
journalisten zoals Jan Wauters en geëngageerde artiesten als Neerlands Hoop (Bloed aan de paal!) werden de gruwelijke
praktijken van de Argentijnse regeringsleiders nog enigszins onder de aandacht
gebracht, maar bovenal heerste toch een hoera-het-is-weer-voetbal-en-laat-ons-nou-maar-rustig-genieten-sfeertje.
Het nieuws sijpelde traag en onvolledig door. Vandaag gebeurt net het
omgekeerde: er komt zoveel informatie op je af, dat je nauwelijks nog weet naar
wat eerst kijken of luisteren en je ook onmogelijk kunt inschatten hoe
geloofwaardig al dat ‘breaking news’ wel is.

Maar het is zonder meer beter dat we in 2013 toch vrij snel
te zien krijgen dat er 200.000 Brazilianen op straat zijn gekomen om te
protesteren tegen het dure WK van volgend jaar en de niet minder dure
Olympische Spelen van 2018, dan dat zulk feit – zoals een kwarteeuw en langer
geleden – straal genegeerd zou worden. En toch… De meeste media besteedden
toch nog vooral aandacht aan de klungelaars in de defensie van Tahiti, het
lachertje van de Confederations Cup die momenteel in Brazilië wordt gespeeld, dan
aan het volksprotest.

Maar als een journaliste van een Vlaamse omroep pepperspray
in haar gezicht krijgt, terwijl ze net met letterlijk vallen en opstaan een
stand-up probeert te doen, dan wordt dat protest plots zichtbaar en ook voor
ons relevant. Zonder de beelden van de tijdelijk verblinde en wegvluchtende
Annelies Beck waren de Braziliaanse betogers ook de vorige dagen hooguit een
berichtje van tien lijnen waard, en dat zou jammer geweest zijn. Nu krijg je plots allerlei analyses voor de voeten geworpen. Rijkelijk laat, maar toch: eindelijk!

Andere prioriteiten

Het massale protest in de grote Braziliaanse steden wordt in
de eerste plaats veroorzaakt door het ongenoegen over de verhoogde tarieven in
het openbaar vervoer. Een ticket voor trein, tram of bus is er plots tien procent duurder geworden. De betogers schrijven dat toe aan de hoge kostprijs
van de organisatie van het WK, de overheid zegt dat die prijsstijging lager is
dan de inflatie en dus verwaarloosbaar. Maar de onderliggende boodschap van een
deel van de bevolking is duidelijk: het wereldkampioenschap is geen prioriteit
voor het land. Prioritair zijn wel onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg,
armoedebestrijding, huisvesting en bestrijding van de criminaliteit. Thema’s
die ook in andere organiserende landen compleet ondersneeuwden in de jaren
vóór, tijdens en vlak na een groot sporttoernooi.

Het probleem is zeker niet nieuw. Landen willen zo’n
evenement organiseren om prestige te verwerven, om de economie te doen draaien,
om het toerisme aan te zwengelen, om het beeld dat de buitenwereld ervan heeft
te verbeteren, om de eigen positie in de wereld te verankeren. Doelstellingen
die nobel kunnen lijken, maar die in de praktijk zelden of nooit verwezenlijkt
worden. Als het uiteindelijke kostenplaatje dan wordt berekend, blijkt dat
meestal dubbel zo hoog te liggen als oorspronkelijk geraamd.

Euro 2012, een gezamenlijke organisatie van Polen en
Oekraïne, kostte beide landen respectievelijk 22,5 en 11 miljard euro. Het
wereldkampioenschap van 2010 in Zuid-Afrika, het allereerste op Afrikaanse
bodem, kostte 2,6 miljard, omdat de infrastructuur er onbestaande was. Dus
moesten er tien nieuwe stadions worden gebouwd voor een toernooi dat nauwelijks
een maand duurt. Stadions die in het beste geval achteraf nog halfvol lopen
voor de wedstrijden van de lokale ploeg, in het slechtste geval staan ze gewoon
te verkommeren. Vraag meer eens aan de Grieken wat de Spelen van 2004 gekost hebben
(het tienvoudige van het oorspronkelijke budget!) en hoe vaak ze die Olympische
installaties negen jaar later nog gebruiken, en kijk dan even naar de
economische toestand van dat land. Juist, ja.

Vorig jaar in maart werd de totale kostprijs van het WK 2014
geraamd op 11,25 miljard euro. Toen de wereldvoetbalbond, FIFA, vaststelde dat
de werken veel trager verliepen dan gepland, werd de organisator zwaar onder
druk gezet, met als gevolg dat die er alles aan heeft gedaan om de
infrastructuur klaar te krijgen tegen de Confederations Cup die nu aan de gang
is. Sneller werken wil zeggen: meer werklieden die op veel kortere tijd veel meer
moeten presteren. Maar ook: toeleveranciers die van de situatie profiteren om
de factuur op te drijven. Dus: het prijskaartje loopt op en wordt
oncontroleerbaar.

Het gebeurt elke keer opnieuw: het originele budget blijkt
in de praktijk minstens verdubbeld te zijn. Rusland, organisator van het WK in
2018, had 15,5 miljard euro gebudgetteerd en heeft nu, vijf jaar vóór de start!,
al berekend dat ze eerder rond de 21 miljard zullen uitkomen. Reken maar dat
het uiteindelijk rond de dertig miljard zal stranden. De organisatie van de
Olympische Winterspelen, volgend jaar in Sotchi, kost de Russen 36 miljard
euro. Voor een evenement dat zestien dagen duurt! Voor installaties waarvan ze
hopen dat die daarna intensief zullen worden gebruikt door wintertoeristen,
alsof die van 24 februari 2014 af eventjes vrolijk van de schans zullen
springen. Een waanzinnig idee.

FIFA schept poen

Het is een vicieuze cirkel. Telkens weer plant het
organiserende land belangrijke infrastructuurwerken (nieuwe luchthavens, nieuwe
stadions, nieuwe hotels, nieuwe of verbeterde toegangswegen), komt het
vervolgens in tijd- en geldnood en beslist het dan om de gezondheid van de
staatskas op te offeren ten gunste van het tijdelijke internationale prestige.
Altijd loeren er wel ergens verkiezingen om de hoek en kunnen politici zich
geen gezichtsverlies permitteren.

De FIFA kijkt intussen toe en schept poen. De sponsorgelden
en tv-rechten stromen rechtstreeks naar Zürich en worden mondjesmaat verspreid naar de aangesloten lidstaten, die vervolgens niet doen wat ze behoren te doen: het geld (her)investeren in de jeugd en in sociale projecten rond het voetbal. Inkomsten uit merchandising
worden ook voor een groot deel versluisd naar Zwitserland. De FIFA is één van
de meest corrupte organisaties ter wereld. Aan het hoofd staat de autocraat
Sepp Blatter, een 77-jarige Zwitser die zich met hand- en spandiensten weet te
handhaven aan de top, zoals hij dat van zijn al even corrupte voorganger Joao
Havelange geleerd heeft.

Binnen de FIFA draait het niet om ‘the beautiful game‘, maar om macht. En om poen. U mag zelf de
volgorde bepalen. Dat er in de favela’s straks tijdens het WK kansloze kinderen
zullen worden geboren, die hun armoedige bestaan alleen maar bij toeval kunnen
ontvluchten (als ze, bijvoorbeeld, goed tegen een balletje kunnen trappen en
als er dan ook nog een scout van een grote club zo vriendelijk wil zijn om dat talent
te komen bewonderen), zal de FIFA worst wezen. Maar door het economische
debacle dat de Confederations Cup (2013), het WK (2014) en de Olympische Spelen
(2018) Brazilië ongetwijfeld zullen opleveren, zal een doorsnee favela-kind nóg
meer achteruit gesteld worden. Voor zover dat nog kan. Denk maar niet dat Sepp
Blatter er zijn slaap om zal laten. Welterusten, meneer de president. Hij
slaapt zacht.

Oplossing: vaste
locaties

Zolang grote sporttoernooien worden toegewezen en
georganiseerd zoals dat vandaag gebeurt – in een sfeer van corruptie, met
snel-snel opgemaakte en dus zeer wankele budgetten, waarbij prestige
belangrijker wordt geacht dan economische vooruitgang – zal een organiserend
land achteraf altijd voor de harde financieel-economische realiteit komen te
staan. Als je Duitsland heet, vind je daar nog wel een oplossing voor. En in
het Rusland van Poetin (WK 2018) en in Qatar (WK 2022), ach, daar wordt wel
weer één of andere duistere geldader aangeboord. Maar de Grieken zweten het
uit, de Zuid-Afrikanen doen dat eveneens en straks ongetwijfeld ook de
Brazilianen.

Er is maar één oplossing om dit te doorbreken, en dat zullen
sportbonzen, regeringsleiders en reisgrage sportjournalisten niet graag horen: laat
deze evenementen plaatsvinden op vaste locaties. Laat de FIFA, de UEFA en het
IOC zelf hun geldpotten aanspreken en investeren in sportinfrastructuur,
gekoppeld aan een eenmalige inspanning van het land of de landen waar het
toernooi uiteindelijk doorgaat, en hou het daarbij. Laat het organiserend land
niet rechtstreeks deelnemen, maar verplicht het om ook kwalificaties te spelen
en zorg ervoor dat de lokale toeschouwers even veel recht hebben op tickets als
fans uit alle andere landen. Met andere woorden: beperk het thuisvoordeel.

In economische harde tijden klinkt dit volgens mij eerder
realistisch dan utopisch, zij het dat het qua haalbaarheid allicht toch opnieuw
utopisch wordt. Maar waarom het WK niet afwisselend in een Zuid-Amerikaans en
een Europees land laten plaatsvinden (de enige twee continenten die tot nog toe
wereldkampioenen leverden) en de Spelen in een Noord-Amerikaans en een
Aziatisch land? Oneerlijk ten opzichte van Afrika, zegt u? Geloof me, dat
continent heeft andere zorgen en prioriteiten dan het organiseren van
exuberante sportfeestjes. En ik schrijf dat niet vanuit een dédain voor Afrika, maar omdat daar eerst aan de lokale bevolking moet gedacht worden, niet aan het internationale prestige van de gecorrumpeerde regimes.

In het geval van vaste locaties zouden landen die zich nu onnoemelijk zwaar in
de schulden steken voor een maand prestige zich kunnen bekommeren om onderwijs,
werkgelegenheid, gezondheidszorg, wegwerken van de armoede, betere behuizing en
bestrijding van de criminaliteit. Daar hebben hun burgers oneindig veel meer
aan.