Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Zangeressen Top 20 (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on za, augustus 01, 2020 12:05:25

U dacht: eindelijk is het zover, hier komen Whitney Houston, Etta James en Karen Carpenter? Vergeet het. (En vergeet zeker de Mariah Careys en Céline Dions van deze wereld.) Ook voor Beyoncé is er geen plaats. Of voor Adele. Hoewel ik beiden kan appreciëren. Kiezen is verliezen, u weet hoe dat gaat. Stevie Nicks, Patsy Cline, Alicia Keys, P!nk, Joan Baez, Cher-zonder-Sonny, Shania Twain, Taylor Swift, Doris Day, Lena Horne, Lauryn Hill, Mary J. Blige, Rihanna, Carly Simon, The Pointer Sisters, Annie Lennox, Shakira, (Mama) Cass Elliot, Tracy Chapman, Sarah Vaughan, Minnie Riperton, Maria Callas (die zich hoe dan ook in een ander spectrum bevindt), Petula Clark, ach, laten we ermee ophouden…

Dit is de ontknoping.

20. Joss Stone

19. Judy Garland

18. Marianne Faithfull

17. Alanis Morissette

16. Ella Fitzgerald

15. PJ Harvey

14. Lisa Gerrard

13. Chrissie Hynde

12. Diana Ross

11. Patti Smith

10. Mavis Staples

9. Amy Winehouse

8. Emmylou Harris

7. Janis Joplin

6. Édith Piaf

5. Dusty Springfield

4. Joni Mitchell

3. NINA SIMONE (1933-2003). Weer zo’n grote mevrouw die genres overstijgt, ook al werd gepoogd om haar in het vakje jazz te proppen, terwijl ze zoveel meer was. Een incident op haar tiende — ze speelde piano op een concert, maar haar ouders moesten op de eerste rij plaatsmaken voor witte toeschouwers — zorgde ervoor dat ze naast pianiste en singersongwriter de rest van haar leven burgerrechtenactiviste is gebleven. Ze leerde haar pianospel perfectioneren op de befaamde Juilliard School in New York, wat wellicht de reden is waarom ze haar nummers weleens doorspekte met flarden Bach en Chopin. Pas in 1954 koos Eunice Kathleen Waymon voor de artiestennaam die we allemaal kennen, vanwege haar bewondering voor de Franse actrice Simone Signoret. In de zwaarbeladen jaren 60 sijpelde haar politieke engagement steeds meer door in haar muziek. Racisme en discriminatie waren ook de redenen waarom ze in 1971 de Verenigde Staten verliet, het begin van omzwervingen langs verscheidene landen in Afrika, Zwitserland, Nederland en Frankrijk. Haar bipolaire stoornis werd steeds bepalender: het resulteerde in verkeerde keuzes, van mannen, managers en muziek. Concertorganisatoren waren beducht voor haar wispelturigheid en onhandelbaarheid. ‘High Priestess of Soul’ was meer een belediging dan een koosnaampje. Ach, u moet alleen de muziek onthouden en dan vooral wat ze in de late jaren 50 en de jaren 60 op ons losliet. My baby just cares for me, Don’t let me be misunderstood, Sinnerman, Feeling good, Ain’t got no — I got life, To love somebody, To be young, gifted and black, Mr. Bojangles: wat een weelde!

2. BILLIE HOLIDAY (1915-1959). Geboren als Eleanora Fagan, bijgenaamd ‘Lady Day’, een van de invloedrijkste stemmen uit de jazzgeschiedenis. Haar biografie is onvolledig. Er zijn vraagtekens rond het exacte geboortejaar (1912 of toch 1915?), over wanneer ze is beginnen te zingen, over de relatie met haar ouders, die respectievelijk 16 en 19 waren ten tijde van haar geboorte. Vermoedelijk dateren haar eerste optredens van begin jaren 30 in groezelige New Yorkse jazzclubs. Wat wel zo ongeveer vaststaat, is dat ze in 1933 ontdekt werd door John H. Hammond, een platenproducer bij Columbia Records die een verfijnde smaak had en oog voor jong talent. Hij wordt beschouwd als de ontdekker van onder vele anderen Benny Goodman, Count Basie, Pete Seeger, Aretha Franklin, Bob Dylan, Leonard Cohen en Bruce Springsteen. Haar echte doorbraak kwam er met het nummer Strange fruit, over verhangingen van zwarte burgers door leden van de Ku Klux Klan. Holiday zong wars van alle vocale tradities: kenners zullen beamen dat ze accenten legt ná de tel, waardoor haar songs swingender klinken en een grotere dramatische impact ressorteren. Die stijl week ferm af van haar eerder brave collega’s uit die tijd. Daar kwam nog bij dat Holiday verslaafd raakte aan drank en drugs, gearresteerd werd voor openbaar druggebruik, in een centrum voor verslaafden belandde, de rest van haar leven heroïne bleef gebruiken, en de verkeerde mannen aantrok, stuk voor stuk geweldenaars die van haar wilden profiteren. Toch lagen Carnegie Hall en het Apollo Theater aan haar frêle voeten. Ze tekende dat, mits enige bijkleuringen, op in haar autobiografie Lady sings the blues, die drie jaar voor haar dood verscheen. Niemand klinkt doorleefder dan Billie Holiday. De tiendelige cd-box The complete Billie Holiday on Verve 1945-1959 staat prominent te blinken in mijn platenkast. Toch leg ik uiterst zelden een van die cd’s op: te pijnlijk, te confronterend, te levensecht. God bless the child that’s got his own.

1. ARETHA FRANKLIN (1942-2018). Ik heb bij het samenstellen van mijn persoonlijke lijst weleens vergeleken met bestaande lijstjes van ‘Beste Zangeressen’ ooit en daar zit heel veel speling op. Behalve bovenaan: daar staat onveranderlijk de ‘Queen of Soul’. Origineel ben ik dus allesbehalve met deze keuze, maar daar is een goede reden voor. Er is slechts één Aretha. Zelfs van lichtgewicht-annex-huppeldepupnummertjes maakte zij beklijvende, in gospel gedrenkte soulsongs. U kunt haar grootste hits uit het hoofd opsommen, dat is prima, maar vergeet niet om geregeld het trio I never loved a man the way I love you, Lady Soul en Aretha now op te leggen, en besef, tijdens het intens genieten, dat deze platen in een tijdsspanne van amper… dertien maanden werden opgenomen en uitgebracht. Nou! Aretha Franklin coverde ontelbare bekende songs, maar ze zong geen covers, ze maakte er eigen nummers van. Live was ze even toonvast als in de studio, al heb ik nooit het genoegen gesmaakt om haar aan het werk te zien, tenzij dan in flarden op televisie. En ook zij werd dus door John Hammond ontdekt, op haar veertiende. Ze was een rolmodel voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap zonder een echte activiste te zijn. Dat heeft met naturel te maken, geloofwaardigheid, zijn wie je bent. In 1987 was ze de eerste vrouw die in de Rock and Roll Hall of Fame werd opgenomen. En op 20 januari 2009 mocht ze zingen tijdens de inauguratie van de eerste zwarte president van de Verenigde Staten, Barack Obama. In tegenstelling tot heel wat andere illustere namen in deze lijst, werd ze zesenzeventig, wat heet een respectabele leeftijd te zijn. Ze overleed aan de gevolgen van alvleesklierkanker, na een leven vol muziek, waarvoor eeuwig R.E.S.P.E.C.T.



Zangeressen Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, juli 30, 2020 22:44:59

U zult vergeefs wachten op Sheryl Crow, Nanci Griffith, Meredith Brooks, Joan Osborne of Norah Jones. Hoe invloedrijk Nico ook was op het debuut van The Velvet Underground, het spijt me, ze staat er niet in. Dionne Warwick, Rumer, The Ronettes, The Crystals, Candi Staton, Syd Straw, Carla Thomas, Nicole Willis, Betty Wright… love ‘em all, maar er is nu eenmaal die limiet: twintig. Sorry, Astrid Stockman (in 2030 sta je er ongetwijfeld in, na die derde platinum plaat). Nu nog even niet, want…

20. Joss Stone

19. Judy Garland

18. Marianne Faithfull

17. Alanis Morissette

16. Ella Fitzgerald

15. PJ Harvey

14. Lisa Gerrard

13. Chrissie Hynde

12. Diana Ross

11. Patti Smith

10. MAVIS STAPLES (°1939). Vader ‘Pops’ stichtte in de jaren 50 een familie-ensemble, met naast Mavis, de jongste van de bende, haar zus Cleotha en haar broer Pervis. Eind jaren 60 verliet Pervis de groep en kwam een andere zus, Yvonne, erbij. Ze zongen in lokale kerken en die aanstekelijke mix van gospel en soul zou ook de basis vormen van de platen van The Staple Singers op het legendarische Stax-label. For what it’s worth (een Buffalo Springfield-cover) was een eerder bescheiden hit in Amerika, opvolgers als Respect yourself, I’ll take you there, If you’re ready (Come go with me) en Let’s do it again haalden wel vlotjes de top. Mavis was intussen ook solo actief. Haar gelijknamige debuutplaat werd in 1969 gereleased. Het einde van Stax Records en de dominantie van de disco kelderden haar carrière, zodanig dat ze in de jaren 80 helemaal aan de grond zat. Een helpende hand werd aangereikt door niemand minder dan Prince, een grote fan van Mavis Staples, die haar twee platen liet opnemen bij Paisley Park Records. Vorig jaar stond ze nog, op de vooravond van haar tachtigste verjaardag, op het podium van het Openluchttheater in het Rivierenhof van Deurne. Een vocale wervelwind.

9. AMY WINEHOUSE (1983-2011). Sinds de zomer van 2011 is ze lid van de ‘Club van 27’. Weg op een hoogte- en dieptepunt tegelijk. Terwijl je je afvraagt hoeveel moois er nog voor en van haar in het verschiet lag, besef je: zelfdestructie zou haar altijd hebben neergehaald. Drank, drugs en een fout vriendje, niet noodzakelijk steeds in die volgorde. Wat overblijft is Frank, behalve de welluidende titel een jazzachtig album waarop een groot talent nog een beetje op zoek is naar de juiste songs en de juiste toon. En dan was er dat wonderbaarlijke Back to black uit 2006. Soul meets jazz meets blues meets meidengroepen uit de jaren 60. Met daarbovenop een laag cynische, miserabele teksten over een turbulent leven. Authentieker wordt het niet. Het bedeesde meisje was nu een jonge vrouw die tegen haar zin in het spotlicht stond. Dat leverde kleine, briljante optredens op, hoe onwennig ze ook op het podium bougeerde. (Kijk en luister bijvoorbeeld naar Amy Winehouse at the BBC.) Maar ook: afschuwelijk slechte sets, omdat ze ladderzat heen en weer draafde. Vergeet het mediafenomeen Amy Winehouse, herinner haar als een onwaarschijnlijk getalenteerde zangeres die echt wel past in het rijtje van de allergrootsten.

8. EMMYLOU HARRIS (°1947). From Birmingham, Alabama, we bring you: een country-, folk- en rockzangeres, die de genres oversteeg met haar fluwelen stemgeluid. In de jaren 70 liet ze zich nog leiden door haar platenfirma: dat leverde prima songs op, die u kunt (her)ontdekken op de uitstekende verzamelbox Portraits uit 1996. Maar ze moest ook flauwiteiten als (C’est la vie) You never can tell en Mister Sandman zingen. De stem bleef uniek, het materiaal was ongelijk. Tot ze in 1995 een sprong in het duister waagde, door te gaan samenwerken met de eigenzinnige producer Daniel Lanois. Resultaat was Wrecking ball, een cd waarop ze zichzelf heruitvond met songs van anderen (Lanois, Young, Dylan, Hendrix). Wat Broken English voor Marianne Faithfull was, was Wrecking ball voor Emmylou Harris. Een artistieke heropstanding. Ook haar latere werk getuigt van veel durf. Negen jaar geleden trad ze op in het Brugse Concertgebouw, een zaal met een fantastische akoestiek. Dat loonde. “Een engel met gebroken vleugels”, zo schreef De Morgen toen. Zo was het maar net.

7. JANIS JOPLIN (1943-1970). Als er op de bijeenkomsten van de ‘Club of 27’ — waar ze geen rekening hoeven te houden met social distancing — een schelle stem weerklinkt, is zij het. Janis uit Port Arthur, Texas. Een outcast die van alles probeerde en niets kon volhouden. Die in 1966 werd toegevoegd aan de band Big Brother and the Holding Company, en daar al snel de leiding nam, met dat rauwe, door merg en been snijdende geluid dat ze produceerde. Die niet kon zingen, maar veel meer deed dan dat. Die de blues niet zong, maar wás. Die een van de absolute sterren was op Woodstock, in 1969, het festival der festivals. Die vervolgens haar eigen Kozmic Blues Band en The Full Tilt Boogie Band oprichtte. Die haar grootste succes postuum beleefde, met de single Me and Bobby McGee, opgenomen enkele dagen voor haar dood — een overdosis heroïne, of wat dacht u? Die, hoe kan het anders in de soms overdreven clichématige wereld van de rock, gevonden werd in een eenzame hotelkamer. Die, zoveel jaren later, tot in het diepst van uw ziel weet door te dringen. Die Janis was en blijft briljant.

6. ÉDITH PIAF (1915-1963). Ik geef toe, dit is een zeer Angelsaksische lijst, die ik nu even onderbreek voor ‘la Môme’ (de kleine mus) uit Parijs. Als dochter van een acrobaat en een vrouw die in donkere kroegen zong om te kunnen overleven, zag ze haar ouders nauwelijks; ze werd opgevoed door een grootmoeder, die een bordeel uitbaatte. Op haar vijftiende ging ze op straat zingen, twee jaar later werd ze moeder van een dochter die als peuter overleed aan hersenvliesontsteking. Ongeloofwaardig mais vrai. Haar publieke doorbraak viel ongeveer samen met het begin van de Tweede Wereldoorlog, alweer een tegenslag. Natuurlijk moest ongeluk in de liefde hier nog eens bovenop komen. En dan toch… is er dat unieke oeuvre: Mon légionnaire, La vie en rose, Les trois cloches, Hymne à l’amour, Padam… Padam…, La foule, Milord, Non, je ne regrette rien, À quoi ça sert l’amour. Kleine vrouw, grote zangeres, die blijft ontroeren.

5. DUSTY SPRINGFIELD (1939-1999). Hoe kan een witte vrouw zó zwart klinken? Het leverde haar de bijnaam ‘The Queen of White Soul’ op. Vormde in de prille jaren 60 samen met haar broer Dion en een vriend het trio The Springfields, tot ze in 1963 solo ging. En hoe. I only want to be with you was meteen een top 5-hit in het Verenigd Koninkrijk. De ene hit volgde nu op de andere: Wishin’ and hopin’, I just don’t know what to do with myself, You don’t have to say you love me en, vanzelfsprekend, Son of a preacher man, dat op het album Dusty in Memphis stond. Haar reputatie was op dat moment, 1969, zo ijzersterk, dat haar familienaam niet eens op de voorkant van de hoes hoefde te staan. Springfield was hot in de hele wereld, maar het hoogtepunt was ook een soort eindpunt. Pas in 1987 kwam ze opnieuw boven water met een gastrol op de Pet Shop Boys-single What have I done to deserve this?. Niet toevallig dat het olijke homoseksuele duo de dan achtenveertigjarige zangeres had uitgenodigd: hoewel ze het nooit openlijk heeft toegegeven, was Dusty Springfield waarschijnlijk lesbisch en zeker minstens biseksueel, een nadeel in de puriteinse jaren van de muziekbusiness. Heel even leek ze dankzij de Pet Shop Boys een comeback te beleven. Borstkanker en haar vroegtijdige dood, op haar negenenvijftigste, beslisten er anders over. Weetje voor overjaarse teenyboppers: in 1964 was ze de allereerste gaste in Top of the Pops en in 1970 was ze de allereerste playbackende artieste in AVRO’s TopPop.

4. JONI MITCHELL (°1943). En zeggen dat het een lang verborgen gebleven gebeurtenis uit haar leven was, die deze Canadese singersongwriter stuwde tot hoge hoogten — en niet alleen door die verleidelijke hoge stem. In februari 1965 beviel Joni Mitchell van een dochter, maar omdat ze niet in staat was om voor het kind te zorgen, stond ze het af voor adoptie. Dat onvermogen om voor haar eigen kind te zorgen werd de inspiratiebron om songs te schrijven. En wat voor songs! Ze raakte bevriend met David Crosby en verliefd op Graham Nash, waarmee ze ging samenwonen in Laurel Canyon, een vruchtbare bodem voor allerlei creatieve lieden net buiten Los Angeles. Both sides now, uit 1966, was een vroege proeve van haar kunnen. In Big yellow taxi bezong ze als een van de eersten de milieuproblematiek. Blue (1971) is zonder meer een van de mooiste platen uit de muziekgeschiedenis, al stonden er geen hits op. Zelfs op haar eigenzinnige uitstapjes naar de jazzrock uit de tweede helft van de jaren 70 staan weinig miskleunen. Naarmate ze ouder werd, geraakte de muziek op de achtergrond en ging ze zich toeleggen op haar andere passies: fotografie, poëzie en schilderkunst. Mocht u willen weten hoe een engel klinkt, één adres: eender welke plaat van Joni Mitchell.

Morgen: 3-2-1.



Zangeressen Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, juli 30, 2020 11:56:48

Madonna? Staat er niet in. Linda Ronstadt. Niet te traceren (behalve in deze korte inleiding). Tina Turner? Nope. Carole King, Blondie, Roberta Flack, Joan As Police Woman, KT Tunstall? Neen, neen, neen, neen, en nog eens neen. Omdat een top 20 een beperking heeft: meer dan twintig is reglementair niet toegestaan. Een bubbel is een bubbel!

U zult ongetwijfeld vinden dat er nog andere namen ontbreken in deze lijst van zangeressen. Dat is uw goed recht. Ik doe niet aan ‘cancel culture’, dit is gewoon mijn persoonlijke voorkeur, die er volgende week, volgende maand of volgend jaar misschien lichtelijk anders kan uitzien. Maar vandaag, eind juli, begin augustus van het coronajaar 2020, gaat mijn voorkeur uit naar onderstaande twintig. ’t Is te zeggen: onderstaande tien, want nummer 10 tot en met 4 volgen morgen pas, en nummer 3 tot en met 1 overmorgen. Geduld is een schone deugd.

20. JOSS STONE (°1987). Vergeet haar ‘latere’ werk, al klinkt ‘later’ wel heel vreemd voor een vrouw van nog altijd maar drieëndertig. De eerste drie cd’s moet je in huis halen. Bij haar debuut, The Soul Sessions, in 2003 was ze amper zestien. Een blootvoetse, vroegrijpe, sensuele, uitdagend kijkende souldiva die klonk alsof ze gelouterd was door het leven, met tig opgeblazen relaties, veel drugs en drank, en ontelbare sloffen sigaretten achter de kiezen. Stone klonk als een Franklin op rijpere leeftijd. Onvoorstelbaar. Die stem heeft ze nog altijd, zij het ondertussen nog net iets volwassener, alleen is de muziek me nu veel te glad, net als haar ‘Is everybody happy?’-liveshows. The Soul Sessions, dat was rauwe soul, die je terugvoerde naar de jaren 60, Stax, Motown, Atlantic. Heerlijke tijden. Heerlijke zwarte soulstem van een wit meisje.

19. JUDY GARLAND (1922-1969). Triester worden mensenlevens niet, zoals dat van deze uitgeleefde actrice en zangeres, aanvankelijk in die volgorde, later omgekeerd. Kreeg als toekomstig kindsterretje een wurgcontract bij MGM. Voor haar rol als Dorothy Gale in het in alle opzichten fantastische The Wizard of Oz ontving ze een Oscar; de prijs die ze voor dat succes betaalde, was immens. De studio zette haar onder druk om te presteren, ze raakte verslaafd aan amfetaminen en barbituraten, en bleef dat de rest van haar korte, nauwelijks zevenveertig jaar omvattende leven. Haar Somewhere over the Rainbow (uit The Wizard) is heel mooi, maar het is de volwassen Garland die de luisteraars naar de strot grijpt met haar doorleefde performances. A star is born (en werd daarna helaas geleefd).

18. MARIANNE FAITHFULL (°1946). In de boulevardpers weleens omschreven als ‘het ex-lief van Mick Jagger’, alsof ze geen zelfstandige persoon was en is. Jagger & Richards schonken haar wel haar eerste hitje, As tears go by. Het grootste deel van de jaren 70 gingen op in een roes: haar drugsverslaving zorgde er zelfs een tijdje voor dat ze op straat leefde. Tot ze aan het eind van dat wazige decennium Broken English afleverde, een dijk van een plaat. Haar stem leek definitief naar de filistijnen, maar net die doorrookte, hese, diepe klanken maakten haar tot de zangeres die ze is gebleven. Uitstekende vertolkster van het oeuvre van Brecht & Weil, en op Strange weather (1987) ook van Waits, Dylan en Doc Pomus & Dr. John. Ook live zeer te pruimen. Zo zie je maar, zelfs op de Boulevard of broken dreams wordt intens gemusiceerd.

17. ALANIS MORISSETTE (°1974). Ten onrechte vastgepind op die ene, geweldige cd Jagged little pill uit 1995. In haar moederland Canada was ze een kindsterretje, dankzij haar bijdrage tot het tv-programma You can’t do that on television. Haar eerste twee cd’s deden het behoorlijk in Canada, maar that was it. Madonna reikte haar een helpende hand, gaf haar een platencontract bij Maverick, en de rest is, euh, geschiedenis. Jagged little pill (met maar liefst zes hitsingles, onder meer You oughta know, All I really want en Ironic) groeide uit tot de bestseller van de nineties, wereldwijd goed voor meer dan dertig miljoen exemplaren. Opvolger Supposed former infatuation junkie was zo mogelijk nóg persoonlijker, maar de verkoop viel terug op een kwart van de voorganger (zeven miljoen is niet min, I know!). Ze sloot de jaren 90 af met een Unplugged-plaat uit de MTV-reeks. Haar latere werk is minder consistent, maar nooit belabberd, en So-called chaos, uit 2004, werd opnieuw een nummer 1-cd.

16. ELLA FITZGERALD (1917-1996). Grande dame van de jazz. Haar bijnaam, ‘The First Lady of Song’, is niet toevallig gekozen. Ze had een bereik van vier octaven, die er samen met een zeer duidelijke uitspraak voor zorgden dat ze niet alleen goed klonk, maar ook perfect verstaanbaar was. Fitzgerald was in armoedige omstandigheden opgegroeid. Ze werd gelukkig ontdekt tijdens een talentenjacht in het beroemde Apollo Theater in Harlem, New York. Heel even had ze een eigen bigband, maar omdat ze zich daarvoor nog te jong voelde, begon ze vanaf de jaren 40 te toeren met Dizzy Gillespie en Duke Ellington. Toch duurde het nog tot halfweg de jaren 50 voor ze commercieel werd opgepikt. Ze was dan al bijna veertig. Diabetes resulteerde nauwelijks anderhalf decennium later in blindheid: de stem bleef wat ze was, maar haar bewegingsvrijheid was weg. Om het met France Gall te zeggen: Ella, elle l’a(vait)!

15. PJ HARVEY (°1969). Polly Jean uit Bridport in Dorset, UK. Haar ouders leerden haar blues, jazz en complexe rockmuziek appreciëren. Als instrument koos ze de saxofoon. Ze studeerde beeldhouwkunst in Londen. Voeg al die invloeden samen en je krijgt een rijke mengelmoes, die Harvey vanaf 1992 op de wereld losliet. Rid of me was een eerste klets om de oren van ingedommelde muziekfans. Door topless te poseren op de cover van NME schudde ze ook het imago van feministe van zich af: ze wilde niet als een boegbeeld van de beweging gezien worden. Opvolger To bring you my love uit 1995 introduceerde haar bij meer dan een miljoen platenkopers. Down by the water werd een soort hymne voor alternatieve muziekliefhebbers. Het in hetzelfde jaar verschenen Jagged little pill was dan wel een veel eclatanter verkoopsucces, To bring you my love stond wel hoger in de eindejaarslijstjes van recensenten. Is this desire?, de opvolger, was experimenteler, ze noemde het zelf haar lievelingsalbum. En ook Stories from the city, stories from the sea (2001) charmeerde. Ze werd door het Ierse magazine Hot Press ooit omschreven als de vrouw die de meest erotische en sterke liefdesliedjes heeft geschreven. Wie ben ik om dat tegen te spreken?

14. LISA GERRARD (°1961). Een diepe contra-alt en teksten in een zelfbedachte taal, ziedaar de grootste troeven van deze Australische zangeres en componiste. Samen met haar toenmalige vriend Brendan Perry creëerde ze het unieke geluid van Dead Can Dance, een band die in geen enkele vakje kan geklasseerd worden, tenzij dan bij de K van Kwaliteit. Dat resulteerde in eerst acht en vele jaren na de liefdes- en professionele breuk nog eens drie platen. De ijle stem van Gerrard werd opgepikt door filmstudio’s. Ze schreef, samen met Pieter Bourke, de soundtrack van Michael Manns The insider, won een Oscar voor haar filmmuziek van Gladiator, en kreeg ook positieve kritieken voor de muziek van de biopic Ali. Als ik Lisa Gerrard hoor, zie ik weidse vlakten voor mij, een horizon die veraf ligt, een lucht die hemelsblauw is. Ik proef ruimte.

13. CHRISSIE HYNDE (°1951). ‘Ne zanger is ne groep’, wist Wannes Van de Velde al, maar omgekeerd kan ook: een groep is een zangeres. Dat geldt zeker voor deze Amerikaanse die doorbrak met een Britse band: The Pretenders. Bekijk de foto’s van de groepsleden jaar na jaar in de eerste helft van de jaren 80 en je ziet telkens nieuwe gezichten opdoemen. De drugs eisten hun tol (en mensenlevens). Hynde overleefde ze allemaal. De eerste drie platen van The Pretenders móeten in uw platenkast staan: niet alleen zijn het coherente, op dat moment — net na het punkgeweld, in volle platte pop- en disco-periode, in de duistere jaren 80 van Reagan en Thatcher — uit de band springende lp’s, er staat ook nauwelijks een zwakke track op en de dame en heren schudden bovendien perfecte singles uit hun mouwen. Mijn persoonlijke favoriet is de derde, Learning to crawl, die meer weg heeft van een ‘Best of’ dan van een gewone plaat. Alle tien tracks zijn geweldig. Daarna ging het helaas bergaf en werd het lichtjes alternatieve pad verlaten voor eerder voorspelbare, mainstream pop. Al bleef de stem van Chrissie Hynde wel intact.

12. DIANA ROSS (°1944). Ah, Motown, die heerlijke zwarte muziek die van de band rolde in ‘Motor Town’ Detroit. Soul. Met als een van de boegbeeldgroepen The Supremes, later herdoopt tot Diana Ross & the Supremes, vanwege de dominante rol van deze in Detroit geboren zangeres. Where did our love go, Baby love, Stop! In the name of love, You can’t hurry love, Love child, en dan vergeet ik nog een paar handvollen klassiekers. Waarna Ross solo ging, eerst als actrice (ze speelde Billie Holiday in Lady sings the blues, en Dorothy Gale in The Wiz, een remake van The Wizard of Oz, met alleen maar zwarte acteurs), daarna met een apart discogeluid, waarin die unieke stem nog altijd kon uitblinken. Luister gerust naar Upside down, My old piano en I’m coming out en probeer stil te blijven zitten. Helaas, driewerf helaas: van dan af liet ze zich overhalen om zeemzoete ballads, liefst in duetvorm, de wijde wereld in te zingen. Detroit lag steeds verder weg.

11. PATTI SMITH (°1946). De hogepriesteres van de punkrock, ‘The Godmother of Punk’, al is het een beetje oneerbiedig om haar in een hokje te stoppen. Smith wist haar twee liefdes, songs en gedichten schrijven, perfect samen te brengen. Nochtans was ze voor iets anders in de wieg gelegd: haar ouders waren, godbetert, getuigen van Jehova. Pas toen ze aan de hand van fotograaf Robert Mapplethorpe — toen nog seksueel in vrouwen geïnteresseerd — de grote stad ontdekte, New York uiteraard, bloeide ze helemaal open. Ze was al zevenentwintig toen ze, eindelijk, haar eigen band vormde, de Patti Smith Group. Rijkelijk laat, een leeftijd waarop sommige iconen het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. De vroege lp’s van Smith waren mokerslagen voor de jeugd die het doorgaans moest stellen met irritante, makkelijke pop. Het drieluik Horses, Easter en Wave (met tussendoor ook nog Radio Ethiopia) blies je omver. Daarna wijdde ze zich aan het huwelijksleven, om pas in 1988, na negen jaar radiostilte, weer uit te pakken met een dijk van een plaat, Dream of life, waarop de single People have the power stond. De voorbije jaren stond ze geregeld op een Belgisch podium. Wie erbij was, weet: Patti Smith staat er nog altijd.

Morgen: 10 t/m 4.



Art for Art’s Sake (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen Posted on za, juli 25, 2020 11:41:01

Had u werkelijk gehoopt dat Bob Ross de top 3 zou halen? Ik zal maar bekennen: ik word poepnerveus van ’s mans ‘rustgevende’ tv-verschijningen, het tegenovergestelde van wat de bedoeling zou moeten zijn. Een kladschilder met een krullenbol, dat is hij. Neen, dan liever…

20. Marc Lambrechts

19. Frida Kahlo

18. Pieter Bruegel de Oude

17. Edvard Munch

16. Henri Matisse

15. Gustav Klimt

14. Alberto Giacometti

13. Richard Serra

12. Salvador Dalí

11. Pablo Picasso

10. Joan Miró

9. Piet Mondriaan

8. Wassily Kandinsky

7. Jackson Pollock

6. Edward Hopper

5. Vincent van Gogh

4. Paul Cézanne

3. CLAUDE MONET (1840-1926). De Franse meester uit Giverny, de onooglijke plek in Normandië waar hij een groot deel van zijn leven verbleef en zich liet inspireren door de prachtige natuur op zijn grote domein. Is vooral bekend van zijn impressionistische landschappen. Hij probeerde ‘het moment’ te vangen in zijn werk, wat verklaart waarom hij van sommige onderwerpen (zoals de kathedraal van Rouen) meerdere versies maakte op verschillende momenten van de dag, met andere dominante kleuren. Aanvankelijk werd hij neergesabeld door de kunstcritici; zoals u weet zijn dat wel vaker conservatieve knulletjes. Wat Monet en zijn tijd- en bijna naamgenoot Manet deden, week dan ook grondig af van de klassieke kunst die we tot dan toe kenden. (Als ik voor een Monet sta, ga ik op in het landschap en ben ik even verdwenen uit de realiteit.)

2. RENÉ MAGRITTE (1898-1967). Boegbeeld van het surrealisme in een surrealistisch land, België. Magritte tekent personages en objecten zodanig realistisch dat het wel foto’s lijken, een indruk die snel verdwijnt als je hun tegennatuurlijke omgeving aanschouwt: denk aan een regen van paraplu’s. De paraplu’s ogen levensecht, de situatie is dat niet. Ceci n’est pas une pipe. Magritte vond het zijn taak om de realiteit in een ander kader te plaatsen. In heel wat van zijn werken draait alles rond de metamorfose. (Als ik voor een Magritte sta, ben ik in de eerste plaats trots een landgenoot van hem te zijn en word ik in de tweede plaats compleet overdonderd door het absurde en tegelijk toch geloofwaardige van wat afgebeeld wordt. Faut le faire!)

1. MARK ROTHKO (1903-1970). In Rusland geboren bij het begin van de 20ste eeuw, in Amerika getogen en gestorven. Bij het begin van zijn carrière waren expressionisme en surrealisme niet ver weg, maar na de Tweede Wereldoorlog maakte hij een ommezwaai en werd hij een vooraanstaand vertegenwoordiger van de abstracte kunst. Op een egale ondergrond tekent hij twee of drie rechthoeken in verschillende kleuren. Sommige werken zijn zelfs monochroom. Dat maakte het voor mij aanvankelijk moeilijk om van Rothko te houden. Ik had toen nog een zeer sterk, en zwaar onterecht, “Is dat kunst? Dat kan ik ook!”-gevoel. Het deed me niets. Tot ik een retrospectieve van zijn werk zag en mij gewillig liet onderdompelen. De kracht die uitstraalt van elk individueel werk is, wat mij betreft, ongezien. Je kunt niet naar zijn schilderijen kijken zonder emotioneel getoucheerd te worden. De Rothko Chapel in Houston, Texas, staat nog op het reisverlanglijstje. Gelukkig is Tate Modern in Londen, waar zijn Seagram Murals hangen, negen doeken in totaal, bereikbaarder. Rothko is iemand die je met mate moet genieten, anders wordt de emotie te sterk. (Als ik voor een Rothko sta, botsen de emoties in mijn hoofd en laat ik me bedwelmen. Dat is waartoe Grote Kunst in staat is. En Mark Rothko is een uitzonderlijk grote kunstenaar.)



Art for Art’s Sake (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen Posted on vr, juli 24, 2020 11:57:22

Halfweg de lijst weet u al wie er zeker in staat en doet u mogelijk een prognose welke tien namen er nog volgen. Om u tijdverlies te besparen, som ik even op wie er niet bij is, wat niet wil zeggen dat ik niet van deze kunstenaars houd, maar dat de limiet van twintig genadeloos is. Het spijt me, Leonardo da Vinci, gij universele mens. Zeer jammer, Rembrandt van Rijn, de nacht zal moeten wachten. Het ligt niet aan dat verdwenen paneel, Jan Van Eyck. Ontbijt rustig verder, Edouard Manet, mais non… Laat dat urinoir maar hangen, monsieur Duchamp. Zijn die mosselen nog eetbaar, meneer Broodthaers? En zo kan ik nog wel even doorgaan: Raphael, Jean-Michel Basquiat, Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Caravaggio, Titiaan, Francisco de Goya, Paul Klee, Georges Braque, Francis Bacon, Willem de Kooning, Egon Schiele, Georgia O’Keefe, Fernand Léger, Kazimir Malevitsj, Giotto, Pieter Paul Rubens, Turner & Constable, Bosch Michelangelo, Bernini, Rodin, Brancusi, Henry Moore, Sol Lewitt, Louise Bourgeois, Marlène Dumas, Marc Chagall, Jan Vermeer, Edgar Degas, Georges Seurat, Pierre-Auguste Renoir, Max Ernst, Tintoretto, Jasper Johns, Botticelli, Gerhard Richter, James Ensor, Escher, Henri de Toulouse-Lautrec, David Hockney…

Enfin, wie er wel in staat…

20. Marc Lambrechts

19. Frida Kahlo

18. Pieter Bruegel de Oude

17. Edvard Munch

16. Henri Matisse

15. Gustav Klimt

14. Alberto Giacometti

13. Richard Serra

12. Salvador Dalí

11. Pablo Picasso

10. JOAN MIRÓ (1893-1983). Alweer een Catalaan — goede kunstbodem daar! —, die zijn museum kreeg bovenop de berg Montjuïc, in Barcelona. Schilder, beeldhouwer, graficus, keramist, die eveneens tot de surrealisten mag gerekend worden. Wordt vaak in één adem genoemd met de nummers 12 en 11 in de lijst. Citaat: “Een schilderij kan gestolen of verbrand worden, maar de geestdrift waarmee de kunstenaar anderen stimuleert nieuwe kunstwerken te maken — dat wat een kunstenaar werkelijk kenmerkt — kan niemand een kunstenaar afnemen.” (Als ik voor een Miró sta, voel ik een intense joie-de-vivre door mijn botten stralen.)

9. PIET MONDRIAAN (1872-1944). Nederlander, pionier van abstracte en non-figuratieve kunst. Zijn geometrische werk, met zwarte horizontale en vertikale lijnen in combinatie met primaire kleuren, kan je zo voor je ogen halen. Belangrijkste medewerker van het invloedrijke tijdschrift De Stijl. Het werk van Mondriaan, die zich in het buitenland ‘Mondrian’ liet noemen, is zó herkenbaar dat je het wel kunt dromen. (Als ik voor een Mondriaan sta, doemt het woord ‘boogie woogie’ op, er zijn minder vrolijke dingen in het leven.)

8. WASSILY KANDINSKY (1866-1944). Het werk van de Russisch-Franse schilder associeer ik altijd met New York. In 1997 was ik voor het eerst in die wonderbaarlijke stad, waar in het Solomon R. Guggenheim-museum een belangrijke retrospectieve liep van het werk van Kandinsky. Vandaar. Qua stijl leunde Kandinsky aanvankelijk stevig aan tegen het expressionisme, later werd dat symbolisme. Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw was hij een boegbeeld van de abstracte kunst. (Als ik voor een Kandinsky sta, bekruipt me een gevoel van creativiteit, dat zich helaas al snel omzet in creatieve jaloezie.)

7. JACKSON POLLOCK (1912-1956). Getormenteerde Amerikaanse schilder die in zijn veel te korte leven — hij pleegde zelfmoord op z’n vierenveertigste — een verpletterende indruk naliet als abstracte expressionist. Bijnaam: ‘Jack the Dripper’, vanwege zijn specifieke stijl, waarbij hij de verf liet druipen op het doek. ‘Action painting’, werd de stijl ook genoemd. “Op de vloer voel ik mij meer op mijn gemak”, zei hij daarover. “Ik voel mij dichterbij, meer onderdeel van het schilderij, omdat ik er op deze manier omheen kan lopen, kan werken vanaf de vier zijdes en letterlijk in het schilderij kan zijn.” Ook bij deze kunstenaar heeft het een hele tijd geduurd voor ik zijn werk leerde appreciëren. (Als ik voor een Pollock sta, omarm ik het toeval, de levensdruppel die je laat vallen waar hij beslist te vallen.)

6. EDWARD HOPPER (1882-1967). Alweer een Amerikaan. Niemand vatte beter de gemoedsgesteldheid van mensen samen dan deze geboren New Yorker. Het individu staat centraal, de omgeving is meestal desolaat, met als meest typische vertegenwoordiger het beroemde Nighthhawks uit 1942: een New Yorks café in de nacht, eenzame mensen die niet communiceren met elkaar. Zelfs de vuurtorens die hij afbeeldde, ogen eenzaam. Maar tegelijkertijd zijn er die kleuren, die toch warmte en menselijkheid uitstralen. Tot 20 september loopt er een aanbevolen expositie van zijn werk in de Fondation Beyeler in Riehen, nabij Basel (Zwitserland). (Als ik voor een Hopper sta, voel ik me even eenzaam als het hoofdpersonage, maar het is een mooie, rustgevende en zeer tijdelijke eenzaamheid.)

5. VINCENT VAN GOGH (1853-1890). Nederlandse postimpressionist, die in zijn veel te korte, veel te onrustige leven tijdloze werken achterliet. Liet zich beïnvloeden door expressionisten, fauvisten en abstrace kunstenaars, al is het eindresultaat uniek: een Van Gogh haal je er zo uit. Ga naar het Van Goghmuseum in Amsterdam, het is één treinrit van bij ons verwijderd. Of ga naar Arles op zoek naar de laatste inspiratiebronnen van de schilder. Onder de priemende zon van het Franse zuiden schilderde hij zijn bekendste werken, maar het is ook daar dat hij door “de stem van de verschrikkelijke luciditeit” werd gekweld. (Als ik voor een Van Gogh sta, moet ik inwendig huilen, omdat ik het droevige lot van de kunstenaar niet kan loskoppelen van zijn adembenemende werk.)

4. PAUL CÉZANNE (1839-1906). Deze Fransman was als postimpressionist een collega van Van Gogh, waarbij hij de brug vormde tussen het impressionisme en het kubisme. Je voelt de zuiderse lucht als je je door de kleurenpracht laat overrompelen. Het groen van zijn landschappen is mooier dan dat van de authentieke omgeving. Dat bijzondere kleurgebruik vind je ook terug in zijn latere werk, zoals De kaartspelers of Baadsters. (Als ik voor een Cézanne sta, krijg ik een warme tinteling doorheen mijn hele lijf. Dat is, kan ik u zeggen, een buitengewoon prettig gevoel.)

Morgen: 3-2-1.



Art for Art’s Sake (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen Posted on do, juli 23, 2020 12:06:33

Kunst. Laten we ’t daar eens over hebben. Ook daar heb ik een lijstje van gemaakt, volgend jaar bezondig ik me misschien wel aan een persoonlijke ‘hitparade’ van musea, wat eigenlijk veel nuttiger is: u wilt die kunst natuurlijk ook zien in een liefhebbende context. Maar goed, dankzij het internet is topkunst veel toegankelijker geworden. En voor de liefhebbers zijn er nog de ontelbare uitmuntende kunstboeken.

Uiteraard is dit een bijzonder subjectieve lijst: u zult merken dat ik vooral van modernere kunst houd, grosso modo tussen 1850 en 1970, met een paar uitschieters in beide historische richtingen. Traditioneel dalen we af naar de top — klinkt vreemd, ik weet het: vandaag van 20 tot en met 11, morgen van 10 tot en met 4, zaterdag de hoogste drie.

20. MARC LAMBRECHTS (°1955). Ik begin met de enige kunstenaar die ik persoonlijk heb leren kennen tijdens een reportage in New York, waar hij in 1995 vanuit Heist-op-den-Berg naartoe is getrokken. Grafisch kunstenaar en schilder. Sommige werken doen denken aan Mondriaan, maar hij heeft zich vooral een eigen universum gecreëerd. Werkt vaak op overbodige materialen, zoals oude deuren. Hele fijne, warme man die we een (verre) vriend mogen noemen en van wie er twee werken in huis hangen. Ooit zijn die miljoenen waard… (Als ik voor een Lambrechts sta, zwijg ik heel eerbiedig; ik zou dat ook willen kunnen, maar helaas kan ik enkel een beetje met woorden spelen.)

19. FRIDA KAHLO (1907-1954). Mexicaanse schilderes, levenspartner van muurschilder (en communistisch leider) Diego Rivera. Kahlo is vooral bekend van haar intrigerende zelfportretten, waarvan ze er maar liefst 55 maakte. Haar leven werd gestuurd door twee zware tegenslagen: op haar zesde werd ze getroffen door kinderverlamming in haar rechterbeen, wat haar opzadelde met complexen. En op haar achttiende werd de bus waarin ze zat aangereden door een tram. Tijdens het herstel van de vele breuken begon ze te schilderen. André Breton, de stichter van de surrealistische beweging, klasseerde haar bij de surrealisten, een etiket waartegen ze zich altijd verzet heeft. Ze stond lang in de schaduw van haar echtgenoot: seksisme is ook de kunstwereld niet vreemd. (Als ik voor een Kahlo sta, ben ik onder de indruk van de tegelijk krachtige en onzekere vrouw die mij aanstaart.)

18. PIETER BRUEGEL DE OUDE (ergens tussen 1525 en 1530-1569). De oudste in de lijst. Bijgenaamd ‘Boeren-Bruegel’ vanwege de vele massataferelen in feestende dorpen, waarvoor je uren nodig hebt om ze volledig te kunnen doorgronden. Schilderde veel allegorieën, maar baseerde zich ook vaak op de klassieke oudheid en Bijbelse taferelen. Hoef ik meer te zeggen? U kent ‘m vast wel. (Als ik voor een Bruegel sta, wordt het leven buiten het schilderij ook heel even een feest.)

17. EDVARD MUNCH (1863-1944). Zoveel meer dan De schreeuw, zijn beroemdste werk. “Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik zag!”, zei de Noorse kunstschilder ooit. De innerlijke belevenis is belangrijker dan de oppervlakkige schijn. Menselijke emoties, angsten en onzekerheden staan centraal, waarbij zijn eigen zware zenuwinzinking toen hij in de veertig was wellicht tot inspiratie gediend heeft. Munch wordt beschouwd als boegbeeld van het expressionisme. Liet zijn hele oeuvre (meer dan 1000 schilderijen, meer dan 15.000 grafische werken en op de kop 4443 aquarellen) over aan de stad Oslo, dat ze onderbracht in het Munchmuseum. (Als ik voor een Munch sta, voel ik vertwijfeling en spelen mijn eigen onzekerheden eventjes op.)

16. HENRI MATISSE (1869-1954). Franse kunstschilder en beeldhouwer, die tot het fauvisme wordt gerekend. Tijdens zijn schildersloopbaan is hij verschillende keren van stijl veranderd: eerst viel hij op door de poëtische sfeer in zijn werk, daarna schakelde hij over op pointillisme, om vanaf 1905 fel contrasterende kleuren te gaan gebruiken. Vervolgens werd zijn werk oriëntaals, wat te maken had met de inspirerende reizen die hij had gemaakt. Op het eind van zijn leven maakte hij voornamelijk papiers gouaches et découpés, geverfd papier, wat hem de gelegenheid bood om actief te blijven in zijn rolstoel. (Als ik voor een Matisse sta, heb ik zin om te dansen — en ik ben geen danser.)

15. GUSTAV KLIMT (1862-1918). Ha, de romantiek van De kus. De Oostenrijkse symbolistische schilder maakte deel uit van de Wiener Secession, een groep Weense kunstenaars die actief waren in de bloeiende periode van de belle époque en de jugendstil net voor de Eerste Wereldoorlog. Wordt ook wel een ornamentalist genoemd, vanwege het bladgoud dat in vele werken opduikt en dat het centrale tafereel omkadert, als een kader binnen de kader. Zijn vrouwenportretten zijn vaak uitgesproken erotisch. “Ik ben ervan overtuigd dat ik geen bijzonder interessant persoon ben”, zei hij over zichzelf. “Ik heb niets speciaals. Ik ben gewoon een schilder die dag in dag uit en van vroeg tot laat werkt.” Waarvoor dank, herr Klimt. (Als ik voor een Klimt sta, heb ik zin om mijn geliefde te omhelzen.)

14. ALBERTO GIACOMETTI (1901-1966). Zwitserse beeldhouwer en schilder, die vooral in die eerste hoedanigheid uitblinkt. Aanvankelijk kopieerde hij Matisse. Pas tijdens de jaren 30, na ontmoetingen met surrealisten als Aragon, Breton en Dalí, ontwikkelde hij een eigen stijl. Hij is gekend voor zijn buitenproportionele, magere beeldhouwwerken: lange, anorectische lijven, lange nekken, smalle hoofden. (Als ik voor een Giacometti sta, voel ik me plots iets te dik — maar dat gevoel verdwijnt gelukkig snel.)

13. RICHARD SERRA (°1938). Amerikaanse beeldhouwer en videokunstenaar. Serra maakt monumentale sculpturen uit plaat- en cortenstaal. Je moet hem leren appreciëren. De eerste keer dat ik een werk van hem zag, in het Guggenheim van Bilbao, dacht ik nog: is dit kunst? Een paar gigantische stalen platen waar je kunt tussen wandelen, so what? Nu weet ik: dit is in alle opzichten monumentaal. (Als ik voor een Serra sta, voel ik me nietig en bescheiden.)

12. SALVADOR DALÍ (1904-1989). De Catalaan die zijn eigen mythe nog versterkte door zijn exuberant gedrag. U moet maar eens in de Dalí-driehoek Figueres-Cadaqués-Port Lligat reizen en je laten opzuigen in het universum van de surrealist. Politiek leunde Dalí verdacht dicht aan tegen het franquisme, terwijl hij na de dood van Franco een aanhanger van de monarchie werd. Beweerde dat de inspiratie via zijn snorharen uit de kosmos tot hem doordrong. Ook belangrijk: zijn muze Elena Djakonova, zeg maar: Gala. (Als ik voor een Dalí sta, moet ik altijd hard inwendig lachen. Deze man was in alle opzichten té gek.)

11. PABLO PICASSO (1881-1973). Waarom zo laag genoteerd, zult u misschien denken? Picasso wordt tot de invloedrijkste en meest geliefde kunstenaars ter wereld gerekend. Schilder, tekenaar, beeldhouwer, graficus, keramist, vrouwenzot. Doorliep zeer uiteenlopende periodes. Het begon nog figuratief in zijn ‘Blauwe periode’ en ‘Roze periode’. Daarna volgde een kubistisch momentum. Maar bovenal wordt Picasso gefêteerd als misschien wel de belangrijkste surrealist ooit (al spreek ik dat later in de lijst wel tegen voor mezelf). Zijn vrouwenfiguren zijn op het randje van lelijk, ik kan me voorstellen dat ze niet altijd even opgezet waren met hoe ze er in zijn ogen uitzagen. (Als ik voor een Picasso sta, denk ik soms: dat kan ik ook; dat moment van grootheidswaanzin is gelukkig snel voorbij, en wat hij deed was wel degelijk uniek.)

Morgen: 10 tot en met 4.



Cinema Top 20 (3 t/m 1)

Film, Memories & mijmeringen Posted on za, juli 18, 2020 12:53:57

Net nu u, als échte cinefiel, dacht: goed zo, die Van Laeken is helemaal thuis in de wereldcinema, krijgt u een top 3 voorgeschoteld die volledig Amerikaans is. Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat we in onze westerse cultuur gedomineerd worden door Angelsaksische producties. De wereldcinema zag je in de jaren 70 en 80 in gespecialiseerde filmhuizen, die in de loop van de jaren een voor een verdwenen, op enkele schaarse uitzonderingen na. Maar tussen alle rommel die de Grote Plas oversteekt, zitten natuurlijk ook onvervalste meesterwerken. Zoals de eerste drie in mijn persoonlijk filmhuisje.

20. All the President’s men — Alan J. Pakula

19. 37°2 le matin — Jean-Jacques Beineix

18. North by Northwest — Alfred Hitchcock

17. Dr. Strangelove or: how I learned to stop worrying and love the bomb — Stanley Kubrick

16. The Godfather — Francis Ford Coppola

15. Pulp fiction — Quentin Tarantino

14. Singin’ in the rain — Stanley Donen

13. Blue velvet — David Lynch

12. Some like it hot — Billy Wilder

11. Koyaanisqatsi — Godfrey Reggio

10. Modern times — Charles Chaplin

9. La strada — Federico Fellini

8. Apocalypse now — Francis Ford Coppola

7. Ko-ge — Keisuke Kinoshita

6. Les enfants du paradis — Marcel Carné

5. Akahige — Akira Kurosawa

4. Ladri di biciclette — Vittoria de Sica

3. 2001: A SPACE ODYSSEY (USA, Stanley Kubrick, 1968). Naar het boek van Arthur C. Clarke, maar zodanig overweldigend verfilmd dat je vergeet dat dit op een boek gebaseerd is. Clarke en Kubrick werkten trouwens samen aan het scenario terwijl het boek er nog niet lag. De film was visueel verbluffend, het samenspel van soms bombastische muziek en beklijvende beelden werkt uitstekend. Van het ontstaan van de mensheid (Also sprach Zarathustra!)naar een ruimtemissie in Jupiter (zich afspelend in 1999), het zit er allemaal in. De astronauten worden aan boord van het ruimteschip Discovery One gedomineerd door de boordcomputer, HAL 9000, die intelligenter is dan de slimste mens, maar ook: onbetrouwbaarder, valser, berekenender. Het wonderbaarlijke is dat boek en film van 1968 dateren, een jaar vóór de eerste maanlanding, ver verwijderd van nog ambitieuzere ruimtereizen. Én dat er wordt gewaarschuwd voor artificiële intelligentie, met een computer die het overneemt van de mens. Stanley Kubrick was zijn tijd alweer vér vooruit. (En voor wie zich afvraagt waarvoor het acroniem ‘HAL’ staat: vervang de letters gewoon door de volgende in het alfabet en je komt uit bij een informaticagigant.)

2. THE GOLD RUSH (USA, Charles Chaplin, 1925). Een lach en een traan in een stille film die zich afspeelt tijdens de goudkoorts in het stadje Klondike aan het eind van de negentiende eeuw. Centraal staat ’the tramp’, het figuurtje dat Chaplin had gecreëerd en gepopulariseerd in het tijdperk van de stille film: hij trekt naar Klondike om er goud te vinden en ontzettend rijk te worden, zoals alle goudzoekers dat hoopten te doen. De scènes in de kleine hut, waar de tramp tijdens een sneeuwstorm verzeild geraakt samen met een zware crimineel en een vriendelijke man, behoren tot de canon van de filmgeschiedenis. Als Chaplin uit honger zijn eigen schoen probeert op te eten, moet je onbedaarlijk lachen en tegelijk ook huilen, vanwege de diepgaande tragiek van de scène. (Hij at ook echt van die schoen tijdens de opnamen, want hij moest na afloop naar een ziekenhuis worden overgebracht…) De condition humaine wordt hier op onnavolgbare wijze uitgebeeld door een meesterlijke mensenkenner (die helaas zelf niet eens een fijne mens bleek te zijn). De film duurt 96 minuten — wat uitzonderlijk lang was voor een stille film —, waarvoor hij putte uit meer dan… 2500 minuten opgenomen beeldmateriaal.

1. CITIZEN KANE (USA, Orson Welles, 1941). In heel wat Aller Tijden-lijstjes, onder meer aan het eind van de vorige eeuw, prijkt Citizen Kane op één, het kan dus een beetje aanmatigend lijken dat hij ook mijn lievelingsfilm is (“Zie hem eens deugpronken met een film die door échte kenners wordt aangeprezen!”). Alleen… deze film is werkelijk zo onwaarschijnlijk goed, en dan te bedenken dat het de eerste film was van Orson Welles, die hij draaide op zijn vijfentwintigste. Het is net zo goed de film van co-scenarioschrijver Herman J. Mankiewicz en monteur Robert Wise (de latere regisseur van West Side Story, die deze lijst net niet haalde). Het zal wellicht niet verwonderen (zie ook nummer 20) dat hij zich afspeelt in de mediawereld, vandaar dat hij mij extra fascineert. Citizen Kane vertelt het levensverhaal van Charles Foster Kane, een rijke krantenmagnaat die de verkoop laat stimuleren door ronkende, sensationele koppen op de voorpagina te laten zetten. Een bruut die niets en niemand ontziet, machtswellusteling, zwaar geïnspireerd door het echte leven van mediamogol William Randolph Hearst (de Rupert Murdoch van eind negentiende, begin twintigste eeuw, zeg maar). Zwart-wit, dat spreekt bijna voor zich, sublieme fotografie, knap geacteerd (Welles speelt ook nog eens de hoofdrol), en bovenal: een wervelende, voor die tijd — met vooral rechtlijnige verhaaltjes — revolutionaire montage. In tegenstelling tot All the President’s men is dit een film die toont hoe het níet moet in de mediawereld. Rosebud!



Cinema Top 20 (10 t/m 4)

Film, Memories & mijmeringen Posted on vr, juli 17, 2020 11:58:18

Té Amerikaans vindt u, tot nog toe? Dan zult u bij het tweede deel van mijn top 20 veel beter aan uw trekken komen, als liefhebber van de wereldcinema.

20. All the president’s men — Alan J. Pakula

19. 37°2 le matin — Jean-Jacques Beineix

18. North by Northwest — Alfred Hitchcock

17. Dr. Strangelove or: how I learned to stop worrying and love the bomb — Stanley Kubrick

16. The Godfather — Francis Ford Coppola

15. Pulp fiction — Quentin Tarantino

14. Singin’ in the rain — Stanley Donen

13. Blue velvet — David Lynch

12. Some like it hot — Billy Wilder

11. Koyaanisqatsi — Godfrey Reggio

10. MODERN TIMES (USA, Charles Chaplin, 1936). Sluit perfect aan bij Koyaanisqatsi, ook al is ie nog zesenveertig jaar ouder. Behoorlijk riskant en gedurfd dat Chaplin een stille film maakte op een moment dat de geluidsfilm de normaliteit was geworden. Net dat gebrek aan dialogen maakt Modern Times des te intrigerender. De zwerver Charlie wordt meegevoerd door een groep arbeiders die de fabriek binnenstroomt, waar hij aan de lopende band terechtkomt. Tot zijn stoppen doorslaan (die scène waarin Chaplin door de machines wordt meegevoerd!) en hij de fabriek uitrent. Een onweerstaanbare komedie die tegelijk een bittere (maatschappij)kritiek is op de industrialisatie (wat zich in Amerika vertaalde in het ‘fordisme’, medewerkers die geanonimiseerd werden en afstotend werk moesten verrichten voor veel te lage lonen om de begoede burger te bedienen). De humanist Charles Chaplin ten voeten uit.

9. LA STRADA (Italië, Federico Fellini, 1954). Over humanisme gesproken. Het verhaal van Gelsomina (Giuliette Masina), een meisje van eenvoudige komaf dat door haar moeder wordt verkocht aan een niets en niemand ontziende krachtpatser (Anthony Quinn). Ze wordt verliefd op een vrolijke koorddanser, wat haar meester tot een dodelijk duel verleidt. Won — met drie jaar tijdsverschil! — het Festival van Venetië (1954) en de Oscar voor Beste Buitenlandse Film (1957). Houd een zakdoek bij de hand.

8. APOCALYPSE NOW (USA, Francis Ford Coppola, 1979). The horror… The horror… De ultieme antioorlogsfilm, gebaseerd op het dunne boek Heart of Darkness van Joseph Conrad, dat zich in Centraal-Afrika, onder meer Congo, afspeelt, maar door Coppola verplaatst wordt naar Vietnam en Cambodja. De opnamen namen drie jaar in beslag, waarin de productieploeg zowat met elke tegenslag die je je kunt inbeelden, te maken kreeg, tot en met een hartaanval voor hoofdrolspeler Martin Sheen. De plot: kapitein Willard (Sheen) krijgt de opdracht om de gedeserteerde kolonel Kurtz (Marlon Brando) te vermoorden, nadat die een eigen legertje heeft opgericht en een privéoorlog is beginnen uit te vechten. De waanzin van oorlog wordt hier op briljante wijze getoond. I love the smell of napalm in the morning!

7. KO-GE (Japan, Keisuke Kinoshita, 1965, Nederlandse titel: De geur van wierook). De onvindbare film. Ik heb hem tijdens een Japanse retrospectieve twee keer in minder dan een week tijd gezien in het Antwerpse Filmhuis, waarna hij op een vertoning op de VPRO-televisie na uit onze contreien verdween. Een arm echtpaar verkoopt dochter Tomoko als geisha. Terwijl je haar levensverhaal krijgt, zie je ook de Japanse geschiedenis van de eerste helft van de twintigste eeuw passeren. VPRO omschreef het als ’te lang, saai en huilerig melodrama’. Ik vond het destijds een vier uur durend meesterwerk. Misschien moet ik hem mij zo blijven herinneren. En iemand die de film recent heeft gezien, moet er maar eens een Wikipedia-pagina over schrijven.

6. LES ENFANTS DU PARADIS (Frankrijk, Marcel Carné, 1945). Nog zo’n lange film (190 minuten) waarin het melodrama nooit ver uit de buurt is, voortdurend balancerend op het slappe koord tussen kitsch en kunst. Speelt zich af in 1844 in Parijs, waarbij een mimespeler verliefd wordt op een mysterieuze vrouw, die ook nog eens het hof wordt gemaakt door een revolutionaire schrijver. Naar een scenario van Jacques Prévert.

5. AKAHIGE (Japan, Akira Kurosawa, 1965, Nederlandse titel: Roodbaard). In het 19de-eeuwse Japan wordt een ambitieuze jonge dokter op een afdeling gezet waar hij arme patiënten moet verzorgen. Een realitycheck van jewelste, want zijn wereldbeeld had hem niet voorbereid op de schrijnende situaties die hij voorgeschoteld krijgt. Kurosawa was in cinefiele kringen al bekend van zijn meesterlijke epossen Rashomon, Ikiru en De zeven samoerai, en ook Akahige kreeg gunstige kritieken, maar de voorzichtige commerciële doorbraak kwam er pas in de jaren 70 en 80 met Dodes’kaden, Kagemusha en Ran. Maar nooit was de humanist Kurosawa gevoeliger en tegelijk maatschappijkritischer dan in deze wonderbaarlijke film. Opnieuw: blijkbaar geen Nederlandstalige Wikipedia-pagina waard…

4. LADRI DI BICICLETTE (Italië, Vittorio de Sica, 1948, Nederlandse titel: Fietsendieven). Weer zo’n film die je niet kunt uitzien zonder geregeld een beetje oogvocht te verwijderen. De Tweede Wereldoorlog werpt zijn schaduw over Rome, waar armoede en ontbering het gevolg zijn van de foute keuzes van de Italiaanse leiders voor en tijdens de oorlog. Een arme man, Antonio (gespeeld door Lamberto Maggiorani), vindt werk als plakker van affiches, maar daarvoor heeft hij een fiets nodig en die heeft hij net verkocht om eten te kunnen kopen. Hij weet met de hulp van zijn vrouw — die haar lakens verpandt — zijn fiets terug te halen uit de lommerd, maar bij zijn eerste tocht wordt die gestolen. Wat volgt is wanhoop en diepe tragedie. De jonge Enzo Staiola, die zoon Bruno speelt, geeft de film nog meer naturel mee.

Morgen: 3-2-1.



« VorigeVolgende »