Net nu u, als échte cinefiel, dacht: goed zo, die Van Laeken is helemaal thuis in de wereldcinema, krijgt u een top 3 voorgeschoteld die volledig Amerikaans is. Dat heeft er natuurlijk mee te maken dat we in onze westerse cultuur gedomineerd worden door Angelsaksische producties. De wereldcinema zag je in de jaren 70 en 80 in gespecialiseerde filmhuizen, die in de loop van de jaren een voor een verdwenen, op enkele schaarse uitzonderingen na. Maar tussen alle rommel die de Grote Plas oversteekt, zitten natuurlijk ook onvervalste meesterwerken. Zoals de eerste drie in mijn persoonlijk filmhuisje.

20. All the President’s men — Alan J. Pakula

19. 37°2 le matin — Jean-Jacques Beineix

18. North by Northwest — Alfred Hitchcock

17. Dr. Strangelove or: how I learned to stop worrying and love the bomb — Stanley Kubrick

16. The Godfather — Francis Ford Coppola

15. Pulp fiction — Quentin Tarantino

14. Singin’ in the rain — Stanley Donen

13. Blue velvet — David Lynch

12. Some like it hot — Billy Wilder

11. Koyaanisqatsi — Godfrey Reggio

10. Modern times — Charles Chaplin

9. La strada — Federico Fellini

8. Apocalypse now — Francis Ford Coppola

7. Ko-ge — Keisuke Kinoshita

6. Les enfants du paradis — Marcel Carné

5. Akahige — Akira Kurosawa

4. Ladri di biciclette — Vittoria de Sica

3. 2001: A SPACE ODYSSEY (USA, Stanley Kubrick, 1968). Naar het boek van Arthur C. Clarke, maar zodanig overweldigend verfilmd dat je vergeet dat dit op een boek gebaseerd is. Clarke en Kubrick werkten trouwens samen aan het scenario terwijl het boek er nog niet lag. De film was visueel verbluffend, het samenspel van soms bombastische muziek en beklijvende beelden werkt uitstekend. Van het ontstaan van de mensheid (Also sprach Zarathustra!)naar een ruimtemissie in Jupiter (zich afspelend in 1999), het zit er allemaal in. De astronauten worden aan boord van het ruimteschip Discovery One gedomineerd door de boordcomputer, HAL 9000, die intelligenter is dan de slimste mens, maar ook: onbetrouwbaarder, valser, berekenender. Het wonderbaarlijke is dat boek en film van 1968 dateren, een jaar vóór de eerste maanlanding, ver verwijderd van nog ambitieuzere ruimtereizen. Én dat er wordt gewaarschuwd voor artificiële intelligentie, met een computer die het overneemt van de mens. Stanley Kubrick was zijn tijd alweer vér vooruit. (En voor wie zich afvraagt waarvoor het acroniem ‘HAL’ staat: vervang de letters gewoon door de volgende in het alfabet en je komt uit bij een informaticagigant.)

2. THE GOLD RUSH (USA, Charles Chaplin, 1925). Een lach en een traan in een stille film die zich afspeelt tijdens de goudkoorts in het stadje Klondike aan het eind van de negentiende eeuw. Centraal staat ’the tramp’, het figuurtje dat Chaplin had gecreëerd en gepopulariseerd in het tijdperk van de stille film: hij trekt naar Klondike om er goud te vinden en ontzettend rijk te worden, zoals alle goudzoekers dat hoopten te doen. De scènes in de kleine hut, waar de tramp tijdens een sneeuwstorm verzeild geraakt samen met een zware crimineel en een vriendelijke man, behoren tot de canon van de filmgeschiedenis. Als Chaplin uit honger zijn eigen schoen probeert op te eten, moet je onbedaarlijk lachen en tegelijk ook huilen, vanwege de diepgaande tragiek van de scène. (Hij at ook echt van die schoen tijdens de opnamen, want hij moest na afloop naar een ziekenhuis worden overgebracht…) De condition humaine wordt hier op onnavolgbare wijze uitgebeeld door een meesterlijke mensenkenner (die helaas zelf niet eens een fijne mens bleek te zijn). De film duurt 96 minuten — wat uitzonderlijk lang was voor een stille film —, waarvoor hij putte uit meer dan… 2500 minuten opgenomen beeldmateriaal.

1. CITIZEN KANE (USA, Orson Welles, 1941). In heel wat Aller Tijden-lijstjes, onder meer aan het eind van de vorige eeuw, prijkt Citizen Kane op één, het kan dus een beetje aanmatigend lijken dat hij ook mijn lievelingsfilm is (“Zie hem eens deugpronken met een film die door échte kenners wordt aangeprezen!”). Alleen… deze film is werkelijk zo onwaarschijnlijk goed, en dan te bedenken dat het de eerste film was van Orson Welles, die hij draaide op zijn vijfentwintigste. Het is net zo goed de film van co-scenarioschrijver Herman J. Mankiewicz en monteur Robert Wise (de latere regisseur van West Side Story, die deze lijst net niet haalde). Het zal wellicht niet verwonderen (zie ook nummer 20) dat hij zich afspeelt in de mediawereld, vandaar dat hij mij extra fascineert. Citizen Kane vertelt het levensverhaal van Charles Foster Kane, een rijke krantenmagnaat die de verkoop laat stimuleren door ronkende, sensationele koppen op de voorpagina te laten zetten. Een bruut die niets en niemand ontziet, machtswellusteling, zwaar geïnspireerd door het echte leven van mediamogol William Randolph Hearst (de Rupert Murdoch van eind negentiende, begin twintigste eeuw, zeg maar). Zwart-wit, dat spreekt bijna voor zich, sublieme fotografie, knap geacteerd (Welles speelt ook nog eens de hoofdrol), en bovenal: een wervelende, voor die tijd — met vooral rechtlijnige verhaaltjes — revolutionaire montage. In tegenstelling tot All the President’s men is dit een film die toont hoe het níet moet in de mediawereld. Rosebud!