Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Leger

Memories & mijmeringen Posted on za, juni 30, 2018 13:04:59

“Een psychologisch verzamelbegrip voor de
psychologische ontwikkelingsfase van mensen tussen de 35 en 50 jaar. Vaak wordt
men op deze leeftijd geconfronteerd met zingevingsvraagstukken en wordt men
daardoor uit balans gebracht.” Zo definieert Wikipedia ‘midlifecrisis’. Wie
in 1981 geboren is, kan zich dus een lidkaart van die club veroorloven.

Een professor en een woordvoerder pakten daar
de voorbije weken met veel aplomb mee uit. Jonathan Holslag, politicoloog en Chinakenner,
en Joachim Pohlmann, woordvoerder en Bart De Wevermenner, gooien deze zomer
één maand lang hun burgerkleren af, zetten de anders zo onmisbare smartphone dertig
dagen lang op vliegtuigstand, trekken een volstrekt a-modieus kakikleurig
uniform aan en volgen een opleiding tot ‘reservist’. Dat klinkt nogal
denigrerend (alsof iemand intensief de finesses van het voetbal leert kennen om
vervolgens op de invallersbank te belanden), maar beide heren zijn er
behoorlijk trots op dat ze óóit het land zullen kunnen, pardon: mógen, dienen.
Geen Harley Davidson, vurige maîtresse of sm-meesteres voor hen, al komt de
kadaverdiscipline in het leger toch ook wel een beetje neer op dat laatste.

Het gevaar komt uit het oosten, zeggen ze
allebei. Ze bedoelen Poetin, niet Merkel, al weet je maar nooit met Pohlmann.
En uit het zuiden, voegt de communicatieverantwoordelijke van de N-VA daar snel
aan toe. Migranten die het slecht met ons voor hebben, moet u weten. Kwestie
van de harde communicatie van de partijkopstukken aan te houden, ook al lezen
we de voorbije dagen en weken in betrouwbare rapporten en grafieken dat het allemaal wel meevalt met vluchtelingen,
asielzoekers en migranten. Het zijn er veel minder dan pakweg tien of twintig
jaar geleden. Maar het wordt wel aan de burger verkocht als een regelrechte
ramp, een Armageddon in spe, het naderende einde van het Avondland. Help, we
worden overspoeld en straks zit er godbetert een neger op het Schoon Verdiep. De laatste pessimist doet het licht
uit.

***

Om u maar meteen gerust te stellen: ik ga niet
in het leger. Nu niet. Nooit. Niet dat ik tot de doelgroep behoor, volgens de
definitie ligt mijn midlifecrisis al bijna een vol decennium achter me. Nooit
een Harley bereden, of een maîtresse, of vrijwillig van het zweepje gehad. Best
saai wel, die periode. Hard werken, carrière maken, een langdurige relatie uitbouwen. Om de
titel van een Supertramp-LP te parafraseren: Midlifecrisis? What Midlifecrisis?

Ik heb een geweten en ik heb bezwaren. Voeg
die twee samen en je komt uit op: gewetensbezwaarde. In de duistere jaren 80
van de vorige eeuw was dat mijn kleine daad van verzet: ik weigerde als
pacifist domweg bevelen van officieren uit te voeren. Daar werd je in die tijd,
toen de legerdienst nog bestond, flink voor gestraft. In de hoek gezet, zeg
maar. Twintig maanden burgerdienst in plaats van tien maanden leger. Dan moest
je al écht overtuigd zijn. Achteraf bekeken had ik uit puur opportunisme net zo
goed in het leger kunnen gaan, bij de audiovisuele dienst, zoals me werd
aangeboden, want op de twee plekken waar ik van juni 1984 tot februari 1986
mijn gewetensbezwaren mocht uiten werd je óók uitgebuit. Ik verwachtte veel
respect voor mijn beslissing, ik kreeg klusjes die anderen niet wilden doen.
Bij de openbare omroep botste ik op tegen een toenmalige tv-coryfee – hard
tegen onzacht -, waarna ik muteerde, zoals dat ook in kringen van mensen met
een geweten heette, naar een jeugdclub, waar ik mijn dagen voornamelijk achter
de toog sleet. U leest dat goed: áchter. Om de dorstigen te laven. Dat was in
het laatste punkkot van de wereldstad A, waar zo’n drie keer per jaar een
punkfestivalletje werd georganiseerd, met wouldbe-cultgroepjes die zich
bekwaamden in het heel luid en volstrekt atonaal door elkaar brullen van ‘One-two-three-four’
om vervolgens dik twee minuten hooguit twee akkoorden op de pogoënde aanwezigen los te
laten. En dat een keer of twintig tijdens één optreden. Die festivalletjes verliepen
volgens een vast stramien: een overvol café, drie of vier groepen die van jetje
gaven, tegen negen uur overstromende toiletpotten, tegen tien uur skinheads die
voor de deur verzamelen bliezen, daar kwam dan herrie van, en een halfuur later
kon ik vroeger dan verwacht fluitend naar huis omdat de politie de boel was komen
sluiten. Tijden!

***

Mensen met bovengemiddelde verstandelijke
vermogens die in het leger gaan, ik begrijp dat niet. Zeker niet nu het al meer
dan twintig jaar niet meer hoeft. Is het nostalgie naar vervlogen tijden die de
heren zelf nauwelijks bewust hebben meegemaakt? Jongensdromen van heldendaden
ergens in een Limburgse greppel? Dat je tijdens een midlifecrisis meedoet aan
plofkraken ligt nog iets minder voor de hand, maar het leger… Och, ik zal de
beeltenis van de heren Holslag en Pohlmann aanbrengen op een paar verkenners in
mijn Stratego-spel dat nog ergens op zolder moet liggen.

***

Ja, ik weet het, een gewetensbezwaarde die
militaristische spelletjes speelt, da’s ook niet al te koosjer.



Hoe word je mensensmokkelaar?

Memories & mijmeringen Posted on za, februari 03, 2018 12:50:20

Bij de meest verschrikkelijke dictators uit de
geschiedenis kan ik me nog iets voorstellen: ze deden het uit ideologische
overtuiging of een of andere perverse vorm van idealisme, en daaruit vloeide
waanzinnig misdadig gedrag voort. Je kan dat nog enigszins verklaren, vanzelfsprekend
met enige moeite en de nodige walging.

Om geen misverstand te creëren: ik verfoei die
mannen van het Grote Gebaar, maar hoe – in naam van alle potentaten – word je mensensmokkelaar?

Terroristen, wat ook hun drijfveer moge zijn,
vernietigen mensenlevens, van zij die dood zijn en het niet meer kunnen
navertellen, en van zij die nog leven en het niet meer willen navertellen. Zelf
kiezen ze voor een stel hemelse maagden, het omverwerpen van het
maatschappelijke bestel of wat financieel gewin. Zeer verwerpelijk allemaal,
maar je kan het nog duiden, wáárom ze dat doen.

Bij een terrorist is het gebrek aan mededogen
absoluut geen bezwaar, maar hoe – in naam van een denkbeeldig opperwezen – word
je mensensmokkelaar?

De deelnemers aan Temptation Island proberen na te gaan hoe sterk hun relatie is en –
vooral – hoe sterk zijzelf bestand zijn tegen verleidingsrituelen (en nu ga ik
er even zeer naïef van uit dat dit smakeloze programma niet van a tot z vooraf
in een scenario werd gegoten). Ik ben er ooit, tijdens het zappen op een
inspiratieloze tv-avond, bij blijven hangen, echt waar, het was geen ziekelijke
nieuwsgierigheid naar de laagste instincten van de IQ-loze medemens. Ik praat
nog liever tegen mijn hand.

Ach ja, we weten het, dat soort mensen komt
graag in volle primetime klaar, maar hoe – in naam van Pommeline en Gringo –
word je mensensmokkelaar?

Ik heb respect voor dieren, maar sommige
kruipende monstertjes laat ik het liefst met de onderkant van mijn pantoffels
kennismaken. De kakkerlak, bijvoorbeeld. Dat komt zo. Tijdens een verblijf in
een nogal exclusief oord in het zuiden van Spanje was er zo’n diertje dat
hardnekkig door de kamer ploeterde, daarbij flink wat knisperend geluid
producerend. Ik ging dapper als steeds in de achtervolging, maar het kreng was
iets te snel en kroop onder kasten, stoelen en het bed. Een er inderhaast bij geroepen
hotelbediende had er gelukkig een trucje op gevonden. Hoe het diertje heette? La Cucaracha. Ik deed er meteen een onhandig,
vrolijk dansje bij.

Kakkerlakken zijn ergerlijk, doch vormen geen
groot gevaar, maar hoe – in naam van het insectenrijk – word je mensensmokkelaar?

Als zelfs Herman Van Holsbeeck weer het
daglicht aanschouwt en Mogi Bayat al dagen niet meer op een krantenfoto is
gesignaleerd, weet je: de wintertransferperiode is voorbij. De jaarlijkse
hoogmis van de oei-we-hebben-het-vorige-zomer-weer-flink-verknoeid-en-hebben-nu-iets-goed-te-maken
voetbalbestuurders. Waarna dit ritueel zich over een maand of vijf opnieuw zal
voltrekken. Knoeien is des mensen, verknoeien ook.

Mijn geliefde sport wordt steeds meer naar de
kloten geholpen door de niets en niemand ontziende voetbalmakelaar, maar hoe –
in naam van Mendes, Raiola, Zahavi en Bayat – word je mensensmokkelaar?

Zoek je naar een mensensoort die geen
scrupules heeft en die voor een zakcentje zijn hulpbehoevende medemens een
beetje hemel op aarde belooft en hem vervolgens gewetenloos en zonder verpinken
laat zinken op een gammel bootje, zoek dan niet verder dan dit hatelijke
exemplaar: de mensensmokkelaar. Maar, in naam van de menselijkheid: hoe word je
het?



Break

Memories & mijmeringen Posted on za, juni 10, 2017 12:28:30

Als de
realiteit de fictie overtreft wat het ongeloofwaardigheidsgehalte betreft, is
het tijd voor bezinning. Als verontwaardiging, toch vaak de zaterdagse
drijfveer als ik een stuk schrijf, omslaat in woede, is het tijd om afstand te
nemen. Een burgemeester die geld voor de daklozenwerking afroomt naar zijn
eigen rekening, het is te gek voor woorden. Een president die zich rechtstreeks
en op het publieke forum inmengt in een gerechtelijk onderzoek, het is ongezien
in een democratische omgeving. Twee voetbalclubs die hengelen naar de diensten
van een spits en die daarvoor meer dan honderd miljoen euro veil hebben, het is
immoreel. Zeker als de ene club de speler een paar jaar geleden verkocht,
vanwege in hun ogen niet goed genoeg, en de manager die de speler toen negatief
beoordeelde, nu aan de slag is bij die andere club. Normvervaging is de norm
geworden. De wereld draait zodanig door dat het wel één vloeiende beweging
lijkt: je ziet de draaibeweging niet eens meer.

Wat ik
wilde zeggen: als de realiteit te gek voor woorden wordt, waarom er dan nog
woorden aan vuil maken? En, in alle eerlijkheid, als je een beetje moe wordt
van je eigen meningenwaterval, is het goed om even achteruit te stappen en naar
die waterval te kijken: misschien vind ik ‘m wel indrukwekkend, mogelijk raak
ik er rap op uitgekeken. Ik heb sowieso al weinig met watervallen. Overroepen
natuurverschijnsel. Maakt veel te veel lawaai ook nog.

Ik bedoel
maar: dit fabriekje is gesloten, vanwege dicht. Toe. Tijdelijk, vermoed ik,
maar definitief kan ook. Hangt van mijn schrijfzin af en hoe de wereld eraan
toe is. De kans bestaat dat ik binnenkort, geconfronteerd met uw opmerking dat
ik er niet was wanneer mijn-uw-de wereld in brand stond, Rossgewijs zal reageren:
‘But, we were on a break!’ Misschien
ook niet. We zien wel. U ziet wel. Tot morgen. Of volgende week. Volgende
maand. Ooit. Nooit.



Marc

Memories & mijmeringen Posted on za, februari 04, 2017 12:47:24

Directeur
Woord en Directeur Muziek noemden we onszelf. Ik was verantwoordelijk voor alle
woordprogramma’s, hij voor alles wat muziek was. Het idee van de ronkende
titels kwam van mij, beïnvloed als ik begin jaren tachtig was door het
instituut dat ik in mijn wildste dromen als mijn toekomstige werkomgeving zag,
de Belgische Radio en Televisie aan de lichtelijk majestueuze Reyerslaan in het
verre Brussel. Hij was niet zo van de titulatuur. Hield niet van uiterlijk
vertoon. En zonder visitekaartjes — daar hadden we bij een linkse vrije radio
geen centen voor — klonk het ook een beetje hol. FM2000 was de zender en we
vonden ons de beste van Antwerpen en directe omgeving, en dat alleen maar omdat
we niet tot in Alaska, Kaapstad en Sydney te horen waren.

The Magic Mushroom, zo heette het programma dat hij van bij Radio
Delta had meegebracht, samen met zijn muzikale lotgenoot Louis. Hij draaide wat
we toen ‘de betere muziek’ noemden. Daar zat Van Morrison tussen. En Neil
Young. Of Eric Clapton. Maar ook minder bekend werk. En na een tijdje verdwenen
Van, Neil en Eric uit de playlist en
kwamen er obscure parels in de plaats. Obscuur, als in: onbekend. Parels, als
in: geweldige ontdekkingen. De vroege R.E.M., bijvoorbeeld. Of The Triffids,
een niet onaardig bandje uit Perth, zo leerden we dankzij zijn omstandige uitleg
bij de uitgekozen nummers, met die zachte stem van hem, die zo in contrast
stond met dat imposante, boeddha-achtige lijf. Deze autoloze jongen liftte weleens
mee naar concerten. Zo ontdekte ik in ’t Stuc in Leuven The Triffids voor Marc Mijlemans en de rest
van Vlaanderen dat deden. Werd ik bijna letterlijk weggeblazen door The
Butthole Surfers, al had dat meer met de combinatie van een overijverige
rookmachine en een vuurspuwende zanger te maken dan met de muziek.

En zo ging
ik, met dank aan hem, houden van onafhankelijke bands, die haaks op de
totalitaire muziekindustrie van die dagen hun ding deden. I didn’t want my MTV, ik wou dat video de radiosterren niet
vermoord had. Maar naarmate ik, met vertraging, ontdekte wat hij al een tijdje
kende, was hij alweer drie stappen verder, op zoek naar nieuwe, steeds
obscuurdere artiesten. Psychedelica was zijn ding. We lachten er soms mee:
‘Oei, The Triffids hebben meer dan vijf platen verkocht, hij zal ze niet meer
goed vinden!’ Ja, hij was daar compromisloos in en ook wel een beetje
drammerig, soms. Maar na het verdwijnen van FM2000 en de overstap die hij samen met
Louis maakte naar de nog linksere Radio Centraal kon de Antwerpse luisteraar
die zonder oorkleppen door het leven ging, nieuwe muziek leren kennen. Dat deed
hij tot een dag of tien geleden.

Zijn
muziekkeuze was te nemen of te laten, zoals hij dat ook zelf was. In de zomer
in T-shirt, in de winter in een dun shirt met lange mouwen, daaronder een
flodderige jeans en halfversleten schoenen. Halflang haar. Op het eerste
gezicht: een hippie. Op het tweede gezicht ook, trouwens, maar daarachter ging
een allesbehalve naïeve man schuil. Geen simplistische wereldverbeteraar. Bereisde
het Verre Oosten, bracht van ginder koffers vol plaatselijke muziek mee.

Ik heb hem
ooit helpen verhuizen omdat de vloer van zijn appartement dreigde te bezwijken
onder de vijfduizend elpees die netjes geklasseerd in platenkasten wachtten op
grijpgrage handen. Hij wist precies waar wat stond. Na de verhuis liep ik dagenlang kromgebogen. Hij juichte, toen zijn werkgever hem vertelde dat hij
mocht opkrassen. Kon ie de hele dag met muziek bezig zijn, in plaats van als
loonslaaf op te moeten draven op een weinig inspirerende werkplek.

***

Marc is
niet meer. Vermoedelijk heeft zijn hart het begeven, vijfenzestig jaar jong, na
een niet altijd even gezond leven. Ik hoop dat hij net voordien nog iets nieuws
ontdekt heeft. Oezbeekse punk, Mongoolse heavy metal, Peruaanse psychedelica.
Zoiets. Omdat muziek zijn lange en helaas toch ook veel te korte leven was.

***

Hoe gaat
dat met vriendschappen die niet echt close zijn, maar waaruit wederzijdse
waardering blijkt? Je ziet en hoort elkaar steeds minder, verliest elkaar uit
het oog. De laatste keer dat ik hem zag was op een begrafenis van een
gemeenschappelijke vriend van 61. De keer daarvoor was ook op een herdenking
voor een net overleden maat. Het lot van ouder wordende mensen: er moet iets te
vaak afscheid worden genomen.

***
Donderdag zal Louis The magic mushroom
volledig in het teken stellen van Marc. “U luistert dus op eigen
risico,” voegde hij eraan toe in de mail waarin hij het droevige nieuws
aankondigde. Als u in Antwerpen woont, kunt u dat ook doen. Van half tien tot
half twaalf ’s avonds, Radio Centraal, 106.7. ‘Encyclopedia psychedelica’, lees
ik op de website van de zender. Een nieuwe wereld zal voor u open gaan.

Dank, Marc,
dat je me nieuwe muzikale werelden hebt doen ontdekken. O ja, die
visitekaartjes met ‘Directeur Muziek’ erop liggen klaar, mocht je zin hebben om
ze te gebruiken. Als iemand die titel verdiende, was jij het wel.



80

Memories & mijmeringen Posted on zo, mei 22, 2016 19:45:55

Far away where the soft wind blows / Far away
from it all / There is a place you go / Where teardrops falls. (‘Where
Teardrops Falls’, ‘Oh Mercy’)

Tot vorig
jaar had ik in de aanloop naar 23 mei altijd wel een stressmomentje.
Cadeau-angst. Wat kan ik voor hem kopen? Wat heeft hij nog niet, wat zou hij
willen, wat zou ik zelf willen dat hij zou willen? Elk jaar opnieuw, vanaf het
ogenblik dat ik voldoende zakgeld had om geschenken te kopen voor familie en
vrienden, ergens in de zorgeloze jaren zeventig van de vorige eeuw.

***

Soms liet
de inspiratie te wensen over, zoals toen ik hem het boekje Monster zonder waarde, over seriemoordenaar Freddy Horion, overhandigde, er niet bij stilstaand dat een tekst over een stuk crapuul
verkeerd begrepen zou kunnen worden door de ontvanger. De titel klonk ook nogal
dubbelzinnig. Nee, het was écht niet zo bedoeld!

Eén keer
was ik het zo beu, dat ik dacht: ik doe gewoon waar ik zin in heb en koop iets
dat ik zelf leuk vind. Het werd het meest gewaardeerde cadeau ooit: de LP Rum, Sodomy and the Lash van The Pogues.
Wie zèn da? Amai, da’s goe hé. Mijn
moeder de kast op, vanaf het moment dat de stem van Shane MacGowan door de
huiskamer wallebakte. Dronken Londense Ieren zorgden voor een warm
vader-zoonmomentje. Ik heb hem nooit durven uitleggen dat de oorspronkelijke
naam van de groep ‘Pogue Mahone’ was, een verbastering van de Ierse verwensing
‘Póg mo thóin’, wat zoveel betekent als ‘Lik m’n reet!’. Die Monster
zonder waarde
lag nog iets te vers in het geheugen.

***

Voor het
eerst in veertig jaar hoef ik me geen zorgen te maken over een geschikt cadeau.
Dat bezorgt me een nog ongemakkelijker gevoel dan al die stressy aankoopstonden
bij elkaar opgeteld. Het idee dat je maar wát graag zou tobben over een boek,
een cd, een dvd of een fles van een goed jaar. Het ellendige gevoel dat 23 mei
een leeg vakje in het Grote Boek der Verjaardagen is geworden. Weten dat een hoogstaand hoofdstuk afgesloten werd met een ongenadig hard punt.

Buckets of rain / Buckets of tears / Got all
them buckets comin’ out of my ears. (‘Buckets of Rain’, ‘Blood on the Tracks’)

***

Hij zou
vandaag tachtig zijn geworden, mijn vader. Morgen is hij precies vier maanden
niet meer onder ons en ben ik acht jaar getrouwd. Data. Stipjes op de kalender,
die toevallig dicht bij elkaar staan dezer dagen. Morgen wordt Bob Dylan 75.
Mijn vader had niets met Dylan, ik des te meer. De man die de Nobelprijs voor
Literatuur jaren geleden al had moeten krijgen. Dylan, bedoel ik, niet mijn
vader. Ter zijner eer leg ik morgen nog zo’n meesterwerkje op of blader ik
rusteloos door Lyrics 1962-2001, op
zoek naar onverbeterlijke poëtische lijnen. Voor hem. Voor mijn vader, bedoel
ik, niet voor Dylan.

“There must be some way out of here”,
said the joker to the thief / “There’s too much confusion, I can’t get no
relief” (…) “No reason to get excited”, the thief kindly spoke
/ “There are many here among us who feel that life is a joke”. (‘All
Along the Watchtower’, ‘John Wesley Harding’)



Mijn vader (Requiem voor een doodgewoon bijzondere man)

Memories & mijmeringen Posted on di, januari 26, 2016 12:41:43

Mijn vader
was niet de eerste de beste.

Hij was in
vele dingen wel de eerste en de laatste.

Hij was de
eerste om ’s ochtends op het werk te verschijnen en de laatste om ’s avonds uit
te prikken. Hij deed als eerste de deur open en het licht aan en als laatste
het licht uit en de deur dicht. Hij bood als eerste zijn hulp aan en was de
laatste om zelf hulp te vragen. Hij was de eerste om te trakteren en de laatste
om nog één allerlaatste rondje te bestellen. Hij lachte als eerste om een
flauwe mop en was de laatste om zijn eigen grappen op te dringen. Hij was de
eerste om de dingen des levens te relativeren, de laatste om zich in zelfbeklag
te wentelen.

Hij was de
laatste om te zeuren en de eerste om problemen van anderen te aanhoren. Als
laatste wilde hij in het centrum van de belangstelling staan, als eerste gunde
hij anderen het licht van de zon. Hij was de laatste om te zeuren als iemand zijn verantwoordelijkheid niet opnam, bleef de eerste om het zelf wél te doen.
Met ‘laatste woorden’ en zo was hij niet bezig, hij opende wel als eerste een
gesprek. Hij applaudisseerde voor de laatste én voor de eerste.

Mijn vader
was de beste, de eerste.

(Jos Van
Laeken, 23 mei 1936-24 januari 2016)



Nieuwjaarsbrief

Memories & mijmeringen Posted on vr, januari 01, 2016 11:34:28

Lieve Lezer,

Ik ga u
niets wensen voor het nieuwe jaar, behalve één ding: dat uw eigen wensen
werkelijkheid mogen worden. (Tenzij u een zelfmoordterrorist bent, natuurlijk.
In dat geval wens ik u motorpech in de woestijn, een bomgordel die voortijdig
ontploft en ejaculatio praecox bij ieder van de tweeënzeventig maagden.)

Wees menselijk,
levenslustig, open-minded, gezond, gelukkig. Wees de schoonste versie van
uzelf. Wees alert maar niet bang. Wees beschermend voor uw geliefden maar niet
possessief. Wees niet braaf maar ‘be brave’. Wees weer twintig als u al vijftig
bent. Wees een beetje meer vijftig wanneer u nog maar twintig bent. Wees uw
allerbeste zelf. Wees onmisbaar en maak minder misbaar. Wees aandachtige kijker
maar ook hoofdrolspeler in het schouwtoneel genaamd Leven. Droom. Schud nachtmerries af. Geniet ook van die ene
extra dag, een vierjaarlijks fenomeen dat mensen op leeftijd kunnen appreciëren,
ik kan het u verzekeren. Vergeet vooral niet te leven.

Maak er een
heel fijn jaar van (en kom af en toe eens langs op deze plek)!

Uw F



Het ongewenste pakje. Een modern kerstverhaal

Memories & mijmeringen Posted on za, december 26, 2015 12:55:41

Een intens en
aanhoudend geween had het koppel, dat sowieso al zeer licht sliep, gewekt. Het
was meer krijsen dan huilen wat ze hoorden. Bartholomeus, een soort timmerman,
die al jaren aan de weg timmerde, en Elisabeth, een soort maagd, die net als
Doris Day op latere leeftijd haar maagdelijkheid had herwonnen, snelden de
trappen af, op zoek naar de plek waar het door merg en been snijdende geluid
vandaan kwam. Bij de voordeur hielden ze halt. Voorzichtig trok Elisabeth de
deur open, waarop Bartholomeus letterlijk zijn hoofd buiten stak. Ze keken naar
beneden en zagen het rieten mandje staan, met daarin de producent van het
lawaai: een pasgeboren baby.

“Godver,”
fluisterde Bartholomeus verschrikt, alsof hij niet besefte dat zachtjes praten
om de buren niet wakker te maken geen zin meer had, met die minuscule herriemaker
aan hun beider voeten en vlak voor de deur.

“Jezus,”
riep Elisabeth, “straks gaan de buren nog denken dat die van ons is. Een
onbevlekte ontvangenis of zo. Stel je voor, die moeten denken dat het hier een
stal is!”

“Maar…,”
klonk Bartholomeus ontsteld toen hij het decibelfabriekje nader onderzocht, “maar…
het heeft een donkere huidskleur. Hoe is die hier beland?”

Elisabeth
knikte in de richting van de aanpalende woning. “Zou Angèle…?”

“Best
mogelijk,” vulde Bartholomeus aan. “Met haar eeuwige optimisme. ‘Het zal wel
lukken’, ja ja, die gelooft nog in sprookjes. En nu wil ze er misschien vanaf,
nu ze al tien van die bleitmachines in huis heeft.”

“Wat nu,
Bartholomeus? Wat doen we met die kleine?”

“Goh, we
gaan die zeker niet in huis halen,” reageerde hij kribbig. “Wie zet er nu zo’n
baby duizenden kilometers ver van huis voor onze deur? Gelukzoekers! Maar niet
met ons hé. Ze moeten er maar mee bij hun eigen buren aankloppen.”

Aan de
overzijde van de straat keek een man schichtig door de gordijnen. Bartholomeus had
het gemerkt en wilde wuiven, maar kon zich nog net op tijd inhouden. Hij zou
later wel een thee gaan dringen bij Dave. Zijn vriend Dave, een man van aanzien.
Nu niet, nu moesten ze dringend afgeraken van die baby, die nog altijd hevig
snikte.

“Ik weet
het!” riep Bartholomeus iets luider en triomfantelijker dan in deze situatie
gepast was. “We roepen de buurt samen en stellen voor om de straat af te
sluiten, zodat die armoedzaaiers hier niet om de haverklap om hulp komen
vragen. Het is tenslotte onze schuld niet dat het sukkels zijn.”

“Goed idee,
man,” prees Elisabeth het alerte denkvermogen van haar echtgenoot. “En weet je
wat? Als we weten waar dingetje hier vandaan komt, sturen we een brief naar
zijn of haar burgemeester, dan kan die de ouders verplichten om te verhuizen,
want ze hebben dan toch een kamer op overschot. Zo is dat toch?”

“Inderdaad.
Profiteurs zijn het!”

“Maar, euh,
wat doen we ondertussen met dit pakje?”

“Kom, Elisabeth,
doe de deur dicht vóór iemand iets gemerkt heeft!”

***

Het was
wachten op wijzen uit het oosten.



« VorigeVolgende »