“Een psychologisch verzamelbegrip voor de
psychologische ontwikkelingsfase van mensen tussen de 35 en 50 jaar. Vaak wordt
men op deze leeftijd geconfronteerd met zingevingsvraagstukken en wordt men
daardoor uit balans gebracht.” Zo definieert Wikipedia ‘midlifecrisis’. Wie
in 1981 geboren is, kan zich dus een lidkaart van die club veroorloven.

Een professor en een woordvoerder pakten daar
de voorbije weken met veel aplomb mee uit. Jonathan Holslag, politicoloog en Chinakenner,
en Joachim Pohlmann, woordvoerder en Bart De Wevermenner, gooien deze zomer
één maand lang hun burgerkleren af, zetten de anders zo onmisbare smartphone dertig
dagen lang op vliegtuigstand, trekken een volstrekt a-modieus kakikleurig
uniform aan en volgen een opleiding tot ‘reservist’. Dat klinkt nogal
denigrerend (alsof iemand intensief de finesses van het voetbal leert kennen om
vervolgens op de invallersbank te belanden), maar beide heren zijn er
behoorlijk trots op dat ze óóit het land zullen kunnen, pardon: mógen, dienen.
Geen Harley Davidson, vurige maîtresse of sm-meesteres voor hen, al komt de
kadaverdiscipline in het leger toch ook wel een beetje neer op dat laatste.

Het gevaar komt uit het oosten, zeggen ze
allebei. Ze bedoelen Poetin, niet Merkel, al weet je maar nooit met Pohlmann.
En uit het zuiden, voegt de communicatieverantwoordelijke van de N-VA daar snel
aan toe. Migranten die het slecht met ons voor hebben, moet u weten. Kwestie
van de harde communicatie van de partijkopstukken aan te houden, ook al lezen
we de voorbije dagen en weken in betrouwbare rapporten en grafieken dat het allemaal wel meevalt met vluchtelingen,
asielzoekers en migranten. Het zijn er veel minder dan pakweg tien of twintig
jaar geleden. Maar het wordt wel aan de burger verkocht als een regelrechte
ramp, een Armageddon in spe, het naderende einde van het Avondland. Help, we
worden overspoeld en straks zit er godbetert een neger op het Schoon Verdiep. De laatste pessimist doet het licht
uit.

***

Om u maar meteen gerust te stellen: ik ga niet
in het leger. Nu niet. Nooit. Niet dat ik tot de doelgroep behoor, volgens de
definitie ligt mijn midlifecrisis al bijna een vol decennium achter me. Nooit
een Harley bereden, of een maîtresse, of vrijwillig van het zweepje gehad. Best
saai wel, die periode. Hard werken, carrière maken, een langdurige relatie uitbouwen. Om de
titel van een Supertramp-LP te parafraseren: Midlifecrisis? What Midlifecrisis?

Ik heb een geweten en ik heb bezwaren. Voeg
die twee samen en je komt uit op: gewetensbezwaarde. In de duistere jaren 80
van de vorige eeuw was dat mijn kleine daad van verzet: ik weigerde als
pacifist domweg bevelen van officieren uit te voeren. Daar werd je in die tijd,
toen de legerdienst nog bestond, flink voor gestraft. In de hoek gezet, zeg
maar. Twintig maanden burgerdienst in plaats van tien maanden leger. Dan moest
je al écht overtuigd zijn. Achteraf bekeken had ik uit puur opportunisme net zo
goed in het leger kunnen gaan, bij de audiovisuele dienst, zoals me werd
aangeboden, want op de twee plekken waar ik van juni 1984 tot februari 1986
mijn gewetensbezwaren mocht uiten werd je óók uitgebuit. Ik verwachtte veel
respect voor mijn beslissing, ik kreeg klusjes die anderen niet wilden doen.
Bij de openbare omroep botste ik op tegen een toenmalige tv-coryfee – hard
tegen onzacht -, waarna ik muteerde, zoals dat ook in kringen van mensen met
een geweten heette, naar een jeugdclub, waar ik mijn dagen voornamelijk achter
de toog sleet. U leest dat goed: áchter. Om de dorstigen te laven. Dat was in
het laatste punkkot van de wereldstad A, waar zo’n drie keer per jaar een
punkfestivalletje werd georganiseerd, met wouldbe-cultgroepjes die zich
bekwaamden in het heel luid en volstrekt atonaal door elkaar brullen van ‘One-two-three-four’
om vervolgens dik twee minuten hooguit twee akkoorden op de pogoënde aanwezigen los te
laten. En dat een keer of twintig tijdens één optreden. Die festivalletjes verliepen
volgens een vast stramien: een overvol café, drie of vier groepen die van jetje
gaven, tegen negen uur overstromende toiletpotten, tegen tien uur skinheads die
voor de deur verzamelen bliezen, daar kwam dan herrie van, en een halfuur later
kon ik vroeger dan verwacht fluitend naar huis omdat de politie de boel was komen
sluiten. Tijden!

***

Mensen met bovengemiddelde verstandelijke
vermogens die in het leger gaan, ik begrijp dat niet. Zeker niet nu het al meer
dan twintig jaar niet meer hoeft. Is het nostalgie naar vervlogen tijden die de
heren zelf nauwelijks bewust hebben meegemaakt? Jongensdromen van heldendaden
ergens in een Limburgse greppel? Dat je tijdens een midlifecrisis meedoet aan
plofkraken ligt nog iets minder voor de hand, maar het leger… Och, ik zal de
beeltenis van de heren Holslag en Pohlmann aanbrengen op een paar verkenners in
mijn Stratego-spel dat nog ergens op zolder moet liggen.

***

Ja, ik weet het, een gewetensbezwaarde die
militaristische spelletjes speelt, da’s ook niet al te koosjer.