Een avond in juli. Het schermpje van de
smartphone licht op. Een bekende naam en toch geheel onverwacht, want ik had
hem al een tijdje niet meer gezien of gehoord, had wel van een vriend vernomen
dat hij zwaar ziek was geweest. Guy. Ooit waren we heel close, woonden zelfs
een tijdje met nog vier andere twintigers en prille dertigers onder hetzelfde
lekkende dak. ‘The Young Ones’, zo noemden vrienden ons en ze gaven ons hooguit
drie maanden samen. Het werd bijna drie jaar. Maar zoals dat zo vaak gaat: het
contact verwaterde. Elke keer dat we elkaar zagen waren we echter in een
vingerknip opnieuw even close, hartelijk, respectvol.

De stem aan de andere kant van de lijn klonk
gebroken, versmoord, emotioneel. En toch ook strijdvaardig. “Ja, Frank,
waar moet ik beginnen? Vorig jaar had ik de Ten Miles gelopen in een zeer
behoorlijke tijd voor een man van zestig. Maar toen kreeg ik overal pijn en een
paar weken later stelde men de diagnose: blaaskanker. Chemo. Afzien. Herstellen. Maar
nu zijn de kankercellen verdwenen. In augustus heb ik nog een check-up en dan
hoop ik dat ik genezen wordt verklaard. Zeg, man, we moeten dringend eens
afspreken. Ik trakteer op een etentje.” We spraken af dat hij me half
september zou terugbellen, ik had veel werk en moest ook nog een boek schrijven.
Druk druk druk.

Vorige dinsdag, tien over zes. Ik zit in de wachtzaal
bij de huisarts — pijntje links, kuchje rechts — en zie de bekende naam weer
oplichten. Ik denk: ik bel straks wel terug, ik moet zo binnen bij de dokter.
Terug buiten luister ik naar de boodschap, denkend dat het Guy is en dat hij
wil afspreken voor dat etentje. Het is zijn schoonbroer, die mijn naam heeft teruggevonden op Guys telefoonlijst van de jongste maanden. Hij heeft slecht nieuws.
Check-up. Uitzaaiingen in het bot. Levensverwachting: drie maanden tot een
jaar. In realiteit: niet eens een maand. Dood. 61. Zaterdag
afscheidsplechtigheid. U kent dat cliché, dat het niet onmiddellijk tot je
doordringt. Bij mij is het net omgekeerd. Neus op de feiten. Shock. Maar ook,
heel egoïstisch, het besef van je eigen sterfelijkheid. Als iemand die vijf
jaar en één dag ouder is veel te jong sterft, kom je zelf ook in de gevarenzone
terecht. Guy, verdomme, en we gingen binnenkort eindelijk weer eens afspreken.

***

Madonna. Daar hadden we ’t uitgebreid over in
de onzalige jaren tachtig, waarin we allebei op zoek waren naar werk, een lief
en een beetje zekerheid, maar liefst niet te veel, want het leven moest
spannend blijven in de nog vervallen en wat vieze stad Antwerpen. Hij zei: ik
hou wel van die voortdurende switch tussen maagd en hoer. Ik zei: het is
allemaal marketing, want dat had ik ergens gelezen en het klonk wel goed. Hij
zei: zwart. Ik zei: wit. Maar na een tijdje schakelde hij over op wit en ik op
zwart. Zo ging dat: discussies met Guy. Het begon altijd bloedernstig en het
eindigde in grenzeloos ouwehoeren. Omstanders begrepen er geen snars van.

We gingen samen naar Koyaanisqatsi, waren danig onder de indruk en gingen vervolgens een
hele avond doorbomen over het leven, de zin ervan, de onzin die nodig is om te
kunnen overleven, en alles daartussenin. We vonden het beiden een meesterwerk,
om verschillende redenen. Ik geef toe: soms nam ik een ander standpunt in dan
ik écht meende, puur voor de discussie. Ik ben ervan overtuigd dat hij dat ook
deed. En het gerstenat werd in hoog tempo aangevoerd.

Daarom hield ik van hem. Hij kon serieus zijn,
bloody serious, zeker als het over politiek en economie ging, maar de nonsens was
nooit ver weg. Een neef beschreef hem in een afscheidsrede als een dandy, een koppigaard,
een zeer fiere man die zijn haar zwart bleef verven tot op het eind, iemand die
zelden een inkijk gaf in wie hij werkelijk was, een speelvogel, charmeur, man van uitgesproken
meningen. Ik dacht: hij is het, zo heb ik hem ook gekend. Bereisd. Belezen.
Vrijgezel, al wist je dat nooit zeker. Had elke film gezien, elk boek gelezen,
elke cd beluisterd, kende zijn lievelingsland Brazilië door en door.

En ja, we moesten dringend eens afspreken.

***

Geen flard van de soundtrack van Koyaanisqatsi op de plechtigheid. Geen
Madonna, wat me toch wel wat tegenviel. Wel enkele mij onbekende Braziliaanse
songs (voor mijn verjaardag gaf hij me wel eens een cd van een Braziliaanse
schone die ik na één beleefde luistersessie ergens diep in mijn collectie
opborg), Sodade van Cesaria Evora, Keep me in your heart for a while van
Warren Zevon. Zal ik doen, Guy. Het mag zelfs een hele wijl zijn.

U daar, als u dringend nog eens moet
afspreken, doe het dan ook. Beschouw die ‘dringend’ als een gebod. Je weet maar
nooit. Voor je ’t weet zit je in een kleine aula te luisteren naar goed
bedoelde toespraakjes die zelden tot de essentie doordringen en die niet op
kunnen tegen een persoonlijke herinnering aan een oude makker die zo mooi naast
het leven kon leven en dat zo intens deed dat het een zeer eigenzinnig kunstwerkje
werd, dat leven.

Rust zacht, Guy.