Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Coronamoe

Communicatie, Journalistiek, Politiek, Samenleving Posted on za, september 19, 2020 12:55:29

We zijn coronamoe, lees en hoor je steeds vaker. Je leest en hoort het zó vaak, dat je zelfs moe wordt van de term ‘coronamoe’. Maar ik begrijp het. Ik begrijp u, ons, mezelf. We zijn inderdaad coronamoe en worden met de dag coronamoeër. Ik ben het hartsgrondig beu om nog een tijdje als een kluizenaar te moeten leven, ook al ben ik — geef ik toe — toch wel een beetje asociaal van nature. Ik ben graag op mezelf, werk liefst op mijn eenzame bureautje thuis, ben niet geneigd om kennis te maken met weer nieuwe mensen. Maar nu komt het: als je verplicht bent asociaal te zijn, is dat niet meer leuk en wil je mensen zien, ook al interesseren de meesten je geen sikkepit. Zo zit een mens nu eenmaal in elkaar. Als iets niet mag, wordt het pas aanlokkelijk. De verboden vrucht van 2020: mensen ontmoeten.

Hoe begripvol ik ook ben — zeker ten aanzien van alleenstaanden, eenzamen, ouderen die zitten te verkommeren op een paar vierkante meter, mensen die niet meer zonder lijfelijk menselijk contact kunnen —, ik weiger te begrijpen waarom mensen bij het minste de teugels vieren, aangevuurd door een communicatief stuntelende overheid met haar bubbels van vijf, tien andere mensen per week, en wat was het ook allemaal weer? Aangevuurd door kortzichtige, populistische versoepelingen, uit angst dat een verderzetting van de lockdown zich zou vertalen in het kieshokje, dat nog altijd een realistische piste blijft als Vivaldi-Avanti-Forza niet tot een regering leidt. Aangevuurd door opstandige leden van de meningenfabriek die de media zijn geworden, luitjes die hun vijftien minuten lokale beroemdheid misbruiken om verwarring te zaaien of aan te sporen tot opstandigheid tegen al te veel regelneverij in hun libertaire ogen.

Ik zag deze week het non-debat tussen Lieven Annemans en Joël De Ceulaer in De afspraak. ‘Razend interessant’ tweette iemand die ik heel erg apprecieer; hij vroeg zich wel af waarover het weer ging. Kan het dan wel razend interessant zijn, repliceerde ik. Ik blijf bij die strenge observatie. Het is niet omdat er in primetime live degens worden gekruist, dat het gevecht ook iets oplevert, behalve tig oppervlakkige verwondingen. Je kunt je vragen stellen bij de defenestratie van gezondheidseconoom Annemans door hem te melden dat er de dag nadien in De Morgen een artikel zou staan waarin hij, anoniem, zou worden bedolven onder kritiek van zijn collega’s in Celeval, het orgaan dat ons naar betere tijden moet leiden en de opvolger van de GEES, waarvan we al heel snel zijn vergeten waarvoor die afkorting alweer stond. Zo snel gaat het in crisistijden. Ik vond dat gênante televisie, eerder voor het programma dan voor Annemans. Die was perfect in staat om zichzelf in de vernieling te praten, hij had daarvoor geen krantenartikel, een boze senior writer die net een stuk van tien pagina’s had afgescheiden voor de weekendkrant, of een kritische vragensteller nodig. Annemans ging af als een gieter, praatte zichzelf in een hoek, begon met een redenering die nergens heen leidde. Maar, gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen, dat deed het discours van De Ceulaer ook: waarover ging zijn punt ook weer? Waarom was hij nu precies boos? Paroles paroles

Wat De afspraak van donderdagavond mij wel influisterde, was een controversiële these die ik op deze plek wil verdedigen. Er worden te veel meningen te snel verspreid om er te makkelijk mee te kunnen scoren. De controverse wordt gevoed, maar door die kakofonie van stemmen weet de kijker, luisteraar, lezer niet meer waaraan hij zich moet houden. Een te makkelijk excuus, ik weet het, want de basisregels zijn eenvoudig: de hele dag door je handen wassen, overal waar je binnenstapt handgel gebruiken, anderhalve meter afstand houden, mondmasker dragen in gesloten ruimtes of op plekken waar veel volk is, niet knuffelen, niet zoenen. Ik geef mijn eigen moeder een zacht kneepje in de schouders bij wijze van begroeting en afscheid. Is dat hartelijk? Neen, maar het is het beste wat ik momenteel kan doen, het veiligste voor haar, een geste van liefde en erkenning bij gebrek aan andere mogelijkheden.

Maar goed, we zijn mensen en het is des mensen om regels te proberen omzeilen, zeker als er tegenstrijdige dingen worden verkondigd. “Er zijn meer besmettingen.” “Neen, er zijn niet méér besmettingen, we testen gewoon meer en daarom lijkt het alsof er meer besmettingen zijn.” “Jawel, er zijn méér besmettingen, de ziekenhuisopnamen stijgen weer en straks ook het aantal doden.” Statistische relevantie wordt betwist, puur om het eigen gelijk te benadrukken, maar wat bén je met dat eigen gelijk? En waarom krijgt dat eigen gelijk zoveel media-aandacht? Een mens krijgt er een punthoofd van en dan is het niet eenvoudig om een mondmasker te dragen dat niet in de hoogte maar in de breedte gaat.

Mijn controversiële these: ik pleit voor zelfcensuur in de media. Ik wil dat meningen die de mensen in de war kunnen brengen in deze bizarre, letterlijk levensgevaarlijke periode niet meer klakkeloos worden gepubliceerd, maar alleen nadat de inhoud van open brieven en dergelijke grondig getest en geëvalueerd werd. Geen bewijswaarde, niet publiceren. Sta me toe eerst een denkbeeldige analogie te maken.

***

Beeld u in: het is 2020, het is écht oorlog (dus geen oorlog tegen een onzichtbare vijand), we zijn een half jaar geleden binnengevallen door een vreemde mogendheid die niet het beste met ons voor heeft. Laten we dan, na een ongetwijfeld verwarrende periode vlak na de inval, toe dat eender wie eender wat mag verkondigen in de media? Laten de media zelf toe dat iemand — noem hem of haar gerust een collaborateur — er in een vrije tribune voor pleit om samen te werken met de vijand die zijn tanks heeft binnengerold wat al honderden mensenlevens heeft gekost? Laten radio en televisie toe dat zelfverklaarde experten vrijuit dingen mogen roepen die indruisen tegen wat we op dat ogenblik — zes maanden na de inval, we beginnen net te hergroeperen en een strategie uit te voeren die ons militair succes moet opleveren — erkennen als algemeen belang? Ik dacht het niet. Ik hoop het vooral niet. Misschien maar goed dat er in de Tweede Wereldoorlog nog geen internet en sociale media waren…

***

De vrijheid van meningsuiting is een bijzonder hoog recht, maar het is geen plicht. Op wettelijk verboden uitlatingen na kan iedereen overal alles zeggen, maar niets zegt dat die meningen ook moeten verkondigd en gepubliceerd worden via de reguliere media. Je kan op een zeepkist gaan staan op de hoek van de straat en dingen roepen. Dat mag. Daarom moet ’s anderendaags nog niet in de krant staan wat je geroepen hebt. We verwarren een vrije mening nog te vaak met een verplichte weergave ervan in een massamedium, liefst meerdere. Dat zijn twee gescheiden zaken. Het is aan de media om het onderscheid te maken tussen een mening die relevant is en generieke aandacht verdient, en een mening die weinig of niets toevoegt aan het maatschappelijke discours, of die zelfs grote risico’s inhoudt voor de volksgezondheid.

Terug naar het oorlogsbeeld, nu niet met een zichtbare vijand, maar met dat dekselse virus. Ik heb dat beeld van een land, en bij uitbreiding een continent en een planeet, in oorlog met iets als een virus altijd onzinnig gevonden, maar misschien moeten we het toch even aanhouden. Hadden al die open brieven dan wel moeten gepubliceerd worden? Moest Lieven Annemans dan wel in De afspraak hebben gezeten? Zou Joël De Ceulaer zich dan nog boos hebben moeten maken, en zou hij dan op die tien krantenpagina’s niet beter een interview met een interessante medemens hebben kunnen publiceren?

Ja, ik pleit voor (zelf)censuur en dat is not done. Het is controversieel, het is gevaarlijk, het is in normale omstandigheden contraproductief. De omstandigheden zijn echter verre van normaal en dat is virus ís ook gevaarlijk. Als de media, in een niet aflatende drang om clickbait te genereren, de kijk- en luistercijfers op te krikken of de dagverkoop tijdelijk op te vijzelen, in deze ‘oorlog’stijden de focus leggen op tegenstrijdige meningen, krijg je als tegenreactie een bevolking die daar haar eigen waarheid uit distilleert. Zeer gevaarlijk, ontdekken we nu, nogal aan de late kant.

We hebben nood aan meer terughoudendheid, zeker in de media. We moeten aandacht geven aan zij die die aandacht verdienen en die in volle coronacrisis in het algemeen belang praten. Daarom zitten we al een half jaar te wachten op de aanstelling van een coronacommissaris, die als enige rechtstreeks met de bevolking communiceert over het virus. Ik doe een suggestie: Pierre Van Damme. Rustige, vlotte, serene prater. Dit zou zijn voltijdse job moeten zijn, hij zou als enige radio- en tv-studio’s mogen afdweilen, en kranteninterviews geven, om over onze omgang met het virus te praten. De premier zou het volk niet moeten toespreken via knullig gemaakte huis-, tuin- en keukenfilmpjes, en ook niet op persconferenties na een veel te lange Veiligheidsraad, waarbij ze af en toe spichtig links en rechts kijkt naar de ministers-presidenten met een blik van ‘Zeg ik het zo goed, heren?’ De onzalige regeringsmededelingen zaliger zijn voor het eerst in de zes decennia van mijn leven op hun plaats: staatshoofd of federale regeringsleider spreekt het volk toe, zonder tegenspraak, zonder vragen. Dat is heel ver van een ideale situatie waarin eender wie eender wat mag vragen, maar ‘Desperate times call for desperate measures’, waarbij we die ‘desperate’ liefst niet vertalen als ‘wanhopig’ maar als ‘moeilijk’: het is niet de bedoeling er permanent depressief van worden, nietwaar.

Ik weet het: dit is geen populaire mening en ik pen ze zelf ook met lichte tegenzin neer. Maar het is, volgens mijn bescheiden mening, de enige manier waarop we nog enigszins de vijand tegemoet kunnen treden. Mocht Covid-19 de leider zijn van een échte vijandige natie, hij of zij zou nogal tevreden zijn over hoe die Belgen — “Waren die vroeger niet dapper, generaal?” — over de vloer rollen met elkaar, in plaats van met de oorlogszuchtige staat Corona. Een beschamend schouwspel. Laten we vooral concluderen dat dit niet de afspraak mag zijn.



Kijkfile

Samenleving Posted on za, september 12, 2020 11:56:49

Ja, ik had het hier over belangrijke dingen kunnen hebben. Zoals: de politiek. De regeringsvorming heeft vertraging opgelopen, eerst omdat de CD&V ‘ontstemd’ was (bleek achteraf een misverstand te zijn, alsof die periode sinds 26 mei 2019 een langgerekt seizoen van F.C. De Kampioenen is geworden, daar valt ook niet mee te lachen), daarna omdat een van de preformateurs geveld werd door Het Virus. De andere preformateur kondigde dan weer een nieuwe naam aan voor zijn partij, pardon: beweging, naam die nu toebehoort aan een kunstencentrum en voordien aan een krant en een socialistisch coöperatief. De relatiestatus in het politieke landschap staat onveranderlijk op ‘Het is ingewikkeld’.

Of ik had de brand in het vluchtelingenkamp van Moria, op het Griekse eiland Lesbos, te berde kunnen brengen, ook die is relevanter dan mijn onderwerp van vandaag. Voorlopig leidt Google ons bij ‘Moria’ eerst naar de fictieve plek Midden-aarde, bedacht door Tolkien. Alsof Google en Wikipedia willen aangeven dat The Lord of the Rings vooralsnog interessanter is dan het allesbehalve benijdenswaardige lot van echte aardbewoners.

Wit-Rusland, nog zo’n pijnpunt. Op de grens van wat wij graag De Beschaafde Wereld noemen, sluit een dictator die net een gemanipuleerde verkiezing heeft ‘gewonnen’ tegenstanders op, of erger. Véél erger. De Europese Unie laat betijen, een combinatie van desinteresse, pure onmacht en angst om de lidstaten uit het vroegere Oostblok opnieuw in de Russische invloedssfeer te drijven. Lafheid blijkt tot de Europese waarden en normen te behoren.

Maar wat valt er nog over onze politiek te zeggen dat ik vorige week nog niet heb geschreven in Een samenzwering van idioten? De vluchtelingenproblematiek is, naast het klimaatvraagstuk, oneindig veel relevanter dan welke hedendaagse thematiek ook. Ze (de thematiek én de vluchtelingen) worden al jaren misbruikt voor eigen politiek gewin. Dus, ja, ik vind dat België veel meer moet doen om die vluchtelingen-in-extra-nood op te vangen, zonder eerst te kijken naar wat de Hongaren doen. Excuustruzen genoeg. En Europa? Hoop doet leven, maar hoeveel hoop is er nog dat dít Europese project zichzelf kan verheffen boven het nationalistische gepruttel uit de egocentrische lidstaten?

***

Dan toch maar over Die Foto’s en Die Filmpjes. De waan van de dag, zeer zeker, en zonder het trio BV’s zou er nooit zoveel ophef over bestaan, ook zeer zeker, maar daarom is de problematiek nog niet minder interessant. Want wat vandaag mannen met sokken overkomt, overkomt alle dagen wel een nobele onbekende. De ziekelijke geilheid waarmee de verspreiders en de delers van intieme foto’s te werk gaan, getuigt van een gebrek aan normbesef. Het is niet omdat het BV’s zijn, die anders heel graag in de belangstelling staan, dat ze vogelvrijverklaard mogen worden.

Het is een privékwestie, zult u misschien opwerpen en u heeft in principe gelijk, maar dat stadium zijn we, helaas, al een paar weken gepasseerd. Iedereen heeft het erover. Nou, iedereen min ik, tot voor het schrijven van deze blogpost. Ik heb de bewuste foto’s en filmpjes niet gezien en voel daar ook niet de minste behoefte toe. Verre van een moraalridder zijnde, weet ik wat privé hoort te blijven en wat tot het publieke domein behoort. Dat onderscheid kan iedereen maken, omdat het niet zo moeilijk is. Dit was voor één paar ogen bestemd, iemand die er misbruik van heeft gemaakt. Naïef van die BV’s, achteraf bekeken kan je zelfs zeggen: oerdom, maar het maakt er hen niet minder slachtoffer om. Slachtoffers van een persoon met criminele intenties, slachtoffers van gretige verspreiders, slachtoffers van een doorgeslagen voyeurisme, in een samenleving waarin veel leden met dat overaanbod van realityshows het verschil niet meer kunnen maken tussen echt en fictief, of tussen publiek en privé. Het zullen dan wel allemaal exhibitionisten zijn, zo luidt de onderliggende redenering, als je in dit geval al van een redenering mag spreken. Terwijl die exhibitionistische deelnemers aan realityshows daar zelf voor kiezen. Met Betty Owczarek, Willy Naessens of Michel Van den Brande hoeft u minder medelijden te hebben. Zij kozen daar zelf voor. Van de Veire, Van Samang en Dhondt deden dat niet.

***

Hoe voyeuristisch de medemens is, zie je bijna elke dag op de weg. Als er ergens een file wordt aangekondigd vanwege een pas gebeurd ongeval, kan je er donder op zeggen dat in de volgende zin de kijkfile in de andere richting wordt aangekondigd. Even afremmen en kijken welke miserie anderen meemaken, met als gevolg dat de hele meute achter je ook vol in de remmen moet, anders veroorzaak je zelf een kijkfile aan de andere kant van de middenstrook. Pavloviaans is het: het kwijl loopt sommigen uit de mond als ze zien hoe de andere lijdt, zwaar afziet, miserie beleeft. Is dat een vorm van troost voor het eigen miserabele leven zonder noemenswaardige hoogtepunten?

Ik omschreef middenvakrijders ooit als de foertstemmers van de weg. Als ik de analogie doortrek, zou je kijkfileveroorzakers blanco-stemmers kunnen noemen. Ze zijn aanwezig, omdat ze moeten, maar ze zijn niet van plan iets constructiefs te doen. Hun protest is een leeg blad. In de weg blijven staan. Of het doorsturen van andermans miserie.

Wie blindelings intieme foto’s doorstuurt, hetzij van een BV, hetzij van een OV, is een geniepige gluurder. Een voyeur die de andere voyeurs bedient met tijdelijk lekkers. Als je zelf niet interessant genoeg bent, moet je maar proberen jezelf interessant te maken. Zo val je op in het land van de kwezeltjes.

Over kwezeltjes gesproken. Het viel me op dat mannen van mijn leeftijd, boomers, in de eerste plaats de slachtoffers verwijten toestuurden. Wie doet dit nu, naaktbeelden van zichzelf doorsturen? Het klonk als: “Ze had maar niet met zo’n kort rokje moeten rondlopen in die buurt.” Blaming-the-victim. Als collega-boomer — qua leeftijd, hopelijk niet qua mentaliteit — vond ik dat ergerlijk. Je mag de rollen niet — nooit! — omdraaien. Dader is diegene die misbruik maakte van het vertrouwen, daders zijn de verspreiders, meestal onbewuste daders zijn de uitlachers, de “Heb je dit al gezien?”-vermenigvuldigers, de luitjes die even afremmen in de kijkfile bij de waan van de dag, want het interessante speelt zich uiteraard weer op het andere rijvak af.

***

Overigens bevindt het bedenken van een Miljonairsroute door de PVDA zich op hetzelfde niveau. Natuurlijk zijn er heel wat miljonairs die veel minder bijdragen tot de maatschappij dan wat ze zouden kunnen of zelfs moeten doen. Natuurlijk zijn dat geen slachtoffers in de zin van de BV’s hierboven. En natuurlijk valt er veel te zeggen voor een miljonairstaks in coronatijden. Toch kan je niet zomaar de privé-verblijven van rijke tiepen te kijk zetten. Partijen krijgen te veel geld, het is nogmaals bewezen.

***

Als u zelf mee de bewuste foto’s hebt helpen verspreiden — wat ik moeilijk kan geloven, want op deze plek komen doorgaans alleen intelligente, beschaafde wezens —, denk dan in het vervolg even na wat dit doet met deze (bekende) en andere (onbekende) slachtoffers. Deze week stond in de kranten nog de getuigenis van een moeder wier zoon drie jaar geleden uit het leven stapte na een geval van gelekte sexting. Voor de mannelijke boomers onder u: de tijd dat we een briefje met ‘Kvraagetaan’ onder haar schoolschrift schoven, is voorbij. En dan maar pochen met je verovering en hoe je zelf een makkelijke eerste keer kon beleven met die ene daar, die hoer. De briefjes en de smoezelige opmerkingen van toen zijn de sexting van nu. De tijden zijn veranderd, de mensen veel minder. Kijkfiles zijn van alle tijden.



Laffe stilte

Politiek, Samenleving Posted on di, juni 02, 2020 13:04:34

We zijn net iets meer dan een week na de dood van George Floyd, liggend op zijn buik naast een politiewagen in een straat van Minneapolis, Minnesota, met de linkerknie van een stoer in de lens van een voorbijganger kijkende agent in zijn nek. I can’t breathe. Het is maandagavond, 20u28, wanneer Floyd zijn laatste adem uitblaast. Het is 3u28 in de nacht van maandag op dinsdag bij ons. Wij slapen. Het nieuws sijpelt pas de dag nadien door. Het zijn vooral de rellen die erop volgen die hier aandacht zullen krijgen. En de president die zijn bunker even verlaat, bijbel in de hand.

Ik schreef ‘de dood ván’, maar eigenlijk had ik moeten schrijven: de moord óp George Floyd. Slachtoffer van excessief politie-ingrijpen. Meer dan waarschijnlijk slachtoffer van racial profiling. Vermoedelijk slachtoffer van racisme dat door de hoogste autoriteiten van het land gedoogd en zelfs ondersteund wordt.

Een week later slapen de meeste politici bij ons nog altijd. Normaal schieten ze graag vanuit de losse pols tweets op de nabije wereld af. Niet nu. Groen-voorzitter Meyrem Almaci retweet op 29 mei, drie dagen nadat de feiten bij ons bekendgemaakt waren, een opiniestuk over racisme. Een dag later retweet ze met een stukje persoonlijk commentaar de viraal gegane toespraak van Killer Mike in Atlanta. Weer een dag later, zondag 31 mei, postte ze een citaat van Angela Davis en de laatste woorden van George Floyd. Gisteren dan retweette ze nog een antiracistische boodschap van partijgenote Jessica Soors.

Aan de andere kant van het politieke spectrum schiet Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken pas zondag 31 mei in gang, maar dan is het wel meteen goed raak. Justice for George Floyd? Neen, hoor, hij heeft het over de rellen, die mogelijk ook naar hier zullen overwaaien, met de aankondiging van een BLM-betoging in Brussel op pinkstermaandag (die uiteindelijk niet zal plaatsvinden). Boven een tweet van Trump (‘The United States of America will be designating ANTIFA as a Terrorist Organizion’) schrijft hij: ‘+100000’ met een emoji van een opgestoken duim. Helemaal mee eens, bedoelt hij. Almaci en Van Grieken spelen hun rol met het brengen of delen van boodschappen die in hun volgerskringen verwacht worden. Groenlinks versus extreemrechts. Ze doen wat van hen verondersteld wordt dat ze doen.

Peter Mertens, voorzitter van de PVDA, doet dat niet. Geen woord van hem op Twitter over de dood van Floyd of de protesten de dagen daarna. Neemt Raoul Hedebouw het woord in deze materie? Nope. Ook geen letter. Alleen de mindere goden van de partij nemen openlijk standpunten in.

Bart De Wever? Noppes. De N-VA-voorzitter gaat heel spaarzaam om met het medium Twitter. Zijn voorlopig laatste boodschap dateert van 22 mei, felicitaties voor zijn nieuwe concullega Egbert Lachaert. Die Lachaert houdt het een hele week op het promoten van zichzelf. (Nochtans wordt zijn nieuwe woordvoerster, Zelfa Madhloum, dadelijk na haar aanstelling racistisch bejegend, hij had maar de link te leggen.) Heeft ie misschien afgesproken met zijn voorgangster dat zij de honneurs nog even zal waarnemen over buitenlandse zaken? Euh, neen. Gwendolyn Rutten retweet alleen een berichtje van haar stadsgenoot Bart Schols over een vreedzaam protest in de staat Colorado. Ach, ja, het is tenminste iets.

Welaan dan, in het moedige midden zal CD&V-voorzitter Joachim Coens toch wel schrijven dat hij enerzijds de dood van George Floyd betreurt en anderzijds ook de rellen? Vergeet het. Hij houdt het op interne partijboodschappen en het veelvuldig retweeten van allerlei aankondigingen, inclusief een grapje over prins Joachim in zíjn groene ruitjesjas.

Conner Rousseau dan, die zal toch… Mmm, geen letter op Twitter, enkel een poging om zijn denkpiste over het verbod op hoofddoeken tot zestien jaar te nuanceren, wat grandioos mislukt. Dus, de voorzitter van de sp.a zwijgt over een onderwerp dat niet alleen de Verenigde Staten beroert, maar ook hier voor een tweedeling van de samenleving zorgt? Iemand die uit volle borst De Internationale zingt sinds hij ‘pap’ kan zeggen? Yep, mateke kan dat. Wacht even, hij is natuurlijk actiever op Instagram, dat andere sociale medium. Daar vinden we vanochtend (eindelijk!) een zwarte kader, met als onderschrift ‘Listening & learning. United we stand against racisme #blackouttuesday’. Dan toch een teken van sociaaldemocratisch leven, voor één keer geen selfie van dat gebeeldhouwde jonge voorzitterslichaam, al is Instagram nu niet meteen het medium om politieke boodschappen te verkondigen.

Onze ministers zullen zich dan toch outen als antiracisten, denk je dan. Think again! Geen zuchtje over wat er over de grote plas gebeurt bij Wouter Beke, Hilde Crevits, Benjamin Dalle, Zuhal Demir, Matthias Diependaele, Jan Jambon, Lydia Peeters, Bart Somers (inderdaad, ook niets bij de minister van Samenleven!) en Ben Weyts, lieden die als er ergens een Vlaming honderd meter voorop rijdt in een bergrit in de Tour, onmiddellijk van jetje geven. Piet Theys, de uitvinder van de kritische sportjournalistiek, zei daar ooit cynisch over: “Verenig u met het succes van de succesvollen op het ogenblik dat ze succes hebben en een deel van dat succes zal op u afstralen.”

Maar goed, dit is eerder federale (want: internationale) materie. Oké, even kijken. Koen Geens? Afwezig. Pieter De Crem? Houdt zich bij binnenlandse zaken. Nathalie Muylle? Is gaan schuile. Philippe De Backer? Nog niet wakker. Maggie De Block? Retweette een boodschap (‘Neen tegen racisme!’) van haar Oostendse partijgenoot Bart Tommelein. Oef. Alexander De Croo? Yo. Hij zette vanochtend ook een zwarte kader op Twitter met de boodschap: ‘All men are created equal #life #liberty #pursuitofhappiness #BlackOutDay2020’.

Even over de taalgrens piepen. Premier Wilmès? Non. Paul Magnette? Pas du tout. Elio Di Rupo. Absent. Georges-Louis Bouchez? Twee retweets van vreedzame manifestaties. Het is wat het is, c’est ce que c’est.

Op die paar uitzonderingen na heerst de grote stilte. Niet mee bezig. Niets voor ons (al kan je ook hier van alledaags racisme gewagen). Niet nu, we hebben andere zorgen.

Het is een laffe stilte die heel erg op schuldig verzuim lijkt.



#BlackLivesMatter

Samenleving Posted on ma, juni 01, 2020 13:17:06

Ik ben geboren als een witte jongen. Dat komt erop neer dat ik vanaf de wieg geprivilegieerd ben, want witte (zeg voor mijn part: blanke) mannen hebben een streepje voor. Dat is geen verdienste en dat is ook niet iets waarop je mij moet aanspreken. Het is nu eenmaal zo. Toeval. Een zaadcel die hallo zegt tegen een eicel en het resultaat was ik. Ik wil dus niemand horen zeggen dat het geweldig is dat ik een witte man ben. En ik wil evenmin iemand horen zeggen dat het een schande is dat ik een witte man ben.

Ik ben opgegroeid onder witte mensen. Jongens, meisjes, mannen, vrouwen. Thuis, op school, op het werk. Slechts occasioneel liep ik iemand met een andere huidskleur tegen het lijf in mijn leefomgeving. Homo’s en lesbiennes waren er wel in mijn wijde vrienden- en kennissenkring. Sommigen liepen met een boogje om hen heen, of spraken fluisterend — als ze in de buurt waren — of hardop — als ze niet in de buurt waren — kwaad over hen. Behoorlijk omfloerst, of in de vorm van een aangebrande mop, met als onderliggende boodschap: dit hóórt niet. Zo zijn wíj niet.

Ik was vroeger roodharig. Ros. De tand des tijds heeft die rosse glans doen verdwijnen, net als een deel van dat haar trouwens. “Rosse kater, springt in ’t water, met uw tenen boven ’t water”, werd er weleens gezongen naar mij. Toen de Vlaamse gemeenschap nog nagenoeg honderd procent wit was, werd er ook al gezocht naar mogelijke zwakke schakels om te pesten. Het is van alle tijden. Het wordt doorgegeven van ouders op kinderen. Zoek de zwakke schakel, zorg ervoor dat jij de pester bent en niet de gepeste. Och, die ‘rosse kater’ heeft me niet getraumatiseerd. Ik vond het tijdverlies om erop te reageren. Die beledigingen waren nog redelijk onschuldig, met de nadruk op ‘redelijk’, want ook dat gedrag is natuurlijk laakbaar.

Ik weet niet wat het is om tot een minderheid te behoren. Ik weet niet wat het is om van de ene omgeving te migreren naar een totaal andere, verhuizen van de stad naar het platteland laat ik dan even terzijde liggen, hoewel: het geeft je wel een idee wat het moet zijn om als buitenstaander te moeten leven, maar dan zonder de discriminatie en de kleineringen. Mensen kijken je aan alsof je van Mars komt, maar da’s niet erg: ik koester mijn geïsoleerde bestaan als vreemdeling. Pas als mensen je aankijken en je ze ziet denken of hoort zeggen dat je beter op Mars was gebleven, wordt het vervelend.

Ik probeer me voor te stellen hoe dat moet zijn, leven als vreemde in je eigen land. Niet dat je dat bént, maar als velen dat zeggen, ga je dat op den duur zelf denken, of voel je je er op z’n minst slecht bij. Ik schreef samen met een zwarte man een boek over racisme in het voetbal. Daardoor kreeg ik heel even het gevoel een vreemde te zijn, want sommigen vinden het blijkbaar niet passen dat een witte man — een geprivilegieerde jongen in onze witte westerse samenleving — onrecht aankaart waar hij zelf niet het slachtoffer van is. Het is aan de slachtoffers om dit naar buiten te brengen, kreeg ik af en toe te horen. Of ik las het in beschouwingen over andere racistische daden. Ik begrijp dat totáál niet. Ik vind dat zelfs beledigend, wat zeg ik: een vorm van racisme. Iederéén zou moeten opkomen tegen racisme, of je nu zelf tot de geviseerde groep behoort of niet. Het is een burgerplicht. Het signaal dat ik wou geven met dat ene boek, Vuile zwarte, was er een van burgerzin. Racisme is verwerpelijk, altijd en overal.

Ik las deze morgen een tweet van iemand die zich beroepshalve hoofdredacteur mag noemen en die zich openlijk afvroeg of het niet #LivesMatter of #AllLivesMatter moet zijn, in plaats van #BlackLivesMatter. Het gaat om een witte man, dat hoef ik u niet te vertellen. Van middelbare leeftijd, aan zijn profielfoto te zien. Een typische reactie van geprivilegieerde witte mannen van middelbare leeftijd, van iemand die niet begrijpt (of wil begrijpen) waar die hashtag zijn oorsprong vindt. #BlackLivesMatter zegt níet dat alléén zwarte levens van belang zijn, wel integendeel: het zegt dat zwarte levens evenvéél tellen als alle andere levens. Het zegt: in wezen zijn we allemaal gelijk. Het zegt: in het Amerika van nu worden mensen met een zwarte huidskleur gediscrimineerd, gecriminaliseerd, op vele vlakken sociaal uitgesloten, en dat zou niet mogen. Het zegt: tot hier en niet verder. Wie dat niet snapt, neemt best geen openlijke standpunten in. Of wordt best geen hoofdredacteur. Voor zulke mensen zei de grote Martin Luther King, Jr. ooit: ‘Nothing in all the world is more dangerous than sincere ignorance and conscientious stupidity’. Onwetendheid en domheid als vijanden van het volk. Het moet wat zijn op die redactievergaderingen…

Ik voer u terug naar 1939, toen Billie Holiday, een gekleurde jazzzangeres, Strange Fruit uitbracht. Een gebroken stem zingt over een gebroken samenleving. De eerste lijnen zeggen alles. ‘Southern trees bear a strange fruit / Blood on the leaves and blood at the root / Black bodies swinging in the southern breeze / Strange fruit hanging from the poplar trees’. Voor die ene hoofdredacteur duid ik even dat het ‘vreemde fruit’ waarvan sprake geen appelen, peren of papaya’s zijn. Holiday zong over zwarten die door leden van de Ku Klux Klan gelyncht werden, waarna de racisten hen demonstratief lieten hangen aan de bomen, bengelend in de zachte wind van het zuiden van de Verenigde Staten. Het Amerika van Billie Holiday verschilt nauwelijks van het Amerika van Donald Trump, ook al zijn we eenentachtig jaar later en hebben we ondertussen Rosa Parks, Martin Luther King, de Nation of Islam, Malcolm X, de vreedzame mensenrechtenbeweging en een zwarte president gekend. Racisme zit diep verankerd in de Amerikaanse samenleving, dieper dan het bij ons zit, al zit het bij ons ook behoorlijk diep, als je even rondkijkt. Met een leider die zelf een racistische narcist is, voelen KKK’ers en aanverwanten zich gesterkt. Wie kan er hen wat maken? Met een leider die zelf de protesten zwaarder bekampt dan het oorspronkelijke onrecht — de dood door overdreven politiegeweld van een zwarte man —, voelen ordehandhavers die zelf sympathie hebben voor de KKK zich vrije vogels. Wie kan er hen wat maken? Met een leider die terecht de gewelddadige reactie van een getergde menigte veroordeelt en vergeet naar de oorzaak ervan te kijken, zitten racisten gebeiteld. Wie kan er hen wat maken?

Dus ja, als witte man, niet trots op zijn privileges maar er wel gretig gebruik van makend, voel ik me geroepen om dit brutale, diepgewortelde, schijnbaar onwrikbare onrecht aan te klagen. Ik kijk ernaar vanop een veilige afstand, maar ook dat kan mij niet verweten worden. Ik kom van waar ik kom, ik woon waar ik woon. Opnieuw: geen verdienste, noch een verwijt waard. We mogen hier niet meer over zwijgen. We mogen de daden van die narcistische idioot, ook al is hij democratisch verkozen, niet zomaar tolereren. Als westerse — hoofdzakelijk witte en hoofdzakelijk mannelijke — politici geen krachtig signaal Witte Huis sturen, wat het moge zijn laat ik aan hun verbeeldingskracht over, hoeven ze hier nooit nog in het openbaar te zeggen dat ze voor een open en tolerante samenleving zijn, want dan zijn het voor eens en voor altijd hypocriete lafaards die uw aandacht niet waard zijn.

‘A riot is the language of the unheard’, zei Martin Luther King ooit. Het is, helaas, de enige zichtbare manier om ‘Tot hier en niet verder!’ te roepen. Hij zei ook, meer dan vijftig jaar geleden, ‘We cannot walk alone’: en toch heeft ‘zijn’ volk nog altijd geen glimp opgevangen van het Beloofde Land en stappen ze nog altijd alleen op. ‘We will remember not the words of our enemies, but the silence of our friends’. Wie in deze tijden zwijgende vrienden heeft, heeft geen vijanden nodig, want iedereen is je vijand. Wie hier, in West-Europa, als persoon met enig maatschappelijk gewicht en gezag blijft zwijgen, is een vijand van George Floyd en al die andere slachtoffers van excessief politie-ingrijpen.

Nog eentje, om het af te leren, uit die ene fameuze toespraak: ‘I have a dream that my four little children will one day live in a nation where they will not be judged by the color of their skin, but by the content of their character’. Dromen zijn bedrog. Zevenenvijftig jaar na die bevlogen en door alle mensen van goede wil toegejuichte uitspraak worden zelfs Kings achterkleinkinderen nog altijd achtergesteld om hoe ze eruitzien.

#BlackLivesMatter!



In de wachtrij hoor je erbij

Samenleving Posted on za, mei 16, 2020 12:34:44

Stikjaloers ben ik op lieden die er met enkele pennentrekken in slagen het absurde van een complexe situatie samen te vatten. Waar ik telkens zesduizend-of-meer tekens voor nodig heb, doet cartoonmeester Lectrr dat zes keer per week in zijn hoekje op pagina 2 van De Standaard met één tekening en een paar rake woorden. Vlijmscherper dan eender welk editoriaal, preciezer dan een schot van een geoefende sluipschutter die ingehuurd wordt om rake woorden af te vuren, grappiger dan een stand-upcomedian die zijn maatschappijkritische jokes met een verbale mitraillette op zijn publiek mikt.

De dag nadat de Nationale Veiligheidsraad had aangekondigd dat volgende maandag ook de musea opnieuw open mogen, pakte Lectrr uit met een zoveelste minimeesterwerkje. ‘Geen stormloop verwacht op musea’ luidde de boventitel. Daaronder hing een schilderij waarop ik de contouren van het SMAK herkende nog vóór ik de letters ‘S.M.A.K.’ had gelezen, met het onderschrift ‘Ceci n’est pas un primark’. Dodelijk efficiënte boodschap, alweer. Wij, Vlamingen, staan niet in de rij voor het SMAK — of eender welk ander museum —, we doen dat wel voor een Primark, Action of, godbetert, Ikea. Een museum voor moderne kunst is geen Primark, en gelukkig maar. Een museum voor moderne kunst zal nooit zo populair zijn als een Primark, en ongelukkig maar. Ik ben al verscheidene keren in het SMAK geweest en nog nooit in een Primark, en gelukkig maar, voor mezelf.

Wij, Vlamingen, zorgen er elk jaar voor dat bij het afsluiten van het jaar de Boeken Top 10 in de categorie Non-Fictie bestaat uit zeven kookboeken, twee Kiekeboes en een verloren gelopen ernstig boek dat het onverwacht goed heeft gedaan, zoals onlangs De Bourgondiërs van Bart Van Loo. Dat in een land waar Sandra Bekkari, Pascale Naessens en Jeroen Meus de literaire plak en de deegrol zwaaien, uitgeverijen overkop gaan of de tering (ernstige boeken doen het niet goed in de verkoop) naar de nering (dan maken we maar geen ernstige boeken meer) zetten, hoeft niet te verwonderen. Recente slachtoffers zijn Polis en Van Halewyck, andere zullen volgen.

Maar ik wijk af. Ik wilde iets schrijven over de heropening van de winkels afgelopen maandag en wat ik daarvan vind. Kijk, dat zal Lectrr nooit overkomen. Die had de essentie — lees vooral verder — al gevat. Lange wachtrijen waren er aan de Primarks, Actions en Mediamarkten van deze wereld. Winkels die goedkoper zijn dan hun concurrenten in dezelfde sector. Die in lageloonlanden door kinderhanden gefabriceerde goedkope brol verkopen, is geen onterechte vaststelling die weleens gemaakt wordt over Primark. Wie naar een van die ketens moet, heeft het doorgaans niet breed. Enig mededogen is op zijn plaats, dus was ik een beetje verbaasd dat de mensen in die eindeloos lijkende rijen werden veroordeeld. ‘Is dat nu echt wel nodig om meteen in de rij te gaan staan en het virus weer zijn gang te laten gaan?’ klonk het. Daartegenover stonden de lui die het gedrag vergoelijkten, omdat die mensen nu eenmaal weinig geld te spenderen hebben. Ik keek naar rechts en naar links, naar onder en naar boven, en dacht: ik bevind me in het midden van een discussie waar ik níet aan zal deelnemen. Ik begrijp namelijk dat de portemonnee van heel wat mensen niet verder reikt dan een T-shirt van de Primark. Alleen vroeg ik me af: moest dat al dadelijk op die maandagochtend? Kan je dat bezoek niet een paar dagen uitstellen? Al had ik er meer begrip voor dan voor diegenen die stonden aan te schuiven voor een Ikea. Zo’n Billy heb je zelden nodig om te kunnen overleven.

Zou het kunnen dat er een psychologisch proces achter zit? Hoe verklaar je anders de rush op de containerparken van een paar weken geleden? Mensen klampen zich vast aan elke strohalm vrijheid. Hadden ze per se op dat ogenblik iets nodig van de Primark? Misschien niet echt, maar het voelt zo verdomd goed om weer in een wachtrij te mogen staan. We zijn hopeloos ongeduldig, maar, godverdomme, wat vinden we het heerlijk om na twee maanden lockdown geduld te móeten oefenen in het gezelschap van anderen. Gemiste kans van de Primark om T-shirts te verkopen met het opschrift ‘Ik was erbij in de wachtrij’ of ‘In de wachtrij hoor je erbij’, een geheid hebbeding was dat geweest. De wachtrij als metafoor van een samenleving die weer een beetje tot leven komt. Stilstaan in de wachtrij als symbool van een maatschappij in beweging. Wachten is leven. Wie laatst wacht, best wacht, telt niet mee. Geef ons heden onze dagelijkse wachtrij! Zoals die rijen die aanschoven om onze overleden vorst te eren, een eeuwigheid geleden. De trage tocht ernaartoe was belangrijker dan dat korte moment van knikkende eerbied. Zo was het maandag belangrijker dat je er stond, dan dat je uren later eindelijk afrekende aan de kassa.

De lange en — het dient benadrukt — ongezonde rijen stonden in schril contrast met de beelden van onze lege parlementen, waar al vele weken om begrijpelijke redenen nauwelijks volksvertegenwoordigers te zien zijn. Die leegte is nodig, maar geeft ook perfect aan tot wat de particratie geleid heeft: een bende jaknikkers. Welke twee of drie volksvertegenwoordigers per partij er ook zitten, maakt niet uit: ze zijn onderling inwisselbaar en kleuren netjes binnen de door de partijleiding aangegeven lijntjes. Dat was zo vóór de coronacrisis en dat zal ook ná de coronacrisis het geval zijn. Je kunt net zo goed kartonnen dames en heren op de parlementsbanken plaatsen, zoals ze in sommige Duitse voetbalstadions, van plan zijn, het verschil zal nauwelijks te merken zijn, zelfs niet als, hopelijk binnenkort, het normale leven weer zijn gang zal gaan. Straks natuurlijk wel langs de kassa passeren om dat parlementair pensioen op te strijken. Ook dan wordt er vrolijk ja-geknikt. Vreemd dat er geen wachtrijen zijn om in de politiek te stappen.



Bubbelonische spraakverwarring

Samenleving Posted on za, mei 09, 2020 13:03:39

Ik moet u iets bekennen. Ik ben de voorbije weken tot twee keer toe burgerlijk ongehoorzaam geweest. Ik heb verplaatsingen gemaakt die volgens de letter niet-essentieel zijn, maar die zich in mijn hoofd als ‘bijzonder essentieel’ aankondigden. Ik ben twee keer naar het ziekenhuis geweest met mijn moeder: achtentachtig, alleenstaand, trekt onwaarschijnlijk goed haar plan zo alleen op haar appartement, maar is natuurlijk iets minder goed ter been dan oudere jongeren zoals ik. Geen levensbedreigende aandoeningen of vervelende virussen, uw bezorgdheid is aandoenlijk maar hoeft niet echt, al was het best wel nodig dat ze zo snel mogelijk een specialist zag. Twee keer heb ik de verplaatsing van twee maal vijfenzeventig kilometer plus de korte trip naar het ziekenhuis gemaakt, mét geïmproviseerd mondmasker, voor haar welzijn.

Strikt gezien heb ik de lockdownmaatregelen geschonden, ik weet het. Mijn moeder had ook een taxi kunnen nemen, de bus zelfs, die op vijftig meter van haar deur stopt, klopt allemaal. Ik vond het noodzakelijk om deze uitstap te maken. Uit mijn kot om haar in haar kot te kunnen houden. Als ik vandaag in de kranten de foto’s zie van mensen die gisteren deden alsof de versoepeling al is ingegaan, voel ik me opeens veel minder schuldig. Mijn verplaatsingen voelen een pak essentiëler aan. Morgen ga ik dan weer niet langs bij haar: Moederdag vieren we in Antwerpen pas op 15 augustus, dat weet de hele wereld. Dat dilemma stelde zich dus niet.

Toen ik woensdag de premier hoorde aankondigen dat we vanaf zondag 10 mei net iets meer mogen — onze moeders vanop anderhalve meter innig knuffelen, bijvoorbeeld —, had ik aanvankelijk een cynische reactie. Te ingewikkeld, ik blijf wel in mijn kot, zoiets. Pas de uren daarna begon ik te beseffen dat de experts en de Nationale Veiligheidsraad hand in hand, wat niet mag, tot de conclusie waren gekomen dat niet alleen het economische leven weer op gang moet komen. Ook sociaal contact moet kunnen, onder restricties. Ik dacht: hoe naïef, Belgen houden zich niet aan regeltjes en interpreteren altijd breder dan zou mogen. Ik schreef het eerder al: een Belg kent alleen ‘mag wel’ en ‘mag niet’, alles daartussenin mág voor hem. Tegelijkertijd dacht ik: hoe menselijk, weten dat er behoefte is aan een vooruitzicht, een horizon, hoe begrensd ook. En ja, het leek allemaal veel te ingewikkeld en hoe zou je in hemelsnaam moeten bepalen wie die vier gelukzakken waren die welkom zijn in je midden? De ene sprak over kokers, de andere over silo’s, een derde over bubbels.

Het gonsde heel even van de positieve reacties, tot de orde van de dag en het cynisme van de gebruikelijke sociale media-megafoontoeteraars het overnam. Waarom mag dít niet en dát wel? Hoezo, ik mag wél naar mijn schoonouders — omdat zíj dat in haar eentje heeft beslist —, maar níet naar mijn ouders? Een Gents koppel liet in Het Journaal verstaan wat ze ervan dachten: dan nodigen we gewoon in de voormiddag die kinderen en schoonkinderen uit en in de namiddag die andere, want wie zal dat controleren? Als de burger geen zin heeft in burgerzin, heeft de versoepeling weinig zin. Burgerlijke ongehoorzaamheid als leidraad van het dagelijkse leven, nog net iets anders dan mijn essentiële verplaatsing van hierboven. In de gloria in ’t echt. Grappig en wrang tegelijk. Geen fictie maar frictie. Michael Van Peel heeft de situatie gisteren uitstekend verwoord in zijn opiniestuk met de titel ‘Zeurderige zelfregulering’ in De Standaard, daar kan ik niet tegenop. Wat zijn we toch gepatenteerde zeurkousen, zeg! Zever, gezever. En dat allemaal omdat een minderheid — laten we dat toch even benadrukken — weigert om voor één keer volgzaam te zijn en niet aan hineininterpretierung te doen, gesteld dat ze die lekkere Duitse term al zouden kennen. Een aantal mensen interpreteert alles tot ze aan een definitie komen die hen goed uitkomt.

Welkom in Bubbelonië, waar bubbelonische spraakverwarring troef is.

Omdat de overheid weer eens onduidelijk heeft gecommuniceerd. Omdat wij weer eens onduidelijk hebben geïnterpreteerd. Contrair doen óm contrair te doen is geen maatschappelijke verdienste als er geen altruïstische beweegreden aan vasthangt. Al wat we nu moeten doen is die gemeenschappelijke vijand, dat onzichtbare virus, wegkrijgen, met alle mogelijke middelen. Zoals: tijdelijk heel volgzaam zijn.

De roep om normaal te doen, weerklinkt steeds luider. Wij zijn niet geschikt voor een lockdown. In tegenstelling tot de Chinezen willen we niet dat de overheid ons doen en laten tot in het kleinste detail controleert en orkestreert, en terecht. We hebben gisteren nog maar, in mineur, de vijfenzeventigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog gevierd, Befehl ist Befehl werkt hier niet meer. Maar dat gezonde wantrouwen tegenover gezag en macht is nu even een nadeel.

Bedrijfsleiders, economen en neoliberale opiniemakers pleiten al weken voor ‘business as (more or less) usual’. Allen aan het werk. Alsof er in de bubbel Bedrijf geen risico bestaat op verspreiding van het virus. Wat ik me afvraag: die mensen die al sinds eind maart pleiten om aan de slag te gaan, hebben die zelf geen ouders meer, geen familie, geen kwetsbare vrienden? Soms denk ik dat het eenzaam moet zijn in de ivoren toren. Blijf in uw kot, maar kom uit uw figuurlijke bubbel.

Het nieuwe normaal mag niet lijken op het oude normaal, omdat dat niet normaal wás. Je kunt geen economisch leven blijven organiseren op een ecologisch kerkhof. Je kunt deze maanden van anders gaan leven niet wissen van de digicorder van het leven zodra er een vaccin is. En je kunt niet voorbijgaan aan het feit dat onze samenleving vandaag steunt op de inzet van mensen die veel te hard moeten werken voor veel te weinig geld en veel te weinig maatschappelijke waardering. We moeten echt iets voor hen terugdoen. Al vrees ik dat het cynisme dra weer de bovenhand zal krijgen.

Als het applaudisseren om acht uur ’s avonds ophoudt, houdt wellicht ook de waardering op. De helden van vandaag zijn de verwaarloosden van gisteren en zullen de vergetenen van morgen zijn.



Mondmaskerade

Samenleving Posted on za, april 11, 2020 13:03:25

De prijs van de meest ongelukkige overheidscommunicatie van de week gaat naar de FOD Volksgezondheid. Donderdag tweette die: “De autoriteiten bereiden zich voor op een versoepeling van de maatregelen, maar dat is nu nog niet aan de orde. Blijf de maatregelen opvolgen. Je inspanningen zorgen voor een snellere terugkeer naar een normaal leven. Hou vol! #samentegencorona”

Ik beeld me in dat de meeste van de 17.829 volgers van de account @be_gezondheid — gemeten vandaag om 12u04 — dat als volgt hebben gelezen: o, er komt een versoepeling aan, kom jongens, we mogen naar buiten. Het was ongetwijfeld goed bedoeld, maar een slechte lezer — en zo zijn er heel veel — is waarschijnlijk niet verder geraakt dan “De autoriteiten bereiden zich voor op een versoepeling van de maatregelen”. Het essentiële van de boodschap — maar nu nog niet! — zal verloren gegaan zijn in de kortstondig euforie die het eerste deel van de openingszin zal hebben veroorzaakt. Zo zijn wij nu eenmaal, we gaan soepel om met verordeningen. Met z’n allen naar het containerpark, gezellig. We waren al wereldrecordhouder kijkfiles — “O zie daar, een ongeval, laten we heel even onze boterhammetjes soppen in de miserie van een ander” —, nu hebben we ook in een door omstandigheden niet-olympisch jaar het olympisch record van de langste containerparkfile gevestigd. De Belg verstaat maar twee soorten boodschappen: mag wel en mag niet. Mag een beetje of mag binnenkort wellicht wel, wordt in een handomdraai mag wel. Dat had de FOD Volksgezondheid kunnen weten. Doe dat dus niet.

***

In deze coronatijden komt het beste en het slechtste in de mens naar boven, en dan liefst tegelijkertijd, soms zelfs bij dezelfde mensen. Ik lees dat er her en der weer mensen elkaar opzoeken op straat of in de tuin. Een ‘onschuldig’ barbecuetje links, een ‘goed bedoelde’ flashmobparty rechts: er zit negen kansen op tien geen kwade bedoeling achter, maar het is het equivalent van achter het stuur kruipen met 1,5 promille achter de kiezen. Van dan af wordt het een loterij. De kans dat je brokken maakt is statistisch gezien kleiner dan dat je zigzaggend veilig thuis raakt en achteraf niet kunt navertellen hoe dat is gelukt, maar het is een kans die je niet zou mogen grijpen. Niet voor jezelf, niet voor de anderen. Doe dat dus niet.

***

Na de amateurvirologen voeren nu de amateurmondmaskerdeskundigen het hoge woord. Ik word daar, eerlijk gezegd, een beetje moe van. Mensen improviseren hun eigen mondmasker. In een iets te volle supermarkt, met opdringerige klanten die een Herman van Veen-stemmetje in hun achterhoofd horen piepen (“Opzij opzij opzij, maak plaats maak plaats maak plaats, wij hebben ongelofelijke haast”) en zich dan maar even tussen jou en de sperziebonen in blik wurmen, kan ik me er nog iets bij voorstellen. Maar op straat? Liever een beetje veiligheid dan geen, akkoord, maar een vals gevoel van veiligheid is veel erger dan een onveiligheidsgevoel, denk ik dan maar. Marc Van Ranst heeft het echt niet kwaad met ons voor. Doe dat dus niet.

***

Hoe zit dat trouwens met die bestellingen van mondmaskers? Als deze opgedrongen semi-quarantaine voorbij is, zou dat toch eens deftig onderzocht mogen worden. Een Chinese tussenpersoon die op Facebook vraagt of er iemand hem op weg kan helpen naar een mondmaskerfabrikant voor een dringende levering aan het verre België, echt? Dit klinkt toch als een totaal ongeloofwaardig scenario van een Guust Flater-album? De testkits om na te gaan of je covid-19 onder de leden hebt, bleken dan weer een onduidelijke handleiding te hebben meegekregen: hebben we het hier over het ineen vijzen van een Ikea-kast of over een cruciale handeling in de gezondheidssector?

De federale minister van Volksgezondheid mag zich, als deze golf van miserie voorbij is, politiek verantwoorden, dat lijkt me wel het minste, net zoals de Vlaamse minister van Welzijn mag verklaren waarom het in de woon-zorgcentra zo traag ging met de voorzorgsmaatregelen. Misschien rollen er wel koppen, we zullen zien. Maar wat ik me dan afvraag: waarom hebben hun voorgangers het principe “Gouverner, c’est prévoir” nooit ter harte genomen? En waarom hebben de administraties, die uiteindelijk voor de continuïteit moeten zorgen terwijl de bevoegde ministers komen en gaan, dit niet zien aankomen? Is dat niet hun verdomde taak? Blijkbaar is het makkelijker om te wijzen op verouderde gevechtsvliegtuigen dan op noodscenario’s in de zorg. Of word ik nu te cynisch?

***

Over cynisme gesproken: ik lees ze nog maar half, de commentaarstukken van opiniemakers die vinden dat we maar zo snel mogelijk terug naar de orde van de dag moeten overgaan. Aan de slag! De economie moet blijven draaien. Ten koste van alles? Iemand zocht uit dat het totale aantal doden in maart amper hoger lag dan twee jaar geleden, ook een piekjaar. Iemand anders concludeerde: we zitten maar twaalf procent boven het gemiddelde. Ondertoon: ach, zo erg is het nu toch ook weer niet. Benieuwd wat de cijfers van april zullen aantonen.

Voor sommigen is het aantal coronadoden even abstract als het aantal gestrande of verdronken vluchtelingen: het is niet meer dan een getal. Op een eilandje in de Bronx werden arme coronadoden gedumpt in een massagraf. Ach, wie kent hen? Onze eigen doden kunnen niet eens herdacht worden. De vergelijkingen met het ‘normale’ dodental deze tijd van het jaar, of het aantal slachtoffers dat de griep jaarlijks maakt, mogen wat mij betreft even opgespaard worden, net als het vergelijken van de relatieve slachtofferaantallen, omdat alle landen een andere meetmethode hanteren. Het is appelen met peren vergelijken. Volstrekt zinloos, maar je scoort er wel bonuspunten mee in de krochten van het internet. Zullen we ons misschien richten op de allereerste prioriteit, besmettingen en dus ook doden voorkomen, in plaats van een hitparade op te stellen van zwaarst getroffen landen?

Om nu al een snelle terugkeer naar ‘business as usual’ te bepleiten, moet je wel heel weinig empathisch vermogen bezitten. Of geen vrienden of familie meer hebben. Je zou er net zo goed voor kunnen pleiten om alle rode lichten tijdens de werkuren af te schaffen, dan zijn de mensen sneller op hun werk. Geen rem op de economie! Misschien moeten die lieden de dood eens in de ogen kijken. Dat kán, vandaag op de voorpagina van Het Laatste Nieuws, waar een fotocollage staat van coronaslachtoffers. Het maakt het drama tastbaarder. Dit zijn geen getallen maar mensen. Mensen die ons respect verdienen.

Het kan gelukkig ook anders: ik las vandaag in De Standaard een sereen interview met arts Louis Ide, nationaal secretaris van de N-VA, die op Twitter doorgaans stevig uithaalt naar iedereen die niet in zijn kraam past. Het nederige kleed dat hij zichzelf had aangepast, zat hem als gegoten. Ook voor hem wil ik straks applaudisseren.



Poppers paradox

Samenleving, Uncategorised Posted on za, april 04, 2020 12:53:18

Neem uw cursus op pagina 153. Lees daar luidop de definitie. “Vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder voorafgaande controle door de staat. De vrijheid van meningsuiting is niet absoluut, net als de meeste andere grondrechten. Zo zijn belediging en smaad onder bepaalde omstandigheden strafbaar.”

Waarop een opsomming volgt van wat niet mag: je mag de nationale veiligheid niet in het gedrang brengen, de goede zeden niet overtreden, de gezondheid van anderen niet in het gedrang brengen, de openbare veiligheid niet verstoren, die buur met die andere huidskleur niet beledigen, enzovoort, enzoverder. Het zijn die uitzonderingen die de regel ingewikkelder doen lijken dan hij is. Laten we ’t hierop houden: wie denkt dat hij dit warme weekend mag aangrijpen om een barbecue te organiseren of om honderd kilometer naar de kust te rijden, kan zich niet beroepen op de vrijheid van meningsuiting, gesteld dat dagjestoerisme al een mening was, natuurlijk. Blijf in uw kot!

Het probleem met de vrije meningsuiting is dat een groeiend aantal lieden denken dat die grenzeloos is. Dat jouw mening bekend móet worden gemaakt bij zoveel mogelijk medeburgers. Als je de sociale media een beetje volgt, lijkt het er sterk op dat velen de vrijheid van meningsuiting verwarren met de plicht om die meningen ook via de media te vermenigvuldigen. En wat erger is: zo lijken de media dat ook steeds vaker te verstaan. Hoe is Dries Van Langenhove ooit buiten zijn obscuur fascistisch groepje een cultheld voor extreemrechtse rakkers kunnen worden? Dankzij een forum dat hem werd aangereikt na enkele onverdraagzame tweets over transgenders. Zo werkt dat tegenwoordig: je kan ongestoord fulmineren op lezersfora, je wordt uitgenodigd in een tv-studio als je een actueel debat bezoedelt met een ongenuanceerd standpunt, je kleine roeptoeter mag worden ingeruild voor een blitse megafoon als je het maar grof genoeg verwoord hebt. Iemand met oogkleppen op mag ongestoord iets roepen over mondmaskers, terwijl een muilkorf eerder gepast zou zijn.

Neen, ik ga er niet opnieuw uitvoerig dat onoordeelkundig gesprek met een Siciliaans wijnboertje bij halen, maar het is wel symptomatisch voor de huidige gang van zaken. Iemand roept een mening en iemand anders vindt dat wel een prikkelende gedachtegang. Die iemand anders is dan toevallig een respectabel journalist en steekt de man met de mening een microfoon onder de neus. Mocht hij dat niet doen, dan zou die eerste misschien wel “En wat met mijn vrijheid van meningsuiting?” roepen, terwijl het versturen van een tweet uiteraard net de essentie is van vrije meningsuiting. Het kan, het mag, op die paar beperkingen na. Daarom moet je zo iemand nog niet laten aanschuiven bij het rijtje van experts: de zaal zit al vol, dank u wel, de veilige afstand van anderhalve meter kan niet meer gerespecteerd worden. Echte en vermeende deskundigen lopen elkaar voor de voeten: dat is een probleem, in tijden dat je betrouwbare expertise meer dan ooit kunt gebruiken. Laat schijndeskundigen buiten het debat, zij vinden hun weg toch wel in de krochten van het internet.

Wij, de media, laten ons te vaak ringeloren. Hoe harder extremisten brullen dat ook zij aan bod moeten komen, hoe groter de kans dat ze dat uiteindelijk ook mogen. Ooit was er een cordon médiatique tegen vertegenwoordigers van het Vlaams Blok in de Vlaamse pers: ze kwamen nauwelijks aan bod. Een kwarteeuw later is de slinger helemaal de andere kant op gegaan. Geen van beide keuzes is verdedigbaar: de eerste omdat je zo ook een cordon sanitaire rond de kiezers van die partij legt, wat in een democratisch bestel ongezond is, de tweede omdat je extremisme salonfähig maakt. Gezond verstand is een kwestie van afwegen. En niet zomaar toegeven aan externe druk: noem het gerust pretentieus, maar die pretentie moeten hoofd- en eindredacteuren en journalisten durven te hebben. Al te extreme uitlatingen moeten we blijven beperken tot het kringetje waar ze ontstaan zijn.

De Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper (1902-1994), die zichzelf een kritische rationalist noemde, ging daar in zijn beroemde boek The Open Society and its Enemies (1945) uitgebreid op in via zijn ‘paradox van tolerantie’. Een van de onverwachte vijanden van de open samenleving is een verdraagzame attitude tegenover onverdraagzaamheid. In Poppers definitie: “Onbeperkte tolerantie moet leiden tot het verdwijnen van tolerantie. Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.”

Zullen we daar met z’n allen — ja, ook ik — bij stilstaan de volgende keer dat we geneigd zijn een onverdraagzaam standpunt van een onbeduidend heerschap extra aandacht te gunnen door het te delen of retweeten? En als we het dan toch in een grotere kring verspreiden, zullen we er dan in niet mis te verstane bewoordingen tegen ingaan?



« VorigeVolgende »