Stel: ik word gecontacteerd door een voorzitter van een extreemrechtse partij die me, in hoffelijke bewoordingen en virtuele pluimen in mijn kont stekend, vriendelijk vraagt of ik het voorwoord zou willen schrijven in zijn volgende boek, dat over politiek en dan met name de visie van zijn partij gaat. Ik zou, beleefde jongen als ik ben, heel snel, heel correct en heel kordaat antwoorden. Neen, beste voorzitter, ik wil op geen enkele manier geassocieerd worden met uw partij en uw programma. Ik schud u de hand als ik u ontmoet — die fase uit het democratische rouwproces zijn we nu toch voorbij —, ik zal oppervlakkig converseren met u, maar ik zal u op afstand houden. Dus, nogmaals, neen, duizendwerf neen. Geen denken aan. Nooit. Niet eens nadat de hel de hele aarde onder een laag ijs heeft ondergedompeld, waarbij ik even leentjebuur speel bij het Engelstalige gezegde ‘When hell freezes over’, wat zoveel betekent als: nooit-neverjamais, maar waar ik mij ook, terzijde, vragen bij stel, want de hel, stond die niet voor overdreven hete temperaturen, wat toch wel een contrast is met die ijslaag uit het gezegde?

Politicoloog Carl Devos heeft wel ‘Ja’ gezegd op een vraag van Tom Van Grieken, zo stond deze week in de kranten te lezen, maar zijn voorwoord was te lang, te academisch of te kritisch, of een combinatie van dat alles, en werd ook na inkorting geweigerd. Dat voorwoord werd dan ergens gepubliceerd en, inderdaad, het was lang, academisch en kritisch, wat je van een kritische academicus zou mogen verwachten. De uitgeverij zocht dan maar een ander slachtoffer die niet tot de kring van ‘usual suspects’ behoorde en kwam uit bij politiek journalist Jan De Meulemeester, die zijn voorwoord meteen publiek maakte. Liever zelf lekken dan gelekt worden. Waar Devos het had over waar Vlaams Belang voor staat, heeft De Meulemeester het vooral over waarom hij is ingegaan op de vraag om als voorwoordinvaller te fungeren.

Ik begrijp de heren niet, net zomin als ik Jonathan Holslag begreep, toen die het voorwoord van een vorig boek van de Vlaams Belang-voorzitter schreef, onder het motto ‘Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen’, toegeschreven aan Voltaire, maar eigenlijk van Evelyn Beatrice Hall. Hoe je het ook draait of keert, je associeert je met één partij, één visie, één lijn. Je wordt, in dit geval, eventjes één met de slogan ‘Eerst onze mensen’, ook al sta je daar in je eigen dagelijkse realiteit mijlenver van af, maar zo word je gepercipieerd door de lezer. Die leest het voorwoord en denkt, zie je wel, zo verkeerd kan ik niet zijn met mijn extreem gedachtegoed, als een vooraanstaand politicoloog of journalist hieraan meewerkt. Of die leest het voorwoord niet — die kans is oneindig veel groter, want zo’n woord vooraf is een beetje als de veiligheidsrichtlijnen in een vliegtuig: je wil gewoon zo snel mogelijk de lucht in —, waardoor je én je tijd verprutst hebt én alsnog geassocieerd wordt met een partij waarvan je net hebt geprobeerd de ideologische uitgangspunten in doorwrochte zinnen te bekritiseren.

Het heeft geen zin.

Rechtse lieden hebben altijd hevige kritiek gehad op linkse media, wat niet zo moeilijk is, want hoe rechtser je bent, hoe linkser de rest van de wereld wordt (omgekeerd geldt dat uiteraard ook). Voor extreemrechts is het centrum haast communistisch. Op Pallieterke, ’t Scheldt en Doorbraak na is bijna elke publicatie dan verwerpelijk. MSM, luidt de als scheldwoord bedoelde afkorting. Mainstream Media. Vrij vertaald: de pers is tegen óns, wij, gewone mensen die nergens meer aan bod komen. Waarna weer zo iemand in een mainstream medium mag schrijven dat de vrijheid van meningsuiting in het gedrang is. Quod non, dus.

Je zal maar een poco (politiek correct) gutmensch zijn, dezer dagen. De bruine drek vliegt je om de oren, toch nog iets anders dan een verloren gelopen tomaat. Wat ik dan vreemd vind, is dat de MSM — ik neem de term hier maar even over — gewillig meegaan in dat denkproces en de ene na de andere pershater aan het woord laten, die dan weer mag zeggen dat hij — het zijn bijna zonder uitzondering mannen aan die kant van het spectrum — nergens aan bod komt en hoe zit dat dan met de vrijheid van meningsuiting?

Sta me toe even in dat (extreem)rechtse sfeertje te blijven vertoeven — iemand moet het doen! — en de hele Vlaamse pers links te noemen. Hoe masochistisch is dat linkse zootje dan eigenlijk wel, zeg? In De Morgen mocht Joachim Pohlmann, vandaag de gesel van alle culturo’s in Vlaanderen, jarenlang om de twee weken zijn reactionair-nationalistische gedachtestroom laten vloeien. Vandaag las ik nog een pleidooi voor kernenergie van Maarten Boudry, die geregeld een vrijgeleide krijgt om zijn ideeën te spuien in het blad en die worden steeds rechtser. Mark Elchardus mag zijn flinksige licht laten schijnen over progressief Vlaanderen. Dries Van Langenhove werd er opgevoerd als een interessante ‘andere’ stem. Als abonnee sinds jaar en dag wil ik best wel kennismaken met meningen die niet dadelijk met de mijne stroken, maar ik krijg stellig de indruk dat ik steeds minder meningen mag lezen die wél stroken met de mijne, en die mening is heus niet extreem. Een linkse die iets links zegt in een links blad, mag dat nog? (Ik kijk ook naar jullie, Humo!) Negen jaar lang had Bart De Wever een column in De Standaard. Hij begon ermee in 2004, toen de N-VA electoraal niets voorstelde, en eindigde toen de N-VA de grootste partij van het land aan het worden was. Zijn dankbaarheid? Hij laat geen gelegenheid onbenut om de krant te schofferen. Mia Doornaert pleegt er geregeld een reactionair stukje. Vorig weekend mocht, godbetert, de netjes gecoiffeerde Armand Vervaeck, de ultieme fanboy van Theo Francken, onder het spotlicht plaatsnemen in DS Weekblad. Rik Torfs is alomtegenwoordig in de MSM, een man die je bezwaarlijk links kan noemen; je kan hem tegenwoordig zelfs bezwaarlijk centrum noemen. Wie zijn tweets leest, weet: deze man probeert de kerk rechts van het centrum te houden.

Mag dit niet? Natuurlijk wel. In een ideale wereld lees je linkse denkers in rechtse media en rechtse denkers in linkse media. Alleen… zo werkt het niet in de praktijk. In rechtse media vind je geen wekelijkse column van Raoul Hedebouw, Meyrem Almaci of Conner Rousseau. Op doorbraak.be zal je niets van hen lezen. Het gevolg is dat de eenzijdige toepassing van een op zich correct media-democratisch principe — iedereen aan het woord laten — contraproductief werkt tegen diegenen die dat principe consequent willen toepassen. Pohlmann heeft de culturele sector ongestoord nationalistische draaien om de oren mogen geven en mag dat nu doen vanuit een beleidsfunctie. Het volk zegt: ja, hij zal wel gelijk geven, die subsidieslurpers moeten het maar met wat minder stellen. Hadden ze maar een stiel moeten leren. Of de Vlaamse Leeuw vlekkeloos uit het hoofd kunnen debiteren.

De (centrum)linkse pers, beste lezer, is masochistisch. Bevreesd als ze is dat ze bevooroordeeld wordt geacht, probeert ze krampachtig ook de meest extreme stemmen een megafoon aan te reiken. Die luide roepers herhalen dan in de MSM hun riedeltje dat de MSM niet deugen en dat zij straal genegeerd worden, absurder wordt het niet. Zijn mediamensen dan toch naïeve wereldverbeteraars zonder concreet plan? Mag ik er even de paradox van Popper bij halen, door de Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper gedefinieerd in zijn De open samenleving en haar vijanden? ‘Onbeperkte tolerantie moet leiden tot het verdwijnen van tolerantie. Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.’

Ik hoef niet elke mening te horen, zo lang ieder individu zijn eigen mening binnen de wettelijke restricties maar mag uiten. Ik wil niet dat iedere controversiële tweet wordt opgeblazen tot een brede maatschappelijke discussie. Ik zit niet te wachten op producenten van vele decibels die net omdat ze zoveel lawaai maken, meer aan bod komen dan mensen met een genuanceerde, doordachte mening. En ik begrijp de naïviteit niet van slimme mensen die vermoeden dat een kritisch bedoeld voorwoord in een boek van een extreemrechtse partijvoorzitter a) gelezen zal worden, b) begrepen zal worden, en c) zal aanzetten tot reflectie. De stap van afstandelijke watcher naar nuttige idioot is een hele kleine.