Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Altruïsme

Sport Posted on za, mei 28, 2016 13:01:35

‘Ons land
heeft zelden zo diep gezeten: terrorisme, aanslagen, stakingen. Hoog tijd voor
echte solidariteit in plaats van groepsegoïsme’. Also, dames en heren, sprach Zaratorfstra,
Rik Torfs volgens de burgerlijke stand, ook wel het orakel van Leuven genoemd,
onnoemelijk slimme profeet voor luie academici, overtuigde gelovigen met de portemonnee op de
plaats waar normaal het hart zou moeten zitten en liefhebbers van pseudodiepzinnig
geneuzel. Maar hij heeft natuurlijk overschot van gelijk: wat onze samenleving
nodig heeft is samenhorigheid. Eendracht = macht.

Vergeet die
egoïstische stakers, die potverteerders die niet willen inzien dat er geen
alternatief is, die idioten die weigeren te beseffen dat we het grootkapitaal
moeten vrijstellen en dat het geld moet gezocht worden bij de kleine man, hij
(m/v) die zo weinig heeft dat hij niet eens zal merken dat het nog wat minder
wordt. Ja, toch? Nee, wat deze (onze) wereld kan redden is altruïsme.

***

Het altruïsme
van een José Mourinho, bijvoorbeeld, die voor 59 miljoen euro en wat centiemen
drie jaar lang Manchester United mag gaan coachen en die, volkomen terecht
uiteraard, onmiddellijk na zijn aanstelling uithaalde naar zijn voorgangers:
‘Laten we de drie vorige jaren vergeten!’ Goed gezegd, José, er wordt veel te
weinig nagetrapt in deze veel te softe wereld. Likken naar boven en trappen
naar onder, zeg ik altijd maar.

***

Het altruïsme
van een Marc Wilmots, Bondscoach des Vaderlands, de man die ons straks naar een
Europese titel zal leiden, of toch tenminste naar een plaats in de achtste
finales, waarna het achtereenvolgens de schuld van de sossen, de bond en de
spelers zal zijn, dat we er al zo snel uit liggen. Die Onnoemelijk Grote
Veldheer liet zich gisteren eventjes goed gaan op een vraag van een Zwitserse
journalist, die heel vriendelijk wilde opwerpen dat de Rode Duivels tegenwoordig wel zéér
populair zijn, waarop de Hoogedelachtbare Nationale Trainer uithaalde naar de
voetbalbond, omdat de oefeninterlands tegen Noorwegen en Finland maar niet
uitverkocht raken. Té dure tickets, fulmineerde Zijne Meester-Tacticus. Dat
zijn spelers de hoogste premies van alle deelnemende landen hebben afgedwongen?
Detail! Dat hij en flink wat van zijn spelers een beroep doen op allerlei
vennootschappen en fiscale constructies om hun salarissen en premies te laten
uitbetalen? Och, stop met muggenneuken en mierenziften, je hebt gelijk,
Oppersyndicalist Marc!

***

Het
altruïsme van een Roland Duchâtelet die opnieuw de aandelen van de
Sint-Truidense Voetbalvereniging in handen heeft gekregen. Hij, de sportieve
baas, zijn vriendin, de voorzitster. Eerlijk verdeeld. Dat hij — eigenaar van
het stadioncomplex — de club de jongste jaren al vanop afstand bestierde, kunt u
dat bewijzen? Ha! Hij wilde vooral vermijden dat ‘zijn’ STVV in buitenlandse
handen zou komen, lees ik in de krant. ‘Omdat die mensen onze voetbalcultuur
niet kennen’. Zeer juist, meneer D., kijk maar naar hoe het clubs als Alcorcón
(Spanje), Charlton Athletic (Engeland), Carl Zeiss Jena (Duitsland) en FC
Ujpest (Hongarije) is vergaan. Oeps, uitschuivertje, dat zijn uw eigen clubs,
waar op een enkele uitzondering na flink gemord wordt tegen het beleid van die
vreemde snuiter die de hele tijd met spelers en trainers zit te schuiven,
pionnen op een strategisch schaakbord waar de gewone supporter — die sukkel die
nooit ver genoeg nadenkt om de onvatbare intelligentie van de mannen die het
voor het zeggen hebben te kunnen snappen — geen touw aan kan vastknopen. Tegenpruttelende
voetbalfans, het lijken wel stakers die niet beseffen dat hun leiders
alleen maar het beste met hen voorhebben.

***

Terug naar
een tweet van Rik Torfs: ‘De beste manier om in België problemen op te lossen
was altijd de ontkenning dat ze er zijn’. Hoezo, problemen? Altruïsten zullen
de wereld redden. Wilmots loopt op kop van de fanfare, Duchâtelet heeft de
instrumenten betaald. Zo wordt altruïsme ook heel even surrealisme.



80

Memories & mijmeringen Posted on zo, mei 22, 2016 19:45:55

Far away where the soft wind blows / Far away
from it all / There is a place you go / Where teardrops falls. (‘Where
Teardrops Falls’, ‘Oh Mercy’)

Tot vorig
jaar had ik in de aanloop naar 23 mei altijd wel een stressmomentje.
Cadeau-angst. Wat kan ik voor hem kopen? Wat heeft hij nog niet, wat zou hij
willen, wat zou ik zelf willen dat hij zou willen? Elk jaar opnieuw, vanaf het
ogenblik dat ik voldoende zakgeld had om geschenken te kopen voor familie en
vrienden, ergens in de zorgeloze jaren zeventig van de vorige eeuw.

***

Soms liet
de inspiratie te wensen over, zoals toen ik hem het boekje Monster zonder waarde, over seriemoordenaar Freddy Horion, overhandigde, er niet bij stilstaand dat een tekst over een stuk crapuul
verkeerd begrepen zou kunnen worden door de ontvanger. De titel klonk ook nogal
dubbelzinnig. Nee, het was écht niet zo bedoeld!

Eén keer
was ik het zo beu, dat ik dacht: ik doe gewoon waar ik zin in heb en koop iets
dat ik zelf leuk vind. Het werd het meest gewaardeerde cadeau ooit: de LP Rum, Sodomy and the Lash van The Pogues.
Wie zèn da? Amai, da’s goe hé. Mijn
moeder de kast op, vanaf het moment dat de stem van Shane MacGowan door de
huiskamer wallebakte. Dronken Londense Ieren zorgden voor een warm
vader-zoonmomentje. Ik heb hem nooit durven uitleggen dat de oorspronkelijke
naam van de groep ‘Pogue Mahone’ was, een verbastering van de Ierse verwensing
‘Póg mo thóin’, wat zoveel betekent als ‘Lik m’n reet!’. Die Monster
zonder waarde
lag nog iets te vers in het geheugen.

***

Voor het
eerst in veertig jaar hoef ik me geen zorgen te maken over een geschikt cadeau.
Dat bezorgt me een nog ongemakkelijker gevoel dan al die stressy aankoopstonden
bij elkaar opgeteld. Het idee dat je maar wát graag zou tobben over een boek,
een cd, een dvd of een fles van een goed jaar. Het ellendige gevoel dat 23 mei
een leeg vakje in het Grote Boek der Verjaardagen is geworden. Weten dat een hoogstaand hoofdstuk afgesloten werd met een ongenadig hard punt.

Buckets of rain / Buckets of tears / Got all
them buckets comin’ out of my ears. (‘Buckets of Rain’, ‘Blood on the Tracks’)

***

Hij zou
vandaag tachtig zijn geworden, mijn vader. Morgen is hij precies vier maanden
niet meer onder ons en ben ik acht jaar getrouwd. Data. Stipjes op de kalender,
die toevallig dicht bij elkaar staan dezer dagen. Morgen wordt Bob Dylan 75.
Mijn vader had niets met Dylan, ik des te meer. De man die de Nobelprijs voor
Literatuur jaren geleden al had moeten krijgen. Dylan, bedoel ik, niet mijn
vader. Ter zijner eer leg ik morgen nog zo’n meesterwerkje op of blader ik
rusteloos door Lyrics 1962-2001, op
zoek naar onverbeterlijke poëtische lijnen. Voor hem. Voor mijn vader, bedoel
ik, niet voor Dylan.

“There must be some way out of here”,
said the joker to the thief / “There’s too much confusion, I can’t get no
relief” (…) “No reason to get excited”, the thief kindly spoke
/ “There are many here among us who feel that life is a joke”. (‘All
Along the Watchtower’, ‘John Wesley Harding’)



Dewinter

Journalistiek Posted on za, mei 21, 2016 13:00:56

‘Er staat
een primeur in deze krant’, zo vat Bart Eeckhout een lang uitgevallen
editoriaal in De Morgen aan. ‘Voor
het eerst publiceren we vandaag een uitvoerig interview met Filip Dewinter,
leidend politicus van de extreem-rechtse partij Vlaams Belang’.

A ja, en
dan?, was mijn eerste reflex. Dat heb ik wel vaker. Ik ben van nature een ‘Et
alors?’-type. Maar goed, ik bladerde toch maar door naar pagina 12, waar de
heer Dewinter op een drie kolommen grote foto enigszins bedenkelijk net naast
de lens kijkt, alsof de fotograaf hem dat zo gevraagd heeft. Op de pagina
ernaast een kleinere foto met een gesticulerende Vlaams Belangpoliticus en een
ietwat stuurs kijkende Joël De Ceulaer, de interviewer met dienst, beiden
gezeten in een soort nepantieken salon, maar laten we het hier vooral niet
over de gustibus en zo hebben.

Mijn ‘En
dan?’ heeft vooral te maken met het groots uitpakken. Waarom? En: waarom nù?
Een kwarteeuw geleden was de Vlaams Blokker nog een curiosum, op weg naar een
eclatant verkiezingssucces, waarvoor prompt de term ‘Zwarte Zondag’ zou bedacht
worden, maar dat wisten we in al onze hooghartige naïviteit nog niet. Het Blok,
dat waren toch die neonazi’s en fascisten, die we vooral moesten doodzwijgen?
Viel dat even tegen, zeg! Zwarte Zondag was dan nog maar een lichtgrijze
variant op de verkiezingszondagen die de daaropvolgende vijftien jaar zouden
volgen, tot het Vlaams-nationalistisch discours opnieuw werd opgeëist door de
Volksunie, zij het in een nieuwe verpakking, in feller geel en zwart.

Achteraf
bekeken is altijd makkelijk praten, maar eigenlijk hadden we toen meer nood aan
een lang interview met de bezemveger met de bokshandschoen dan nu. Als je dat
wil, kun je nu overal lezen wat de Brugse inwijkeling in Antwerpen en zijn
kornuiten nastreven. Ja, zelfs in De
Morgen
, waar elke extreem-rechtse scheet aan bod komt. Niet in
interviewvorm, maar in de vorm van redactionele bijdragen over de standpunten
van Vlaams Belang. Zelden op de voorpagina, maar ook niet weggemoffeld in een
klein hoekje op pagina veertien of daaromtrent.

Het cordon sanitaire werd nooit opgeheven,
net zomin als het cordon médiatique,
maar de ideeën van wijlen Vlaams Blok werden geheel of gedeeltelijk
overgenomen, anders verpakt en soms voor een stuk in de praktijk uitgevoerd,
terwijl de media de opnameapparatuur niet meer in een Pavloviaanse reflex afzetten als iemand van VB iets
roept, wel integendeel, elke scheet valt tegenwoordig in alle geuren en kleuren
te bewonderen. En dat is normaal. Ik heb er niets op tegen om alle deelnemers aan
het politieke spectrum aan bod te laten komen. Dat heet onpartijdig zijn. Zo
objectief mogelijk berichtgeven. Maar wel altijd: kritisch blijven,
afstandelijk, de juiste vragen stellen, ook al hoort de geïnterviewde die niet
graag.

In
onverdachte tijden, 1995 om precies te zijn, vatte ik de idee op om in de
aanloop naar de parlementsverkiezingen twaalf kopstukken uit de Vlaamse
politiek te interviewen voor het boek Hoogvliegers
in de Wetstraat
, een titel die de uitgever bedacht in volle Agustacrisis.
Moest ik ook iemand van het Blok aan het woord laten? Na toch wel zeker
zevenentwintig seconden piekeren, had ik mezelf al overtuigd: ja, dat moest! En
dus maakte ik een afspraak met Karel Dillen, de toenmalige voorzitter voor het
leven van VB. Of ik het er als reporter goed vanaf gebracht heb, kunt u met een
beetje geluk ontdekken in de ramsj, tenzij u een van de 772 kopers was,
waarvoor mijn oprechte dank met terugwerkende kracht. Ik ben ervan overtuigd
dat ik niet medeplichtig was aan het succes van het Blok in de daaropvolgende verkiezingen.
Maar doodzwijgen was voor mij niet aan de orde. Dan maak je er een verboden en
juist daardoor nog veel aanlokkelijker vrucht van.

Hier past
ook een reductio ad Hitlerum: stel
dat het nu 1944 is, maar dan wel met sociale en andere media, en je zou de kans
hebben om de Führer te interviewen, moet je dat dan doen? Ik vind van wel. Zeer
goed voorbereid, zonder angst voor represailles, onmiddellijk onderbrekend
wanneer hij een racistische dooddoener poneert. (Ik heb niet voor niets twee
jaar privé-les gehad van Maurice De Wilde, eenzaam en alleen dat ik was in mijn
studierichting.) Een cordon médiatique
werkt alleen maar contraproductief, het is zeer naïef om te veronderstellen dat
je daardoor potentiële kiezers weghoudt bij dat soort figuren. Het is een
dédain dat je wel vaker tegenkomt in journalistieke kringen. Journalisten
willen al te vaak Mitspieler zijn,
terwijl ze uiteindelijk toch maar langs de zijlijn staan.

Alleen
vraag ik mij dus nogmaals af: waarom, De
Morgen
? En vooral: waarom nù? Als een interview met zoveel poeha wordt
aangekondigd, dan verwacht ik minstens dat Dewinter zich verontschuldigt voor
meer dan een kwarteeuw ranzige standpunten. Dat hij de islam omarmt of pleit
voor ongeziene tolerantie bij de Vlaming. Dat hij het 70-puntenplan afzweert.
Of het tegendeel: dat hij nog een tandje bijsteekt in zijn retoriek en oproept
tot geweld tegen elke vreemdeling, ik
roep maar wat. Niets van dat alles. Ik heb niets geleerd uit dit interview.
Alles is al gezegd geweest, in andere interviews in andere tijden in andere omstandigheden
in andere media.

Een
interview met de 33-jarige Filip Dewinter had me doen huiveren, maar zou me mogelijk
ook iets geleerd hebben over zijn beweegredenen en zijn toekomstige plannen.
Een interview met de 53-jarige Filip Dewinter had ik vooraf al zelf letter per
letter kunnen uitschrijven, zo voorspelbaar is het. Ik vind dat jammer.



Rien ne va plus

Samenleving Posted on za, mei 14, 2016 12:56:11

Soms is het
leven helder en weet je perfect wat je te doen staat. Meestal is het confuus en
onoverzichtelijk, raak je zelfs af en toe je oriëntatie helemaal kwijt. Zoals wanneer de krant
de wekelijkse column van Jan Devriese rechts op pagina 19 positioneert, terwijl
die al jaar en dag links te lezen stond. ‘Waar is De week van…?’, vroeg ik aan niemand in het bijzonder, want ik
zat vanochtend alleen aan de ontbijttafel. Niet meer doen, Het Laatste Nieuws, het leven is al ontregelend genoeg.

***

‘Dit land
wérkt niet meer’, lees ik in diezelfde krant in de kop boven een interview met
gewezen bpost-baas Johnny Thijs, u weet wel, de CEO die opstapte omdat de
regering zijn salaris wilde halveren. Wérkt, zo staat het er. Met een accent op
de e. Niet op de e’s in ‘meer’, bijvoorbeeld, want méér zou betekend hebben dat
we minder werken dan anderen of dan vroeger. Nee, wérkt. Als in: het is op.
Ander en beter. (België barst, roepen enkele onverlaten, maar laten we die even
negeren, zoals we al meer dan een kwarteeuw doen.)

Thijs haalt
niet per se uit naar het land België
en zijn veel te ingewikkelde structuren. Hij staat niet op de barricaden met
een Vlaamse leeuwenvlag in de hand. Hij beperkt zich niet tot het uitkafferen
van stakers, een populaire sport in deze contreien dezer dagen. (De immer
recalcitrante Joël De Ceulaer daarover in De
Morgen
: ‘Als het stakingsrecht straks wordt ingeperkt, worden de zwakste
werknemers machtelozer dan ooit’.)

Zegt Thijs
over de bonden: ‘Van de vakbonden verwacht je een minimum aan
inlevingsvermogen, maar bijna altijd primeert hun eigenbelang op het algemeen
belang.’ Zegt Thijs over de federale regering: ‘Ik vind het een schande hoe ook
daar het algemeen belang ondergeschikt wordt gemaakt aan het partijbelang.’ Ik
wil maar zeggen: die Thijs surft niet zomaar mee op het discours van de
leidende coalitie. En hij heeft tonnen ervaring in het leiden van bedrijven, in
de privé en van de overheid. Gewichtige stem, dus.

En toch… Tussen
de lijnen ontwaar ik de zogeheten parler
vrai
van het zichzelf nooit in vraag stellende liberalisme en dat vind ik
dan weer jammer voor iemand die vandaag vrijuit kan en mag praten. Eén, omdat ik huiver van neoliberalisme à la Reagan en
Thatcher, beleidskeuzes die één procent van de Amerikanen en Britten een beter
leven hebben bezorgd. Twéé, omdat ook een intelligente man als Johnny Thijs blijkbaar nog
altijd uitgaat van oude paradigma’s.

Het
communisme heeft niet gewerkt, punt. Het kapitalisme ook niet, zelfde punt. In het
casino van de 21ste-eeuwse democratieën gaan de meeste spelers er nog altijd
van uit dat een onzichtbare hand de inzet op het juiste nummer zal leggen,
waarna de roulette het balletje pardoes in een andere holte doet tuimelen. Rien ne va plus. Smith, Marx, Keynes,
Hayek, Friedman: verdienstelijke economen, maar ze leefden in hún tijd, een
tijd met andere specifieke noden en een andere organisatie van het
maatschappelijke en economische leven. Mannen van hun tijd. Ja, zeg het maar
Jan Theys: de tijd van toen. Niet de tijd van nu.

***

Natuurlijk
is de staking van de bagageafhandelaars uiterst irritant, zes weken na de
terreuraanslagen op Zaventem. Maar die onderbetaalde werknemers hebben nog
altijd niet gekregen wat hen stellig beloofd was in die hectische dagen in
maart. Dus is zowel de vraag ‘Hoe halen ze het in hun hoofd om net nu te
staken, daardoor de onschuldige reizigers treffend, op een moment dat voor de
nationale luchthaven sowieso al pijnlijk is?’ als de wedervraag ‘Hoe haalt de
bedrijfstop het in haar hoofd om net nu die aangekondigde premies achter te
houden, op een moment dat je personeelsleden echt wel een ruggensteuntje
verdienen?’ even legitiem. De staking is betreurenswaardig, maar ze is een
gevolg, geen oorzaak. Een gevolg van een kortzichtig management, dat blijkbaar
heimwee heeft naar de 19de eeuw, toen je werknemers nog probleemloos onder de
knoet kon houden, beliegen, in mensonwaardige omstandigheden als slaafjes
behandelen. Het eerste (de staking) is zeer zichtbaar, het tweede (de gebroken
beloftes) niet.

Ik schreef
hier al eerder dat vakbonden met grotendeels achterhaalde methodes rechten
proberen af te dwingen, maar dat achterhaald zijn geldt net zogoed voor heel
wat bedrijfsleiders. Zowel op de barricaden, als in de ivoren toren worden
oogkleppen gedragen. Niet alleen in dit land. Het wérkt niet meer.

Ligt daar
geen taak voor heel slimme mensen, type Frank Vandenbroucke, die met voldoende
afstand voor de waan van de dag naar onze maatschappelijke, economische en
ecologische noden van de toekomst kijken, en vervolgens ideeën aanreiken, in de
hoop dat de politiek die voor een keer oppikt? Of blijven we verder
aanmodderen, elk verstrikt in zijn eigen dogma, luid roepend dat wat de ander voorstelt niet wérkt?

***

Maar hé, er
zijn belangrijker dingen in het leven. Frank en Simonneke gaan uit elkaar. Club
Brugge kan dit weekend kampioen worden. #TeamTesoro.



De Grote Duivels

Sport Posted on do, mei 12, 2016 11:37:29

(Vandaag in de handel: ‘De Grote Duivels’, het boek
dat Geert De Vriese en Frank Van Laeken schreven over de Rode Duivels, eigenlijk:
Witte Duivels, in de periode 1976-1980. Beginnend bij een ontluisterende
nederlaag in de kwartfinales van het EK 1976: 5-0 in De Kuip, de laatste
interland onder bondscoach Raymond Goethals. Waarna Guy Thys het overneemt, de
nationale ploeg drie jaar door de voetbalwoestijn doolt en de kentering er pas
komt wanneer in de herfst van 1979 een hoogbejaarde kleine middenvelder opnieuw
wordt opgeroepen. In juni 1980 verbazen de, dan opnieuw Rode, Duivels op het EK
in Italië. Bij wijze van opwarming leest u hieronder de inleiding van het
boek.)

Wie Rode Duivels
zegt, denkt aan de huidige generatie, die bol staat van het talent, nummer één
van de wereld, schaduwfavoriet op het EK in Frankrijk. Of aan de Mundial van
1986, toen België na een belabberde start heroïsch presteerde tegen de
Sovjet-Unie en Spanje, en pas in de halve finales uitgeschakeld werd door het
Argentinië van Diego Maradona. De Belgen werden vierde op dat toernooi in
Mexico. Net iets minder goed dan in 1980, toen het EK nog gewoon EK heette en
niet Euro 1980, en de Duivels onverwacht de finale bereikten. Tot op heden nog
altijd de beste Belgische prestatie op een groot toernooi, maar helaas een
beetje vergeten. Twintigers en dertigers zegt het haast niets meer, dat
Jean-Marie Pfaff, Eric Gerets, Walter Meeuws, Wilfried Van Moer en Jan
Ceulemans die 22ste juni dicht bij een zege stonden tegen wie anders dan
(West-)Duitsland.

Dus leek het ons
mooi om deze met zilver omrande bladzijde uit het gulden boek van de Belgische
voetbalgeschiedenis nog eens open te slaan. Al doen we dat niet zomaar, want
aan die bijna-glorieuze episode was een moeilijke periode voorafgegaan, waarin
de Rode Duivels nog Witte Duivels werden genoemd, het grote publiek nauwelijks
in hen geïnteresseerd was en al wie geselecteerd was voor een interland door
zijn ploegmaats vierkant werd uitgelachen. Sukkelaars op noppen, dat waren het.
Tot dat toernooi in Italië.

Elk hoofdstuk is
opgebouwd vanuit twee aparte perspectieven. We beginnen met het verleden. Hoe
reageerden de spelers en de bondscoach op het moment zelf? Wat vonden de
analisten van die dagen er allemaal van? En wat lazen de supporters van toen
nog zoal in de kranten? Wat zagen en hoorden ze op radio en televisie? Daarna
volgt telkens een ‘Achteraf bekeken’, waarin een dertigtal hoofdrolspelers anno
2016 terugblikken op hun heldendaden en – toegegeven, net iets meer –
wanprestaties.

From zeroes to heroes, zo kan je de periode 1976-1980 kort samenvatten.
Verliezers die winnaars werden. Al blijft aan het eind toch weer die ene verdammte conclusie: de Duitsers hebben
gewonnen, niet wij.

Geert De Vriese & Frank Van Laeken, De Grote
Duivels – Het volledige verhaal achter het EK 1980, Houtekiet, 328 blz.,
€19,99.



…and no religion too…

Samenleving Posted on za, mei 07, 2016 13:02:21

Dat
N-VA-voorzitter Bart De Wever zich woensdagochtend in zijn koffie verslikte,
was het op één na belangrijkste nieuwsfeit van die pre-Hemelvaartdag. De reden waaróm
hij dat deed was hét hoofdpunt van 4 mei 2016. Lieven Boeve, directeur-generaal
van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, in de wandelgangen beter bekend als ‘de
Guimardstraat’ naar de Brusselse straat waarin het hoofdkwartier zich bevindt,
liet die dag een proefballonnetje op. Als we nu eens de dialoog aangaan met
moslims en andere andersgelovigen en hen een volwaardige plek gunnen in ‘onze’ (hij bedoelde: de katholieke) scholen, zo liet hij langs zijn neus weg weten.

Nadat hij
de koffievlekken van zijn voor de rest smetteloze witte hemd had verwijderd,
stuurde De Wever een van zijn zeldzame tweets de wereld in, iets wat hij zo om
de drie weken doet. Spaarzaam en weldoordacht. ‘Alweer fout voorstel hervorming
Guimardstraat. Islam in VL moet laïciseren zoals het christendom. Lessen
burgerschap i.p.v. islam in de klas’. Zonder punt achter dat laatste woord,
maar dat zal wel met die vervelende beperking van de 140 Twittertekens te maken
hebben.

De toon was
gezet en sindsdien worden we met meningen, opiniestukken en columns om de oren
geslagen over dit onderwerp. 22/3 is min of meer vergeten, hier is het volgende
breedmaatschappelijke thema dat op de agenda wordt gezet. Zo gaat dat in snelle
tijden. Gelukkig was het donderdag een feestdag en waren er geen kranten,
anders zou ik de discussie nu al grondig beu zijn. Buiten een handvol medestanders, krijgt Boeve vooral wind tegen. Wie katholiek is, twijfelt
aan de haalbaarheid en de wenselijkheid van zijn voorstel. Wie moslim is,
eist zijn plaats op voor het schoolbord. Wie de islam als bedreiging ziet, zet
alvast de barricaden buiten. En wie bij die laatste groep kiezers recruteert,
stuurt een verontwaardigde tweet. Typisch voor dit gepolariseerde landje.

Wat goed
is: er wordt gediscussieerd. Wat minder goed is: wie al een onwrikbare mening
heeft, blijft gewoon op zijn netjes met eigen urine afgebakende tegeltje staan.
Maar nog voor de vraag ‘Is het wenselijk om de islam een prominentere plaats te
gunnen in het katholieke onderwijs?’ kan worden beantwoord, zou een
fundamentelere vraag moeten gesteld worden, eentje die je de jongste dagen
nauwelijks zag opduiken: moet er überhaupt wel een door religie gedomineerd
onderwijs bestaan? (En waarom heet dat, in naam van een denkbeeldig opperwezen,
‘vrij’ onderwijs, terwijl er nauwelijks iets vrij is aan georganiseerde
religie?)

Als straks
de storm is gaan liggen, zal de conclusie, wellicht, zijn dat alles bij het
oude blijft, maar dat er her en der op basis van ‘vrij’ initiatief scholen opener
zullen gaan staan tegenover andere godsdiensten. Dat klinkt goed, voor wie
gelovig is, maar is dat ook goed voor de samenleving? Ik heb respect voor
mensen die gelovig zijn, maar hebben zij dat ook voor mij, terwijl ik nochtans
wetenschap en gezond verstand aan mijn zijde heb? ‘Vrij’ denken leer je echt
niet in het ‘vrij’ onderwijs en net die vrijheid (maar ook de morele plicht) om
zelf te denken en meningen te vormen is fundamenteel bij de opvoeding van onze
kinderen.

Ik weet
het, wat ik bepleit zou — indien het door vooraanstaande politici zou worden
overgenomen — leiden tot een nieuwe schoolstrijd. In mijn ideale wereld hoort
religie niet thuis op school, of toch zeker niet als dominante kracht. Hooguit
kun je in het vak Levensbeschouwing als jongere kennismaken met de
verschillende geloofsovertuigingen: neutraal en zonder een voorkeur uit te
drukken. Terwijl je in het vak Geschiedenis ook weleens religieuze figuren à la
Jezus Christus en Mohammed kunt zien passeren, waarom niet, zij hebben
tenminste echt bestaan. Maar de religieuze beleving zelf moet los staan van de
school. Ik kan me er nog iets bij voorstellen dat je aparte ruimtes voorziet op
school, waar scholieren hun geloof kunnen beleven, maar niet dat dit geloof het
fundament vormt van de lessen die worden gegeven.

Als we ons
onderwijs echt pluralistisch willen maken, mag godsdienst ten hoogste een
bijrol spelen en moet ‘openheid van geest’ los worden gezien van elke vorm van
indoctrinatie, ook (en misschien vooral) religie. Misschien moeten we die
vergeten discussie nog maar eens aanzwengelen, wanneer katholieken, moslims en
mondige omstanders hun bijdrage tot dit in mijn ogen debat in de marge hebben
geleverd. Sta me toe tot slot nog even te vloeken in de kerk: ons onderwijs zou altijd en overal gemeenschapsonderwijs moeten zijn: pluralistisch, ongebonden en werkelijk vrij.

Imagine there’s no heaven / it’s easy if you
try
. Té
simplistisch? Nothing to kill or die for
/ And no religion too
. Té naïef? Mocht u mij nu inderdaad een naïeve
wereldverbeteraar vinden, ach, let it be!



C’est le courage qui compte

Politiek Posted on za, april 30, 2016 13:02:28

C’est le courage qui compte. Het kunstwerk van de Fransman Ben
Vautier — Ben voor de kunstliefhebbers — hing zo prominent achter het
spreekgestoelte dat je niet eens moest nadenken of er een bedoeling achter zat,
toen enkele tellen later Annemie Turtelboom haar ontslag als minister in de
Vlaamse Regering kwam aankondigen. Het is de moed die telt, de boodschap was
duidelijk. Vrij vertaald: Turtelboom was in haar eigen ogen zo moedig geweest
om een energieheffing op te leggen omdat er in de vorige regeringen financiële
kraters waren geslagen.

Dat Tom De
Meester, de bijdehante energiespecialist van PVDA, daar de term ‘Turteltaks’ op
kleefde en de minister die scheldnaam vervolgens als een geuzennaam probeerde
te omarmen, werd haar niet in dank afgenomen, te beginnen in het eigen blauwe
fabriekje. In onze ‘Perceptie is realiteit’-samenleving overleef je dat niet.
Tenzij je een olifantenhuid hebt, incontournable bent in je eigen partij of op
handen wordt gedragen door een flink deel van de bevolking (of een combinatie
van de drie). Annemie Turtelboom stond gisteren heel alleen op dat podiumpje.

***

Is het de
moed die telt? Ik wil het graag geloven, maar ik aarzel heel sterk. Was het
moedig van die 77-jarige priester uit Kortemark om de islam als godsdienst in
vraag te stellen en de profeet Mohammed af te schilderen als verkrachter,
moordenaar en dief? Wat is de waarde van zulke woorden uit de mond van iemand
die al zevenenzeventig jaar een denkbeeldig opperwezen aanbidt, maar wel pronkt
met het debiteren van ‘De Waarheid’. Of, zoals de onvolprezen columnist Jan
Devriese vandaag in Het Laatste Nieuws
schrijft: “Zegt een man die al decennialang aan de mensen voor waar
vertelt dat Jezus over water wandelde, water in wijn veranderde, lammen liet
lopen en — aan de vooravond van z’n gruwelijke kruisdood — een afgehakt oor
herenigde met het hoofd van de rechtmatige eigenaar”. Touché. We mogen courage vooral niet verwarren met stupidité, denk ik dan.

***

Sta me toe
zelf even een onsje moed te hebben en een medeburger moed in te spreken, ook al
werd die de voorbije dagen verketterd, uitgelachen en gekleineerd, en kreeg ie
— in het beste geval — een sausje vol medelijden over zijn eenvoudig lijkende
merkkleren gegoten. Het was weer
Couckenbak
, maar dit keer klauterde de genaamde Coucke, Marc niet op een
podium om een schlager op zijn publiek los te laten.

Ik weet
het, als u terugbladert op deze blog vindt u op 8 november 2014 een nogal
vileine ‘Open brief aan Marc Coucke, succesvol ondernemer’, waarin ik hem enerzijds
feliciteerde met zijn deal — de verkoop van Omega Pharma aan Perrigo — en anderzijds
hekelde dat hij niet alleen weinig of geen belastingen moest betalen op de
opbrengsten van die verkoop, maar ook nog eens scherp uithaalde naar de
inefficiënte overheid. Deze week zat de voetbalvoorzitter te juichen om twee
zeges op een rij in de play-offs en de ondernemer te wenen in een hoekje omdat
hij eerst uit de raad van bestuur van Perrigo en daarna uit zijn eigen bedrijf
werd gezet. Kijk, dan ga ik zo iemand niet extra in de zeik zetten, maar voel
ik mededogen.

Moed, dat
heeft Marc Coucke wel. En ik hoop oprecht dat de ondernemer snel weer opstaat
en gaat doen waar ie zo goed in is: ondernemen. De Vlaamse economie kan Marc
Coucke goed gebruiken, veel meer dan dat de Belgische voetbalwereld dat doet.
Van KV Oostende een ku(n)stmatig semi-topclubje maken, een weireldploegsje, is maatschappelijk irrelevant. Dus, hoop ik dat
Coucke zijn 1,2 miljard en wat centiemen nu vooral steekt in het stimuleren van
het ondernemerschap: dat van hem en dat van anderen. In een bedrijfswereld die
geregeerd wordt door kortzichtigheid en kortetermijnwinstbejag (denk aan de op
het voorhoofd van de Perrigo-bestuurders getatoeëerde ‘Greed is good!‘-leuze) kunnen we een lefgozer mét visie gebruiken.

***

Getuigt wat
Isabel Albers doet, overstappen van De
Tijd
naar Het Laatste Nieuws, van
courage? Of doet ze het voor de poen,
de serieuze zakenkrant verlaten om naar de platpopulistische sensatiegazet
gaan? Dat zeg ik niet, voor alle duidelijkheid, dat kon je afleiden uit talloze
reacties op de sociale media, alsof Albers nu voor The Dark Side had gekozen. Vreemd toch dat in dit tijdsgewricht de job van
hoofdredacteur nog altijd geassocieerd wordt met één medium. De tijd dat de man
het blad en het blad de man was (Guy Mortier, Humo) is met het pensioen van de man in kwestie definitief verleden
tijd geworden.

Hoofdredacteuren
zitten niet langer voor het leven op hun stoel, of voor de laatste twintig jaar
van hun carrière. Zo werken de media niet meer, mocht ik zelf aan den lijve
ondervinden in de elf jaar dat ik op drie verschillende plekken budgetten mocht
beheren, mensen aansturen en PowerPoint-presentaties maken, ondertussen gretig naamkaartjes
uitdelend met daarop de ronkende titel ‘Hoofdredacteur’. One (wo)man, one job, is echt niet meer van deze tijd, en het
verschil tussen Het Laatste Nieuws en
De Tijd is niet zó groot als alom
beweerd wordt (en tegelijk toch ook weer niet zo klein, maar dit geheel
terzijde).

De
hoofdredacteur van vandaag is een professional geworden, hij of zij is al lang
geen ideoloog meer, of iemand met een missie: het is een job als een andere.
Goede moed, Isabel!

***

Ook nog deze week in het nieuws: Jo Cornu die aankondigt dat hij voortijdig zal opstappen als NMBS-baas (moedig?), een wetsvoorstel van een oppositiepartij om de pensioenleeftijd van parlementsleden gelijk te stellen met die van de gewone burgers dat wordt weggestemd door de regeringspartijen en prompt gecounterd met een eigen wetsvoorstel van de kamervoorzitter in hoogsteigen edelachtbare persoon, en een senator van de grootste partij van het land die beweert dat hij ‘geen druk’ heeft uitgeoefend op een hotelschool die Dyab Abou Jahjah had uitgenodigd op een evenement voor het goede doel. Nu durft die meneer Jahjah weleens luid te roepen, beledigende taal te hanteren en ongenuanceerde standpunten in te nemen, maar net zogoed schrijft hij lezenswaardige columns en maakt hij gewoon gebruik van de grondwettelijk verankerde vrijheid van meningsuiting. ‘Geen druk’, zegt de senator, terwijl hij Abou Jahjah in die bewuste brief een ‘haatprediker’ noemt. “Deze man een forum geven, in deze tijden, lijkt me bepaald geen goed idee”, schrijft de toekomstige kandidaat-burgemeester van de stad waar ook de hotelschool gevestigd is. Geen druk? Dat is dreigen dat je later, als je de sleutels van de bulldozer hebt, over de anderen heen zult rijden. Als je
erover nadenkt is het in de politiek heel vaak niet de courage qui compte. Eerder de hoogmoed. En die komt vóór? Jawel.



57

Muziek Posted on za, april 23, 2016 13:35:27

57, als in:
de leeftijd 57. Die van mij en die van Prince. Ik leef nog, hij niet meer. U
zult begrijpen dat ik 57 meer dan ooit veel te vroeg vind om heen te gaan. Je
hebt nog maar twee vingerknippen geleefd en wil daar nog minstens één
vingerknip aan toevoegen. Een lange zucht, waarin je nog al die dingen wil doen
die je al die jaren hebt uitgesteld en waarvan je weet dat het papieren
voornemens zullen blijven.

Prince
heeft de soundtrack van mijn jaren tachtig geschreven, een tijd waarin ik als
twintiger in de fleur van mijn leven had moeten zijn, al voel ik die fleur eerlijk
gezegd eerder nu dan toen. Geile funk, hete pop, beklijvende ballads, heel soms
ook: kleffe slows. Dat laatste weze hem vergeven. Hij was een lichtpunt in die
duistere jaren: geen werk, geen vooruitzichten, Reagan, Thatcher, Koude Oorlog, de Bende van
Nijvel. James Brown was uitgerangeerd, Michael Jackson iets te braaf, Madonna veel
te gekunsteld. Prince kleurde consequent naast de lijntjes en tekende zo een
heel nieuw patroon uit. Zijn muziek was dansbaar, de teksten leken rechttoe
rechtaan, alsof hij altijd opnieuw op de onderbuik mikte, terwijl — als je dan
toch even je verstand aanzette — alles wat hij schreef juist zo gelaagd was.
Het is weinige artiesten gegeven om zowel je hersenen als je hart, je benen en
je edele delen te bespelen. Prince kon dat.

Nochtans
zag ik hem slechts één keer aan het werk, in 1987 in het Sportpaleis, voor de Sign o’ the Times Tour. Vreselijke zaal,
verschrikkelijke akoestiek, veel te veel volk op veel te weinig ruimte samengepropt,
een compleet foute show (Kostuumwissels! Lange gitaarsolo’s!! Ophitsen van het
publiek!!!), maar het werkte wonderwel. Zet daar een andere, uiteraard
minderwaardige artiest, en je zou halfweg woedend om het weggesmeten geld de
zaal verlaten hebben. Niet met Prince: met hem werkte je je ongegeneerd in het
zweet. Een hotsende en botsende massa, stinkend naar het danszweet, ééngeworden
met het kleine genie op het veel te grote podium. Ik werd weggeblazen.

Ik duik in
mijn platen- en cd-collectie en maak me dezelfde bedenking als bij David Bowie
begin dit jaar. Jammer dat ze zijn heengegaan, ik gunde hen het Eeuwige Leven,
maar muzikaal was de relevantie verdwenen. Degelijke platen, af en toe een
uitschieter, maar al een hele poos geen meesterwerken meer. Ik ben Prince
blijven volgen en kopen, zoals hij het als controlefreak graag zal gehad hebben: ik ben zo’n
naïeveling die nog altijd naar een winkel gaat om cd’s te kopen. Maar hij blies
me niet meer van mijn sokken. De laatste keer moet in 1997 geweest zijn, toch
alweer bijna twintig jaar geleden. Crystal
Ball
was niet echt een hoogtepunt in zijn carrière: drie cd’s die mits een strenge selectie
één bijna-meesterwerk hadden kunnen opleveren. En daarop staat Cloreen Bacon Skin.
Vijftien minuten en zevenendertig seconden improvisatie, in het gezelschap van
Morris Day van The Time. Een song kun je het niet noemen: een groove, is het,
niet meer dan dat, waarop laag na laag wordt gestapeld, terwijl Prince ter
plekke wat absurde tekstregels verzint. Onweerstaanbaar. Geniaal. Dansbaar.

Ik herhaal:
mensen van 57 zouden nog minstens 33 procent van hun batterij te gaan moeten
hebben. (En dan bedoel ik niet de batterij van mijn iPhone die heel lang rond
de 90 procent blijft hangen en dan naar beneden dondert.) Bedankt, Prince, voor
de groove, de vibes, de vrolijke losbandigheid, de zweetdruppels en een stuk of
vijf regelrechte meesterwerken.

***

57, als in:
het jaar 1957. De laatste keer dat Royal Antwerp Football Club kampioen van
België werd. Morgen kan de oudste club van het land opnieuw een titel behalen,
maar laten we wel wezen: tweede klasse blijft tweede klasse. De afdeling van
Net Niet. Het kerkhof van ons voetbal, waar af en toe een zombieclub uit het
graf klautert en opnieuw mag meedoen met de Grote Jongens.

Ik ben geen
Antwerpsupporter. Ik ben voor de andere kant: de paarse zijde van ’t stad. Ik ga voor Purple Rain, niet voor Red
Rain
(sorry, Peter Gabriel). Ik hoop dat mijn clubje morgen een beslissende
stap zet richting titel en dat die volgende week, op de Dag van de Arbeid,
gevierd mag worden in het eigen stadion, ook al levert die buiten een
bescheiden en kort volksfeest niets op, want promoveren uit derde klasse is dit
jaar niet mogelijk. Ik ben een Kielse rat, geen roodwitte hond, maar heb op
zich niets tegen Antwerp. Ik juichte mee toen ze het mirakel tegen Vitosja
Sofia verwezenlijkten, ik gunde hen een feestje op Wem-be-ley, ik werd niet door jaloezie overmand toen ze in de jaren
zeventig en tachtig mijn Beerschot overvleugelden. Al zou ik even twijfelen mocht je me nu de vraag stellen of ze van mij dit jaar kampioen mogen worden, omdat het voor
mijn ploegje commercieel een dreun zou kunnen betekenen. Ach ja, hadden ze op
het Kiel een paar jaar geleden maar niet in zee moeten gaan met een centenloze
fantast uit Leuven!

Mijn bompa
en ik, we gingen vanaf de tweede helft van de jaren zestig en de hele jaren
zeventig door samen naar het voetbal. Om de veertien dagen op zaterdagavond
naar het Olympisch Stadion, om onder dat magische kunstlicht Beerschot toe te
juichen. ’s Anderendaags stond er een thuismatch van Olse Merksem op het
programma, lekker dichtbij huis, een afdeling (of twee) lager. De week nadien
trokken we — zonder onze paarswitte sjaals — naar de Bosuil, ook toen al ten
prooi aan betonrot, maar zoveel jaar vóór het Heizeldrama en met het
hooliganisme in zijn kinderschoenen lag niemand daar wakker van. Veertigduizend
man tegen Anderlecht of Beerschot, tweeduizend tegen Club Luik, Beringen of
Waregem. En blijkbaar is er niets veranderd, als je de lange rijen zag van
wachtende mensen die aanschoven voor een ticket voor de kampioenenmatch van
volgend weekend tegen Eupen. Successupporters, die heel afwachtend naar zo’n
seizoen kijken, geen abonnement kopen, maar er wel allemaal willen bij zijn als
er een moment suprême nadert. Typisch
Antwerp, typisch Antwerpen, al heeft Beerschot altijd meer abonnees gehad. De
Antwerpenaar deint graag mee op het ritme van het succes.

De ene week
zagen we Lothar Emmerich, Juan Lozano of Emmanuel Sanon aan het werk. De week
daarna heetten de balgoochelaars met dienst Karl Kodat, Alfred Riedl of Laszlo
Fazekas. Wonderjaren. Nostalgie. Er stonden drie clubs uit de stad Antwerpen in
eerste klasse, vijf of zes clubs uit de provincie. Weelde op een groene
rechthoek. En dat mocht ik allemaal beleven aan de hand — en later, als ik wat
groter was, gewoon aan de zijde — van mijn bompa, die te pas en te onpas
benadrukte dat hij objectief was en altijd twee ploegen zag spelen, waarop ik onveranderlijk
reageerde met ‘Jazeker, Beerschot 1 en Beerschot 2!’. Er waren nog geen gsm’s,
toen, maar wel al getelefoneerde grappen.

Een speling
van het lot en een ingeving van de kalendermaker hebben ervoor gezorgd dat Antwerp
morgen al kampioen kan worden op het veld van Union, als het een beter
resultaat haalt dan de enige resterende concurrent, Eupen. Union, elfvoudig
landskampioen, nog altijd de derde beste club uit onze voetbalgeschiedenis,
vooral succesvol tussen de twee wereldoorlogen, net als… Beerschot. Mijn
bompa vertelde vaak over die heroïsche tweestrijd. Als de duizenden roodwitte
fans die historische, geklasseerde voorgevel van het Joseph Marienstadion in
het Dudenpark morgen maar overeind laten staan. Er is al te veel geschiedenis
naar de kloten gegaan. Zie: Bosuil. Zie ook: Olympisch Stadion.

Ik zal blij
zijn als enkele goede vrienden met een roodwit hart morgenavond iets te vieren
hebben, maar ik zal nagenoeg even blij zijn als dat niet het geval is.
Voetbalfanatisme doet iets met een mens, we moeten het probleem durven te
benoemen.

***

Ik hoop zo
hard dat 57 geen ongeluksgetal is. Of zou Bruce S. gelijk hebben? I came home and I pointed out into the stars
/ A message came back from the great beyond / There’s fifty-seven channels and
nothin’ on
.



« VorigeVolgende »