Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Bands Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on vr, augustus 14, 2020 11:57:01

Halfweg mijn persoonlijke top 20 van bands nog even een overzicht van wie het, tussen N en Z, niet gehaald heeft. Daar zitten fijne namen tussen, zoals… The National, Nirvana, Pet Shop Boys, Pink Floyd, The Pogues, The Police, The Posies, Pretenders, The Robins, The Ronettes, Roxy Music, Simply Red, Sly & the Family Stone, The Staple Singers, The Temptations, Them, Thin Lizzy, Ike & Tina Turner, U2, The Walkabouts, The Waterboys, en Wilco.

Dat speelde in het voordeel van…

20. The Band

19. The Kinks

18. Booker T. & the MGs

17. Pearl Jam

16. The Clash

15. Tindersticks

14. R.E.M.

13. Simon & Garfunkel

12. The Rolling Stones

11. Eagles

10. THE JIMI HENDRIX EXPERIENCE. Neen, Jimi deed het niet alleen, al was hij natuurlijk wel de ster van dit driekoppige ensemble dat verheven lawaai maakte als was het een volledig symfonieorkest met rockinstrumenten. Zonder bassist Noel Redding en drummer Mitch Mitchell zou Jimi Hendrix het waarschijnlijk ook wel gemaakt hebben, maar hun verdienste op die eerste prachtplaten mag niet onderschat worden. Het trio liet zich inspireren door soul, blues, rock en hardrock, wat tot een compleet nieuw geluid leidde. Uiteindelijk bestond de ‘Experience’ niet eens drie volle jaren, wel goed voor de uitmuntende lp’s Are you experienced (1967), Axis: bold as love (ook 1967) en Electric Ladyland (1968). Van Are you experienced bestaan een Europese en een Amerikaanse versie. Op de Europese staan Purple haze, Hey Joe en The wind cries Mary niet op, koop dus best de Amerikaanse (al werden die singles later op de cd wel toegevoegd als extraatjes). Little wing, Voodoo chile (Slight return), Crosstown traffic,de cover van All along the watchtower, het staat allemaal op die drie openers. Al is het wel zo dat Jimi Hendrix door de platenfirma nadrukkelijk naar voren werd geschoven als het gezicht en dat hij op Electric Ladyland een beroep deed op gastmuzikanten, onder meer om Mitch Mitchell te vervangen. Op Woodstock werd zijn optreden aangekondigd als ‘The Jimi Hendrix Experience’, terwijl hij zijn band dan al Gypsy Sun and Rainbows had gedoopt. Wat een sound!

9. THE TRIFFIDS. Heroïnegebruik en een zwak hart zorgden ervoor dat de Australische singer-songwriter David McComb net geen zevenendertig is geworden. Veel te jong, maar oud genoeg om ons, met de door hem opgerichte band The Triffids, te vergasten op prachtige platen, die de jaren 80 net iets mooier deden lijken dan ze in werkelijkheid waren. Ook deze groep — zie R.E.M. gisteren — heb ik in hun prille dagen zien optreden, in, godbetert, ’t Stuk in Leuven en op het alternatieve muziekfestival Futurama in de Brielpoort in Deinze. De groepsnaam was afgeleid van film en boek The day of the triffids, een post-apocalyptisch sciencefictionverhaal. Vrolijke lieden waren het dan ook niet en toch klonk hun muziek sfeervol, rijk en dromerig. Wijlen Marc Mijlemans had gelijk: Born Sandy Devotional is een van de mooiste platen ooit, met tijdloze, weids uitwaaierende songs als Wide open road en Stolen property.

8. LED ZEPPELIN. Vier titelloze albums, die — om het onderscheid te kunnen maken — een nummertje meekregen, hoe arrogant moet je daarvoor zijn? Deze heren (Jimmy Page, Robert Plant, John Paul Jones, John Bonham) presteerden dat. Het getuigde alleszins van bollocks, de muziekliefhebber moest het maar zelf ontdekken. Die eerste vier platen zijn dan ook nog eens het beste wat ze gemaakt hebben, ook al zit er in hun catalogus geen enkele echt zwakke lp. Als u zoekt naar Whole lotta love moet u op II zijn, wil u met uzelf dansen op een lege dansvloer op de tonen van Stairway to heaven, is III de plek om te zijn. Het zou veel te simpel zijn om hen in het vakje hardrock te klasseren: daarvoor zijn de bluesinvloeden te prominent aanwezig. Eerst speelden ze nog een tijdje als The Yardbirds, de groep van Jimmy Page die nog een aantal contractuele verplichtingen had: hij trommelde de drie anderen op. Keith Moon, de immer sympathieke drummer van The Who, voorspelde dat de groep zou neerstorten als een loden ballon (‘lead ballon’), wat de groepsleden inspireerde om zich Led Zeppelin te noemen. Als u voldoende spaarcenten heeft (of een welwillige suikernonkel), ga dan meteen voor The complete studio recordings, een box met de tien studio-cd’s. Muzikale pret voor úren.

7. THE BEACH BOYS. Ingrediënten: drie broers, een neef en een schoolvriend, vijf matchende stemmen, een briljante songschrijver (Brian Wilson), een producer met hele fijne oren (nogmaals Brian Wilson), zon, zee en zwoele temperaturen. Aanstekelijke surfmuziek die naadloos overging in pretpop en uitmondde in uitgekiende poparrangementen. Van heel simpel tot heel ingewikkeld in amper zes jaar tijd. De extreem mensenschuwe Brian had zich intussen laten vervangen bij liveoptredens en was daardoor in staat om in z’n eentje complexe songs te componeren. Pet sounds was het antwoord op Rubber soul van The Beatles, en werd prompt bestempeld als een van de beste albums ooit. De daaropvolgende single Good vibrations deed wat de titel beloofde te doen: mensen een goed gevoel geven. Maar dan belandde het genie Brian Wilson in een depressie, raakte hij verslaafd aan pillen en werd de opvolger van Pet sounds, Smile, ingehouden omdat The Beatles intussen Sgt. Pepper’s op de wereld hadden losgelaten. Faalangst met hoofdletter F resulteerde in een groep die nog wel bestond, maar niet meer toonaangevend was. Pas een kleine veertig jaar later werd Smile alsnog uitgebracht, maar dan onder de naam Brian Wilson: een schitterende maar onnavolgbare en voor de doorsnee oren té psychedelische plaat, met nummers over groenten en zo. Koop u dus maar een verzamelplaat van hen (alleen al de titels van de nummers op de hoes zullen u zachtjes doen neuriën en schuifelen). Denk er wel aan om de stoelen opzij te schuiven in de woonkamer, want er zal geheid vrolijk in het rond gedanst worden.

6. THE WHO. Hope I die before I get old is alleen gekke drummer Keith Moon en bassist John Entwistle gelukt, zanger Roger Daltrey en muzikaal brein, leadgitarist en gitaren-vertimmeraar Pete Townshend zijn nog wel degelijk alive and kicking. Het begon met knallende rock, als soundtrack voor Mod-rockers, het ging over in moeilijke rockopera’s over onder anderen een blind-doof-stomme flipperaar. Van eenvoudige korte songs als My generation, I can’t explain en Substitute tot lange minisymfonieën als See me, feel me, Won’t get fooled again en Baba O’Riley. Wat ze ook deden, De Wie bleef geloofwaardig, al boorden ze inmiddels wel een ander publiek aan dan de uitdagende, lichtjes gewelddadige Modgeneratie van de beginjaren. Daltrey is een geweldige zanger, Townshend een nog geweldigere gitarist: dat Townshend het muzikale genie was, bewees hij later op enkele uitmuntende solo-lp’s. Dat ze live geluidsmuren sloopten is op talloze concertregistraties te bewonderen. Tip: Thirty years of maximum R&B is een prachtige, vierdelige verzamelbox.

5. THE VELVET UNDERGROUND. In hun tijd: experimentele rockgroep die bedacht werd door popartkoning Andy Warhol en die hun platen aan de New Yorkse straatstenen niet kwijtraakten. Nu: een van de invloedrijkste bands ooit, commercieel succes, inspiratiebron voor veel beginnende groepjes. Maar vergis u niet, in de negen jaar dat de ‘Velvet’ bestond, was de cultstatus nog ver weg. Op de legendarische eerste plaat, die met de banaan, zong (nou, ja…) Nico nog mee, het lief van verschillende groepsleden, die er dan ook onderling ambras over kregen. Lou Reed en John Cale waren elkaars tegenpolen en nu ook elkaars rivalen, maar hun muzikale symbiose zorgde voor magische momenten. Vooral die eerste lp, The Velvet Underground & Nico (1967), is subliem in al zijn tegendraadsheid. Bedrieglijk lieflijke songs als Sunday morning, Femme fatale en I’ll be your mirror staan er zij aan zij met I’m waiting for the man (over het uitkijken naar de komst van de drugsleverancier), Venus in furs (SM in songverpakking), Heroin (bekeken vanuit het perspectief van een heroïnegebruiker) en All tomorrow’s parties (Nico kan absoluut niet zingen, maar ze doet dat wel uitstekend, dat niet kunnen zingen). Een jaar later was er White light/white heat: veel ontoegankelijker, nog experimenteler, een klets om de oren van de goedwillende luisteraar, afgerond door de 17 minuten en 27 seconden durende antisong Sister Ray. Het titelloze derde album is weer veel toegankelijker, met onder meer Candy says, Pale blue eyes en Beginning to see the light. John Cale was dan al boos opgestapt. Wilt u de live kracht van de groep exploreren, dan kan ik u 1969: The Velvet Underground live aanbevelen.

4. THE DOORS. Vierkoppige band, zonder bassist. Gitarist Robby Krieger en drummer John Densmore wisten samen het gebrek aan basklanken op te vangen, het orgel van Ray Manzarek zorgde voor de betoverende sound en dan was er nog die gekke poëet die alles deed wat verboden was, Jim Morrison. Even was er sprake van dat de vaste bassist van Elvis Presley in Las Vegas, Jerry Scheff, er een kwintet van zou komen maken, maar voor dat kon gebeuren was Morrison al toegetreden tot de ‘Club of 27’. Alle invloeden uit hun jonge jaren werden door elkaar gehaspeld: blues, rock, psychedelica, jazz, ja, zelfs klassieke muziek. En het werkte wonderwel. Als je op een debuutplaat én Break on through (to the other side) én The crystal ship én Light my fire én het bezwerende The end kunt zetten, dan weet je wat je als band in huis heeft. En dan vergeet ik nog de Brecht/Weill-hymne Alabama Song, waarvoor de diepe stem van Morrison zich perfect leende. Op de tweede plaat, Strange days, werd die variatie aangehouden: You’re lost little girl, Love me two times en People are strange, maar ook het uitgesponnen When the music’s over. En zo ging dat maar door, plaat na plaat, al waren de poëtische ontboezemingen van de frontman soms enerverend en langdradig, en stonden ze in de weg van de steengoede muziek. De dronken, alle beschikbare drugs uitproberende, exhibistionistische zanger werd enkele keren veroordeeld en veroordeelde zijn band uiteindelijk tot een curiosium, veel meer dan de topgroep die het nochtans altijd was gebleven. Ook na Jim Morrisons dood in een Parijs’ bad (3 juli 1971) gingen The Doors nog een tijdje door. Dat hadden ze beter niet gedaan, maar het is hen vergeven. De zeven studioplaten met Morrison blijven wonderbaarlijke documenten uit een bijzondere periode.

Morgen: 3 tot en met 1.



Bands Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, augustus 13, 2020 11:11:56

Daar gaan we weer. Na zangeressen en zangers concentreer ik me nu op mijn favoriete bands aller tijden. Het begrip ‘bands’ hanteer ik soepel: als “een zanger een groep is” (dixit Wannes Van de Velde), dan is een duo een band, zoals u zo dadelijk al zult merken.

De virologen waren streng: niet meer dan twintig bands in uw bubbel, Van Laeken, dus heb ik knopen moeten doorhakken. Dat ging, als we alleen naar groepen waarvan de naam begint met A tot en met M onder ogen nemen, ten koste van onder meer… Buffalo Springfield, The Byrds, The Crystals, The Drifters, Earth, Wind & Fire, Elbow, Fleetwood Mac (de originele versie was de beste, de Amerikaanse was zeer oké), Foo Fighters, Gorky/i, The Jam, The Jayhawks, Joy Division, Kings of Leon, Kraftwerk, Lambchop, Los Lobos, G. Love & Special Sauce, Massive Attack, Mercury Rev en My Morning Jacket. Het spijt me, zoals alles tegenwoordig is ook dit de schuld van Marc Van Ranst. Beperken, zei die.

Maar wie dan wel, zult u zich (hopelijk) afvragen? Welnu…

20. THE BAND. Beginnen met een band die The Band heet, het heeft iets kunstmatigs. Maar deze, euh, band was zoveel meer dan de tijdelijke begeleidingsgroep van ene Bob Dylan. Begonnen als The Hawks, de begeleidingsband van Ronnie Hawkins, daarna Levon and the Hawks (met zanger Levon Helm als duidelijk gepositioneerde frontman) en nog wat andere namen, om pas na de eerste periode mét Dylan te vervellen tot The Band. Het imago van begeleidingsgroep bleven ze de hele tijd meesleuren, zeker bij mensen die hun oeuvre onvoldoende of helemaal niet kennen. Wel, beste lezer, The Band was bij momenten pure magie. De acht platen die ze tussen 1968 en 1978 uitbrachten zijn op zijn minst goed, soms meesterlijk. Zeker de eerste vier (Music from Big Pink, The Band, Stage fright en Cahoots) bevatten tijdloze, zeer herkenbare rock, waarin elk groepslid (vier Canadezen en een Amerikaan) de kans kreeg te excelleren. Culminerend in dat ene afscheidsoptreden, dat zo knap werd verfilmd door Martin Scorsese: The last waltz.

19. THE KINKS. Chroniqueurs van het Britse leven in de jaren 60. Weinigen konden maatschappijkritiek scherper verwoorden dan Ray Davies (Dylan, wellicht, voor wat Amerika betreft). Ook zijn broer Dave zat in de band, hoewel ze elkaar niet konden luchten (waar hebben we dat nog gehoord?). Het begin was rudimentair en ruig, daarna werden de arrangementen weidser, speelser en gedurfder. Zo verpopten The Kinks van een garagerockband tot een groep die geworteld was in de Britse traditie, op die vlijmscherpe tekstuele observaties na dan, die soms haaks leken te staan op de orkestratie. De eerste zeven, acht jaar zijn fantastisch, met onder meer het conceptalbum The Kinks are the Village Green Preservation Society, daarna was er nog een uitstekende live-plaat, One for the Road, die hen overal tot top of the bill op de prille muziekfestivals bombardeerde. Als u de essentie wil vatten, koop dan The EP Collection, waarop alle ep’s (dus ook de singles) van de beginperiode staan.

18. BOOKER T. & THE MG’s. Nog zo’n begeleidingsband (the M.G.’s), die op zowat alle Staxsingles van de jaren 60 meespeelde: Steve Cropper op gitaar, Donald ‘Duck’ Dunn op bas, Al Jackson Jr. op drums. Voeg daar organist Booker T. Jones aan toe en je kreeg een zelfstandige groep die instrumentale soul maakte die tegelijk warm en swingend klonk. Een zanger of zangeres werd niet gemist. Green onions, Soul limbo, Time is tight, Melting pot: het klinkt steeds opnieuw heel hecht. Hier waren vier rasmuzikanten actief die elkaar aanvoelden en die binnen het genre soul het subgenre ‘instrumentale soul’ bedachten en perfectioneerden. Ook opvallend: Booker T. & the MG’s was een van de eerste bands waarin zwarte en witte artiesten zij aan zij optraden. Een paar jaar geleden zag ik een optreden van Booker T. Jones met een andere begeleidingsband in De Roma. Prima stuff, en de man bleek zelfs behoorlijk te kunnen zingen, maar stomend werd het pas tijdens het opvoeren van de instrumentale hits van weleer.

17. PEARL JAM. Wat mij betreft nog altijd het beste wat de stad Seattle in de staat Washington heeft voortgebracht. ‘Grunge’, weet u nog wel, jonge opa. Eddie Vedder als charismatische zanger, Stone Gossard die de gitaarriffs uit de mouwen van zijn houthakkershemd schudde: er gebeurde iets begin jaren 90. Het rook naar Teen Spirit, zeg maar. Debuutplaat Ten was van die aard dat je je gewillig liet wegblazen, opvolgers Vs. en Vitalogy behielden die spankracht en schonken ons onvergetelijke singles als Alive, Jeremy, Even flow, Black, Daughter, Better man en ga zo nog maar even door. Een band met een smoel en een uitgesproken mening, waardoor ze ingingen tegen de voorspelbare MTV-clipjescultuur en, als gevolg daarvan, prompt minder gedraaid werden en minder platen verkochten. Live werden ze nog wel gesmaakt, wat vertaald werd in tig live-platen die alleen diehardfans in hun bezit zullen hebben. Ondermaats was het nooit, live blijft de band naar het schijnt een belevenis (heb ze helaas nooit zelf mogen aanschouwen), maar die eerste jaren werden nooit meer overtroffen.

16. THE CLASH. Linkse punk die er niet alleen op gericht was onbeluisterbaar te klinken: muziek met een duidelijke boodschap. Strummer, Jones, Simonon en Headon mixten punk, rock, ska en reggae tot een aanstekelijk geheel dat uniek klonk in die dagen, tweede helft jaren 70. Was het titelloze debuut nog een rechttoe rechtaan plaat, dan was London calling, de derde lp, een gewaagde mengelmoes. Na Combat Rock, hun vijfde en commercieel meest geslaagde plaat, werden interne ruzies en drugs de groep fataal. Should I stay or should I go? Ze hadden van mij nog een poos langer mogen blijven. Begin deze eeuw was er even sprake van een reünie, plannen die op 23 december 2002 definitief werden begraven, samen met leadzanger Joe Strummer, wiens hart het op zijn vijftigste had begeven.

15. TINDERSTICKS. Mompelend zingen met een diepe basstem, dat is het kenmerk van Stuart Staples. Voeg er literaire teksten, uitgekiende instrumentatie en bijwijlen zeer aanwezige strijkers aan toe, denk aan een laag tempo, en je krijgt een geheel eigenwijs universum, waarin het als luisteraar heerlijk vertoeven is. Heel af en toe wordt dat verlaten voor een meer soulachtig geluid, met blazers in plaats van violen, maar enige consistentie kan Tindersticks niet ontzegd worden. Je houdt ervan of je vindt het een hoop vervelend geneuzel, een tussenweg is er niet. Ik heb ze drie keer live gezien, drie keer werden magische muziekgrenzen overschreden, vooral op de verstilde ogenblikken. Mooi mooi mooi.

14. R.E.M. Soms heb je als muziekliefhebber het geluk dat je een eindje mee kan opgroeien met een band. Mijn eerste concert van R.E.M. was op de wei van Werchter, toen ze amper twee ep’s en één volwaardige lp uit hadden. Ze mochten opdraven op het middaguur, vlak na de 1-2-3-4 Ramones. Een paar maanden later, op 5 oktober 1985, zag ik hen in een volgepakte Vooruit in Gent. In een snelle oogopslag — heeft u ‘m? — zag je al dat Michael Stipe in potentie charisma voor tien had, ook al oogde hij op dat ogenblik frêler dan ooit en zeer verlegen. Peter Buck toverde beklijvende klanken uit zijn gitaar, Mike Mills en Bill Berry vormden een hechte ritmesectie. Heel eerlijk: ik vond hen bijzonder goed, maar dacht dat het bij een bescheiden succes in alternatieve kringen zou blijven. Losing my religion veranderde alles, al bleef de groep trouw aan haar muzikale visie. Het commerciële succes was dan ook eerder ondanks en niet dankzij de unieke sound. En op een podium zorgden ze voor onvergetelijke concerten.

13. SIMON & GARFUNKEL. Sta me toe het goed te maken bij Paul Simon, die ik niet heb opgenomen in mijn top 20 van zangers, hoe geweldig ik ‘m ook vind, véél geweldiger alleszins dan zijn toenmalige maatje Art Garfunkel, die na de split vooral zeemzoete ballads is gaan maken. De twee samen — eerst als Tom & Jerry, later onder hun echte familienamen — klonken uniek. Dat hun grootste hits ook nog eens perfect meezingbaar waren (The sound of silence, Mrs. Robinson, The boxer, Bridge over troubled water), zorgde voor een wereldwijde populariteit. Maar na vijf succesvolle jaren, goed voor vijf prachtplaten, gingen ze solo, om op 19 september 1981 nog eens terug samen te komen voor een optreden in Central Park, New York. Een half miljoen mensen waren er getuige van, vele miljoenen koesteren de registratie van dat concert.

12. THE ROLLING STONES. Als zachtjes rebellerende tiener voelde je je verplicht om de standaardvraag “The Beatles of The Stones?” prompt te beantwoorden met “The Stones!”, omdat die ruiger klonken én leefden. Bovendien bestond die band nog in de jaren 70, terwijl The Beatles al waren vertrokken naar Splittegem. Zoveel jaren later weet je wel beter: The Rolling Stones waren goed, The Beatles waren beter. Op hen zult u dus nog even moeten wachten in deze lijst. Het knappe van de Stones was dat ze van het lichtjes afgeleefde genre rhythm and blues een aanstekelijke pop- en rockvariant wisten te maken. Keith Richards is zonder meer een fantastische gitarist, Mick Jagger is zonder meer een fantastische zanger, als schrijversduo zijn ze zonder meer fantastisch. Drank, drugs en de dood (Brian Jones) konden de groep niet afstoppen, en als corona geen spelbreker was, zouden ze ook nu nog, op hun ver gevorderde leeftijden, podiums onveilig maken, al heeft dat de jongste decennia iets pathetisch. Sinds de jaren 80 klinken de composities voorspelbaar en, ondanks de kwaliteit die er altijd wel is geweest, onderling inwisselbaar: wie hen wil leren kennen blijft dus best in die beginjaren hangen. It’s only rock ’n roll, but I like it!

11. EAGLES. Met of zonder lidwoord, op hun recentste verzamelbox staat er geen ‘The’ en op Wikipedia doen ze ’t ook zonder, dus… Van begeleidingsband van Linda Ronstadt uitgegroeid tot de hottest thing dat Los Angeles in de jaren 70 te bieden had. Men neme een handvol country, een flinke snuif bluegrass, men vergete niet te kruiden met rock en folk, en men vulle aan met stemmen die zodanig op elkaar afgestemd zijn, dat er wel een of andere goddelijke interventie moest gebeurd zijn. Het duurde zolang tot ze ruziënd andere oorden opzochten. Of ze ooit nog terug zouden samenkomen, werd aan Don Henley gevraagd. “When hell freezes over”, antwoordde die, wat zoveel betekende als: nooit. Achteraf bekeken een onwaarheid, maar het zegt veel over de gespannen verhoudingen tussen de ego’s die Eagles vormden. Niks te Take it easy, gedaan met Take it to the limit, vergeet die kamer in Hotel California, neen, ze gaven elkaar niet langer de Best of my love, de Peaceful easy feeling was foetsie, ze waren stuk voor stuk Desperado geworden, daar kon geen New kid in town iets aan veranderen. De eerste vier jaar, goed voor evenveel lp’s, werden gebundeld in Their greatest hits (1971-1975), dat tot aan de dood van Michael Jackson de best verkochte plaat ooit was, waarna Thriller het in 2009 overnam.

Morgen: 10 tot en met 4.



Zangers Top 20 (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on za, augustus 08, 2020 11:57:14

We tellen af, u weet hoe dat gaat. Laten we daarom geen onnodige tijd verliezen.

20. Ron Sexsmith

19. Tim Buckley

18. Nick Cave

17. Richard Hawley

16. Curtis Mayfield

15. Elvis Presley

14. Ray Charles

13. Neil Young

12. Tom Waits

11. Bruce Springsteen

10. Stevie Wonder

9. Marvin Gaye

8. Johnny Cash

7. Frank Sinatra

6. Scott Walker

5. Roy Orbison

4. Wannes Van de Velde

3. JACQUES BREL (1929-1978). Een jongen uit Schaarbeek die het schopte tot grote ster in het Frankrijk van de jaren 60, maar die zich de hele tijd een Franstalige Vlaming bleef voelen. Zijn vader was fabrieksdirecteur, hij groeide op in een burgerlijk milieu, waartegen hij zich later fors ging afzetten (Les Bourgeois!). In 1952 waagde hij zich aan zijn eerste chansons, twee jaar later vertrok hij naar Parijs. Daar zaten ze aanvankelijk niet te wachten op een binnengewaaide Brusselaar, keuze zat aan eigen artiesten. In 1955 mocht hij zowaar optreden in de Brusselse AB in het voorprogramma van… Bobbejaan Schoepen. Daarna kwam Quand on n’a que l’amour en de doorbraak. Zijn teksten werden steeds kritischer, hij rekende af met zijn burgerlijke jeugd en het katholicisme van het brave België. Uit de jaren 60 dateren de zwart-witopnamen van zijn concerten: met die schreeuwerige mond, dat zweet dat van zijn gezichte drupte, die weidse armbewegingen. Vanaf mei 1967 liet hij het podium links liggen en concentreerde hij zich op een carrière als acteur. In 1974 werd er longkanker bij hem vastgesteld. Hij ontvluchtte de hectiek en vestigde zich definitief op Hiva Oa, een van de Markiezeneilanden in de Stille Oceaan. Het belette hem niet nog één keer muzikaal toe te slaan, met het geprezen studioalbum Les marquises. Hij overleed op 9 oktober 1978 in Parijs aan de gevolgen van een longembolie. Zijn graf bevindt zich op Hiva Oa.

2. BOB DYLAN (°1941). De meest gecontesteerde Nobelprijs Literatuur uit de geschiedenis werd hem — ik blijf het herhalen — zeer terecht toegekend in 2016, voor een oeuvre dat zeker in de jaren 60 grensverleggend was: folk met een boodschap. Hij weigerde om een boegbeeld te zijn, of, nog erger, een profeet, maar was dat uiteraard voor de volle honderd procent. Vóór Mei ’68 was er Dylan om de jeugd van toen een geweten te schoppen: hij schotelde ons veranderende tijden voor. Eindelijk! Toen hij een elektrische gitaar omgordde werd hij ‘Judas’ genoemd. Het kon hem niet deren. Akoestisch of elektrisch, het maakt niet uit: Robert Allen Zimmerman is de beste singer-songwriter uit de muziekgeschiedenis. En zoals het gezegde luidt: ‘Nobody sings Dylan like Dylan’. Het mag dan als vals geneuzel klinken, het is wel écht. Live is de bard zowel tot superieure concerten als tot het belabberd afrafelen van onherkenbaar gemaakte hoogtepunten uit zijn oeuvre in staat, soms zelfs tijdens hetzelfde concert. Het zijn zíjn songs, wie zijn wij om Bawb kwalijk te nemen dat hij ze weleens durft te vertimmeren tot iets wat we liever niet zouden horen omdat we per se Blowin’ in the wind vanop de plaat willen herkennen?

1. VAN MORRISON (°1945). Het was 3 juli 1983. Ik ging met een aantal vrienden naar Rock Werchter, toen nog met een klassieke affiche: acht bands, niet meer, niet minder. The Scabs, John Cale, Warren Zevon, Eurythmics, Simple Minds, U2, Peter Gabriel en dan… top of the bill… Van Morrison. Ik kende de man uiteraard van Gloria (samen met Them) en Brown eyed girl, en van hier en daar een flard op de radio. Een volledig concert was nieuw. De helft van de wei was al aan het inpakken, terwijl ‘Van the Man’ míj inpakte. Zalig concert, hij communiceerde zelfs (een beetje) met het publiek en zijn band, eerste bis Gloria (“This is a song from when I was a rockstar”), tweede bis Buona sera, zwevend op een wolk van genot ging ik de nacht in. Met het vaste voornemen mij grondig te verdiepen in de catalogus van ’the Belfast Cowboy’. Zevenendertig jaar later heb ik, op een aantal bootlegs na, álles in huis van de man. Daar zit, toegegeven, behoorlijk wat middelmaat tussen, zeker wat de jongste dertig jaar betreft. Nooit echt slecht, soms gewoon overbodig. Maar altijd is er wel een pareltje. Parels die in die eerste periode van zijn carrière volop aanwezig waren. Van Morrison maakt Van Morrisonmuziek: een streep jazz, een stevige greep blues, snuifje soul, een beetje rock. Daarbovenop ligt die zalige stem: een warme deken als het koud is, een zacht briesje als het warm is, zalf voor de ziel in de vier seizoenen. Mijn favoriete cd’s lijstte ik op deze plek al op in 2015, het jaar dat hij zeventig werd (1. Veedon fleece, 2. Common one, 3. Astral weeks). Mijn favoriete individuele songs krijgt u via de sociale media op 31 augustus, de dag dat hij 75 wordt. U moet de man nog ontdekken? Een verzamel-cd is een goed begin, zeer toegankelijke platen als Moondance, Into the music en Poetic champions compose zijn dat ook. Ofwel gaat u dan overstag, ofwel laat hij u koud. Fair enough, voor mij is hij de beste zanger en daar zal zijn legendarische nukkigheid, een resem goeie concerten die nog zoveel beter hadden kunnen zijn, en een de jongste kwarteeuw niet zo onmisbare platenproductie niets aan veranderen.



Zangers Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on vr, augustus 07, 2020 11:07:20

Gisteren gaf ik een overzicht van de zangers A tot en met M die de lijst niet hebben gehaald, hier zijn diegenen met namen beginnend met N tot en met Z, die naast de boot vielen (en de lijst is dan nog zéér onvolledig). Even ademhalen…: Youssou N’Dour, Randy Newman, Harry Nilsson, Graham Parker, Gram Parsons, Wilson Pickett, Prince (oké, kill me!), Otis Redding (qué?), Lou Reed, Damien Rice, Smokey Robinson, Josh Rouse, Boz Scaggs, Paul Simon (pardon, meneer Van Laeken?), Elliott Smith, Cat Stevens, Sufjan Stevens, Richard Thompson, Pete Townshend, Chris Whitley, Hank Williams (dé Hank Williams?), Steve Winwood, Frank Zappa en, het spijt me werkelijk, Warren Zevon.

De gelukkigen daarentegen zijn…

20. Ron Sexsmith

19. Tim Buckley

18. Nick Cave

17. Richard Hawley

16. Curtis Mayfield

15. Elvis Presley

14. Ray Charles

13. Neil Young

12. Tom Waits

11. Bruce Springsteen

10. STEVIE WONDER (°1950). Steveland Morris gaat al zolang mee dat je zou denken dat ie al een tijdje de tachtig voorbij is, maar in werkelijkheid is hij pas dit jaar zeventig geworden. Op z’n twaalfde had hij een eerste hitje beet, met Fingertips, part 1. In de jaren 60 kwamen daar ontelbare Motown-composities bij, eerst nog aangeleverd door andere liedjesschrijvers, vanaf 1965 — hij was toen… vijftien — schreef hij die zelf mee. Zijn handicap — hij werd blind door een teveel aan zuurstof dat hem werd toegediend in de couveuse — belette hem niet multi-instrumentalist te worden. Zijn beste werk leverde hij af in de jaren 70, met Wonderbaarlijke (sorry!) lp’s als Talking book, Innervisions en Songs in the key of life. Toen was Stevie Wonder mijn absolute lievelingszanger. Dat eindigde in 1984 bij het uitbrengen van het hypermelige I just called to say I love you. Maar de Stevie van die eerste twintig jaar blijf ik koesteren. Die had misschien wel op nummer 1 gestaan.

9. MARVIN GAYE (1939-1984). Bijnaam ‘The King of R&B’. Terwijl hij groot werd in soul en pop, vreemde keuze. Schitterende exponent van het Motowntijdperk, zij het dat hij op een bepaald moment besliste om zelf songs te schrijven die met hun twee benen in de harde realiteit stonden: maatschappijkritisch, ecologisch bewust, empathisch kijkend naar de verstoten zwarte bevolkingsgroep. De cd What’s going on uit 1971 is daar een perfect voorbeeld van, met naast het titelnummer songs als Mercy, mercy me: The ecology en Inner city blues (Make me wanna holler). Drank en drugs zorgden ervoor dat zijn carrière in het slop en hijzelf in, godbetert, Oostende belandde. Vader Gay kon het liederlijke leven van zijn zoon niet meer aanzien en schoot hem de dag voor zijn vijfenveertigste verjaardag dood. Naar het schijnt na een discussie over het verjaardagsfeestje.

8. JOHNNY CASH (1932-2003). ‘The Man in Black’. De man met de hele diepe stem. De man met de bijzonder intense voordracht. De man die godvrezend was en tegelijk alles heeft gedaan dat zijn Heer en Meester hem verbood. De man die, als outcast, optrad in gevangenissen waar het clientèle niet echt behoorde tot de categorie witteboordcriminelen, en er staande ovaties kreeg, voor zover dat mocht. De man die zichzelf met de hulp van hiphopproducer Rick Rubin heruitvond met zes prachtige cd’s onder de noemer American Recordings. De man wiens oeuvre kwantitatief een heel eind boven de honderd uitkomt. De man die u, mocht dat nog niet het geval zijn, dringend beter moet leren kennen.

7. FRANK SINATRA (1915-1998). Met één bijnaam komen we niet toe voor deze chanteur uit Hoboken, New Jersey: ‘The Voice’, ‘Ol’ Blue Eyes’, ‘The Golden Voice’. Laten we even zijn geflirt met maffiose figuren opzij zetten en ons op de muziek concentreren. Sinatra had niet alleen een gouden stem, hij wist die ook op een unieke manier te gebruiken. Zijn frasering is haast uniek in de muziekgeschiedenis: eigenlijk zong hij voortdurend net naast de maat, maar door dat consequent te doen, creëerde hij een eigen universum. Sinatraland. Hij klonk teder en krachtig terzelfdertijd, voelde zich zowel in ballads als in swingende nummers thuis, Sinatra was uniek. U wilt zijn oeuvre ontdekken? Begin niet bij de platgetreden, vreemden-in-de-nacht-paden, maar koop In the wee small hours uit 1955. Nighthawks van Edward Hopper op muziek gezet.

6. SCOTT WALKER (1943-2019). Wellicht ziet u hem als ’the odd one out’ in deze lijst, maar ik word elke keer opnieuw omvergeblazen door die overweldigende basstem, die al zo geweldig opviel bij The Walker Brothers (geen echte broers, zoals Scott Walker in werkelijkheid Noel Scott Engel heette). The sun ain’t gonna shine anymore, het zou op de soundtrack van deze coronatijden kunnen staan. Solo toverde hij Brelsongs om in het Engels: niemand interpreteert Brel beter dan deze Amerikaan. Halfweg de jaren 70 verdween hij in de vergetelheid, niet de prettigste plek om te verblijven. In 1984 was hij terug, met het onwaarschijnlijk eigenzinnige Climate of hunter, een plaat die elf jaar moest wachten op een opvolger, het zowaar nóg ontoegankelijkere Tilt. Je vindt het een meesterwerk of je vindt het helemaal niets, er bestaat geen tussenweg. Er volgden nog vijf bizarre, moeilijk beluisterbare cd’s. Maar altijd opnieuw was er Die Stem.

5. ROY ORBISON (1936-1988). Als je country en rock vermengt en je voegt er een unieke hoge stem aan toe, krijg je ‘The Big O’, die een hoogstaande collectie songs naliet. Je hoefde geen moeite te doen om het hoge dramagehalte in zijn teksten te geloven: zijn vrouw kwam om het leven bij een motorongeluk, twee van zijn drie zoons stierven in een brand, hits bleven opeens uit, hij kreeg last van zijn hart. Het soort scenario waarmee je in Hollywood niet moet afkomen, vanwege: totáál ongeloofwaardig. In de jaren 80 werd zijn carrière weer aangezwengeld, onder meer dankzij het in zwart-wit opgenomen concert Roy Orbison and friends: a black and white night (starring Springsteen, Costello, Waits, and many others), de supergroep Traveling Wilburys (met Bob Dylan, George Harrison, Jeff Lynne en Tom Petty), en uiteindelijk de comeback-cd Mystery girl. Tenminste… dat was de bedoeling, want de lp werd postuum uitgebracht, nadat een fatale hartaanval Orbison dan toch geveld had. Het contract voor Rock Torhout/Werchter was net ondertekend… Wat een leven! Wat een zanger!

4. WANNES VAN DE VELDE (1937-2008). U mag het gerust Antwerps chauvinisme noemen dat ik Willy Cecile Johannes Van de Velde zo hoog noteer. Een betere vertolker van volksliederen vind je niet, en het zijn dan nog herkenbare levenssituaties, want: van bij ons. Gezongen in authentiek Antwerps, met een muzikale begeleiding die met twee voeten in de folktraditie staat en vlijmscherpe teksten die alles wat er maatschappelijk fout liep over de hekel namen. Met zijn flamenco-repertoire werd Wannes zelfs geapprecieerd in Andalusië. Als u deze nacht in de straten wil verdwalen — mét mondmasker, alstublieft! —, heeft u dat aan dat ene nummer te danken. Wereldklasse van bij ons. (En toch is hij niet de hoogst genoteerde landgenoot, geef ik al even prijs.)

Morgen: 3-2-1.



Zangers Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, augustus 06, 2020 09:46:17

Migraine krijg je ervan, van al die lijstjes. Ik, bedoel ik, hopelijk niet ú. Voor de top 20 van zangers (breed te interpreteren, zoals in: solozanger, maar ook: lead singer in een band) gold dat des te meer. Om dat te illustreren een (onvolledig) lijstje met namen van A tot M die er níet in staan. Charles Aznavour, Chuck Berry, David Bowie (wát?), Georges Brassens, James Brown, Jeff Buckley, Solomon Burke, J.J. Cale, John Cale, Eddie Cochran, Leonard Cohen (be serious, Van Laeken!), Ry Cooder, Sam Cooke (nééééé!), Elvis Costello (komaan, deze lijst is less than zero waard, vent), Jan De Wilde, Willy DeVille, Bo Diddley, Nick Drake, Mark Oliver Everett (Eels), Peter Gabriel, Serge Gainsbourg, Al Green, Raymond van het Groenewoud, Ben Harper, Isaac Hayes, John Hiatt, Buddy Holly, John Lee Hooker, Chris Isaak, Joe Jackson, Michael Jackson, Garland Jeffreys, Billy Joel, Elton John, Robert Johnson, Tom Jones, Salif Keita, B.B. King, Habib Koité, Ray LaMontagne, Jerry Lee Lewis, Little Richard, Nick Lowe, Bob Marley (hé?!) en Bill Medley. You gotta be kidding!

Dan moeten die twintig die overblijven wel buitenaards zijn, niet? Nou… ja.

20. RON SEXSMITH (°1964). Geboren in Ontario, Canada, waar hij begon als ‘One-Man Jukebox’ in de lokale pub Lion’s Tavern. Zijn eerste bandje gaf hij de toepasselijke naam The Uncool mee. Geld verdienen deed hij er niet mee, want om den brode reed hij rond als koerier. Een platenfirma met oor voor talent bood hem de kans een debuutplaat te maken, Grand Opera Lane. In 1991 was dat. Het was vier jaar wachten op de titelloze opvolger, die opent met Secret heart, een nummer dat je al meteen naar de tissues doet grijpen. Zijn vierde cd, Whereabouts, kreeg terecht goeie kritieken. Er staat geen enkel zwak nummer op. Van dan af maakte hij bijna om het jaar een cd, van zeer gelijke (hoge) kwaliteit. Sexsmith is een begenadigde singer-songwriter, die voor velen nog altijd een best kept secret is.

19. TIM BUCKLEY (1947-1975). Hier moest ik kiezen tussen vader en zoon. Het werd zonder lang twijfelen papa Buckley, omdat die muzikaal nog veel inventiever was dan zoon Jeff. Beiden stierven veel te jong: Tim op z’n 28ste (overdosis heroïne), Jeff op z’n 30ste (verdronken). Tim Buckley maakte het zijn publiek niet makkelijk, met die mengelmoes van jazz, funk, soul en niet-in-een-hokje-passende-en-dan-maar-avant-garde-genoemde songs. U kent hem misschien niet, maar zijn Song for the siren werd bekend dankzij de Britse band This Mortal Coil. De dubbele verzamelaar Morning glory: the Tim Buckley anthology biedt een mooi overzicht van zijn korte carrière.

18. NICK CAVE (°1957). Australische veelzijdige artiest die begon met punk in The Boys Next Door, een groep die in 1980 The Birthday Party ging heten. Met hun ontregelende, duistere muziek (en dito optredens) verwierf de band zich een cultstatus, drugs waren nooit ver weg bij de groepsleden. In 1984 richtten Cave, Mick Harvey en Blixa Bargeld Nick Cave and the Bad Seeds op, met een duidelijk naar voren geschoven frontman. Dat leverde de ene na de andere topplaat op, soms hard, soms zacht, altijd interessant. De schare fans werd steeds groter, zelfs nevenprojecten als Grinderman deden het goed, en Cave bereikte ook een lezerspubliek met And the ass saw the angel. Groots en grotesk vloeien vaak in elkaar over bij hem. Sinds de dood van zijn zoon Arthur klinkt de zanger ingetogener dan ooit, getuige ook zijn Conversations with Nick Cave, waarin hij zielsmooie muziek combineerde met openhartige gesprekken met zijn publiek.

17. RICHARD HAWLEY (°1967). Gitarist bij Longpigs en Pulp, die pas op z’n vierendertigste die machtige stem op de wereld losliet, een geslaagde kruisbestuiving tussen Frank Sinatra en Roy Orbison, melancholisch en dromerig. In het Verenigd Koninkrijk, zijn vaderland, weet hij nog geen gevoelige snaar te raken bij het brede publiek, op het Europese continent lukt dat steeds beter, al zijn de composities ondertussen luider, rockender en nóg meer uitwaaierend dan op zijn eerste platen.

16. CURTIS MAYFIELD (1942-1999). Te vinden onder soul en funk. Zijn hoge tenorstem was vanaf het begin van zijn carrière, in de groep The Impressions, een enorme troef. Alsof je lauwwarme honing in je oren laat druppelen. In de jaren 70 schoof hij meer op richting symfonische soul, met veel strijkers en een dwingender voordracht, die van hem ook een soort peetvader van de hiphop maakten, inclusief een duidelijke politieke en maatschappelijke boodschap die haaks stond op de republikeinse dominantie van die tijd. In augustus 1990 raakte hij tot aan de nek verlamd toen een lichtbak tijdens een concert op hem viel. Later werd hij getroffen door diabetes. Hij stierf op z’n 57ste. Ook van hem werd een uitstekende verzamelbox uitgegeven.

15. ELVIS PRESLEY (1935-1977). Nick Cave zong over Tupelo, omdat de King er werd geboren, een van zijn muzikale helden. Tussen 1954 en 1958 was hij misschien wel de beste zanger van dat moment. Rock-‘n-roll was nog puur en de heupwiegende Elvis schokte de goegemeente met zijn seksuele uitstraling. Deze man was in alle opzichten hot… tot hij in het leger moest, de gewetenloze manager Colonel Parker zijn carrière helemaal in handen nam en meligheid en commercie het haalden op puur muzikaal genot. Niet dat Elvis geen topnummers meer maakte (zeer zeker wel!) en die stem bleef natuurlijk fantastisch, maar de magie van de beginjaren was weg. In Graceland leefde een eenzame Las Vegasfiguur. Zonder die Las Vegasachtige toestanden zou hij een pak hoger staan in deze lijst.

14. RAY CHARLES (1930-2004). Voelde zich even goed thuis in de blues en rhythm-and-blues als in gospel, soul en pop, met hier en daar een vleugje jazz. Op latere leeftijd waren de songs minder beklijvend als in zijn beginperiode, toen de blinde pianist-zanger in alle opzichten toonaangevend was, zoals dat ook kan worden herbeleefd in de biopic Ray. Hit the road Jack en What’d I say zijn terechte evergreens. In de jaren 60 werden violen toegevoegd, met als ‘beste’ voorbeeld I can’t stop loving you. In de jaren 70 verdween hij half in de vergetelheid tot hij in de film The Blues Brothers op een piëdestal werd gezet, waarop hij, laten we wel wezen, thuishoorde.

13. NEIL YOUNG (°1945). Vergeet ongeveer alles wat hij deze eeuw uitbracht: Young slaagt erin zijn trouwste fans geregeld ongelukkig te maken met matige, volstrekt overbodige schijven. Je zou haast vergeten dat hij met Buffalo Springfield, Crosby, Stills, Nash & Young en solo verbijsterend mooie muziek gemaakt heeft. En dat alles gedreven door die hoge, net niet vals klinkende stem en niet zelden begeleid door een scheurende gitaar. Voor het echte topwerk moet u terug naar de eerste helft van de jaren 70. De driedubbele verzamel-lp Decade getuigt daarvan.

12. TOM WAITS (°1949). Voor het beste concert dat ik ooit gezien heb, moet ik terug naar 1985 en het stijfdeftige Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Tom Waits deed die avond zowat alles wat ik haatte aan concerten: showelementen, graffiti die van het plafond viel om regen voor te stellen, lange verhalen opdissen in een lijzige vertelstijl. Het werkte wonderwel. Die grommende stem heeft nooit zoet geklonken, in de jaren 80 ging hij ook nog eens experimenteren met de instrumentatie. Dat maakt zijn muziek er niet makkelijker op. Eens je door die eerste laag weet door te dringen, is er de rijkdom. Waits klinkt als niemand anders.

11. BRUCE SPRINGSTEEN (°1949). The Boss niet hoger dan elf? Tja, kiezen, verliezen, tenth avenue freezen. Wellicht de man met de allerbeste live-reputatie aller tijden, omdat hij muzikaal nooit onder een bepaald niveau zakt, laten we zeggen: een achtjescultuur als laagste niveau. Geen band klinkt hechter dan The E Street Band, zelfs nadat intussen twee prominente leden het tijdelijke met het eeuwige wisselden. Springsteen slaagt erin met enkele woorden een hele film voor je ogen te toveren. De songs die niet zijn cd’s haalden, zijn vaak een pak beter dan het ‘betere’ werk van een doorsnee-groep, getuige daarvan enkele verzamelboxen met outtakes en demo’s.

Morgen: 10 tot en met 4.



Zangeressen Top 20 (3 t/m 1)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on za, augustus 01, 2020 12:05:25

U dacht: eindelijk is het zover, hier komen Whitney Houston, Etta James en Karen Carpenter? Vergeet het. (En vergeet zeker de Mariah Careys en Céline Dions van deze wereld.) Ook voor Beyoncé is er geen plaats. Of voor Adele. Hoewel ik beiden kan appreciëren. Kiezen is verliezen, u weet hoe dat gaat. Stevie Nicks, Patsy Cline, Alicia Keys, P!nk, Joan Baez, Cher-zonder-Sonny, Shania Twain, Taylor Swift, Doris Day, Lena Horne, Lauryn Hill, Mary J. Blige, Rihanna, Carly Simon, The Pointer Sisters, Annie Lennox, Shakira, (Mama) Cass Elliot, Tracy Chapman, Sarah Vaughan, Minnie Riperton, Maria Callas (die zich hoe dan ook in een ander spectrum bevindt), Petula Clark, ach, laten we ermee ophouden…

Dit is de ontknoping.

20. Joss Stone

19. Judy Garland

18. Marianne Faithfull

17. Alanis Morissette

16. Ella Fitzgerald

15. PJ Harvey

14. Lisa Gerrard

13. Chrissie Hynde

12. Diana Ross

11. Patti Smith

10. Mavis Staples

9. Amy Winehouse

8. Emmylou Harris

7. Janis Joplin

6. Édith Piaf

5. Dusty Springfield

4. Joni Mitchell

3. NINA SIMONE (1933-2003). Weer zo’n grote mevrouw die genres overstijgt, ook al werd gepoogd om haar in het vakje jazz te proppen, terwijl ze zoveel meer was. Een incident op haar tiende — ze speelde piano op een concert, maar haar ouders moesten op de eerste rij plaatsmaken voor witte toeschouwers — zorgde ervoor dat ze naast pianiste en singersongwriter de rest van haar leven burgerrechtenactiviste is gebleven. Ze leerde haar pianospel perfectioneren op de befaamde Juilliard School in New York, wat wellicht de reden is waarom ze haar nummers weleens doorspekte met flarden Bach en Chopin. Pas in 1954 koos Eunice Kathleen Waymon voor de artiestennaam die we allemaal kennen, vanwege haar bewondering voor de Franse actrice Simone Signoret. In de zwaarbeladen jaren 60 sijpelde haar politieke engagement steeds meer door in haar muziek. Racisme en discriminatie waren ook de redenen waarom ze in 1971 de Verenigde Staten verliet, het begin van omzwervingen langs verscheidene landen in Afrika, Zwitserland, Nederland en Frankrijk. Haar bipolaire stoornis werd steeds bepalender: het resulteerde in verkeerde keuzes, van mannen, managers en muziek. Concertorganisatoren waren beducht voor haar wispelturigheid en onhandelbaarheid. ‘High Priestess of Soul’ was meer een belediging dan een koosnaampje. Ach, u moet alleen de muziek onthouden en dan vooral wat ze in de late jaren 50 en de jaren 60 op ons losliet. My baby just cares for me, Don’t let me be misunderstood, Sinnerman, Feeling good, Ain’t got no — I got life, To love somebody, To be young, gifted and black, Mr. Bojangles: wat een weelde!

2. BILLIE HOLIDAY (1915-1959). Geboren als Eleanora Fagan, bijgenaamd ‘Lady Day’, een van de invloedrijkste stemmen uit de jazzgeschiedenis. Haar biografie is onvolledig. Er zijn vraagtekens rond het exacte geboortejaar (1912 of toch 1915?), over wanneer ze is beginnen te zingen, over de relatie met haar ouders, die respectievelijk 16 en 19 waren ten tijde van haar geboorte. Vermoedelijk dateren haar eerste optredens van begin jaren 30 in groezelige New Yorkse jazzclubs. Wat wel zo ongeveer vaststaat, is dat ze in 1933 ontdekt werd door John H. Hammond, een platenproducer bij Columbia Records die een verfijnde smaak had en oog voor jong talent. Hij wordt beschouwd als de ontdekker van onder vele anderen Benny Goodman, Count Basie, Pete Seeger, Aretha Franklin, Bob Dylan, Leonard Cohen en Bruce Springsteen. Haar echte doorbraak kwam er met het nummer Strange fruit, over verhangingen van zwarte burgers door leden van de Ku Klux Klan. Holiday zong wars van alle vocale tradities: kenners zullen beamen dat ze accenten legt ná de tel, waardoor haar songs swingender klinken en een grotere dramatische impact ressorteren. Die stijl week ferm af van haar eerder brave collega’s uit die tijd. Daar kwam nog bij dat Holiday verslaafd raakte aan drank en drugs, gearresteerd werd voor openbaar druggebruik, in een centrum voor verslaafden belandde, de rest van haar leven heroïne bleef gebruiken, en de verkeerde mannen aantrok, stuk voor stuk geweldenaars die van haar wilden profiteren. Toch lagen Carnegie Hall en het Apollo Theater aan haar frêle voeten. Ze tekende dat, mits enige bijkleuringen, op in haar autobiografie Lady sings the blues, die drie jaar voor haar dood verscheen. Niemand klinkt doorleefder dan Billie Holiday. De tiendelige cd-box The complete Billie Holiday on Verve 1945-1959 staat prominent te blinken in mijn platenkast. Toch leg ik uiterst zelden een van die cd’s op: te pijnlijk, te confronterend, te levensecht. God bless the child that’s got his own.

1. ARETHA FRANKLIN (1942-2018). Ik heb bij het samenstellen van mijn persoonlijke lijst weleens vergeleken met bestaande lijstjes van ‘Beste Zangeressen’ ooit en daar zit heel veel speling op. Behalve bovenaan: daar staat onveranderlijk de ‘Queen of Soul’. Origineel ben ik dus allesbehalve met deze keuze, maar daar is een goede reden voor. Er is slechts één Aretha. Zelfs van lichtgewicht-annex-huppeldepupnummertjes maakte zij beklijvende, in gospel gedrenkte soulsongs. U kunt haar grootste hits uit het hoofd opsommen, dat is prima, maar vergeet niet om geregeld het trio I never loved a man the way I love you, Lady Soul en Aretha now op te leggen, en besef, tijdens het intens genieten, dat deze platen in een tijdsspanne van amper… dertien maanden werden opgenomen en uitgebracht. Nou! Aretha Franklin coverde ontelbare bekende songs, maar ze zong geen covers, ze maakte er eigen nummers van. Live was ze even toonvast als in de studio, al heb ik nooit het genoegen gesmaakt om haar aan het werk te zien, tenzij dan in flarden op televisie. En ook zij werd dus door John Hammond ontdekt, op haar veertiende. Ze was een rolmodel voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap zonder een echte activiste te zijn. Dat heeft met naturel te maken, geloofwaardigheid, zijn wie je bent. In 1987 was ze de eerste vrouw die in de Rock and Roll Hall of Fame werd opgenomen. En op 20 januari 2009 mocht ze zingen tijdens de inauguratie van de eerste zwarte president van de Verenigde Staten, Barack Obama. In tegenstelling tot heel wat andere illustere namen in deze lijst, werd ze zesenzeventig, wat heet een respectabele leeftijd te zijn. Ze overleed aan de gevolgen van alvleesklierkanker, na een leven vol muziek, waarvoor eeuwig R.E.S.P.E.C.T.



Zangeressen Top 20 (10 t/m 4)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, juli 30, 2020 22:44:59

U zult vergeefs wachten op Sheryl Crow, Nanci Griffith, Meredith Brooks, Joan Osborne of Norah Jones. Hoe invloedrijk Nico ook was op het debuut van The Velvet Underground, het spijt me, ze staat er niet in. Dionne Warwick, Rumer, The Ronettes, The Crystals, Candi Staton, Syd Straw, Carla Thomas, Nicole Willis, Betty Wright… love ‘em all, maar er is nu eenmaal die limiet: twintig. Sorry, Astrid Stockman (in 2030 sta je er ongetwijfeld in, na die derde platinum plaat). Nu nog even niet, want…

20. Joss Stone

19. Judy Garland

18. Marianne Faithfull

17. Alanis Morissette

16. Ella Fitzgerald

15. PJ Harvey

14. Lisa Gerrard

13. Chrissie Hynde

12. Diana Ross

11. Patti Smith

10. MAVIS STAPLES (°1939). Vader ‘Pops’ stichtte in de jaren 50 een familie-ensemble, met naast Mavis, de jongste van de bende, haar zus Cleotha en haar broer Pervis. Eind jaren 60 verliet Pervis de groep en kwam een andere zus, Yvonne, erbij. Ze zongen in lokale kerken en die aanstekelijke mix van gospel en soul zou ook de basis vormen van de platen van The Staple Singers op het legendarische Stax-label. For what it’s worth (een Buffalo Springfield-cover) was een eerder bescheiden hit in Amerika, opvolgers als Respect yourself, I’ll take you there, If you’re ready (Come go with me) en Let’s do it again haalden wel vlotjes de top. Mavis was intussen ook solo actief. Haar gelijknamige debuutplaat werd in 1969 gereleased. Het einde van Stax Records en de dominantie van de disco kelderden haar carrière, zodanig dat ze in de jaren 80 helemaal aan de grond zat. Een helpende hand werd aangereikt door niemand minder dan Prince, een grote fan van Mavis Staples, die haar twee platen liet opnemen bij Paisley Park Records. Vorig jaar stond ze nog, op de vooravond van haar tachtigste verjaardag, op het podium van het Openluchttheater in het Rivierenhof van Deurne. Een vocale wervelwind.

9. AMY WINEHOUSE (1983-2011). Sinds de zomer van 2011 is ze lid van de ‘Club van 27’. Weg op een hoogte- en dieptepunt tegelijk. Terwijl je je afvraagt hoeveel moois er nog voor en van haar in het verschiet lag, besef je: zelfdestructie zou haar altijd hebben neergehaald. Drank, drugs en een fout vriendje, niet noodzakelijk steeds in die volgorde. Wat overblijft is Frank, behalve de welluidende titel een jazzachtig album waarop een groot talent nog een beetje op zoek is naar de juiste songs en de juiste toon. En dan was er dat wonderbaarlijke Back to black uit 2006. Soul meets jazz meets blues meets meidengroepen uit de jaren 60. Met daarbovenop een laag cynische, miserabele teksten over een turbulent leven. Authentieker wordt het niet. Het bedeesde meisje was nu een jonge vrouw die tegen haar zin in het spotlicht stond. Dat leverde kleine, briljante optredens op, hoe onwennig ze ook op het podium bougeerde. (Kijk en luister bijvoorbeeld naar Amy Winehouse at the BBC.) Maar ook: afschuwelijk slechte sets, omdat ze ladderzat heen en weer draafde. Vergeet het mediafenomeen Amy Winehouse, herinner haar als een onwaarschijnlijk getalenteerde zangeres die echt wel past in het rijtje van de allergrootsten.

8. EMMYLOU HARRIS (°1947). From Birmingham, Alabama, we bring you: een country-, folk- en rockzangeres, die de genres oversteeg met haar fluwelen stemgeluid. In de jaren 70 liet ze zich nog leiden door haar platenfirma: dat leverde prima songs op, die u kunt (her)ontdekken op de uitstekende verzamelbox Portraits uit 1996. Maar ze moest ook flauwiteiten als (C’est la vie) You never can tell en Mister Sandman zingen. De stem bleef uniek, het materiaal was ongelijk. Tot ze in 1995 een sprong in het duister waagde, door te gaan samenwerken met de eigenzinnige producer Daniel Lanois. Resultaat was Wrecking ball, een cd waarop ze zichzelf heruitvond met songs van anderen (Lanois, Young, Dylan, Hendrix). Wat Broken English voor Marianne Faithfull was, was Wrecking ball voor Emmylou Harris. Een artistieke heropstanding. Ook haar latere werk getuigt van veel durf. Negen jaar geleden trad ze op in het Brugse Concertgebouw, een zaal met een fantastische akoestiek. Dat loonde. “Een engel met gebroken vleugels”, zo schreef De Morgen toen. Zo was het maar net.

7. JANIS JOPLIN (1943-1970). Als er op de bijeenkomsten van de ‘Club of 27’ — waar ze geen rekening hoeven te houden met social distancing — een schelle stem weerklinkt, is zij het. Janis uit Port Arthur, Texas. Een outcast die van alles probeerde en niets kon volhouden. Die in 1966 werd toegevoegd aan de band Big Brother and the Holding Company, en daar al snel de leiding nam, met dat rauwe, door merg en been snijdende geluid dat ze produceerde. Die niet kon zingen, maar veel meer deed dan dat. Die de blues niet zong, maar wás. Die een van de absolute sterren was op Woodstock, in 1969, het festival der festivals. Die vervolgens haar eigen Kozmic Blues Band en The Full Tilt Boogie Band oprichtte. Die haar grootste succes postuum beleefde, met de single Me and Bobby McGee, opgenomen enkele dagen voor haar dood — een overdosis heroïne, of wat dacht u? Die, hoe kan het anders in de soms overdreven clichématige wereld van de rock, gevonden werd in een eenzame hotelkamer. Die, zoveel jaren later, tot in het diepst van uw ziel weet door te dringen. Die Janis was en blijft briljant.

6. ÉDITH PIAF (1915-1963). Ik geef toe, dit is een zeer Angelsaksische lijst, die ik nu even onderbreek voor ‘la Môme’ (de kleine mus) uit Parijs. Als dochter van een acrobaat en een vrouw die in donkere kroegen zong om te kunnen overleven, zag ze haar ouders nauwelijks; ze werd opgevoed door een grootmoeder, die een bordeel uitbaatte. Op haar vijftiende ging ze op straat zingen, twee jaar later werd ze moeder van een dochter die als peuter overleed aan hersenvliesontsteking. Ongeloofwaardig mais vrai. Haar publieke doorbraak viel ongeveer samen met het begin van de Tweede Wereldoorlog, alweer een tegenslag. Natuurlijk moest ongeluk in de liefde hier nog eens bovenop komen. En dan toch… is er dat unieke oeuvre: Mon légionnaire, La vie en rose, Les trois cloches, Hymne à l’amour, Padam… Padam…, La foule, Milord, Non, je ne regrette rien, À quoi ça sert l’amour. Kleine vrouw, grote zangeres, die blijft ontroeren.

5. DUSTY SPRINGFIELD (1939-1999). Hoe kan een witte vrouw zó zwart klinken? Het leverde haar de bijnaam ‘The Queen of White Soul’ op. Vormde in de prille jaren 60 samen met haar broer Dion en een vriend het trio The Springfields, tot ze in 1963 solo ging. En hoe. I only want to be with you was meteen een top 5-hit in het Verenigd Koninkrijk. De ene hit volgde nu op de andere: Wishin’ and hopin’, I just don’t know what to do with myself, You don’t have to say you love me en, vanzelfsprekend, Son of a preacher man, dat op het album Dusty in Memphis stond. Haar reputatie was op dat moment, 1969, zo ijzersterk, dat haar familienaam niet eens op de voorkant van de hoes hoefde te staan. Springfield was hot in de hele wereld, maar het hoogtepunt was ook een soort eindpunt. Pas in 1987 kwam ze opnieuw boven water met een gastrol op de Pet Shop Boys-single What have I done to deserve this?. Niet toevallig dat het olijke homoseksuele duo de dan achtenveertigjarige zangeres had uitgenodigd: hoewel ze het nooit openlijk heeft toegegeven, was Dusty Springfield waarschijnlijk lesbisch en zeker minstens biseksueel, een nadeel in de puriteinse jaren van de muziekbusiness. Heel even leek ze dankzij de Pet Shop Boys een comeback te beleven. Borstkanker en haar vroegtijdige dood, op haar negenenvijftigste, beslisten er anders over. Weetje voor overjaarse teenyboppers: in 1964 was ze de allereerste gaste in Top of the Pops en in 1970 was ze de allereerste playbackende artieste in AVRO’s TopPop.

4. JONI MITCHELL (°1943). En zeggen dat het een lang verborgen gebleven gebeurtenis uit haar leven was, die deze Canadese singersongwriter stuwde tot hoge hoogten — en niet alleen door die verleidelijke hoge stem. In februari 1965 beviel Joni Mitchell van een dochter, maar omdat ze niet in staat was om voor het kind te zorgen, stond ze het af voor adoptie. Dat onvermogen om voor haar eigen kind te zorgen werd de inspiratiebron om songs te schrijven. En wat voor songs! Ze raakte bevriend met David Crosby en verliefd op Graham Nash, waarmee ze ging samenwonen in Laurel Canyon, een vruchtbare bodem voor allerlei creatieve lieden net buiten Los Angeles. Both sides now, uit 1966, was een vroege proeve van haar kunnen. In Big yellow taxi bezong ze als een van de eersten de milieuproblematiek. Blue (1971) is zonder meer een van de mooiste platen uit de muziekgeschiedenis, al stonden er geen hits op. Zelfs op haar eigenzinnige uitstapjes naar de jazzrock uit de tweede helft van de jaren 70 staan weinig miskleunen. Naarmate ze ouder werd, geraakte de muziek op de achtergrond en ging ze zich toeleggen op haar andere passies: fotografie, poëzie en schilderkunst. Mocht u willen weten hoe een engel klinkt, één adres: eender welke plaat van Joni Mitchell.

Morgen: 3-2-1.



Zangeressen Top 20 (20 t/m 11)

Memories & mijmeringen, Muziek Posted on do, juli 30, 2020 11:56:48

Madonna? Staat er niet in. Linda Ronstadt. Niet te traceren (behalve in deze korte inleiding). Tina Turner? Nope. Carole King, Blondie, Roberta Flack, Joan As Police Woman, KT Tunstall? Neen, neen, neen, neen, en nog eens neen. Omdat een top 20 een beperking heeft: meer dan twintig is reglementair niet toegestaan. Een bubbel is een bubbel!

U zult ongetwijfeld vinden dat er nog andere namen ontbreken in deze lijst van zangeressen. Dat is uw goed recht. Ik doe niet aan ‘cancel culture’, dit is gewoon mijn persoonlijke voorkeur, die er volgende week, volgende maand of volgend jaar misschien lichtelijk anders kan uitzien. Maar vandaag, eind juli, begin augustus van het coronajaar 2020, gaat mijn voorkeur uit naar onderstaande twintig. ’t Is te zeggen: onderstaande tien, want nummer 10 tot en met 4 volgen morgen pas, en nummer 3 tot en met 1 overmorgen. Geduld is een schone deugd.

20. JOSS STONE (°1987). Vergeet haar ‘latere’ werk, al klinkt ‘later’ wel heel vreemd voor een vrouw van nog altijd maar drieëndertig. De eerste drie cd’s moet je in huis halen. Bij haar debuut, The Soul Sessions, in 2003 was ze amper zestien. Een blootvoetse, vroegrijpe, sensuele, uitdagend kijkende souldiva die klonk alsof ze gelouterd was door het leven, met tig opgeblazen relaties, veel drugs en drank, en ontelbare sloffen sigaretten achter de kiezen. Stone klonk als een Franklin op rijpere leeftijd. Onvoorstelbaar. Die stem heeft ze nog altijd, zij het ondertussen nog net iets volwassener, alleen is de muziek me nu veel te glad, net als haar ‘Is everybody happy?’-liveshows. The Soul Sessions, dat was rauwe soul, die je terugvoerde naar de jaren 60, Stax, Motown, Atlantic. Heerlijke tijden. Heerlijke zwarte soulstem van een wit meisje.

19. JUDY GARLAND (1922-1969). Triester worden mensenlevens niet, zoals dat van deze uitgeleefde actrice en zangeres, aanvankelijk in die volgorde, later omgekeerd. Kreeg als toekomstig kindsterretje een wurgcontract bij MGM. Voor haar rol als Dorothy Gale in het in alle opzichten fantastische The Wizard of Oz ontving ze een Oscar; de prijs die ze voor dat succes betaalde, was immens. De studio zette haar onder druk om te presteren, ze raakte verslaafd aan amfetaminen en barbituraten, en bleef dat de rest van haar korte, nauwelijks zevenveertig jaar omvattende leven. Haar Somewhere over the Rainbow (uit The Wizard) is heel mooi, maar het is de volwassen Garland die de luisteraars naar de strot grijpt met haar doorleefde performances. A star is born (en werd daarna helaas geleefd).

18. MARIANNE FAITHFULL (°1946). In de boulevardpers weleens omschreven als ‘het ex-lief van Mick Jagger’, alsof ze geen zelfstandige persoon was en is. Jagger & Richards schonken haar wel haar eerste hitje, As tears go by. Het grootste deel van de jaren 70 gingen op in een roes: haar drugsverslaving zorgde er zelfs een tijdje voor dat ze op straat leefde. Tot ze aan het eind van dat wazige decennium Broken English afleverde, een dijk van een plaat. Haar stem leek definitief naar de filistijnen, maar net die doorrookte, hese, diepe klanken maakten haar tot de zangeres die ze is gebleven. Uitstekende vertolkster van het oeuvre van Brecht & Weil, en op Strange weather (1987) ook van Waits, Dylan en Doc Pomus & Dr. John. Ook live zeer te pruimen. Zo zie je maar, zelfs op de Boulevard of broken dreams wordt intens gemusiceerd.

17. ALANIS MORISSETTE (°1974). Ten onrechte vastgepind op die ene, geweldige cd Jagged little pill uit 1995. In haar moederland Canada was ze een kindsterretje, dankzij haar bijdrage tot het tv-programma You can’t do that on television. Haar eerste twee cd’s deden het behoorlijk in Canada, maar that was it. Madonna reikte haar een helpende hand, gaf haar een platencontract bij Maverick, en de rest is, euh, geschiedenis. Jagged little pill (met maar liefst zes hitsingles, onder meer You oughta know, All I really want en Ironic) groeide uit tot de bestseller van de nineties, wereldwijd goed voor meer dan dertig miljoen exemplaren. Opvolger Supposed former infatuation junkie was zo mogelijk nóg persoonlijker, maar de verkoop viel terug op een kwart van de voorganger (zeven miljoen is niet min, I know!). Ze sloot de jaren 90 af met een Unplugged-plaat uit de MTV-reeks. Haar latere werk is minder consistent, maar nooit belabberd, en So-called chaos, uit 2004, werd opnieuw een nummer 1-cd.

16. ELLA FITZGERALD (1917-1996). Grande dame van de jazz. Haar bijnaam, ‘The First Lady of Song’, is niet toevallig gekozen. Ze had een bereik van vier octaven, die er samen met een zeer duidelijke uitspraak voor zorgden dat ze niet alleen goed klonk, maar ook perfect verstaanbaar was. Fitzgerald was in armoedige omstandigheden opgegroeid. Ze werd gelukkig ontdekt tijdens een talentenjacht in het beroemde Apollo Theater in Harlem, New York. Heel even had ze een eigen bigband, maar omdat ze zich daarvoor nog te jong voelde, begon ze vanaf de jaren 40 te toeren met Dizzy Gillespie en Duke Ellington. Toch duurde het nog tot halfweg de jaren 50 voor ze commercieel werd opgepikt. Ze was dan al bijna veertig. Diabetes resulteerde nauwelijks anderhalf decennium later in blindheid: de stem bleef wat ze was, maar haar bewegingsvrijheid was weg. Om het met France Gall te zeggen: Ella, elle l’a(vait)!

15. PJ HARVEY (°1969). Polly Jean uit Bridport in Dorset, UK. Haar ouders leerden haar blues, jazz en complexe rockmuziek appreciëren. Als instrument koos ze de saxofoon. Ze studeerde beeldhouwkunst in Londen. Voeg al die invloeden samen en je krijgt een rijke mengelmoes, die Harvey vanaf 1992 op de wereld losliet. Rid of me was een eerste klets om de oren van ingedommelde muziekfans. Door topless te poseren op de cover van NME schudde ze ook het imago van feministe van zich af: ze wilde niet als een boegbeeld van de beweging gezien worden. Opvolger To bring you my love uit 1995 introduceerde haar bij meer dan een miljoen platenkopers. Down by the water werd een soort hymne voor alternatieve muziekliefhebbers. Het in hetzelfde jaar verschenen Jagged little pill was dan wel een veel eclatanter verkoopsucces, To bring you my love stond wel hoger in de eindejaarslijstjes van recensenten. Is this desire?, de opvolger, was experimenteler, ze noemde het zelf haar lievelingsalbum. En ook Stories from the city, stories from the sea (2001) charmeerde. Ze werd door het Ierse magazine Hot Press ooit omschreven als de vrouw die de meest erotische en sterke liefdesliedjes heeft geschreven. Wie ben ik om dat tegen te spreken?

14. LISA GERRARD (°1961). Een diepe contra-alt en teksten in een zelfbedachte taal, ziedaar de grootste troeven van deze Australische zangeres en componiste. Samen met haar toenmalige vriend Brendan Perry creëerde ze het unieke geluid van Dead Can Dance, een band die in geen enkele vakje kan geklasseerd worden, tenzij dan bij de K van Kwaliteit. Dat resulteerde in eerst acht en vele jaren na de liefdes- en professionele breuk nog eens drie platen. De ijle stem van Gerrard werd opgepikt door filmstudio’s. Ze schreef, samen met Pieter Bourke, de soundtrack van Michael Manns The insider, won een Oscar voor haar filmmuziek van Gladiator, en kreeg ook positieve kritieken voor de muziek van de biopic Ali. Als ik Lisa Gerrard hoor, zie ik weidse vlakten voor mij, een horizon die veraf ligt, een lucht die hemelsblauw is. Ik proef ruimte.

13. CHRISSIE HYNDE (°1951). ‘Ne zanger is ne groep’, wist Wannes Van de Velde al, maar omgekeerd kan ook: een groep is een zangeres. Dat geldt zeker voor deze Amerikaanse die doorbrak met een Britse band: The Pretenders. Bekijk de foto’s van de groepsleden jaar na jaar in de eerste helft van de jaren 80 en je ziet telkens nieuwe gezichten opdoemen. De drugs eisten hun tol (en mensenlevens). Hynde overleefde ze allemaal. De eerste drie platen van The Pretenders móeten in uw platenkast staan: niet alleen zijn het coherente, op dat moment — net na het punkgeweld, in volle platte pop- en disco-periode, in de duistere jaren 80 van Reagan en Thatcher — uit de band springende lp’s, er staat ook nauwelijks een zwakke track op en de dame en heren schudden bovendien perfecte singles uit hun mouwen. Mijn persoonlijke favoriet is de derde, Learning to crawl, die meer weg heeft van een ‘Best of’ dan van een gewone plaat. Alle tien tracks zijn geweldig. Daarna ging het helaas bergaf en werd het lichtjes alternatieve pad verlaten voor eerder voorspelbare, mainstream pop. Al bleef de stem van Chrissie Hynde wel intact.

12. DIANA ROSS (°1944). Ah, Motown, die heerlijke zwarte muziek die van de band rolde in ‘Motor Town’ Detroit. Soul. Met als een van de boegbeeldgroepen The Supremes, later herdoopt tot Diana Ross & the Supremes, vanwege de dominante rol van deze in Detroit geboren zangeres. Where did our love go, Baby love, Stop! In the name of love, You can’t hurry love, Love child, en dan vergeet ik nog een paar handvollen klassiekers. Waarna Ross solo ging, eerst als actrice (ze speelde Billie Holiday in Lady sings the blues, en Dorothy Gale in The Wiz, een remake van The Wizard of Oz, met alleen maar zwarte acteurs), daarna met een apart discogeluid, waarin die unieke stem nog altijd kon uitblinken. Luister gerust naar Upside down, My old piano en I’m coming out en probeer stil te blijven zitten. Helaas, driewerf helaas: van dan af liet ze zich overhalen om zeemzoete ballads, liefst in duetvorm, de wijde wereld in te zingen. Detroit lag steeds verder weg.

11. PATTI SMITH (°1946). De hogepriesteres van de punkrock, ‘The Godmother of Punk’, al is het een beetje oneerbiedig om haar in een hokje te stoppen. Smith wist haar twee liefdes, songs en gedichten schrijven, perfect samen te brengen. Nochtans was ze voor iets anders in de wieg gelegd: haar ouders waren, godbetert, getuigen van Jehova. Pas toen ze aan de hand van fotograaf Robert Mapplethorpe — toen nog seksueel in vrouwen geïnteresseerd — de grote stad ontdekte, New York uiteraard, bloeide ze helemaal open. Ze was al zevenentwintig toen ze, eindelijk, haar eigen band vormde, de Patti Smith Group. Rijkelijk laat, een leeftijd waarop sommige iconen het tijdelijke met het eeuwige verwisselen. De vroege lp’s van Smith waren mokerslagen voor de jeugd die het doorgaans moest stellen met irritante, makkelijke pop. Het drieluik Horses, Easter en Wave (met tussendoor ook nog Radio Ethiopia) blies je omver. Daarna wijdde ze zich aan het huwelijksleven, om pas in 1988, na negen jaar radiostilte, weer uit te pakken met een dijk van een plaat, Dream of life, waarop de single People have the power stond. De voorbije jaren stond ze geregeld op een Belgisch podium. Wie erbij was, weet: Patti Smith staat er nog altijd.

Morgen: 10 t/m 4.



« VorigeVolgende »