De grootste verdienste van de nieuwe federale regering is dat ze er ís. Dat zeggen vrienden en tegenstanders van deze bonte coalitie. De kans dat het Vivaldi-project mislukt is even groot als dat het lukt. Dat zeggen tegenstanders van de regering-De Croo I en geven vrienden ootmoedig toe. De eensgezindheid van de voorbije dagen kan snel plaatsmaken voor gekibbel over details in het regeerakkoord die anders geïnterpreteerd worden door de verschillende partijen. Dat zeggen tegenstanders en zullen vrienden alleen maar kunnen beamen. De tegenstrijdige interpretaties zijn trouwens al volop bezig.

Optimisme is een morele plicht, maar het moet wel realistisch haalbaar blijven, natuurlijk. En dat hebben een regeerakkoord, een verbindende persconferentie, een eendrachtige kamerzitting en tig interviews nog niet kunnen aantonen. Omdat ze dat simpelweg ook niet kúnnen. Het hangt allemaal af van het beleid, van de bekwaamheid van de bestuurders, van economische impulsen waar een Belgische regering nauwelijks vat op heeft, en van altruïsme en goede wil. Het is niet de oppositie die deze nooit geziene coalitie — bont allegaartje mag ook, als omschrijving — zal doen struikelen: het welslagen ligt bij de premier, zijn regeringsleden en de partijvoorzitters — en ook van een tikkeltje geluk. Een coronacrisis kan je moeilijk zien aankomen. Al is dat natuurlijk de ultieme test voor de kwaliteit van zij die ons besturen.

En toch… We hébben een federale regering. Voorzichtige juichkreten zijn gepast. Na net geen vijfhonderd dagen afwisselend onderhandelen en ruziemaken. Afwijzen en aantrekken. Politieke spelletjes spelen en ernstig proberen een evenwichtige ploeg samen te stellen. Eind vorig jaar lag paars-groen al op tafel. Toen deden de donkerblauwe Open VLD’ers hun uiterste best om er een flinke stok voor te steken, al was het maar om uittredend voorzitter en ambitieuze politica Gwendolyn Rutten tot enige bescheidenheid te nopen. Dat is bijna een jaar geleden, in de naherfst van 2019. Waarom moest de vorming van deze vierseizoenenregering zeven seizoenen duren, terwijl het ook in drie of vier had gekund? Het was te veel adagio en largo, te weinig allegro vivace tijdens die 493 dagen.

Maar hé, we hebben dus een regering. Ze telt voor het eerst evenveel mannen als vrouwen. Er zitten drie landgenoten met een migratieachtergrond in. Ervaren gezagsdragers zitten zij aan zij met neofieten. De politieke vernieuwing lijkt voor het eerst geen dode letter te blijven. Je kan het regeerakkoord lezen als een reeks vage intenties, maar ook als een catalogus van noodzakelijke bijsturingen. Dat geldt trouwens voor elke tekst die vooraf werd opgesteld: als die niet in de praktijk wordt omgezet, blijven het dode letters op papier. De verbindende woorden van de aanstaande premier op de persconferentie waarop het regeerakkoord werd aangekondigd, staken schril af tegen alle polariserende verklaringen van de voorbije jaren, onder meer in het kibbelkabinet-Michel. De Croo had veel van Obama en weinig van Trump, wat aanbevelenswaardig is. Vergelijk met de overwinningsspeech van Bart De Wever als nieuwe burgemeester van Antwerpen in 2012, die uitsluitend gericht was op de eigen achterban: verbinding was ver weg toen. Alexander De Croo overtroefde de ‘belangrijkste politicus van deze eeuw’ — volgens een zich voorheen progressief noemende krant zelfs de ‘grootste intellectueel van Vlaanderen’ — in zijn maidenspeech. Faut le faire, als u mij toestaat in de taal van de bevolkingsgroep die wél een regionale meerderheid in de federale coalitie heeft te praten.

Nog meer goed nieuws: Frank Vandenbroucke is terug, de slimste politieke mens in de Belgische wereld, de sociaaldemocraat die zich niet zal laten leiden door debatfiches, de academicus die boven de partijpolitiek staat. Kans is groot dat hij al zijn collega’s zal overtreffen, desnoods met priemend vingertje, maar dat zullen ze binnenkort wel ontdekken. Buitenlandse media merkten op dat er een transgender in de regering zit: het siert onze politiek (en ons!) dat weinigen die bedenking nog maken, net zoals er tien jaar geleden nauwelijks iets te doen was om de homoseksualiteit van de toenmalige premier. In het land waar abortus, euthanasie en homohuwelijk wettelijk geregeld zijn, moeten we soms onze zegeningen durven te tellen. Dit is er zo eentje.

Het meest positieve is nog dat de partijen hun mannetjes en vrouwtjes hebben kunnen posteren op departementen die ze van nature claimen. Open VLD levert de premier en de minister van Justitie, CD&V heeft Binnenlandse Zaken (inclusief Asiel en Migratie) en Financiën in handen, de MR buigt zich over Buitenlandse Zaken en de Middenstand, de PS beheert Economie en Werk, Groen Energie, Ecolo Klimaat en Duurzame Ontwikkeling en Mobiliteit, sp.a Volksgezondheid en Sociale Zaken, en Ontwikkelingssamenwerking. Dat biedt het voordeel dat de verantwoordelijkheid niet kan worden afgeschoven en het nadeel dat de verantwoordelijkheid niet kan worden afgeschoven: het is van móeten. Een betere motivatie is ondenkbaar. Vraag is wel hoe dit op een budgettair verantwoorde manier zal gebeuren, want de regel is doorgaans: hoe hoger de betrokkenheid bij het domein, hoe groter de kans dat men zal willen investeren. Voor minder gaat de zon zelden op. Dat was wat de regeringen-Verhofstadt, en dan vooral de eerste, mét de groenen, parten heeft gespeeld. Dat er toen, in tijden dat het economisch goed ging, geen reserves werden aangelegd, wreekt zich nu nog altijd. Dezelfde lankmoedige attitude tegenover de begroting zou in volle coronacrisis, met alle economische gevolgen van dien, meerdere toekomstige generaties parten kunnen spelen. Iemand moet dus op de centen letten, terwijl Begroting net in deze regering geen volwaardige regeringspost meer is: het zit bij een staatssecretaris (Eva De Bleeker) die ressorteert onder de minister van Justitie (Vincent Van Quickenborne). Twee paar blauwe ogen die waakzaam zullen moeten blijven. De realist Vandenbroucke zal een handje toesteken.

Deze regering heeft alles in zich om meer haters dan liefhebbers te tellen, maar ze heeft ook de kans om die haters op z’n minst tot voorzichtige sympathisanten om te toveren. Dat heet een geloofwaardig beleid uitbouwen. Ze heeft daar drie en een half jaar voor. Allegro non molto, opgewekt maar niet té veel, de opening van L’estate, de zomer, het tweede van de vier seizoenen van Vivaldi,mag daarbij het Leitmotiv zijn: het moet vooruitgaan, maar niet blind. Geduldig haasten luidt de boodschap.

De oppositie zal de regering dat geduld niet gunnen. Hopelijk doen de media dat wel, al lijkt dat niet de intentie. De nadruk lag in de eerste interviews op wat er zoal kan — en aan de harde vraagstelling af te leiden naar verwachting ‘zal’ — mislukken. Op wie met wie ruzie zal maken. De vraag ‘Wat bent u van plan op uw departement?’, die nochtans voor de hand ligt omdat het de eerste is die je zou moeten stellen, wordt niet meer gesteld. Het gaat dadelijk over de politique politicienne, de kleine kantjes van medestanders en tijdelijke bondgenoten. Alsof het conflict het normale is. Alsof harmonie onmogelijk is. Alsof de neuzen nooit in dezelfde richting kunnen staan. Alsof Het Volk daarvan wakker ligt. De media zijn verslaafd aan relletjes en voeden het pessimisme van de bevolking. Mislukken wordt dan bijna een selffulfilling prophecy. Niet dat ankers, interviewers en politieke journalisten terug moeten naar de onzalige tijden dat ze één, vooraf afgesproken vraag mochten stellen, waarna de minister minutenlang ononderbroken mocht praten, o neen. Maar de bedoeling was nu ook weer niet om de slinger helemaal de andere kant te laten op gaan. Het voordeel van de twijfel moet bijwijlen gegund worden.

Voor iemand als Frank Vandenbroucke moet dit toch enigszins verbijsterend zijn geweest, na jaren in de academische luwte. In Terzake kreeg hij voor de voeten geworpen dat hij wellicht niet meer mee is met de agressieve communicatie via sociale media. “Ik heb geen tien jaar in de diepvries gezeten”, luidde zijn passend antwoord. Ik denk niet dat Vandenbroucke zich zal laten opjagen door de rel van de dag. Eigenlijk moeten de media de zaak omdraaien: wie niet mee stapt in de meedogenloze mars van het moment, zou het nieuwe normaal moeten worden. Een beetje dimmen zou iedereen goed doen, het land in de eerste plaats. Het gaat al veel te lang over anekdotiek in onze kranten en op radio en televisie. Wie messen in wiens rug heeft gestoken, is interessant om te achterhalen in eenzijdig geschreven memoires, veel minder als het over dagelijks beleid gaat, wat nog altijd de essentie is van politiek. Dát en een langetermijnvisie hebben en uitwerken. In geen van beide hebben de media nog interesse. Te saai. Te vaag. Te weinig concreet.

Lang verhaal kort: ik ben voorzichtig optimistisch. Het tweede is mijn morele plicht, het eerste is mijn natuur. Geef De Croo I een kans en dan zien we wel.