Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Vlaamse regering vindt stenen belangrijker dan mensen

Politiek Posted on za, oktober 24, 2020 12:10:00

Hij was er nog trots op ook, de Vlaamse minister-president: er zou maar liefst 160 miljoen euro — voor de oudere lezers: 6,4 miljard Belgische frank — geïnvesteerd worden in de noodlijdende cultuursector. Relanceplan, heet dat in een dure bewoording. “Dit is een nooit eerder gezien bedrag,” benadrukte de MP, die in zijn vrije tijd ook nog cultuurminister is. Dit is een nooit eerder geziene volksverlakkerij, zou dichter bij de waarheid liggen. Want, u weet dat inmiddels al, 62,5 procent van dat bedrag, oftewel 100 miljoen euro, moet dienen voor culturele infrastructuur. Niet onsympathiek, maar het lost de acute problemen van wie actief is in de sector niet op. Tenzij die bakstenen dienen om de Vlaamse canon in te beitelen, natuurlijk, want dat geniet dan wel weer de hoogste prioriteit. Jan Jambon had moeten aankondigen dat er zou geïnvesteerd worden in stenen én in mensen, dat zou pas revolutionair geweest zijn. En logisch. En menselijk. En het zou getuigd hebben van een oprechte liefde voor cultuur en al wie het bedrijft.

Er wordt geïnvesteerd in bakstenen, klonk algauw de kritiek. Terechte bedenking. Het is niet omdat er her en der — onder meer de Museumsite in Brugge, de Kortrijkse Schouwburg, de Bijlokesite in Gent — restauraties mogen uitgevoerd worden, of (bij)gebouwen opgetrokken, dat je daarbij tegemoetkomt aan een zeer concrete vraag om hulp. Een dj zei het deze week nog op Studio Brussel: eenendertig mensen uit zijn kennissenkring, allen actief in de brede cultuursector, hebben sinds het uitbreken van de coronacrisis zelfmoord gepleegd. Zagen geen uitweg, zaten vast in een tunnel waarin je niet meer achteruit kon en er geen licht te zien was. Dit is erg. Héél erg. Onwezenlijk erg. Voor de betrokkenen, voor hun familie en vrienden, voor hun collega’s, voor het gemoed van anderen die het bijzonder moeilijk hebben. Het duidt op uitzichtloosheid. No future, ooit een stevige punkkreet, nu de harde coronarealiteit.

Je helpt die mensen niet met de aankondiging dat de bouwsector ondersteund zal worden. Het is, zoals de Engelsen zeggen, ‘adding insult to injury’, de belediging die volgt op de mentale kwetsuur.Je biedt hen geen vooruitzichten, integendeel: je zegt ermee, als overheid, dat stenen belangrijker zijn dan mensen. En, och ja, de minister-president heeft de aangekondigde besparingen qua projectsubsidies teruggeschroefd: die blijven op het bestaande niveau, 9 miljoen euro per jaar. Applaus!

Weet u, beste lezer, in de processie van Echternach springen de deelnemers afwisselend op hun linker- en rechtervoet. In de oude versie van de processie van Echternach, die tot 1947 gold, ging men drie stappen vooruit en dan twee achteruit. In tegenstelling tot wat men in de volksmond dacht, ging men uiteindelijk wel voorwaarts in dat Luxemburgse stadje, zij het zeer langzaam. De processie van Echternach van de Vlaamse regering verloopt volgens een alternatieve aanpak: één stap vooruit, drie achteruit. De economie dient gered, maar cultuur is geen economische sector in de ogen van onze beleidsmensen: het is volksvermaak. Hooguit leuk, niet nuttig, niet noodzakelijk. Zij dwalen. Cultuur (én sport) staan in de behoeftepiramide één rijtje onder eten, drinken, een dak boven je hoofd en iemand die je graag ziet. Bij Maslow valt cultuur onder ‘zelfrealisatie’ voor wie werkt in de sector, helemaal bovenaan, en onder ‘behoefte aan sociaal contact’ voor wie cultuur consumeert, om het met een vieze term te zeggen, maar goed: economen moeten het ook begrijpen. Cultuur verrijkt. Het zegt alles dat deze Vlaamse regering niet eens een volwaardige minister van Cultuur heeft. Je kan er alleen maar uit besluiten dat N-VA, CD&V en Open VLD cultuur geen warm hart toedragen. Frans Van Mechelen, Rika De Backer en Karel Poma draaien zich om in hun graf. Ik kan me niet voorstellen dat Patrick Dewael en Sven Gatz dit een prettige evolutie vinden, allen voormalige ministers van Cultuur, van het land of de regio Vlaanderen.

Wie actief is in de brede culturele sector, weet dat de coronacrisis nog minstens aanhoudt tot eind vólgend jaar, 2021, en meer dan waarschijnlijk zelfs tot de zomer van 2022. Dat is twee jaar en drie maanden met weinig of geen inkomsten, geen zekerheid, geen regelmaat. En dan moet je hopen dat het vaccin tegen dan voor groepsimmuniteit heeft gezorgd. Niet verwonderlijk dat depressieve gevoelens het halen van optimisme.

Wat Jan Jambon deze week heeft gedaan, is in het beste geval een goedbedoelde misser, in het slechtste geval lachen met de culturo’s, de subsidieslurpers, de snoodaards die door een Vlaams-nationalistische bril bekeken hun kont afvegen met de Vlaamse leeuwenvlag. Er zit een vorm van eerlijkheid in, dat wel: je lacht de culturele wereld, al die ‘linkse’ kerels en meiden, recht in hun gezicht uit. Bravo, ze draaien er tenminste niet omheen dat ze hen haten. De handlangers van de christendemocratische en de liberale familie applaudisseren mee.

Het is niet omdat je weleens naar een opera gaat, dat je oprecht van cultuur houdt. Het is niet omdat je, als politicus, weleens over de rode loper paradeert en veel te lang op een receptie blijft hangen, dat je je een cultuurliefhebber mag noemen. Het is niet omdat je een toespraak mag houden op een culturele prijsuitreiking, dat je affiniteit hebt met het domein. Het is niet omdat je straks, als minister-president, een eerste steen mag gaan leggen van een cultuurhuis, dat je een bijdrage hebt geleverd tot de toekomst van de Vlaamse cultuur. Een aantal culturele vertegenwoordigers zullen best wel wereldvreemd zijn, maar heel wat mensen die het voor het zeggen hebben zijn tegelijk cultuur- én wereldvreemd. Dat is veel erger.

Als we niet willen dat Jef Eagle binnenkort mag komen vertellen dat de teller van de zelfdodingen op zestig staat, zullen er toch nog andere steunmaatregelen moeten aangekondigd worden. Steun die rechtstreeks naar de mensen gaat, of naar organisaties die met dat geld mensen in dienst kunnen houden; niet naar stenen, niet naar lobbyisten die vlot de weg naar beleidsverantwoordelijken vinden, niet naar bouwheren.



Geen excuus

Samenleving Posted on za, oktober 17, 2020 12:30:38

Dat we het moesten begrijpen, die wars van alle strenge coronamaatregelen uitbundig feestende studenten aan de Overpoort in Gent of op de Oude Markt in Leuven, of hier en daar op privéfeestjes op kot, mondmasker half op of helemaal af, driftig hun speeksel in het rond spreidend, om de muziek en de andere veel te luide gesprekken te kunnen overstemmen. Ze maken dit maar één keer in hun leven mee: nu (of nooit).

Dat het volstrekt onbegrijpelijk was, die bende egoïsten die door hun gedrag vatbaar waren voor een virus dat geen onderscheid maakt tussen jong en oud, man en vrouw, slim en dom, half voorzichtig en onvoorzichtig, en die zo ook hun dichte familieleden in gevaar konden brengen. Is dat nu zo erg, een half jaar of een jaar of misschien wel achttien maanden zonder traditioneel studentenleven, inclusief lallende feestjes, grensverleggende dopen (de grens van de goede smaak en het gezond verstand verleggend, bedoel ik) en het eerste echte lief?

Ja, dat is héél erg, riep die eerste groep terug.

Ik heb even gependeld tussen beide standpunten, ook al bevond ik mij bij aanvang al in het tweede kamp, dat van de kwaadsprekers over die feestvierders. Mijn besluit: ik blijf niet alleen bij mijn standpunt, ik ben zowaar nóg kwader geworden, heb er nóg minder begrip voor, vind de aangehaalde argumenten waarom we dit allemaal door de vingers moeten zien nóg stompzinniger. Ik zal u zelfs zeggen waarom.

Het is waar dat studenten slechts vier of vijf jaar (zeven in het geval van de Vlaamse minister van Onderwijs) kunnen profiteren van een unieke periode in hun leven, en, ja, ongeveer een kwart daarvan wordt hen nu afgenomen. Blijft over: tweeënhalf tot vier jaar. Nog altijd een leuke fase in een mensenleven. Er zal veel ontdekt kunnen worden de komende jaren, wees gerust.

Zet daar tegenover de ouderen die veel dichter bij het einde dan bij het begin zijn, die al heel ver in hun geheugen moeten delven om zich hun studententijd te herinneren, gesteld dat ze tot de gelukkigen behoorden die mochten voortstuderen, en die in coronatijden extra kwetsbaar zijn. Hebben zij nog vier of vijf jaar te gaan? En hoe erg is het dan dat van die beperkte tijd nog minstens een jaar vrijheid, blijheid wordt ontnomen? Een jaar is een jaar, maar een jaar minder ongedwongen leven lijkt me voor de senior een pak erger.

Denk aan mensen die moeten leven met de onverbiddelijke K-diagnose. Misschien hebben ze in een overmoedige bui een bucketlist opgesteld, van wat ze zeker zouden willen doen in de tijd die hen nog gegund is. Weg bucketlist, alles wat daarop staat is gevaarlijk, allemaal prettige avonturen die nu even niet kunnen of mogen. Reizen, eten, drinken, die eerste en tegelijk laatste vlucht met een luchtballon, gezellig bijeen zijn met de hele familie in een slecht verlucht feestlokaaltje. Kan niet, mag niet.

Wat met de mensen die niet de middelen hebben om te feesten? Die wegkwijnen op een piepklein appartement, zeventien hoog, met vijf mensen op een ruimte die hooguit geschikt is voor twee? De meeste van die fuivende studenten worden gesponsord door hun ouders, maar wie sponsort de armen, die net door hun financiële- en leefsituatie, op elkaar geprangd in onhygiënische omstandigheden, Covid-19 doorgeven als was het een estafettestokje in een olympische race, waarna ze nog scheef worden bekeken ook?

Dat ze het nieuws niet volgen zoals veertigers, vijftigers en zestigers doen, was ook een excuus dat je hoorde de voorbije dagen. Ze zijn dus niet op de hoogte van alle maatregelen, ze worden niet bereikt. Ammehoela, denk ik dan. Dat tieners en twintigers niet naar het tv-journaal gekeken, is geweten. Ik doe dat zelf ook zeer zelden, trouwens. Dat ze geen kranten lezen, is geweten. Ik doe dat ook niet om het nieuws te kunnen volgen, want dat ken ik meestal al. Ik doe het voor de achtergrondverhalen en de duiding. Dat ze niet op Twitter zitten om zich druk te maken om de actualiteit, is geweten. Hun volste recht. Maar je maakt mij echt in geen honderdduizend jaar wijs dat ze niet weten wat er aan de hand is, met al die apps, de Tiktoks, de Snapchats, de Instagramposts, de Facebook-berichten die dagelijks in hun persoonlijke tijdlijn opdoemen. Wie ouder is dan zes, niet op een onbewoond eiland middenin een of andere oceaan woont, en niet dement is, kan gewoon niet níet op de hoogte zijn van de verwoestende doortocht van sars-cov-2, alias Covid-19, in de hele wereld. Zelfs gefragmenteerde informatie moet volstaan om te weten dat je voorzichtig moet zijn, voor jezelf en voor je dierbaren. Er is geen enkel — géén enkel! — excuus om niet te weten dat lijf-aan-lijffeesten momenteel niet aan de orde zijn.

Dus ja, ik wil via deze weg gerust even woordvoerder van het tweede kamp spelen, dat van de strenge critici van de thé dansants op straat, die de studenten een virtuele pedagogische tik om de oren wil geven. Dit moet nota bene een deel van onze toekomstige elite voorstellen: misschien zitten er toekomstige journalisten tussen, die over enkele jaren de bevolking zo objectief mogelijk moeten inlichten. Wellicht zitten er toekomstige advocaten en rechters tussen, die over enkele jaren mogen oordelen over wangedrag van anderen. Mogelijk loopt er een toekomstige minister in rond, wie weet zelfs die van Volksgezondheid. Deze lieden hadden gewoon beter moéten weten en thuisblijven, of op kot. Deze bollebozen moeten weten wat het concept ‘gezond verstand’ inhoudt en zouden ‘burgerzin’ niet alleen correct moeten kunnen spellen, maar ook begrijpen wat het betekent. Deze losbollen hebben een middelvinger opgestoken naar de samenleving in het algemeen en hun eigen omgeving in het bijzonder. Qua collectief egoïsme kan dat tellen. Neen, dat mogen mensen die zich verantwoord gedragen niet tolereren en niet oneindig blijven relativeren tot het uiteindelijk allemaal niets meer voorstelt. En, neen, deze jongeren moeten niet in de gevangenis of moeten niet de rest van hun studentenleven torenhoge boetes afbetalen, maar misschien kan je hen bij wijze van alternatieve doop inschakelen als hulpjes in de zorg? Dan zullen ze snel op de hoogte zijn, zelfs zonder dat ze naar het tv-journaal kijken of de krant lezen. Je moet die jonge mannen en vrouwen niet met een levenslang stigma doen rondlopen, maar eventjes hardop wijzen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid mag dat nog, ja?

Les excuses sont faites pour s’en servir, maar nu even niet graag. Er is geen enkel excuus mogelijk voor dit gedrag.



Het is wat het is

Samenleving Posted on za, oktober 10, 2020 12:26:39

Herinner u de volkstoeloop aan het koninklijk paleis na de dood van Boudewijn, in de zomer van 1993. Siegfried Bracke, toen politiek verslaggever van de BRTN, sprak zelfs overdreven plechtstatig van ‘een nieuw politiek feit’.

Herinner u 9/11, en hoe dat het begin zou zijn van een cultuurstrijd op leven en dood met de islam.

Wie oud genoeg is, zal zich nog herinneren dat na de Tweede Wereldoorlog de slogan ‘Nooit meer oorlog’ opgang maakte. Nooit meer oorlog was de toekomst. Nooit meer oorlog was zelfs het verleden, want het stond al in 1930 te lezen aan de voet van de IJzertoren in Diksmuide. Minder dan tien jaar later was het wéér oorlog. Nooit werd ooit. Pacifisten hadden hun wensen voor werkelijkheid gehouden.

Boude voorspellingen en voorbarige conclusies horen thuis in het museum van de Grote Vergissingen, dat vele hectaren over vele verdiepingen in beslag neemt.

Dat ‘nieuw politiek feit’, die opstoot van liefde voor de monarchie, is allang vergeten, in de eerste plaats door die reporter, die aansloot bij een republikeinse partij. De meerderheid van de Belgische bevolking mag dan nog wel een koning willen en die mag zelfs gerust Filip heten, maar echt gehecht aan die koekendozensymboliek zijn we niet. Steeds meer mensen stemmen op partijen die het land willen splitsen, terwijl ze wel België willen behouden en ook niets tegen de monarchie hebben, wel tegen al die vette dotaties voor koningen, prinsen en prinsessen. Dubbelzinniger kan niet.

De cultuurstrijd is er niet gekomen — of is er permanent, zo u wilt, maar gelukkig niet in de vorm van een open oorlog. Al-Qaeda en zelfs IS zijn naar de achtergrond verdrongen. Het vijandbeeld van ‘de moslim’, opgedrongen door extreemrechts, slaat nergens op. Islamfundamentalisme maakt pas op de plaats, waakzaamheid blijft geboden. Naast de duizenden slachtoffers die vielen tijdens terroristische aanvallen, is ‘de moslim’ nog het grootste slachtoffer van 9/11 en consoorten. Altijd en overal verdacht.

En die ‘Nooit meer oorlog’, ach… Behalve in West- en Noord-Europa zijn er de voorbije vijfenzeventig jaar tal van kleine en grote conflicten geweest, oorlogen en burgeroorlogen, miljoenen slachtoffers kunnen het niet meer navertellen, voor hen was die goedbedoelde slogan finaal betekenisloos. En zelfs dat ‘vredige’ West-Europa moet gerelativeerd worden, denk aan het conflict in (Noord-)Ierland.

***

Bij het begin van de coronacrisis, en zeker na de afkondiging van de lockdown half maart, was de veronderstelling dat ons leven drastisch zou veranderd zijn eens dat virus was bedwongen. We zouden beter met elkaar leren omgaan. We zouden toleranter zijn geworden. We zouden meer en blijvende aandacht hebben voor de zwakkeren in de samenleving. De ‘brave new world’ zou lieflijk zijn, veel warmer — en niet alleen dankzij de klimaatopwarming — dan de Oude Wereld, solidariteit zou geen loos begrip meer zijn voor de meeste mensen.

Nauwelijks zeven maanden later mag die prognose, noem het gerust een fata morgana, de virtuele brandstapel op. Komt niets van in huis. Mensen zijn niet veranderd en zullen niet veranderen. Altruïsten zijn altruïsten gebleven, egoïsten zijn nog altijd egoïsten, narcisten komen nog altijd klaar van hun eigen spiegelbeeld. Zo was dat in maart 2020, zo is dat in oktober 2020 en zo zal dat zijn wanneer Covid-19 ons leven niet langer beheerst.

Wie voorheen bekommerd was om zijn medemens die twee huizen verder woonde, is dat nog altijd, misschien zelfs sterker dan tevoren. Wie voorheen alleen bekommerd was om de bewoners van zijn eigen huis, eventueel nog de buren, is dat nog altijd, en ook hier geldt wellicht: sterker dan een half jaar geleden. Zowel internationale solidariteit als ‘Eigen volk eerst’ bestaan nog, wie tot die groepen behoorde, zit er nog altijd bij en roept nog net iets luider dan in de lente. Polarisering is hyperpolarisering geworden.

Wie braafjes de opgelegde maatregelen volgde — en niet alleen omdat het verplicht werd, maar omdat dit het beste was voor ons allen —, doet dat vandaag nog altijd. Wie er toen al de kantjes afliep, doet dat vandaag nog altijd. En wie toen lockdownfeestjes organiseerde of bezocht, veegt ook vandaag nog zijn egoïstische, kortzichtige voeten aan de maatregelen.

Wie elke avond klokslag acht uur de voordeur opende om te applaudisseren voor het zorgpersoneel, had voordien ook al respect voor die sector. Wie alleen voor zichzelf applaudisseert, hield de deur gesloten: toen, nu en in de toekomst.

Wie geen gezond verstand had, heeft dat ondertussen ook niet gekregen. Dom werd dommer, zelfzuchtig zelfzuchtiger.

Wie laf was, is dat nog altijd, en dat geldt ook voor de dapperen onder ons.

Wie eerlijk was, is dat nog altijd, en dat geldt ook voor de leugenaars.

Wie arm was, is nog armer geworden, wie rijk was, is rijk gebleven en blijft erop hameren dat hij al genoeg bijdraagt tot de samenleving.

Wie oog had voor de mensen in de marge, ziet vandaag nog veel meer waar de problemen zich situeren. Wie niet omkijkt naar zijn naaste, ziet niets.

***

Naast ontkenners van de klimaatproblemen hebben we nu ook corona-ontkenners. Het gaat niet zelden om dezelfde figuren. Zien zichzelf als arenden, maar zijn in feite struisvogels. Kop in het zand, niets aan de hand. Dat zou op zich niet erg zijn, mochten ze niet zoveel toehoorders verzamelen, mede dankzij de fora die de media hen gretig aanreiken. Controverse verkoopt. Clickbait, nietwaar. Dat er vervelende bijwerkingen zijn, och ja, dat mag je de media niet aanrekenen hé. ‘Mensen hebben toch een keuze?’

Covid-19 ging het beste in de mens naar boven brengen, zo werd voorspeld. De realiteit is dat de contrasten nog groter zijn geworden en dat wie goed was, misschien wel beter is geworden, en wie slecht was, misschien wel nóg slechter. De coronacrisis verandert juist niets, tenzij dan dat de zaken meer dan ooit op scherp staan. Om het met de woorden van een falende en in een verbijsterende en onthullende Pano-reportage arrogant haar eigen verantwoordelijkheid opzijschuivende ex-minister te zeggen: ‘Het is wat het is.’ We zijn wie we zijn. Daar zal een wereldwijde gezondheidscrisis nauwelijks iets aan veranderen. Trumpisten blijven, met God aan hun zijde, lachen met ‘dat griepje’, lifestylecoaches en motivatiepsychologen blijven u overstelpen met nietszeggende, opbeurende oneliners, optimisten zien licht aan het eind van de tunnel, pessimisten zien zelfs de tunnelopening niet. Wie iets te verkopen heeft, zal nog iets luider zeuren dat zijn product het beste is, wie niets te verkopen heeft, zwijgt.

Wie introvert is, is dat meer dan ooit. Wie extravert is, zal wel weer op het voorplan treden eens het normale leven hervat. Wie nog geen misantroop was vóór het uitbreken van de coronacrisis, maakt veel kans om dat nu wel te zijn.

‘De mens, ge kunt gij daar niet aan uit,’ wist Gerard Walschap al. En ge zult gij daar nooit aan uit kunnen, schrijft Frank Van Laeken. Het is wat het is.



Allegro non molto

Journalistiek, Politiek Posted on za, oktober 03, 2020 11:32:21

De grootste verdienste van de nieuwe federale regering is dat ze er ís. Dat zeggen vrienden en tegenstanders van deze bonte coalitie. De kans dat het Vivaldi-project mislukt is even groot als dat het lukt. Dat zeggen tegenstanders van de regering-De Croo I en geven vrienden ootmoedig toe. De eensgezindheid van de voorbije dagen kan snel plaatsmaken voor gekibbel over details in het regeerakkoord die anders geïnterpreteerd worden door de verschillende partijen. Dat zeggen tegenstanders en zullen vrienden alleen maar kunnen beamen. De tegenstrijdige interpretaties zijn trouwens al volop bezig.

Optimisme is een morele plicht, maar het moet wel realistisch haalbaar blijven, natuurlijk. En dat hebben een regeerakkoord, een verbindende persconferentie, een eendrachtige kamerzitting en tig interviews nog niet kunnen aantonen. Omdat ze dat simpelweg ook niet kúnnen. Het hangt allemaal af van het beleid, van de bekwaamheid van de bestuurders, van economische impulsen waar een Belgische regering nauwelijks vat op heeft, en van altruïsme en goede wil. Het is niet de oppositie die deze nooit geziene coalitie — bont allegaartje mag ook, als omschrijving — zal doen struikelen: het welslagen ligt bij de premier, zijn regeringsleden en de partijvoorzitters — en ook van een tikkeltje geluk. Een coronacrisis kan je moeilijk zien aankomen. Al is dat natuurlijk de ultieme test voor de kwaliteit van zij die ons besturen.

En toch… We hébben een federale regering. Voorzichtige juichkreten zijn gepast. Na net geen vijfhonderd dagen afwisselend onderhandelen en ruziemaken. Afwijzen en aantrekken. Politieke spelletjes spelen en ernstig proberen een evenwichtige ploeg samen te stellen. Eind vorig jaar lag paars-groen al op tafel. Toen deden de donkerblauwe Open VLD’ers hun uiterste best om er een flinke stok voor te steken, al was het maar om uittredend voorzitter en ambitieuze politica Gwendolyn Rutten tot enige bescheidenheid te nopen. Dat is bijna een jaar geleden, in de naherfst van 2019. Waarom moest de vorming van deze vierseizoenenregering zeven seizoenen duren, terwijl het ook in drie of vier had gekund? Het was te veel adagio en largo, te weinig allegro vivace tijdens die 493 dagen.

Maar hé, we hebben dus een regering. Ze telt voor het eerst evenveel mannen als vrouwen. Er zitten drie landgenoten met een migratieachtergrond in. Ervaren gezagsdragers zitten zij aan zij met neofieten. De politieke vernieuwing lijkt voor het eerst geen dode letter te blijven. Je kan het regeerakkoord lezen als een reeks vage intenties, maar ook als een catalogus van noodzakelijke bijsturingen. Dat geldt trouwens voor elke tekst die vooraf werd opgesteld: als die niet in de praktijk wordt omgezet, blijven het dode letters op papier. De verbindende woorden van de aanstaande premier op de persconferentie waarop het regeerakkoord werd aangekondigd, staken schril af tegen alle polariserende verklaringen van de voorbije jaren, onder meer in het kibbelkabinet-Michel. De Croo had veel van Obama en weinig van Trump, wat aanbevelenswaardig is. Vergelijk met de overwinningsspeech van Bart De Wever als nieuwe burgemeester van Antwerpen in 2012, die uitsluitend gericht was op de eigen achterban: verbinding was ver weg toen. Alexander De Croo overtroefde de ‘belangrijkste politicus van deze eeuw’ — volgens een zich voorheen progressief noemende krant zelfs de ‘grootste intellectueel van Vlaanderen’ — in zijn maidenspeech. Faut le faire, als u mij toestaat in de taal van de bevolkingsgroep die wél een regionale meerderheid in de federale coalitie heeft te praten.

Nog meer goed nieuws: Frank Vandenbroucke is terug, de slimste politieke mens in de Belgische wereld, de sociaaldemocraat die zich niet zal laten leiden door debatfiches, de academicus die boven de partijpolitiek staat. Kans is groot dat hij al zijn collega’s zal overtreffen, desnoods met priemend vingertje, maar dat zullen ze binnenkort wel ontdekken. Buitenlandse media merkten op dat er een transgender in de regering zit: het siert onze politiek (en ons!) dat weinigen die bedenking nog maken, net zoals er tien jaar geleden nauwelijks iets te doen was om de homoseksualiteit van de toenmalige premier. In het land waar abortus, euthanasie en homohuwelijk wettelijk geregeld zijn, moeten we soms onze zegeningen durven te tellen. Dit is er zo eentje.

Het meest positieve is nog dat de partijen hun mannetjes en vrouwtjes hebben kunnen posteren op departementen die ze van nature claimen. Open VLD levert de premier en de minister van Justitie, CD&V heeft Binnenlandse Zaken (inclusief Asiel en Migratie) en Financiën in handen, de MR buigt zich over Buitenlandse Zaken en de Middenstand, de PS beheert Economie en Werk, Groen Energie, Ecolo Klimaat en Duurzame Ontwikkeling en Mobiliteit, sp.a Volksgezondheid en Sociale Zaken, en Ontwikkelingssamenwerking. Dat biedt het voordeel dat de verantwoordelijkheid niet kan worden afgeschoven en het nadeel dat de verantwoordelijkheid niet kan worden afgeschoven: het is van móeten. Een betere motivatie is ondenkbaar. Vraag is wel hoe dit op een budgettair verantwoorde manier zal gebeuren, want de regel is doorgaans: hoe hoger de betrokkenheid bij het domein, hoe groter de kans dat men zal willen investeren. Voor minder gaat de zon zelden op. Dat was wat de regeringen-Verhofstadt, en dan vooral de eerste, mét de groenen, parten heeft gespeeld. Dat er toen, in tijden dat het economisch goed ging, geen reserves werden aangelegd, wreekt zich nu nog altijd. Dezelfde lankmoedige attitude tegenover de begroting zou in volle coronacrisis, met alle economische gevolgen van dien, meerdere toekomstige generaties parten kunnen spelen. Iemand moet dus op de centen letten, terwijl Begroting net in deze regering geen volwaardige regeringspost meer is: het zit bij een staatssecretaris (Eva De Bleeker) die ressorteert onder de minister van Justitie (Vincent Van Quickenborne). Twee paar blauwe ogen die waakzaam zullen moeten blijven. De realist Vandenbroucke zal een handje toesteken.

Deze regering heeft alles in zich om meer haters dan liefhebbers te tellen, maar ze heeft ook de kans om die haters op z’n minst tot voorzichtige sympathisanten om te toveren. Dat heet een geloofwaardig beleid uitbouwen. Ze heeft daar drie en een half jaar voor. Allegro non molto, opgewekt maar niet té veel, de opening van L’estate, de zomer, het tweede van de vier seizoenen van Vivaldi,mag daarbij het Leitmotiv zijn: het moet vooruitgaan, maar niet blind. Geduldig haasten luidt de boodschap.

De oppositie zal de regering dat geduld niet gunnen. Hopelijk doen de media dat wel, al lijkt dat niet de intentie. De nadruk lag in de eerste interviews op wat er zoal kan — en aan de harde vraagstelling af te leiden naar verwachting ‘zal’ — mislukken. Op wie met wie ruzie zal maken. De vraag ‘Wat bent u van plan op uw departement?’, die nochtans voor de hand ligt omdat het de eerste is die je zou moeten stellen, wordt niet meer gesteld. Het gaat dadelijk over de politique politicienne, de kleine kantjes van medestanders en tijdelijke bondgenoten. Alsof het conflict het normale is. Alsof harmonie onmogelijk is. Alsof de neuzen nooit in dezelfde richting kunnen staan. Alsof Het Volk daarvan wakker ligt. De media zijn verslaafd aan relletjes en voeden het pessimisme van de bevolking. Mislukken wordt dan bijna een selffulfilling prophecy. Niet dat ankers, interviewers en politieke journalisten terug moeten naar de onzalige tijden dat ze één, vooraf afgesproken vraag mochten stellen, waarna de minister minutenlang ononderbroken mocht praten, o neen. Maar de bedoeling was nu ook weer niet om de slinger helemaal de andere kant te laten op gaan. Het voordeel van de twijfel moet bijwijlen gegund worden.

Voor iemand als Frank Vandenbroucke moet dit toch enigszins verbijsterend zijn geweest, na jaren in de academische luwte. In Terzake kreeg hij voor de voeten geworpen dat hij wellicht niet meer mee is met de agressieve communicatie via sociale media. “Ik heb geen tien jaar in de diepvries gezeten”, luidde zijn passend antwoord. Ik denk niet dat Vandenbroucke zich zal laten opjagen door de rel van de dag. Eigenlijk moeten de media de zaak omdraaien: wie niet mee stapt in de meedogenloze mars van het moment, zou het nieuwe normaal moeten worden. Een beetje dimmen zou iedereen goed doen, het land in de eerste plaats. Het gaat al veel te lang over anekdotiek in onze kranten en op radio en televisie. Wie messen in wiens rug heeft gestoken, is interessant om te achterhalen in eenzijdig geschreven memoires, veel minder als het over dagelijks beleid gaat, wat nog altijd de essentie is van politiek. Dát en een langetermijnvisie hebben en uitwerken. In geen van beide hebben de media nog interesse. Te saai. Te vaag. Te weinig concreet.

Lang verhaal kort: ik ben voorzichtig optimistisch. Het tweede is mijn morele plicht, het eerste is mijn natuur. Geef De Croo I een kans en dan zien we wel.



Hoera, de journalistiek vervrouwelijkt!

Journalistiek Posted on za, september 26, 2020 12:39:11

Maandag heb ik mezelf proberen te ‘verkopen’ op de openingsdag van het academiejaar 2020-2021. Dat zit zo: in december 2018 mocht ik voor het eerst een gastcollege Interviewtechnieken geven op de campus Sint-Andries van de KU Leuven, waar studenten die al een diploma op zak hebben een master in de journalistiek pogen te bemachtigen. Voor u helemaal in de war bent: Sint-Andries is een volkswijk hartje Antwerpen, een eind van Leuven vandaan en toch maakt het deel uit van die universiteit. Aardrijkskunde is niet meer wat het ooit geweest is.

Ik heb mezelf altijd al gezien als iemand die graag zijn kennis doorgeeft, maar door omstandigheden was dat er nog nooit van gekomen, tenzij dan als schrijver van stukjes, hier en in de traditionele media. Een van mijn boodschappen in dat gastcollege, dat ik binnenkort voor de derde keer mag geven, is: het hoeft niet altijd Rik Torfs of Mia Doornaert te zijn, als je een praatgast nodig hebt, vraag ook eens een échte deskundige. In plaats van de gulle lach, het verbijsterde wegwerpgebaar of de om toelichting vragende, ietwat hulpeloze blik kreeg ik apathie cadeau. En toch ook wat vraagtekens die uit hersenpannen opstegen. Niet om te protesteren tegen mijn voortvarendheid of te vragen waarom ik dat precies zei, maar eerder: Rik Wie en Mia Wie? Oké, boomer, reality check, de ‘jeugd van tegenwoordig’ weet nauwelijks wie le Torfs en la Doornaert zijn en voor een keer is die onwetendheid een zegen voor de rest van hun toekomstige beroepsleven.

Zoals ik vooraf al had ingeschat, deed ik dat gaarne, voor een klas van twintigers staan: volwassen, gemotiveerd, niet tegen hun zin in de schoolbanken zittend. Ik deed dat blijkbaar ook voldoende goed, want het jaar nadien mocht ik opnieuw opdraven en — o halsstarrige ik — opende ik opnieuw met mijn opmerking over Torfs en Doornaert (zelfde reactie). En binnenkort mag ik weer — ik zal niet nalaten de jeugd van tegenwoordig op te solferen met dezelfde namen en hen in één adem laten weten dat ze hen vervolgens prompt mogen vergeten. Vorig academiejaar mocht ik zelfs een volwaardig college geven, Cultuurjournalistiek, dat halfweg geaborteerd werd door een virus waarover u misschien wel iets gelezen heeft. De rest van de lessen gebeurde dan maar in de vorm van e-mails: opdrachten versus ingestuurd huiswerk. Ik dacht: ik laat hen een recensie schrijven van een nog te verschijnen boek en bezorgde mijn veertien studenten — dertien jonge vrouwen en één jonge man — de pdf van 50 jaar Top 30, een boek van Geert De Vriese en mezelf dat op verschijnen stond bij uitgeverij Houtekiet. Om te vermijden dat ze stroop over mijn baardje zouden smeren, gaf ik als aanbeveling mee “Wees kritisch (mijn naam op de cover mag jullie niet beletten om onpartijdig te beoordelen!)”. Nou, dat was niet nodig, en al zeker niet dat uitroepteken op het eind. Een van de beste inzendingen was van een student (m/v) die het nakende boek waarop mijn naam zou prijken op een bijzonder gevatte, eloquent verwoorde, maar niet aan de verbeelding overlatende manier de grond inboorde. Schrikken! En vervolgens — na een lichte depressie en enkele sessies bij een psychiater — toch maar doen wat ik behoorde te doen: een hoge quotering geven, want het was verdomd goed geschreven.

Acht keuzevakken zijn er zo, waarvan de studenten er twee moesten uitpikken, en het is dan aan de professoren om op dat introductiemoment in een tijdsbestek van een zevental minuten studenten warm te maken voor hún vak, maar ook voor zichzelf. Vooraf vreesde ik dat Cultuurjournalistiek — toch een beetje een niche, laten we eerlijk wezen — iets zou zijn voor de (un)happy few. Groot was mijn verbazing, spontaan was mijn vreugdesprongetje: veertien studenten, ongeveer een op vier, kozen voor dat vak en, zo voelde ik dat in een licht narcistische bui aan, voor mij. Ik, de onervaren lesgever. Ik, de man die zichzelf nooit wist te verkopen. Ik, de introvert. Een persoonlijke zege. En een prettige ervaring.

Benieuwd hoeveel would-bejournalisten er nu acht halve dagen met mij in een klaslokaal zullen willen doorbrengen. Het zal hoe dan ook een eer en een genoegen zijn, hopelijk van beide kanten. Er zijn — ondanks of dankzij corona? — meer inschrijvingen dan ooit voor deze masteropleiding, wist men mij maandag te vertellen. En net als vorig jaar is het aandeel vrouwen in de totale studentenpopulatie ongeveer 80-20. Dat is dubbel goed nieuws. Eén, er is nog belangstelling voor dit nobele beroep dat helaas in de praktijk al te vaak uitgehold wordt en dat dus best wel wat kwalitatieve instroom kan gebruiken. Twéé, de vervrouwelijking van de journalistiek zet zich door. Daar kun je alleen maar blij om zijn. De tijd dat redacties werden bevolkt door seksistische, paternalistische, zichzelf boven de wereld verheven achtende wezens is voorbij. Goodbye, boomers! Op de vloer en in de bureaus waar de beslissingen genomen worden, zitten steeds meer vrouwen. Nog even en er is zowaar een evenwicht. Blij dat ik dat nog mag meemaken.

Deze kinderloze jongen weet meer dan ooit: niets mooiers dan een druppeltje ervaring en een wolkje knowhow te kunnen doorgeven, in een mooie combinatie van bescheidenheid en onbescheidenheid, waarbij je studenten een richting aanwijst, zonder hen te verplichten een bepaald pad te kiezen. Dat is opvoeding. Leren stappen en dan loslaten, in de hoop dat ze het interessante hebben opgepikt en het betweterige snel dumpen. Bijvoorbeeld, dat je niet altijd Rik Torfs of Mia Doornaert moet bellen als je een algemene praatgast zoekt. Wie waren dat ook alweer?



Coronamoe

Communicatie, Journalistiek, Politiek, Samenleving Posted on za, september 19, 2020 12:55:29

We zijn coronamoe, lees en hoor je steeds vaker. Je leest en hoort het zó vaak, dat je zelfs moe wordt van de term ‘coronamoe’. Maar ik begrijp het. Ik begrijp u, ons, mezelf. We zijn inderdaad coronamoe en worden met de dag coronamoeër. Ik ben het hartsgrondig beu om nog een tijdje als een kluizenaar te moeten leven, ook al ben ik — geef ik toe — toch wel een beetje asociaal van nature. Ik ben graag op mezelf, werk liefst op mijn eenzame bureautje thuis, ben niet geneigd om kennis te maken met weer nieuwe mensen. Maar nu komt het: als je verplicht bent asociaal te zijn, is dat niet meer leuk en wil je mensen zien, ook al interesseren de meesten je geen sikkepit. Zo zit een mens nu eenmaal in elkaar. Als iets niet mag, wordt het pas aanlokkelijk. De verboden vrucht van 2020: mensen ontmoeten.

Hoe begripvol ik ook ben — zeker ten aanzien van alleenstaanden, eenzamen, ouderen die zitten te verkommeren op een paar vierkante meter, mensen die niet meer zonder lijfelijk menselijk contact kunnen —, ik weiger te begrijpen waarom mensen bij het minste de teugels vieren, aangevuurd door een communicatief stuntelende overheid met haar bubbels van vijf, tien andere mensen per week, en wat was het ook allemaal weer? Aangevuurd door kortzichtige, populistische versoepelingen, uit angst dat een verderzetting van de lockdown zich zou vertalen in het kieshokje, dat nog altijd een realistische piste blijft als Vivaldi-Avanti-Forza niet tot een regering leidt. Aangevuurd door opstandige leden van de meningenfabriek die de media zijn geworden, luitjes die hun vijftien minuten lokale beroemdheid misbruiken om verwarring te zaaien of aan te sporen tot opstandigheid tegen al te veel regelneverij in hun libertaire ogen.

Ik zag deze week het non-debat tussen Lieven Annemans en Joël De Ceulaer in De afspraak. ‘Razend interessant’ tweette iemand die ik heel erg apprecieer; hij vroeg zich wel af waarover het weer ging. Kan het dan wel razend interessant zijn, repliceerde ik. Ik blijf bij die strenge observatie. Het is niet omdat er in primetime live degens worden gekruist, dat het gevecht ook iets oplevert, behalve tig oppervlakkige verwondingen. Je kunt je vragen stellen bij de defenestratie van gezondheidseconoom Annemans door hem te melden dat er de dag nadien in De Morgen een artikel zou staan waarin hij, anoniem, zou worden bedolven onder kritiek van zijn collega’s in Celeval, het orgaan dat ons naar betere tijden moet leiden en de opvolger van de GEES, waarvan we al heel snel zijn vergeten waarvoor die afkorting alweer stond. Zo snel gaat het in crisistijden. Ik vond dat gênante televisie, eerder voor het programma dan voor Annemans. Die was perfect in staat om zichzelf in de vernieling te praten, hij had daarvoor geen krantenartikel, een boze senior writer die net een stuk van tien pagina’s had afgescheiden voor de weekendkrant, of een kritische vragensteller nodig. Annemans ging af als een gieter, praatte zichzelf in een hoek, begon met een redenering die nergens heen leidde. Maar, gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen, dat deed het discours van De Ceulaer ook: waarover ging zijn punt ook weer? Waarom was hij nu precies boos? Paroles paroles

Wat De afspraak van donderdagavond mij wel influisterde, was een controversiële these die ik op deze plek wil verdedigen. Er worden te veel meningen te snel verspreid om er te makkelijk mee te kunnen scoren. De controverse wordt gevoed, maar door die kakofonie van stemmen weet de kijker, luisteraar, lezer niet meer waaraan hij zich moet houden. Een te makkelijk excuus, ik weet het, want de basisregels zijn eenvoudig: de hele dag door je handen wassen, overal waar je binnenstapt handgel gebruiken, anderhalve meter afstand houden, mondmasker dragen in gesloten ruimtes of op plekken waar veel volk is, niet knuffelen, niet zoenen. Ik geef mijn eigen moeder een zacht kneepje in de schouders bij wijze van begroeting en afscheid. Is dat hartelijk? Neen, maar het is het beste wat ik momenteel kan doen, het veiligste voor haar, een geste van liefde en erkenning bij gebrek aan andere mogelijkheden.

Maar goed, we zijn mensen en het is des mensen om regels te proberen omzeilen, zeker als er tegenstrijdige dingen worden verkondigd. “Er zijn meer besmettingen.” “Neen, er zijn niet méér besmettingen, we testen gewoon meer en daarom lijkt het alsof er meer besmettingen zijn.” “Jawel, er zijn méér besmettingen, de ziekenhuisopnamen stijgen weer en straks ook het aantal doden.” Statistische relevantie wordt betwist, puur om het eigen gelijk te benadrukken, maar wat bén je met dat eigen gelijk? En waarom krijgt dat eigen gelijk zoveel media-aandacht? Een mens krijgt er een punthoofd van en dan is het niet eenvoudig om een mondmasker te dragen dat niet in de hoogte maar in de breedte gaat.

Mijn controversiële these: ik pleit voor zelfcensuur in de media. Ik wil dat meningen die de mensen in de war kunnen brengen in deze bizarre, letterlijk levensgevaarlijke periode niet meer klakkeloos worden gepubliceerd, maar alleen nadat de inhoud van open brieven en dergelijke grondig getest en geëvalueerd werd. Geen bewijswaarde, niet publiceren. Sta me toe eerst een denkbeeldige analogie te maken.

***

Beeld u in: het is 2020, het is écht oorlog (dus geen oorlog tegen een onzichtbare vijand), we zijn een half jaar geleden binnengevallen door een vreemde mogendheid die niet het beste met ons voor heeft. Laten we dan, na een ongetwijfeld verwarrende periode vlak na de inval, toe dat eender wie eender wat mag verkondigen in de media? Laten de media zelf toe dat iemand — noem hem of haar gerust een collaborateur — er in een vrije tribune voor pleit om samen te werken met de vijand die zijn tanks heeft binnengerold wat al honderden mensenlevens heeft gekost? Laten radio en televisie toe dat zelfverklaarde experten vrijuit dingen mogen roepen die indruisen tegen wat we op dat ogenblik — zes maanden na de inval, we beginnen net te hergroeperen en een strategie uit te voeren die ons militair succes moet opleveren — erkennen als algemeen belang? Ik dacht het niet. Ik hoop het vooral niet. Misschien maar goed dat er in de Tweede Wereldoorlog nog geen internet en sociale media waren…

***

De vrijheid van meningsuiting is een bijzonder hoog recht, maar het is geen plicht. Op wettelijk verboden uitlatingen na kan iedereen overal alles zeggen, maar niets zegt dat die meningen ook moeten verkondigd en gepubliceerd worden via de reguliere media. Je kan op een zeepkist gaan staan op de hoek van de straat en dingen roepen. Dat mag. Daarom moet ’s anderendaags nog niet in de krant staan wat je geroepen hebt. We verwarren een vrije mening nog te vaak met een verplichte weergave ervan in een massamedium, liefst meerdere. Dat zijn twee gescheiden zaken. Het is aan de media om het onderscheid te maken tussen een mening die relevant is en generieke aandacht verdient, en een mening die weinig of niets toevoegt aan het maatschappelijke discours, of die zelfs grote risico’s inhoudt voor de volksgezondheid.

Terug naar het oorlogsbeeld, nu niet met een zichtbare vijand, maar met dat dekselse virus. Ik heb dat beeld van een land, en bij uitbreiding een continent en een planeet, in oorlog met iets als een virus altijd onzinnig gevonden, maar misschien moeten we het toch even aanhouden. Hadden al die open brieven dan wel moeten gepubliceerd worden? Moest Lieven Annemans dan wel in De afspraak hebben gezeten? Zou Joël De Ceulaer zich dan nog boos hebben moeten maken, en zou hij dan op die tien krantenpagina’s niet beter een interview met een interessante medemens hebben kunnen publiceren?

Ja, ik pleit voor (zelf)censuur en dat is not done. Het is controversieel, het is gevaarlijk, het is in normale omstandigheden contraproductief. De omstandigheden zijn echter verre van normaal en dat is virus ís ook gevaarlijk. Als de media, in een niet aflatende drang om clickbait te genereren, de kijk- en luistercijfers op te krikken of de dagverkoop tijdelijk op te vijzelen, in deze ‘oorlog’stijden de focus leggen op tegenstrijdige meningen, krijg je als tegenreactie een bevolking die daar haar eigen waarheid uit distilleert. Zeer gevaarlijk, ontdekken we nu, nogal aan de late kant.

We hebben nood aan meer terughoudendheid, zeker in de media. We moeten aandacht geven aan zij die die aandacht verdienen en die in volle coronacrisis in het algemeen belang praten. Daarom zitten we al een half jaar te wachten op de aanstelling van een coronacommissaris, die als enige rechtstreeks met de bevolking communiceert over het virus. Ik doe een suggestie: Pierre Van Damme. Rustige, vlotte, serene prater. Dit zou zijn voltijdse job moeten zijn, hij zou als enige radio- en tv-studio’s mogen afdweilen, en kranteninterviews geven, om over onze omgang met het virus te praten. De premier zou het volk niet moeten toespreken via knullig gemaakte huis-, tuin- en keukenfilmpjes, en ook niet op persconferenties na een veel te lange Veiligheidsraad, waarbij ze af en toe spichtig links en rechts kijkt naar de ministers-presidenten met een blik van ‘Zeg ik het zo goed, heren?’ De onzalige regeringsmededelingen zaliger zijn voor het eerst in de zes decennia van mijn leven op hun plaats: staatshoofd of federale regeringsleider spreekt het volk toe, zonder tegenspraak, zonder vragen. Dat is heel ver van een ideale situatie waarin eender wie eender wat mag vragen, maar ‘Desperate times call for desperate measures’, waarbij we die ‘desperate’ liefst niet vertalen als ‘wanhopig’ maar als ‘moeilijk’: het is niet de bedoeling er permanent depressief van worden, nietwaar.

Ik weet het: dit is geen populaire mening en ik pen ze zelf ook met lichte tegenzin neer. Maar het is, volgens mijn bescheiden mening, de enige manier waarop we nog enigszins de vijand tegemoet kunnen treden. Mocht Covid-19 de leider zijn van een échte vijandige natie, hij of zij zou nogal tevreden zijn over hoe die Belgen — “Waren die vroeger niet dapper, generaal?” — over de vloer rollen met elkaar, in plaats van met de oorlogszuchtige staat Corona. Een beschamend schouwspel. Laten we vooral concluderen dat dit niet de afspraak mag zijn.



Kijkfile

Samenleving Posted on za, september 12, 2020 11:56:49

Ja, ik had het hier over belangrijke dingen kunnen hebben. Zoals: de politiek. De regeringsvorming heeft vertraging opgelopen, eerst omdat de CD&V ‘ontstemd’ was (bleek achteraf een misverstand te zijn, alsof die periode sinds 26 mei 2019 een langgerekt seizoen van F.C. De Kampioenen is geworden, daar valt ook niet mee te lachen), daarna omdat een van de preformateurs geveld werd door Het Virus. De andere preformateur kondigde dan weer een nieuwe naam aan voor zijn partij, pardon: beweging, naam die nu toebehoort aan een kunstencentrum en voordien aan een krant en een socialistisch coöperatief. De relatiestatus in het politieke landschap staat onveranderlijk op ‘Het is ingewikkeld’.

Of ik had de brand in het vluchtelingenkamp van Moria, op het Griekse eiland Lesbos, te berde kunnen brengen, ook die is relevanter dan mijn onderwerp van vandaag. Voorlopig leidt Google ons bij ‘Moria’ eerst naar de fictieve plek Midden-aarde, bedacht door Tolkien. Alsof Google en Wikipedia willen aangeven dat The Lord of the Rings vooralsnog interessanter is dan het allesbehalve benijdenswaardige lot van echte aardbewoners.

Wit-Rusland, nog zo’n pijnpunt. Op de grens van wat wij graag De Beschaafde Wereld noemen, sluit een dictator die net een gemanipuleerde verkiezing heeft ‘gewonnen’ tegenstanders op, of erger. Véél erger. De Europese Unie laat betijen, een combinatie van desinteresse, pure onmacht en angst om de lidstaten uit het vroegere Oostblok opnieuw in de Russische invloedssfeer te drijven. Lafheid blijkt tot de Europese waarden en normen te behoren.

Maar wat valt er nog over onze politiek te zeggen dat ik vorige week nog niet heb geschreven in Een samenzwering van idioten? De vluchtelingenproblematiek is, naast het klimaatvraagstuk, oneindig veel relevanter dan welke hedendaagse thematiek ook. Ze (de thematiek én de vluchtelingen) worden al jaren misbruikt voor eigen politiek gewin. Dus, ja, ik vind dat België veel meer moet doen om die vluchtelingen-in-extra-nood op te vangen, zonder eerst te kijken naar wat de Hongaren doen. Excuustruzen genoeg. En Europa? Hoop doet leven, maar hoeveel hoop is er nog dat dít Europese project zichzelf kan verheffen boven het nationalistische gepruttel uit de egocentrische lidstaten?

***

Dan toch maar over Die Foto’s en Die Filmpjes. De waan van de dag, zeer zeker, en zonder het trio BV’s zou er nooit zoveel ophef over bestaan, ook zeer zeker, maar daarom is de problematiek nog niet minder interessant. Want wat vandaag mannen met sokken overkomt, overkomt alle dagen wel een nobele onbekende. De ziekelijke geilheid waarmee de verspreiders en de delers van intieme foto’s te werk gaan, getuigt van een gebrek aan normbesef. Het is niet omdat het BV’s zijn, die anders heel graag in de belangstelling staan, dat ze vogelvrijverklaard mogen worden.

Het is een privékwestie, zult u misschien opwerpen en u heeft in principe gelijk, maar dat stadium zijn we, helaas, al een paar weken gepasseerd. Iedereen heeft het erover. Nou, iedereen min ik, tot voor het schrijven van deze blogpost. Ik heb de bewuste foto’s en filmpjes niet gezien en voel daar ook niet de minste behoefte toe. Verre van een moraalridder zijnde, weet ik wat privé hoort te blijven en wat tot het publieke domein behoort. Dat onderscheid kan iedereen maken, omdat het niet zo moeilijk is. Dit was voor één paar ogen bestemd, iemand die er misbruik van heeft gemaakt. Naïef van die BV’s, achteraf bekeken kan je zelfs zeggen: oerdom, maar het maakt er hen niet minder slachtoffer om. Slachtoffers van een persoon met criminele intenties, slachtoffers van gretige verspreiders, slachtoffers van een doorgeslagen voyeurisme, in een samenleving waarin veel leden met dat overaanbod van realityshows het verschil niet meer kunnen maken tussen echt en fictief, of tussen publiek en privé. Het zullen dan wel allemaal exhibitionisten zijn, zo luidt de onderliggende redenering, als je in dit geval al van een redenering mag spreken. Terwijl die exhibitionistische deelnemers aan realityshows daar zelf voor kiezen. Met Betty Owczarek, Willy Naessens of Michel Van den Brande hoeft u minder medelijden te hebben. Zij kozen daar zelf voor. Van de Veire, Van Samang en Dhondt deden dat niet.

***

Hoe voyeuristisch de medemens is, zie je bijna elke dag op de weg. Als er ergens een file wordt aangekondigd vanwege een pas gebeurd ongeval, kan je er donder op zeggen dat in de volgende zin de kijkfile in de andere richting wordt aangekondigd. Even afremmen en kijken welke miserie anderen meemaken, met als gevolg dat de hele meute achter je ook vol in de remmen moet, anders veroorzaak je zelf een kijkfile aan de andere kant van de middenstrook. Pavloviaans is het: het kwijl loopt sommigen uit de mond als ze zien hoe de andere lijdt, zwaar afziet, miserie beleeft. Is dat een vorm van troost voor het eigen miserabele leven zonder noemenswaardige hoogtepunten?

Ik omschreef middenvakrijders ooit als de foertstemmers van de weg. Als ik de analogie doortrek, zou je kijkfileveroorzakers blanco-stemmers kunnen noemen. Ze zijn aanwezig, omdat ze moeten, maar ze zijn niet van plan iets constructiefs te doen. Hun protest is een leeg blad. In de weg blijven staan. Of het doorsturen van andermans miserie.

Wie blindelings intieme foto’s doorstuurt, hetzij van een BV, hetzij van een OV, is een geniepige gluurder. Een voyeur die de andere voyeurs bedient met tijdelijk lekkers. Als je zelf niet interessant genoeg bent, moet je maar proberen jezelf interessant te maken. Zo val je op in het land van de kwezeltjes.

Over kwezeltjes gesproken. Het viel me op dat mannen van mijn leeftijd, boomers, in de eerste plaats de slachtoffers verwijten toestuurden. Wie doet dit nu, naaktbeelden van zichzelf doorsturen? Het klonk als: “Ze had maar niet met zo’n kort rokje moeten rondlopen in die buurt.” Blaming-the-victim. Als collega-boomer — qua leeftijd, hopelijk niet qua mentaliteit — vond ik dat ergerlijk. Je mag de rollen niet — nooit! — omdraaien. Dader is diegene die misbruik maakte van het vertrouwen, daders zijn de verspreiders, meestal onbewuste daders zijn de uitlachers, de “Heb je dit al gezien?”-vermenigvuldigers, de luitjes die even afremmen in de kijkfile bij de waan van de dag, want het interessante speelt zich uiteraard weer op het andere rijvak af.

***

Overigens bevindt het bedenken van een Miljonairsroute door de PVDA zich op hetzelfde niveau. Natuurlijk zijn er heel wat miljonairs die veel minder bijdragen tot de maatschappij dan wat ze zouden kunnen of zelfs moeten doen. Natuurlijk zijn dat geen slachtoffers in de zin van de BV’s hierboven. En natuurlijk valt er veel te zeggen voor een miljonairstaks in coronatijden. Toch kan je niet zomaar de privé-verblijven van rijke tiepen te kijk zetten. Partijen krijgen te veel geld, het is nogmaals bewezen.

***

Als u zelf mee de bewuste foto’s hebt helpen verspreiden — wat ik moeilijk kan geloven, want op deze plek komen doorgaans alleen intelligente, beschaafde wezens —, denk dan in het vervolg even na wat dit doet met deze (bekende) en andere (onbekende) slachtoffers. Deze week stond in de kranten nog de getuigenis van een moeder wier zoon drie jaar geleden uit het leven stapte na een geval van gelekte sexting. Voor de mannelijke boomers onder u: de tijd dat we een briefje met ‘Kvraagetaan’ onder haar schoolschrift schoven, is voorbij. En dan maar pochen met je verovering en hoe je zelf een makkelijke eerste keer kon beleven met die ene daar, die hoer. De briefjes en de smoezelige opmerkingen van toen zijn de sexting van nu. De tijden zijn veranderd, de mensen veel minder. Kijkfiles zijn van alle tijden.



Een samenzwering van idioten

Politiek Posted on za, september 05, 2020 12:06:08

Het zal me eerlijk gezegd worst wezen dat de toekomstige federale coalitie Vivaldi of Avanti wordt genoemd. Onze politieke elite — ik gebruik dat laatste woord met stevige tegenzin en een wrange smaak in mijn mond — is beter in het bedenken van marketingachtige termen dan in het uittekenen van een realistisch beleid voor het land. Is dat trouwens ook niet de definitie van marketing: de zaken verbloemen, ook al stellen ze in wezen nauwelijks iets voor? Windowdressing. Wat in de etalage ligt, is belangrijker geworden dan wat er in het winkeltje wordt aangeboden. Volksverlakkerij voor gevorderden.

Ik heb het gehad met deze politieke generatie en dan met name met de stuurlui: over wie aan wal is blijven staan roepen, al dan niet noodgedwongen of op een zijspoor gezet, kan ik moeilijk oordelen, al ben ik niet optimistisch. Ik heb mezelf jarenlang behoed voor antipolitieke oprispingen, maar nu is het genoeg geweest. Niet omdat ik antipolitiek ben geworden, neen, ik ben nog altijd pró politiek. Maar ik ben wel anti deze vorm van politiek bedrijven, of beter: niet bedrijven. Begin jaren 90 deed de voormalige hofmaarschalk van koning Boudewijn, Herman Liebaers, een opmerkelijke uitspraak in De Morgen: “Hij kan het niet, hé”, zei hij toen over de toenmalige prins Filip. Maar kijk, bijna dertig jaar later is Filip na een periode op de invallersbank toch koning en blijkt hij het toch wel redelijk te kunnen, hoewel hij nooit een frivole vlerk zal worden. Ach, liever een terughoudende stijve hark dan die parade van veel woorden misbruikende nietszeggers die ten paleize opdraven. Sire, er zijn geen politici met inhoud meer. Ze zijn dood, met pensioen, uitgerangeerd, weggepromoveerd, hebben lucratievere oorden opgezocht. We moeten het doen met tweederangsbestuurders. Backbenchers die opeens vooraan blijken te zitten en denken dat ze dat ergens aan verdiend hebben.

En we zullen het verdorie nog een tijdje met hen moeten stellen. Een voorbeeld: deze week riepen de CD&V-burgemeesters luid dat ze tégen Vivaldi en pro paars-geel waren. U moet zich dat proberen voor te stellen: luitjes die met hun paar duizend voorkeurstemmen veilig en wel in hun bubbeltje verblijven en die, lid zijnde van een wegkwijnende partij, vanonder de kerktoren in hun peperkoeken gemeentehuisje riposteren tegen een volstrekt democratische coalitie. Hoogmoediger wordt het niet. De CVP-staat is al een tijdje dood en begraven, alleen willen de steeds minder voorstellende lokale functionarissen van een partij die eerst de N-VA gered heeft door ermee in kartel te gaan en die daarna werd voorbijgestreefd en achtergelaten door diezelfde N-VA, nu worden opgepikt door, jawel, de N-VA, wie weet zelfs in een omgekeerd kartel. Is het dat? Of is het ronduit onbekwaamheid? Minachting voor de democratische geplogenheden? Misplaatste nostalgie?

Het signaal van de kiezer moet gerespecteerd worden, zo wordt her en der geroepen, zelfs door doorgewinterde volgers van de politieke karavaan. Wat willen zij dan? Een coalitie van de winnaars? Vlaams Belang (+ 15 zetels na de federale verkiezingen 26 mei 2019), PVDA-PTB (+ 10 zetels, vooral in Wallonië), Ecolo (+ 7) en Groen (+ 2) komen samen aan 34 zetels, terwijl je er minstens 76 nodig hebt om een meerderheid te vormen. Zullen we de grootste partij van elke regio eraan toevoegen? N-VA (25 zetels) en PS (20) zorgen voor 45 extra zetels. Totaal: 79. Hoera, we hebben een meerderheid. Oei, ik denk niet dat we met dit onsamenhangend kluitje partijen kans maken op een voldragen regeerakkoord. Ze willen niet eens in dezelfde kamer vertoeven.

Wat is trouwens dat signaal als het over Vlaams Belang gaat? Vlaanderen onafhankelijk? Fair enough, maar dan moet je in eerste instantie in Vlaanderen ‘samen een meerderheid’ hebben en die is er vooralsnog niet. Polls zijn geen verkiezingsuitslagen, het zijn verwaarloosbare momentopnamen die toch voor de nodige zenuwachtigheid zorgen binnen de ivoren torens van de partijpolitiek. Bovendien blijkt uit gedegen onderzoek dat dé Vlaming België niet meteen wil laten vallen. Wat is het dan wel, dat fameuze signaal: ‘vreemdelingen buiten’? Zou kunnen, maar is dat dan een signaal dat N-VA ook uit volle borst meezingt, of alleen diegenen die uit puur opportunisme bij de verkeerde partij zitten? En wat dan met de zogeheten linkse sociaaleconomische accenten waar Vlaams Belang in 2019 mee uitpakte? Het signaal is dus niet eenduidig, zoals de kiezer niet eenduidig is: hij (m/v) weet het al een tijdje niet meer. Je moet hem/haar respecteren, zo gaat dat in een democratie, maar hem/haar ook niet over de hele lijn au sérieux nemen.

Nog los daarvan: een meerderheid is een meerderheid, ook al betekent dit een minderheid in Vlaanderen, zoals er de voorbije zes jaar een (ruime) minderheid in Wallonië was en daarvoor weer een minderheid in Vlaanderen (die in 2014 beloond werd door de Vlaamse kiezers). Dat is de keuze die men gemaakt heeft bij de opeenvolgende staatshervormingen: de regio’s kunnen gedeeltelijk hun eigen weg gaan. Het zou des te absurd zijn dat die regio’s nu willen opleggen hoe een federale regering er moet gaan uitzien. Opnieuw: hoogmoed. Komt voor de val, naar het schijnt.

De voorbije weken was er veel te doen rond de politieke verantwoordelijkheid van voormalig minister van Binnenlandse Zaken Jambon — en in mindere mate justitieminister Geens — in de affaire-Chovanec. Ik heb me, met het restantje mildheid dat nog in mij zit, onthouden van commentaar, maar het is wel duidelijk dat het communicatief gekronkel van Jambon zijn geloofwaardigheid allerminst goed heeft gedaan. Zelfs al werd hij onvolledig op de hoogte gehouden en wees tot voor het uitlekken van de hallucinante beelden niets op een schandaal: wie gelooft die man nu nog? Politiek krediet komt stapsgewijs te voet en galoppeert weg op een racepaard. Hoe kan je dit in hemelsnaam tot mei 2024 volhouden als regeringsleider?

In de zwaarste sociale-, economische- en gezondheidscrisis die ons land sinds de Tweede Wereldoorlog heeft getroffen, heb je mannen en vrouwen van stavast nodig in de stuurcabine, geen watjes, geen gladde opportunisten, geen verantwoordelijkheidsontduikers. Geen kruiperige, betweterige, misantropische flapdrollen zoals Ignatius J. Reilly, het tegelijk meelijwekkend, lachwekkend en pathetisch hoofdpersonage uit mijn favoriete boek Een samenzwering van idioten (A Confederacy of Dunces). Ik mis empathie, mededogen, leiderschap, staatsmanschap, langetermijnvisie, onmisbare eigenschappen voor wie aan de knoppen van het land wil draaien. Deze generatie politici wil verkozen worden óm verkozen te worden, terwijl je van een politicus mag verwachten dat hij/zij verkozen wordt om dingen te realiseren. De beloften aan de kiezer, bijvoorbeeld. En we leven nu wel op hoop dat er wie-weet-stel-u-voor binnenkort een regering zal zijn — eerst draaien de pre-formateurs nog een rondje, waarna allicht een formateur mag proberen de flosj vast te grijpen, u vergeeft me de kermistaal wel in deze kermisloze tijden —, maar wordt het een regering die regeert of eentje die louter reageert op de waan van de dag? Ik ben benieuwd. Ik ben niet geheel vrij van pessimistische bevooroordeeldheid.

Een volk krijgt de leiders die het verdient, zo luidt het spreekwoord. Waaraan hebben we dit verdiend?



« VorigeVolgende »