Wie weleens met de auto tijdens een dag in de week op het spitsuur in de buurt van het Antwerpse Sportpaleis vertoeft, zal het tafereel dat ik nu ga schetsen ongetwijfeld herkennen. Op het kruispunt van de Burgemeester Gabriel Theunisweg, de Bisschoppenhoflaan en de af- en opritten van de Ring, op de grens tussen Deurne en Merksem, speelt zich elke werkdag een horrorverhaal af, en zoals dat in horror gebruikelijk is, loopt het zelden goed af. Je hebt verkeer dat vanuit de Seefhoek en de Dam richting Deurne rijdt, en omgekeerd. Je hebt verkeer dat de afrit Deurne neemt op de Ring en vervolgens drie richtingen uit kan: rechtsaf, rechtdoor, linksaf. Je hebt het verkeer dat vanuit Merksem linksaf of schuin rechtdoor wil, de Ring op. En dan heb je nog eens verkeer dat vanuit Antwerpen of Deurne rechts- of linksaf wil. Klinkt ingewikkeld? Is ook zo. Tussen vier en zes in de namiddag is er op die plek heel veel verkeer dat rechts, links, rechtdoor of nog een andere richting uit wil. Automobilisten die nog snel even door het oranje tuffen, of — er kijkt toch niemand toe! — door het rood, waarom niet. Die bumper aan bumper hopen op een mirakel, een goddelijke ingreep waardoor de knoop ontward wordt. Dag na dag, jaar na jaar, decennium na decennium, dezelfde situatie op hetzelfde moment. Het lijkt wel een scène uit Koyaanisqatsi, al zal je ze wel versneld moeten afspelen om enige beweging te simuleren. Want veelal is het stilstand. Aanschuiven. Toeteren. Onverwachte manoeuvres doen. Onverwachte manoeuvres ontwijken om je vervolgens opnieuw vast te rijden in een trechter. Vanuit de lucht moet het op autoballet lijken. Schoon van ver, ver van schoon.

Tegenwoordig kom ik er gelukkig zelden, maar in het niet zo verre verleden heb ik me wel vaker de bedenking gemaakt waarom al die chauffeurs daar doen wat ze doen (en, ja, ik vraag me dat ook af van mezelf, maar soms was het onvermijdelijk langs daar te passeren). Ze rijden zich zonder pardon vast en schuifelen pavloviaans voort, andere chauffeurs belettend dat die hun snelheid even zouden kunnen opdrijven van vijf tot tien kilometer per uur. “Gij zult geen voorrang krijgen als het niet moet”, luidt het elfde gebod van de egoïstische verkeersgebruiker.

Terwijl het eigenlijk simpel zou moeten zijn: als iedereen zich heeft vastgereden, zouden alle chauffeurs aan alle rode lichten — het zijn er vier in totaal — een beurt moeten overslaan, of misschien wel twee, zodat het kruispunt vrij is en het normale verkeer kan hervat worden tot het weer eens in een knoop ligt, waarna je weer overgaat op het principe van een of twee beurten overslaan. Zo simpel is het en toch gebeurt het niet. Ik heb het, eerlijk gezegd, zelf nooit geprobeerd, omdat je verdomd goed weet dat de chauffeurs naast je wél zullen doorrijden en de chauffeurs achter je een toetersymfonie zullen inzetten. Een beetje laf, ik weet het, maar ik ben minder altruïstisch dan ik in het diepst van mijn gedachten zou willen zijn. Dus rijd ik zelf ook verder, schuin rechtdoor richting oprit Ring. De scène duurt om en bij het kwartier, en aan het eind heb je een afstand van volle tweehonderd meter overbrugd, want voor je aan het licht bent gearriveerd, moet je natuurlijk al aanschuiven en als het groen is, kunnen er twee, hooguit drie auto’s zich vastrijden in de Bermudadriehoek der files. Dus: je schuift van de vijftiende naar de twaalfde naar de tiende naar de zevende naar de vijfde naar de derde naar de eerste plek, en dan ben je niet geneigd om beleefd te wachten, ook al is dat slim en onbaatzuchtig. Want je bent het hartsgrondig beu om daar en dan te zijn. Je bent tot veel in staat op zo’n ogenblik, maar zelden is dat iets goeds.

Ik moest aan dat tafereel denken bij de discussies deze week rond de volgorde van vaccineren. Dat eerst de inwoners van de woonzorgcentra geprikt werden, werd nog algemeen aanvaard. Dat daarna het zorgpersoneel aan de beurt kwam, zeer goed, wie weet dat je zelf binnenkort zorgbehoevend zou worden, dan kan je maar beter in veilige handen belanden. Maar de vijfenzestigplussers vanaf maart, dat is nu een discussiepunt geworden. Waarom niet eerst de jongeren, betoogden enkele tientallen ondertekenaars van een open brief. Zij moeten ook kunnen leven. Ik begrijp die logica — maandag geef ik les op een Antwerpse campus en ik ben heel blij voor mij én voor de studenten dat dit gedeeltelijk ter plekke zal kunnen gebeuren en niet voor een computerscherm —, maar niet de conclusie die eraan verbonden wordt. Er is namelijk een verschil tussen het leven van jongeren weer iets vrijer laten en hen prioritair laten vaccineren. Met dat prikje is Het Virus niet verdwenen. Die twee prikjes volstaan niet om weer zorgeloos te doen wat we tot een jaar geleden deden. ‘Het rijk der vrijheid’ doemt dan misschien wel aan de horizon, maar op bewolkte dagen zie je die niet. Te ver weg. Te veel onzekerheden nog. Voorbarig gejuich.

Laat dus die vaccinatieprocedure maar lopen zoals gepland, in de volgorde die ook experten hebben aangegeven. En gun de jongeren iets meer bewegingsvrijheid, vooral dan in de zin dat ze in veilige omstandigheden andere jongeren mogen ontmoeten. Gun iedereen iets, door niet alleen de kappers weer open te laten — wat ik persoonlijk, als niet-viroloog, riskant vind —, maar ook restaurants, cafés en cultuurhuizen gecontroleerd hun deuren gedeeltelijk open te zetten, als ze zich tenminste aan strikte maatregelen houden van beperkt aantal aanwezigen, afstand, ventilatie en voldoende sanitaire voorzieningen. De bioscoop lijkt me een veiligere plek dan een skioord. Een theaterzaal schrikt mij minder af dan een goedgevuld vliegtuig. Een aula waar de studenten ver genoeg van elkaar zitten, mét mondmasker, is meer verantwoord als verzamelplaats dan een vergaderzaal vol speekselverspreiders.

Met de vaccinatietiming is het een beetje zoals met dat ene overvolle kruispunt aan het Sportpaleis: als iedereen consequent één, twee of drie beurten zou overslaan aan het groene licht, zou het nog lukken om de papieren procedure aan te passen, maar niet zoals de doorsnee mens is. Rekenen op gezond verstand van de bevolking is als lenen bij mevrouw Leemans: je denkt dat ze een vriendin is, omdat ze dat zelf beweert, maar in werkelijkheid kan je maar beter betalen volgens plan, of ze zit genadeloos achter je veren. Gezond verstand is een mythe. De volgorde van de vaccinaties laten afhangen van het psychische welzijn is een illusie: er zijn er weinig die het níet moeilijk hebben vandaag en allemaal tegelijk kan nu eenmaal niet. Zorg dat mensen met mentale problemen geholpen worden, door er voor hen te zijn, niet door hen snel te prikken. Dat komt heus wel. Die prik is slechts een detail, het is het grotere plaatje dat telt.

Laat dat vaccineren nu maar over aan mensen met expertise en andere lieden die we beslissingsmacht hebben gegeven. Zij zijn voor ons allemaal de agenten van wie je zou wensen dat ze op drukke verkeersknooppunten aanwezig zouden zijn, om het egoïsme in te dijken en ons te dwingen om te doen wat op dat moment juist is. Zonder die agenten loopt het geheid mis, omdat we niet beter weten, of niet beter wíllen weten. Het gaat er niet om dat we gas geven zodra het groen wordt, om ons vervolgens zo snel mogelijk vast te rijden: we moeten het kruispunt vrij maken.