Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Kruispunt

Samenleving Posted on za, februari 06, 2021 11:17:21

Wie weleens met de auto tijdens een dag in de week op het spitsuur in de buurt van het Antwerpse Sportpaleis vertoeft, zal het tafereel dat ik nu ga schetsen ongetwijfeld herkennen. Op het kruispunt van de Burgemeester Gabriel Theunisweg, de Bisschoppenhoflaan en de af- en opritten van de Ring, op de grens tussen Deurne en Merksem, speelt zich elke werkdag een horrorverhaal af, en zoals dat in horror gebruikelijk is, loopt het zelden goed af. Je hebt verkeer dat vanuit de Seefhoek en de Dam richting Deurne rijdt, en omgekeerd. Je hebt verkeer dat de afrit Deurne neemt op de Ring en vervolgens drie richtingen uit kan: rechtsaf, rechtdoor, linksaf. Je hebt het verkeer dat vanuit Merksem linksaf of schuin rechtdoor wil, de Ring op. En dan heb je nog eens verkeer dat vanuit Antwerpen of Deurne rechts- of linksaf wil. Klinkt ingewikkeld? Is ook zo. Tussen vier en zes in de namiddag is er op die plek heel veel verkeer dat rechts, links, rechtdoor of nog een andere richting uit wil. Automobilisten die nog snel even door het oranje tuffen, of — er kijkt toch niemand toe! — door het rood, waarom niet. Die bumper aan bumper hopen op een mirakel, een goddelijke ingreep waardoor de knoop ontward wordt. Dag na dag, jaar na jaar, decennium na decennium, dezelfde situatie op hetzelfde moment. Het lijkt wel een scène uit Koyaanisqatsi, al zal je ze wel versneld moeten afspelen om enige beweging te simuleren. Want veelal is het stilstand. Aanschuiven. Toeteren. Onverwachte manoeuvres doen. Onverwachte manoeuvres ontwijken om je vervolgens opnieuw vast te rijden in een trechter. Vanuit de lucht moet het op autoballet lijken. Schoon van ver, ver van schoon.

Tegenwoordig kom ik er gelukkig zelden, maar in het niet zo verre verleden heb ik me wel vaker de bedenking gemaakt waarom al die chauffeurs daar doen wat ze doen (en, ja, ik vraag me dat ook af van mezelf, maar soms was het onvermijdelijk langs daar te passeren). Ze rijden zich zonder pardon vast en schuifelen pavloviaans voort, andere chauffeurs belettend dat die hun snelheid even zouden kunnen opdrijven van vijf tot tien kilometer per uur. “Gij zult geen voorrang krijgen als het niet moet”, luidt het elfde gebod van de egoïstische verkeersgebruiker.

Terwijl het eigenlijk simpel zou moeten zijn: als iedereen zich heeft vastgereden, zouden alle chauffeurs aan alle rode lichten — het zijn er vier in totaal — een beurt moeten overslaan, of misschien wel twee, zodat het kruispunt vrij is en het normale verkeer kan hervat worden tot het weer eens in een knoop ligt, waarna je weer overgaat op het principe van een of twee beurten overslaan. Zo simpel is het en toch gebeurt het niet. Ik heb het, eerlijk gezegd, zelf nooit geprobeerd, omdat je verdomd goed weet dat de chauffeurs naast je wél zullen doorrijden en de chauffeurs achter je een toetersymfonie zullen inzetten. Een beetje laf, ik weet het, maar ik ben minder altruïstisch dan ik in het diepst van mijn gedachten zou willen zijn. Dus rijd ik zelf ook verder, schuin rechtdoor richting oprit Ring. De scène duurt om en bij het kwartier, en aan het eind heb je een afstand van volle tweehonderd meter overbrugd, want voor je aan het licht bent gearriveerd, moet je natuurlijk al aanschuiven en als het groen is, kunnen er twee, hooguit drie auto’s zich vastrijden in de Bermudadriehoek der files. Dus: je schuift van de vijftiende naar de twaalfde naar de tiende naar de zevende naar de vijfde naar de derde naar de eerste plek, en dan ben je niet geneigd om beleefd te wachten, ook al is dat slim en onbaatzuchtig. Want je bent het hartsgrondig beu om daar en dan te zijn. Je bent tot veel in staat op zo’n ogenblik, maar zelden is dat iets goeds.

Ik moest aan dat tafereel denken bij de discussies deze week rond de volgorde van vaccineren. Dat eerst de inwoners van de woonzorgcentra geprikt werden, werd nog algemeen aanvaard. Dat daarna het zorgpersoneel aan de beurt kwam, zeer goed, wie weet dat je zelf binnenkort zorgbehoevend zou worden, dan kan je maar beter in veilige handen belanden. Maar de vijfenzestigplussers vanaf maart, dat is nu een discussiepunt geworden. Waarom niet eerst de jongeren, betoogden enkele tientallen ondertekenaars van een open brief. Zij moeten ook kunnen leven. Ik begrijp die logica — maandag geef ik les op een Antwerpse campus en ik ben heel blij voor mij én voor de studenten dat dit gedeeltelijk ter plekke zal kunnen gebeuren en niet voor een computerscherm —, maar niet de conclusie die eraan verbonden wordt. Er is namelijk een verschil tussen het leven van jongeren weer iets vrijer laten en hen prioritair laten vaccineren. Met dat prikje is Het Virus niet verdwenen. Die twee prikjes volstaan niet om weer zorgeloos te doen wat we tot een jaar geleden deden. ‘Het rijk der vrijheid’ doemt dan misschien wel aan de horizon, maar op bewolkte dagen zie je die niet. Te ver weg. Te veel onzekerheden nog. Voorbarig gejuich.

Laat dus die vaccinatieprocedure maar lopen zoals gepland, in de volgorde die ook experten hebben aangegeven. En gun de jongeren iets meer bewegingsvrijheid, vooral dan in de zin dat ze in veilige omstandigheden andere jongeren mogen ontmoeten. Gun iedereen iets, door niet alleen de kappers weer open te laten — wat ik persoonlijk, als niet-viroloog, riskant vind —, maar ook restaurants, cafés en cultuurhuizen gecontroleerd hun deuren gedeeltelijk open te zetten, als ze zich tenminste aan strikte maatregelen houden van beperkt aantal aanwezigen, afstand, ventilatie en voldoende sanitaire voorzieningen. De bioscoop lijkt me een veiligere plek dan een skioord. Een theaterzaal schrikt mij minder af dan een goedgevuld vliegtuig. Een aula waar de studenten ver genoeg van elkaar zitten, mét mondmasker, is meer verantwoord als verzamelplaats dan een vergaderzaal vol speekselverspreiders.

Met de vaccinatietiming is het een beetje zoals met dat ene overvolle kruispunt aan het Sportpaleis: als iedereen consequent één, twee of drie beurten zou overslaan aan het groene licht, zou het nog lukken om de papieren procedure aan te passen, maar niet zoals de doorsnee mens is. Rekenen op gezond verstand van de bevolking is als lenen bij mevrouw Leemans: je denkt dat ze een vriendin is, omdat ze dat zelf beweert, maar in werkelijkheid kan je maar beter betalen volgens plan, of ze zit genadeloos achter je veren. Gezond verstand is een mythe. De volgorde van de vaccinaties laten afhangen van het psychische welzijn is een illusie: er zijn er weinig die het níet moeilijk hebben vandaag en allemaal tegelijk kan nu eenmaal niet. Zorg dat mensen met mentale problemen geholpen worden, door er voor hen te zijn, niet door hen snel te prikken. Dat komt heus wel. Die prik is slechts een detail, het is het grotere plaatje dat telt.

Laat dat vaccineren nu maar over aan mensen met expertise en andere lieden die we beslissingsmacht hebben gegeven. Zij zijn voor ons allemaal de agenten van wie je zou wensen dat ze op drukke verkeersknooppunten aanwezig zouden zijn, om het egoïsme in te dijken en ons te dwingen om te doen wat op dat moment juist is. Zonder die agenten loopt het geheid mis, omdat we niet beter weten, of niet beter wíllen weten. Het gaat er niet om dat we gas geven zodra het groen wordt, om ons vervolgens zo snel mogelijk vast te rijden: we moeten het kruispunt vrij maken.



Een afscheid, revisited

Memories & mijmeringen Posted on za, januari 30, 2021 11:37:26

(Precies vijf jaar geleden moest ik een tekst schrijven die ik nooit had willen schrijven, of toch zeker nog niet zo vroeg, niet op 30 januari 2016. Ik wilde wat hieronder staat ook per se zelf voorlezen op de begrafenisplechtigheid van mijn vader, Jos Van Laeken (1936-2016), dat was het minste wat ik voor hem, zijn nagedachtenis, mijn moeder, mijn echtgenote en alle familieleden en vrienden kon betekenen. Achteraf kreeg ik complimenten. Het mooiste was van iemand die zei dat hij nog nooit zo gelachen had op een begrafenis. Mission accomplished, dacht ik. Als mijn vader om iets herinnerd mocht worden, was het zijn relativerende blik, zijn ongedwongenheid en zijn levenslust, op die laatste ontmenselijkende maanden na dan. Als ik mijn vader om iets wilde láten herinneren, was het om wie hij werkelijk was: een man die leefde en liet leven, die ik nooit op kwaadsprekerij heb kunnen betrappen, die anderen het spotlicht gunde, die om ter hardst lachte met wat anderen vertelden en niet de aandrang voelde om zelf de lachers op zijn hand te krijgen, en die onmiskenbaar ook zijn kleine kantjes had, want niemand is perfect. Een mens, quoi. Ik heb deze tekst toen niet op mijn blog gepubliceerd: het was iets tussen mij, mijn vader en de aanwezigen op de begrafenis. Nu, vijf jaar later, voel ik wel de behoefte om te delen. Een afscheid revisited. U doet ermee wat u wilt.)

***

Zeven door de tand des tijds lichtjes verkleurde en bijgekleurde vader-zoon-momenten.

***

Een Spaanse gitaar heette dat toen nog. Elk kind kreeg op zijn verjaardag of met Sinterklaas zo’n exemplaar in handen gestopt in de jaren 60, teneinde Vrolijke, vrolijke vrienden te kunnen tokkelen. Zelf ben ik nooit verder geraakt dan Vr, de olijke, olijke vrienden bleven hangen in de goede bedoelingen, onhandig als mijn vingers zich verplaatsten over het instrument. Op zekere dag werd ons huishouden van drie verrijkt met een heuse elektrische gitaar. Een blinkend, goudoranje prachtstuk. Ik dacht: nu heb ik John, Paul, George en, ach, neem er ook die Ringo maar bij, hier in huis. Mijn vader, de rockster. Ik zou hier verhalen kunnen verzinnen over minutenlange, onnavolgbare solo’s, ik zag de pers mijn vader al de bijnaam ‘Jos Van Laeken is God’ toebedelen. Helaas, de waarheid is minder rock-‘n-roll. Een paar keer heb ik hem wat klanken uit het instrument weten knijpen. Iets dat klonk als plinkeplonke plinkeplonke. Onaangeroerd weepte de gitaar nog jaren gently in de bezemkast.

***

Begin jaren zeventig was ik een aandachtig luisteraar van de BRT Top 30. En ik volgde ook nog andere hitparades, van dewelke ik de Top 20 kon aflezen op de voorlaatste pagina van Humo. Ik maakte prognoses, van welke platen er de week nadien zouden stijgen en dalen. En ik verplichtte mijn ouders om met de beperkte platencollectie de we toen hadden staan, een persoonlijke top 5 te maken, waarna ik een Top 10 van het gezin-Van Laeken maakte. Die werd dan op donderdagavond integraal gespeeld. Dat ging goed tot mijn vader verzot werd op het lied Waarheen, waarvoor van Mieke Telkamp, de Nederlandstalige interpretatie van Amazing Grace. Toen werd ik met de nadelen van de democratie geconfronteerd: wekenlang werd ik verplicht om Waarheen, waarvoor door de huiskamer te laten schallen. Niet lang daarna stierf de huiselijke hitparade een stille dood, ook al omdat ik mijn ouders niet meer kon dwingen om mee te doen.

***

Mijn vader was secretaris van de voetbalclub van Beliard Murdoch. Zelf tegen een bal trappen lukte niet al te best: de enige keer dat ik hem op een voetbalveld heb bezig gezien trapte hij bijna het hoofd van een tegenstander af, met een beweging die het midden hield tussen de ‘funny walk‘ van John Cleese en de beruchte karatetrap van Eric Cantona. Secretaris zijn ging hem wonderwel af en ik ging elke zaterdag mee, met de mannen van de sjop, zoals dat toen werd genoemd. Kerels met schoppen van handen, die tijdens de rust van een match vijf pinten verzetten en nog ruim op tijd terug naast het terrein stonden voor aanvang van de tweede helft. Er werd gedronken, gepaft, geroepen, gore moppen verteld. En ik dacht: ik doe mee. Ik was veertien en probeerde het tempo te volgen. Na de wedstrijd schakelde ik over op Oxo. De combinatie van pils en Oxo zorgde voor geklots in mijn maag en toen we naar huis reden tegen het gezapige tempo van vijfendertig per uur, moest ik al na een paar honderd meter mijn vader verplichten tot stoppen, waarna ik de dichtstbijzijnde haag opzocht. Dat herhaalde zich een keer of vijf. Op het eind, de gal was al gepasseerd, zag ik mijn vader met een grijnslach naar me kijken. Voor mij leek het alsof ie woordenloos zei: ‘Maaine joenge weurt volwassen‘. Maar het kan ook net zogoed ‘Sukkeleir, ge moet nog veil liere!‘ geweest zijn.

***

Dansen, dat deed mijn moeder graag. Dansen, dat kon mijn vader amper. Toch ging hij graag naar bals. U kent die man die de halve avond zit te hinniken van het lachen: dat was hij. Kwam nauwelijks van zijn stoel, maar amuseerde zich kostelijk. En op het eind van de avond voerde hij meestal een nummertje op. Dan schoof hij een stoel achteruit, keek even rondom zich om zich ervan te vergewissen dat er niemand in de weg kon lopen, nam met beide handen zijn rechterschoen vast en wrikte zijn been tot in zijn nek. Mocht ik dat ooit geprobeerd hebben, dan zat ik vandaag in een rolstoel. Hij niet, hij kon dat. Tot groot jolijt van de omstanders en tot grote gêne van mijn moeder en mezelf. ‘De Jos go’ z’n biene in z’ne nek leggen‘, zeiden de andere balgangers. Eén keer presteerde hij het om zijn twéé benen in zijn nek te leggen. Ik zag het gebeuren en wendde mijn hoofd af. Tot ik een harde plof hoorde. Hij was van zijn stoel gevallen. Bezorgd probeerden de omstanders hem recht te helpen en, vooral, de knoop te ontwarren. De gelukzalige glimlach om zijn mond interpreteerde ik als ‘Yes, I did it!‘ De blauwe plekken nam hij er voor lief bij.

***

In juni 1977 kreeg ik mijn diploma van middelbaar onderwijs. Samen met de andere leerlingen van het Gemeentelijk Handelsinstituut — waarbij het niet echt uitmaakte of ze geslaagd waren of niet — trokken we naar het café op de hoek, de Ruby. Een gezelschap van een twintigtal jonge mannen en vrouwen, en één vader. U mag één keer raden: jawel, de mijne. In het begin van de avond vond ik dat behoorlijk gênant, maar na een paar pinten trok ik het me niet meer aan. Ook de rest van de bende niet: we hadden een sponsor. En op het eind van de avond moet de cafébaas gedacht hebben dat niet Frank maar Jos Van Laeken zopas zijn diploma behaald had. Trots, moet u weten, werd in onze kringen niet met woorden uitgedrukt, maar met gebaren. Zoals: een hele avond je vrienden-medeleerlingen trakteren.

***

Naast zijn uit de hand gelopen hobby als secretaris van voetbalclub Beliard, werd mijn vader op zekere dag ook afgevaardigde van de tweede ploeg van VK Esquire ’78, den Eskwier. Delegee, in schoon Vlaams. Eén van zijn sterren op de voetbalvloer was zijn zoon, die afwisselend in doel stond of de rechterflank terroriseerde met onstuitbare rushes. Althans, dat was de bedoeling. Mijn vader was geen tactisch brein. Zijn taak bestond erin elf namen op het wedstrijdblad in te vullen. Niet meer, niet minder. Zelden moest hij een speler teleurstellen, eerder was het week na week scharrelen om voldoende spelers aan de aftrap te krijgen. Zo kwam het dat we op een zondagochtend met z’n achten partij moesten geven aan de leider in het klassement. Als doelman stond ik in een schietkraam, maar — al zeg ik het zelf — ik pakte bij benadering twintig gemaakte doelpunten. ‘Goe gepakt!î’, zei pa achteraf. Dat vond ik ook wel. Dat de uitslag 0-20 was, was even bijzaak.

***

23 mei was een jaarlijks terugkerende queeste voor mij. Een zoektocht naar een cadeau voor zijn verjaardag. Eén keer presteerde ik het om hem een boekje over seriemoordenaar Freddy Horion te schenken. Bij de titel stond ik niet al te lang stil: ‘Monster zonder waarde‘. Achteraf bekeken niet al te subtiel en zeker ook niet zo bedoeld, wees gerust. Elk jaar opnieuw brak ik mijn hoofd over een geschikt geschenk. Halfweg de jaren 80, één van de weinige periodes waarin ik een heel klein beetje rebelleerde tegen mijn ouders, dacht ik: het kan me niet meer schelen, ik koop iets wat ik zelf goed vind. Ik ging naar een platenwinkel en kocht een exemplaar van ‘Rum, Sodomy And The Lash‘ van de Ierse dronkebroers The Pogues. ‘Was da?‘, zei hij toen hij het cadeaupapier had verwijderd en de kruiselings door elkaar liggende figuren aan boord van een scheepswrak op de hoes zag liggen. Ik zette de plaat op. The Sick Bed of Cuchulainn spoot door de luidsprekers. Tegen dat Sally MacLennane weerklonk, zat hij enthousiast in de zetel te schuifelen. ‘Amai, da’s goe!‘, zei hij. Daar en dan eindigde mijn rebellie en wist ik: hé, dit is mijn vader.



Barbertje moet hangen

Samenleving Posted on za, januari 23, 2021 11:34:51

Waar een fout gemaakt wordt, is er een schuldige. Minstens één. Liefst iemand die we kunnen identificeren, dat maakt het makkelijker om hem of haar tegen de virtuele schandpaal te nagelen. Schuld en boete horen bij misdaad, misdrijf, overtreding, vergissing, foutje. De vorige Amerikaanse president — zijn naam ontschiet me nu even, dat geheugen! — pardonneerde tientallen kleine en grote witteboordencriminelen en een enkele zwaarbewapende rapper, maar hij liet nog wel vlug een stel terdoodveroordeelden executeren. Executive orders, je kunt er verschillende richtingen mee uit.

In een samenleving zoals de Amerikaanse, die zich beroept op law and order, wordt onder ‘order’ al te vaak verstaan: oog om oog, tand om tand. Dat ziet (een deel van) de massa graag: justice will be done, nietwaar? Of het nu om een dodelijke elektrische schok of een spuitje gaat: de schuldige wordt gestraft, de maatschappij voelt zich bevrijd. Op naar de volgende. In het verleden werden heksen verbrand, hoofden van veroordeelden afgehakt of personen die men weg wilde uit de samenleving publiek gelyncht. Niet dat wij zoveel beschaafder zijn, want ook hier zouden lynchpartijen nog dagelijkse gebeurtenissen zijn, mocht er niet streng op worden toegekeken dat het niet meer in ’t echt gebeurt. Dus gebeurt het virtueel. O wat lucht dat op, een schuldige vinden en hem of haar aan de hoogste boom opknopen. O dat verslavende geluid van een bengelend lichaam. Strange fruit hangin’ from the poplar trees. Ook bij ons zijn er populieren. En vreemd fruit kennen we eveneens. Jonagoldappelen, bijvoorbeeld. Zeldzaam, zo wordt beweerd, en toch.

Ja, Jonagoldman, de wat oudere man die zich stevig boos maakte omdat er in zijn lokale Aldi geen jonagoldappelen meer te vinden waren, hihi. Maar ook: oeioei, kunnen we iemand zomaar te kakken zetten? Voor velen was de man schuldig aan een passionele misdaad: het winkelpersoneel verrot schelden. Dat hij daarbij vooral zichzelf belachelijk maakte, ach, en dat we er een stevige portie mee gelachen hebben, och, het luchtte op in deze moeilijke tijden. Uitlachen is ook lachen. Dat de man voor de ogen van zijn familie en vrienden virtueel onthoofd werd, is bijzaak. Net als zijn privacy. Die telde even niet, hij moest en hij zou met pek en veren, en zonder winkelkar vol jonagolds, de Aldi verlaten. Eerlijk, ik dacht ook: wat een idioot, terwijl ik had moeten denken: laat die man gerust, dit is tussen hem en de omstaanders, dit hoeft de rest van Vlaanderen niet te zien.

O ja, die vrouw die was gaan skiën en die er op haar eentje voor zorgde dat vijfduizend mensen tijdelijk opgehokt werden. 1 op 5000, als dat de ratio van een beursaandeel zou zijn, zou er flink op ingetekend worden. De vrouw had iets gedaan wat moreel best wel egoïstisch en kortzichtig was, maar juridisch deed ze niets verkeerd. Reizen was afgeraden, niet verboden. Als je de Vlaming zegt dat iets wel mag, maar best niet gedaan wordt, haakt hij nog voor de komma af. Dankzij deze vrouw werd er gisteren dan toch eindelijk een knoop doorgehakt en duidelijk gecommuniceerd: niet-essentiële reizen mogen even niet. Eindelijk. (Voor wie altijd gaat skiën tijdens de krokusvakantie: skiën is vooralsnog geen essentiële bezigheid. Vakantie is essentieel, op vakantie gáán niet.)

Heel eerlijk: ik vervloekte die vrouw, die ik van haar noch pluim ken, maar die ik al snel in de virtuele zak met patjepeeërs, superverspreiders, bewuste overtreders van de strenge maatregelen, virusontkenners en dikke egoïsten heb gestoken. Zoiets doe je niet, punt. Dat vind ik nog altijd. In mijn naïviteit reageerde ik eens op een tweet waarin reizen tijdens de kerstvakantie veroordeeld werd. Ik vond dat het in theorie wel moest kunnen: hutje in de bergen, eigen proviand meenemen, lange eenzame wandelingen zonder een levende ziel tegen te komen. Alleen zijn theorie en praktijk zeer uiteenlopende dingen: wat in theorie kan, loopt in de praktijk mis. Dus is het goed dat er nu duidelijkheid is. ¡No pasarán! de landsgrenzen, tenzij voor essentiële trips. Maar goed, voor mij moest de naam van die vrouw niet publiek gemaakt worden, liefst niet zelfs, maar ik was het er wel mee eens dat ze rechtstreeks of onrechtstreeks onze veroordeling zou zien, lezen, horen, voelen. Dat ze tot inkeer zou komen. Dat ze eventjes in haar schulp zou kruipen van schaamte. Dat ze om vergiffenis zou vragen.

Wat die vrouw deed, blijft onverantwoord, ook al was het dan niet strikt verboden. Maar ik besef nu: wat hebben we eraan als we haar symbolisch aan een hoge populier ophangen? Redemption? Verlossing door ingreep van een gemaskerde beul? Is het daarmee opgelost? En hangen we er dan meteen ook al die anderen bij die in min of meerdere mate door hun zelfzuchtig gedrag óns leven hebben bemoeilijkt? Het is verleidelijk om ja te zeggen, en op onbewaakte en zwakke momenten zou ik dat zelfs overwegen, maar neen… toch maar niet. Daarvoor ben ik te zeer gehecht aan het begrip beschaving.

Dat we politieke verantwoordelijken op gepaste wijze sanctioneren, daar ben ik dan weer helemaal voor. Maggie De Block en Wouter Beke, de Gusta en Guust Flater van de eerste golf, mogen wat mij betreft in een baan om de politieke planeet geschoten worden. Theo Francken, bedenk gerust een originele manier om hem na zijn eigengereide optreden op het staatssecretariaat voor Asiel en Migratie te bestraffen. (Maak u geen illusies, hij zal de eer niet aan zichzelf houden, daarvoor moet je in de eerste plaats een eergevoel hebben.) Als er iemand schuldig blijkt aan de huidige vaccinatieproblemen: laat hem of haar verantwoordelijkheid opnemen. Zonder dat er een publieke opknoping bij hoort.

Het is o zo makkelijk: een schuldige aanwijzen, publieke lynchpartij, nog wat gezellig nakaarten en dan vrolijk verder gaan. Dat zit in ons, ik voel dat bij mezelf. Je moet al heel sterk in je schoenen staan om Jonagoldman níet uit te lachen of die skiester níet te veroordelen. Op school, heel lang geleden — het geheugen werkt weer even —, gebeurde het niet zelden dat een geluidloze stinkende scheet de wijde wereld, die zich helaas beperkte tot het muffe, slecht verluchte klaslokaal, werd ingestuurd. Dan was het raden wie de dader was. Meestal werd er wel iemand aangewezen, ook al was die onschuldig. Het was gewoon prettig om het true crime-mysterie op te lossen. Vooral als je zelf de dader was, dan kwam het erop aan met een boos gezicht rond te kijken, om te zien wie ‘het’ gedaan had. Hoe overtuigender je gespeelde boosheid, hoe groter de kans dat niet jij maar iemand die in je buurt zat, zou geviseerd worden. Meer dan veertig jaar later is dat nog steeds zo. Zoek de dader en zet hem of haar publiekelijk voor schut. Het resultaat is opluchting, en voor een deel ook oplichting. Denk aan de hulpsint in Mol: wat waren we snel om hem de zwartepiet toe te schuiven, het hoefde niet eens een roetpiet te zijn. In de zak ermee. Waar is die roe hier?

Hoe zat dat weer met die Bijbelse spreuk: iets met een eerste steen die geworpen wordt, of zoiets. Een steen die als een boemerang terugkeert, heeft gegarandeerd pijnlijke gevolgen. Tenzij u prefereert om de bluts met de buil te nemen. Barbertje moet hangen: iemand moet de schuld krijgen en gestraft worden. Een parabel die we hebben geërfd van Multatuli, al wordt ie verkeerd geciteerd: niet Barbertje moest hangen, maar de man die ervan beschuldigd werd haar te hebben vermoord. Kijk, een historische vergissing. Zoals talloze executies dat ook geweest zijn.

“We’ve learned that quiet isn’t always peace, and the norms and notions of what ‘just’ is isn’t always justice”, bezwoer Amanda Gorman haar landgenoten en tegelijk ook ons allemaal op dat onvergetelijke moment tijdens de inauguratieplechtigheid van Joseph Robinette Biden. “When day comes, we step out of the shade, aflame and unafraid / The new dawn blooms as we free it / For there is always light, / if only we’re brave enough to see it / if only we’re brave enough to be it”.

We moeten dan wel dapper genoeg zijn om het te willen zien en te willen zijn.



Damned if you do and damned if you don’t

Communicatie, Samenleving Posted on za, januari 16, 2021 11:35:41

Donald Trump verbannen van Twitter en Facebook. Gejuich. Verstomming. Protest. Waarschuwingen. Gejuich, want de man maakte het de jongste tijd nog bonter dan tevoren met zijn staatsgevaarlijke uitspraken, opruiende taal en ontelbare leugens. Verstomming, dat sociale media in staat zijn om de president van de nog altijd min of meer machtigste natie ter wereld het zwijgen op te leggen. Protest, van zijn aanhangers, die hun dagelijkse portie fake news missen. Waarschuwingen, van grondwettelijke- en media-experts allerhande, die wijzen naar de vrijheid van meningsuiting en de risico’s die verbonden zijn aan sociale media-bonzen die censuur willen plegen.

Mis ik @realdonaldtrump op Twitter? Neen, begot. Ik volgde de man niet eens, maar onvermijdelijk passeerden zijn verzuchtingen weleens op mijn scherm. Trump hanteert al van lang vóór zijn presidentschap een oorlogszuchtig taaltje: hoe oorlogszuchtiger, hoe meer volgers hij kreeg en hoe meer tegenkantingen werden geuit. Zo gaat dat meestal: extreme meningen weken reactie los. Veel verdienste is daar doorgaans niet aan. Gewoon luid roepen, nuances vergeten en krachtige bewoordingen gebruiken, en je bent op weg om gehoord te worden. En gevolgd. Tafelspringers wordt het iets te vaak gemakkelijk gemaakt in deze samenleving. Het is niet slecht om af en toe de tafel weg te trekken nog voor ze geland zijn. Altijd lachen.

Dus, ja, Trump mocht van mij verdwijnen. (De officiële account van POTUS is er trouwens nog altijd.) Er viel ook veel te zeggen voor zo’n tijdelijke (Facebook) en definitieve (Twitter) ban: de man lag aan de basis van de bestorming van het Capitool, een pseudo-staatsgreep. En hij was van plan de inauguratie van zijn opvolger in de war te sturen. In de Verenigde Staten heerst een gevaarlijk klimaat. Een agressieve minderheid wil niets liever dan herrie schoppen, slachtoffers maken, gestimuleerd als ze zich voelen door de aanmoedigende woorden van de uittredende president. Trump is niet de inclusief denkende hoeder van de natie, maar de leider van een privémilitie. Zijn communicatie stilleggen op sommige sociale media is vanuit het oogpunt van de staatsveiligheid verantwoord. Elk woord van Trump is vandaag een brandende lucifer boven een gigantisch olievat. Levensgevaarlijk. Er valt veel voor te zeggen om hem het zwijgen op te leggen.

Toch begrijp ik de waarschuwingen. Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht. Het zorgt ervoor dat in principe iedereen mag zeggen wat ie wilt. Zonder dat artikel in onze Grondwet zouden burgers ondergeschikt zijn aan willekeur en (al)macht van een regime. De vrijheid om je mening te uiten wordt wel beperkt, onder meer door een verbod om haat te zaaien, gewapende conflicten uit te lokken of staatsgeheimen in het rond te strooien. De antiracismewet is een perfect voorbeeld van zo’n verantwoorde legale begrenzing.

In het geval van Trump was het niet de staat die ingreep, maar waren het high-techbedrijven die hem het zwijgen oplegden. Transnationale ondernemingen die heel veel van ons weten en die kennis ook gebruiken, niet dadelijk tégen ons, maar wel om commerciële partners te voeden met nuttige informatie over wie we zijn, wat we doen en waar onze interesses liggen. Lid worden van hun club heet gratis te zijn, maar je betaalt met je privacy. (Zij betalen dan weer geen belastingen…) Het is jóuw keuze, al beseft niet iedereen dat je jezelf wel heel erg blootgeeft zo. In de kleine lettertjes staat ook wat je je wel en vooral niet kunt permitteren. Hún regels, hún toepassing daarvan. Niets fout mee. Tenzij… Het gaat hier niet om een kleine club met een select aantal leden, het gaat om vele honderden miljoenen mensen die zich zonder dat goed te weten onderwerpen aan de huisregels. Dat de baas van Facebook en zijn collega van Twitter Trump dumpen, is in principe hún zaak. Nogmaals: hún regels. Dat tientallen miljoenen volgers, fans en nieuwsgierige burgers nu geen rechtstreekse informatie meer ontvangen van de Amerikaanse president is nogal wrang en riekt verdacht veel naar censuur. Trump is een gevaarlijk personage, elk weldenkend mens zal dat beamen, maar wat is precies de definitie van ‘gevaarlijk’ voor de toekomst? Andere baas bij Twitter, andere wetten? Willekeur komt dan heel snel in de buurt.

Mogen Vlaams Belang-kopstukken het openlijk hebben over ‘omvolking’? Het is een ziekelijke, nazistische term, het is stigmatiserend, het geeft blijk van een diepgewortelde haat tegen al wie andere wortels heeft en het zal ongetwijfeld een invloed hebben op wie dat hoort of leest. Liever niet, dus. Verbieden? Ook dat liever niet. In een sterke, geëmancipeerde samenleving zijn er voldoende middelen om weerwerk te bieden. Wie extreemrechts is, zul je daar niet mee overtuigen, maar dat soort mensen is hoe dan ook niet met argumenten te bereiken. Het risico bestaat dat wie op de drempel van het Vlaams Belang-huis stond, nu aanbelt. Klopt. In een goed werkende democratie zijn het dan andere politici en de media die voor nuance zorgen en foute interpretaties corrigeren. Tja, dat is een werkpuntje. De afgelopen tien dagen kregen we meer extreemrechtse stemmen dan ooit tevoren te horen, terwijl dat er net nu minder, minder, minder zouden moeten zijn. Je zou haast kunnen concluderen dat de lafheid en het opportunisme van de traditionele media gecounterd werd door de overdreven stoerheid van de sociale media-bonzen.

Mijn mening is vaak uitgesproken, deze keer niet. Dat iemand die met mensenlevens speelt van sociale media wordt verwijderd, vind ik een goede zaak. Tot de volgende met een controversiële opinie — moi, bijvoorbeeld — wordt kaltgestellt, om veel onduidelijker redenen. Wie trekt de lijn en waar wordt ze getrokken? En wie waakt erover dat diegene die de lijnen trekt, dat op de juiste plek doet? Ik ben er niet uit en toch ook weer een beetje wel. Omdat het ons in theorie allemaal kan overkomen. Dan wordt het link.

Dit is een catch-22 situatie. Damned if you do and damned if you don’t. Mochten misdadige uitspraken op sociale media beoordeeld worden door onafhankelijke rechters, zou je alleen maar kunnen toejuichen dat Trump veroordeeld wordt tot stilte. Nu niet echt. Morgen kunnen anderen aan de beurt zijn, met wiens meningen je het wel eens bent en die niet tot geweld oproepen, maar die gewoon worden uitgesloten omdat iemand de regels op een eenzijdige wijze heeft geïnterpreteerd — en omdat het kán.



Ja, noem me gerust elitair

Politiek, Samenleving Posted on za, januari 09, 2021 11:39:21

Héhé, het was me het Driekoningenfeest wel dit jaar. Geen kinderen die deur aan deur kwamen bellen om in ruil voor een minuutje uit de toon zingen een zakcentje te kunnen ontvangen, covid-19 weet u wel, en achter zo’n mondmasker klinkt ‘Driekoningen’ al snel als ‘Fwie koniche’. Of, covfefe.

In de kranten en op sociale media werd er die zesde januari schande gesproken over de trage vaccinatiecampagne in ons land. Nieuws van de dag! Kort daarna volgde het bericht dat negen vrouwen hun anonimiteit opgaven in de zaak-De Pauw, waarin de bekende tv-maker zoals geweten beschuldigd wordt van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Nieuws van de dag! Weer een paar uur later sijpelde het resultaat door dat twee democratische kandidaten verkozen waren in de staat Georgia, wat president elect Biden de gewenste meerderheid in de senaat bezorgde. Nieuws van de dag! Tegen de avond aan — in Amerika was het middag — spoorde Trump de door hem naar Washington, D.C. geconvoceerde aanhangers op naar het Capitol te trekken, waar de verkiezing van Biden officieel zou worden bekrachtigd, een plechtige gebeurtenis die de weggestemde president maar al te graag wilde verstoren. Nieuws van de dag! Waarna die demonstrerende meute daadwerkelijk het heiligdom van de democratie met vuile voeten betrad en er amok maakte. Nieuws van de… Hoeveel ‘nieuws van de dag’ kan een mens eigenlijk verdragen? Covfefe nog aan toe, zeg!

Ik dacht eerst nog: alles is al gezegd en geschreven, en bovendien is wat er in de Amerikaanse hoofdstad gebeurde zo onwezenlijk dat het haast onbeschrijfelijk wordt. Niet in woorden te vatten. Héhé, dat was het dan. Narcistische idioot steelt het nieuws van de dag en geeft het niet meer af. Bye bye.

***

Tot ik reacties zag passeren. Er waren mensen — ik blijf ze vooralsnog mensen noemen — die het protest vergeleken met de Black Lives Matter-betogingen. Alsof protest tegen de dood van een zwarte man onder de niets en niemand ontziende knie van een brutale agent en, bij uitbreiding, eeuwenlang racisme en discriminatie ook maar iets te maken hebben met het inpalmen van het parlement op basis van leugens en complottheorieën. Het ene, de onderdrukking van de zwarten, is dagelijkse realiteit, het andere is de overtreffende trap van fake news. Echt versus nep. Niet te vergelijken.

Anderen veroordeelden wat Trump deed in chocoladen hoofdletters, het kon niet luid genoeg klinken hoezeer ze zich ervan distantieerden, ook al hadden sommigen nog niet zo lang geleden Trump, bijvoorbeeld, een slimme politicus genoemd. Waar zaten die roepers de voorbije vijf jaar, toen de oppernarcist al dingen deed en zei die nooit door de beugel zouden mogen kunnen? Ik zal het u zeggen: nergens. Verscholen achter hun masker van opportunisme.

Zelf had ik het al op 4 november over een poging tot staatsgreep, toen Trump live op tv de (voorlopige) uitslag van de verkiezingen weigerde te aanvaarden en opriep om het tellen van de stemmen onmiddellijk te stoppen. Ik deed dat woensdag opnieuw, toen Trump eerst uitnodigde om de kers op de taart van de democratie — de aanvaarding van de nieuwe president door de volksvertegenwoordigers en senatoren — te plukken (het zou wild worden, tweette hij aankondigend) en dan in een toespraak zijn aanhangers nog meer opruide. Ja, dit was een zittende president die de democratische gang van zaken belemmerde en dus een vorm van staatsgreep. Maar het was ook zo impulsief en ondoordacht — zoals ongeveer alles wat Trump deed en doet —, dat het zelfs een beetje lachwekkend werd. Een goed georganiseerde actie had de hele democratie in de Verenigde Staten kunnen lamleggen. Er had een massa doden kunnen vallen, gesneuvelden op het altaar in de tempel van de democratie. De chaos had zich razendsnel kunnen uitbreiden naar de straten van alle steden van de VS. Ach, dit was al bij al een geïmproviseerd fuifje van de wanorde, meer niet. Selfies in het kantoor van Nancy Pelosi of op de stoel van Mike Pence waren voor de indringers belangrijker dan het overnemen van de macht. In die zin was het natuurlijk geen coup d’état, eerder een uit de hand gelopen idiotenbal, waarbij — niet vergeten! — ook vijf doden te betreuren vielen. En de wereld die toekeek en zag dat de US of A nog altijd een door en door racistische natie is, waar zwarte betogers een half jaar geleden kordaat uiteen werden gedreven, 430 arrestaties erbovenop, terwijl er woensdag amper een vijftigtal herrieschoppers werden aangehouden. Onderscheid moet er blijven, vonden de ordehandhavers blijkbaar. In die zin was de staatsgreep dan weer wel gelukt, als signaal dat white supremacy nog altijd rulede. Gelukkig was er Joe Biden die in twee rustige maar adequate speeches orde op zaken stelde en die in zijn toekomstig kabinet vertegenwoordigers van alle lagen van de bevolking heeft geposteerd. Het is aftellen naar 20 januari. Héhé.

Ik zag ook een tweet passeren van iemand die we zouden kunnen omschrijven als een Vlaamse wijnboer in Sicilië, een man die ooit een forum kreeg als mondmaskerdeskundige in een voorheen progressief dagblad, die ik ter wille van mijn geestelijke gezondheid op ‘mute’ heb gezet, vergeefs, want op sociale media dwarrelen sommige meningen onherroepelijk voorbij. Niet dat wat de man zegt enig soortelijk gewicht heeft, maar hij poneerde dat het protest van woensdag nog altijd een gevolg is van de uitspraak van Hillary Clinton vier en een half jaar geleden. Zij noemde de Trumpaanhangers destijds deplorables, zielenpoten. Strategisch was dat niet slim — er gingen daardoor ongetwijfeld meer mensen die zich persoonlijk aangesproken voelden stemmen voor haar tegenkandidaat —, maar was het fout? Wie stemt er nu op een brulaap, een narcistische gek, een onverbeterlijke seksist, een manipulator, een beroepsleugenaar? Daar moet je toch zelf een beetje achterlijk voor zijn? Ik heb het niet over de Proud Boys en andere neonazi’s: die zijn gewoon ideologisch verderfelijk, extreemrechts schorremorrie, hooligans in berenpak. Voor hen was en is Trump de logische keuze. Miljoenen anderen wisten niet beter, geloofden liever in hardnekkige desinformatie dan in betrouwbare berichtgeving.

***

U mag mij gerust aanmatigend vinden, maar ik vind dat je dat dom mag noemen. Ja, u mag mij gerust elitair noemen. Als ik daar even over nadenk — ik doe dat soms, over de dingen nadenken —, is dat zelfs een correcte omschrijving. Elitair, niet in de betekenis van verheven zijn boven de rest, maar wel een geïnformeerde, intellectuele burger die naar het goede streeft. Daar is niets mis mee, toch? Sterker nog, hoe ruimer de elite, hoe beter dat is voor iedereen, als die elite tenminste niet voor zichzelf rijdt, want dan wordt het establishment. Populisten hoeden zich ervoor om zich elitair te noemen, ze willen op dezelfde hoogte gepercipieerd worden als de massa, daarom heet het ook populisme. Terwijl zo’n Trump, die zogezegd tégen het establishment is, het schoolvoorbeeld is van iemand die tot het establishment behoort. De betreurde Jan Blommaert zou dit zonder enige twijfel veel slimmer en eloquenter hebben kunnen verwoorden dan ik.

Wat is er mis mee om veel te lezen, de betere films te kunnen appreciëren, moeilijkere tv-series te bingewatchen, principieel niet naar reality tv te kijken, een sterrenrestaurant te kunnen onderscheiden van een fastfoodzaak en dat een rijkere ervaring te vinden dan de culinaire uitspattingen van een cheeseburger vretende bewoner van een groot wit huis, liever één duurdere fles te openen dan drie Château de Vinaigres, kritisch te zijn, een beetje onbescheiden zelfs? Zolang je niet wereldvreemd bent, neerkijkt op het zogeheten gepeupel, het cijnskiesstelsel terug wilt invoeren of vindt dat een hogere intelligentie je meer maatschappelijke rechten moet garanderen, moet dat toch kunnen?

De samenleving heeft altijd een voorhoede nodig gehad, ik heb het voorrecht gekend — niet alleen mijn verdienste, vaak ook geluk of toeval — interessante mensen te mogen ontmoeten, hen (hoop ik toch) intelligente vragen te stellen, die om te zetten in een zo lezenswaardig mogelijk artikel en op die manier een bescheiden dienst te leveren aan het grote publiek. Graag gedaan. Liever in die voorhoede dartelen dan defensief afwachten. Ik ben liever Guardiola dan Mourinho. (En als het u niet zint, noem mij dan gerust een dikke nek, een naïeve wereldverbeteraar, een gutmensch, een poco linkiewinkie of een arrogante zak, ik zal de scheldtermen als geuzennamen omarmen.)

Ignorance is niet bliss. Onwetendheid is een handicap, geen recht of zegen. Ooit was er een lp die 50,000,000 Elvis fans can’t be wrong heette. Ik heb de pretentie om te stellen dat er van de 74 miljoen Trumpkiezers zeker 73 miljoen wrong waren. Het miljoentje of zo dat overblijft, is fascistoïde ongedierte. Een legertje dat helaas aangroeit. Extreemrechts leeft op onwetendheid, domheid en naïviteit, en profiteert van het twijfelen en weifelen van het hele brede midden. De scheldterm ‘mestkevers’ was niet eens zo slecht gekozen. En toch mochten ze de afgelopen dagen weer over uw scherm dartelen. Alsof Roger Vangheluwe zou mogen komen praten over seksueel misbruik in de kerk. Alles voor de clickbait of de kijkcijfers. Dat gaat er bij mij niet in, in dat (elitaire) hoofd.

Héhé, dat moest er even uit.



Het (na)Jaar van de Relance

Samenleving Posted on za, januari 02, 2021 11:36:20

2020 was het jaar van de hoop, zei filosofe en Open VLD-kandidate Alicja Gescinska in een eindejaarinterview met Het Laatste Nieuws. Hoop is niet hetzelfde als optimisme, benadrukte ze nog.

2021 wordt het jaar van de hoop, zei premier Alexander De Croo na de recentste bijeenkomst van het Overlegcomité. Hoop als in: weer normaal beginnen te leven, dankzij het vaccin en het nog een tijdje blijven naleven van de strenge maatregelen.

Los van de verschillende definitie van ‘hoop’ die beide liberale denkers hanteren, vind ik het goed dat we kunnen hopen en tegelijk geloof ik dat het voorlopig bij een theoretisch concept zal blijven. Hoop op beterschap, met name. Zoals je een zieke toewenst dat ie voorspoedig en zo snel mogelijk geneest, ook al weet je soms beter, zo wens je een door een vervelend virus gedomineerde samenleving dat die voorspoedig en zo snel mogelijk verlost geraakt van covid-19. We worden nu al bijna tien maanden gegijzeld, dat is ongezien voor de generaties die na de Tweede Wereldoorlog geboren zijn en zelfs voor de zogeheten ‘stille generatie’ is leven met een onzichtbare vijand iets wat ze nog niet hebben meegemaakt in hun lange leven.

Er is geen keuze, we moeten ermee leren leven en omgaan. En dat betekent: vrijheden opofferen, vrijetijdsbesteding opgeven, vakanties uitstellen, voorzichtig en daardoor per definitie onvrij leven. Het moet. De meerderheid heeft dit door, een opstandige en/of domme minderheid wil het maar niet begrijpen. Toen ik donderdagavond nieuwjaarswensen postte op Twitter, was er toch een onverlaat die me vroeg een of andere complottheorie rond het virus te helpen verspreiden, viraal te laten gaan als het ware. De ironie zal u niet ontgaan. En toen ik op nieuwjaarsdag halfweg deze tekst een stevige wandeling maakte, zag ik meerdere jongeren arriveren aan een huis hier niet zo ver vandaan. In fuifstemming. Alsof er niets aan de hand is.

(In De Standaard werd 2021 overigens ‘Het jaar van de waarheid’ voor Alexander De Croo genoemd. Het zegt iets over de verslaving van mediamensen om in ‘jaar van de…’-termen te denken. Het kind, in dit geval: het jaar, moet een naam hebben. Moet gedoopt worden. Een doop in hoop, in het particuliere geval van het jaar des heren tweeduizend eenentwintig.)

***

2020 het jaar van de hoop noemen, vind ik een vreemde kronkel, zelfs voor een filosofe die zich de vrijheid permitteerde om meer naar ons gedrag tijdens deze coronacrisis te kijken, dan naar het virus zelf. 2021 het jaar van de hoop noemen, vind ik al meer terecht en toch is het voorbarig. Je mag wel wijzen naar het licht aan het eind van de tunnel, maar je mag niet beweren dat een vaag schijnsel in de verte een verblindende richtspot is. Als vanaf maandag de zorgverstrekkers en de senioren gevaccineerd worden, is dat het begin van de oplossing, geen eindpunt. ’t Is een lichtpunt afkomstig van een nog niet al te straf peertje.

Zelf hoop (!) ik dat najaar 2021 het begin van de relance volgt. Dat is nog veraf, ik weet het, maar enig realisme is bij momenten gewenst. Nu, bijvoorbeeld. Om collectief optimisme te creëren mag je geen halve waarheden vertellen. Voorjaar 2021 blijft lastig, de derde golf en de semi-lockdown blijven ons boven het hoofd hangen, ons gedrag zal nog altijd gestuurd worden door het virus, en als we dat niet aanvaarden, zal het virus snel weer de leiding overnemen. Covid-19 is een blijvertje. Moeilijk om te aanvaarden, als individu en als samenleving, maar zo is het wel. In plaats van voorspellingen te doen wanneer een enigszins normaal leven weer zal kunnen hervatten, zoals al te vaak gebeurt, in de eerste plaats door politici, moeten we accepteren dat 2021 voor minstens een half jaar allesbehalve normaal zal zijn. Zelfs virologen en andere experts wagen zich bijna elke dag aan voorspellingen. Straks duiken er nog gokkantoren op deze lucratieve markt en kan je wedden wanneer het virus weg zal zijn. Twintig euro op april! Vijftig op half mei! Dat kan niet de bedoeling zijn. Natuurlijk willen we positieve vooruitzichten hebben en goed nieuws horen, maar het moet wel nog op de realiteit gebaseerd zijn. Ja, toch? Of leeft u liever in een illusie?

***

Opnieuw met tienduizend naar een voetbalstadion? Niet meer dit seizoen, soyons sérieux.

Concert in een volgepakte zaal deze lente? Onrealistisch.

Een volle bioscoop als er eindelijk nog eens een grote première is? Niet doen.

Tachtigduizend mensen begin juli op een wei in Vlaams-Brabant? Ondenkbaar. (Tegen dan zal het vaccineren van de bevolkingsgroepen die naar zomerfestivals gaan in het beste geval pas begonnen zijn.)

De Rode Duivels na hun EK-triomf ontvangen op een overvolle Brusselse Grote Markt? Onverantwoord.

Misschien is Pukkelpop, half augustus, een mogelijkheid, en dan nog. Afwachten.

***

We zullen moeten leren accepteren dat ons leven in het best case scenario in het najaar weer helemaal op gang zal komen. Niet vroeger. En dan nog zullen we een aantal dingen definitief moeten integreren in ons dagelijks bestaan: handgel gebruiken, regelmatig handen wassen, zo weinig mogelijk handen schudden, afstand houden waar dat kan, knuffelcontacten beperken, mondmaskers dragen in onveilige omstandigheden. Als het ergste voorbij is, is het virus nog lang niet weg. “We’re a virus with shoes”, zei stand-upcomedian Bill Hicks ooit. Wist hij veel dat die uitspraak bijna zevenentwintig jaar na zijn veel te vroege dood zo dicht bij de werkelijkheid zou aanleunen.

Ik wens jullie hoop, maar ook voeten op de grond. Optimisme, maar ook realisme. Bewegingsvrijheid, maar ook zin voor veiligheid. En laten we dan toch ook eens die andere dringende zaak bekijken, het klimaat, want klimaatopwarming is dan misschien wel geen kortetermijnvirus, op lange termijn gaat het veel drastischer ingrijpen op ons leven en onze bewegingsvrijheid. Hopelijk komt er ook op dat vlak enig voortschrijdend inzicht. Helaas zal 2021 op dat vlak niet het jaar van de hoop zijn, zelfs niet van de relance.

Anders gaan leven, zou dat geen mooi uitgangspunt zijn?



Voorbeeldfunctie

Samenleving, Sport Posted on wo, december 30, 2020 11:08:29

“Voorbeeldfunctie, wat is dat allemaal? Het zijn sjotters, jong,dat heeft niets te maken met een voorbeeldfunctie.”

Dat zei Gert Verheyen maandag in Extra time, het voetbalpraatmagazine op Canvas. Hij had het over de rode kaart van Hans Vanaken, zaterdag tegen Eupen, en het voorstel van minnelijke schikking (what’s in a word!) dat het bondsparket formuleerde: twee wedstrijden schorsing voor de overtreding, gebaseerd op de indicatieve tabel, en twee wedstrijden extra omdat hij de eerste en de vierde scheidsrechter had beledigd. ‘Kutrefs’, stond in het verslag te lezen. En ‘onnozelaars’. ‘Schijtregels’, zou de uittredende Gouden Schoen ook nog gepreveld hebben. (Ik schrijf ‘gepreveld’, niet ‘geroepen’, want op de beelden zie je Vanaken wel praten, met verontwaardigde blik, maar gesticuleren of toebijten was er zeker niet bij. Laten we ’t een beheerste afgang noemen, met een half binnensmondse vloek erbovenop.)

Eerst dit: ik vind Gert Verheyen een van onze betere voetbalanalisten, man met een klare kijk op het spelletje en een sterke en goed geformuleerde mening. En ook dit: ik was eerst ook verbaasd over de strenge sanctie voor Vanaken. Je ziet hem in de vertraagde herhaling een grimas maken, alsof hij onmiddellijk besefte dat zijn voet ergens was beland waar die niet hoorde te zijn. Te traag op de bal, te hard op het scheenbeen van de Eupense verdediger. Pech onderweg. Kan gebeuren en wordt steeds vaker met een directe uitsluiting bestraft. Met een gestrekt been naar de bal gaan, het houdt vaak een onverantwoord risico in. Dat Andreas Beck niet zwaar geblesseerd raakte, is niet van tel. Je moet een overtreding niet beoordelen op de gevolgen (variërend van niets aan de hand tot dubbele beenbreuk), maar op de intentie (wilde de dader bewust de tegenstander raken?) of de té riskante manier van naar de bal toe gaan (gestrekt been, in dit geval).

Die rode kaart valt dus te verdedigen. Bij Club Brugge vonden ze die uitsluiting al voldoende. In het verleden is dat nog gebeurd, kwijtschelding van straf, maar dat is dan weer oneerlijk tegen iemand die twee gele kaarten ontvangt en bovenop zijn uitsluiting ook nog eens één wedstrijd langs de kant moet blijven. Als je een rode kaart krijgt, de uitsluiting als terecht wordt bestempeld door het referee department en je achteraf niet eens een match moet brommen, dan werk je met twee maten en twee gewichten. Zoals ik het zag, had een speeldag schorsing voor Vanaken voor de overtreding volstaan. Maar daar kwam het verzwarende element van de beledigingen bij. Aan de juiste instanties om dit streng maar rechtvaardig te beoordelen, niet aan mij.

Wat mij stoorde was dat een eminente voetbalkenner als Gert Verheyen van oordeel is dat een topvoetballer geen voorbeeldfunctie zou hebben. Dat heeft ie namelijk wel. Hans Vanaken is — of hij dat nu wil of niet — een rolmodel voor vele jonge voetballertjes. Mocht er op dit ogenblik op amateurniveau gevoetbald worden, dan zou je er donder op kunnen zeggen dat er volgend weekend iemand ‘Kutref’ zou roepen na een betwistbare beslissing. En ‘onnozelaar’, of ‘schijtregels’. Als een voetballer zijn middelvinger opsteekt, dan doet een elfjarig jongetje dat een paar dagen later na. Als voetballers een speciaal dansje opvoeren na een doelpunt, dan zie je dat weken nadien van bij de U6 tot in vierde provinciale ook gebeuren. Apen apen apen na, amateurvoetballers apen profs na.

Een voetballer die herhaaldelijk betrapt wordt op te snel rijden, zou niet in de media moeten komen. Hij heeft evenveel recht op privacy als iedere andere burger, ook al is hij recidivist. Maar eens op het veld, voor al die camera’s, is het te makkelijk om te zeggen dat hij geen verantwoording hoeft af te leggen. Die voetballers die tot vorig weekend elk doelpunt vierden als was het de winning goal op het WK Voetbal gaven als signaal: voor ons is er niets aan de hand. Hoe kan je dan van de modale burger blijven verwachten dat ie zich gedeisd houdt in coronatijden? Ja, maar, voetbal is emotie en passie, werd vanuit het voetbalwereldje geroepen. O ja, en je oude oma knuffelen is dat niet dan? Een gezellige avond met vrienden op café moet dan ook maar kunnen op dit moment, want ja, emotie en passie? Zelfs al worden ze twee keer per week getest, dan nog zouden voetballers moeten beseffen dat uitbundigheid een verkeerd signaal op een verkeerd moment is. Ingetogenheid past bij de toestand waarin we leven. Hoe graag bondsbonzen en clubbestuurders dat ook zouden willen: voetbal maakt onlosmakelijk deel uit van de samenleving. Het is een economische sector als een andere, dus moeten de algemene maatschappelijke regels ook in het voetbal gelden, van het allerlaagste tot het allerhoogste niveau. Even niet knuffelen of op elkaar springen na een doelpunt, alstublieft.

Een zanger, acteur of politicus (m/v/x) heeft ook een maatschappelijke rol. Privé moeten we hen gerust laten, eens ze op het publieke toneel verschijnen is er die onvermijdelijke voorbeeldfunctie. Wil je dat niet, blijf dan weg onder de spotlights. Idem dito voor een topvoetballer. Hans Vanaken heeft een voorbeeldfunctie. Punt. Als international en tweevoudig Gouden Schoen geldt dat zelfs nog iets meer. Als hij ‘kutrefs’, ‘onnozelaars’ of ‘schijtregels’ roept, beïnvloedt hij anderen die op dat ogenblik naar hem — hun persoonlijke held vaak — zitten te kijken. In dat geval geeft hij het slechte voorbeeld. Mag dat nog gezegd worden?



Kerstgemis

Memories & mijmeringen Posted on za, december 26, 2020 12:21:15

Lege-stoelsyndroom.

Er staat niet voor niets een koppelteken tussen ‘lege’ en ‘stoel’.

De woorden zoeken elkaar op, zoals mensen elkaar de voorbije dagen zouden hebben opgezocht mocht dat gekund hebben, of gemogen.

***

Karstmis is dien dag da ze nie schiete“, wist Wannes Van de Velde vele jaren geleden al. Een dag van tijdelijke, vaak hypocriete of opportunistische wapenstilstand. Vrede op Aarde voor alle mensen van goede wil. Een dag later is het weer gewoon Oorlog op Aarde voor vele mensen.

Kerstmis is ook een moment om te beseffen dat je dat jaar afscheid hebt moeten nemen van een dierbare. Het overkwam mij tussen 2016 en 2019 vier jaar na elkaar: mijn vader, mijn oma, mijn oom, mijn tante. Elk jaar een lege stoel erbij, wat je dan probeert te camoufleren door dichter bij elkaar te schuiven. De tafel zal vol zijn, of ze zal niet zijn. Optisch lijkt het allemaal in orde, gevoelsmatig niet. In dit bizarre jaar heb ik vreemd genoeg geen familielid verloren, al wil ik mijn geluk niet te veel op de proef stellen door dit zo te poneren. Het jaar is nog niet voorbij. En ik wil 2021 onder een goed gesternte kunnen beginnen.

***

Als kleine jongen vierde ik kerstavond bij de ouders van mijn moeder. De eettafel werd voor die gelegenheid uitgetrokken en nog eens extra verlengd met een lichtjes kwakkelend bijzettafeltje dat ook nog eens een beetje hoger was dan de eigenlijke tafel, waardoor er laat op de avond weleens een bierglas op de plek werd gezet waar de twee tafels samenkwamen. Verticaal werd horizontaal. En dat voor die ene keer dat de toile cirée bedekt was met een feestelijk wit kleed. Een vloek van bomma werd gevolgd door hilariteit alom. Het was maar een tafelkleed. Het was maar bier.

Ik herinner mij Kerstmissen met tot wel twaalf gasten. Mijn grootmoeder moet zowat het meest sociale mens zijn geweest dat ik ooit heb gekend, dus werden een eenzame zus of neven en nichten die zelf weinig of geen familie hadden, mee uitgenodigd. Een koude schotel — nooit kalkoen! — meer of minder kon er nog wel af. Twee keer verhuisden mijn grootouders. Er kwam al eens een nieuwe eettafel in huis, maar de gasten bleven dezelfde. Tot er iemand wegviel. En nog een. En nog een. Maar er kwamen er ook bij: lieven, kinderen. En nog een. En nog een. Had covid-19 niet de plaats ingenomen van de Kerstman, dan zouden we gisteren met zeven aan tafel hebben gezeten.

(U moet weten dat Kerstmis in onze familie niet langer gevierd wordt op kerstavond, maar op kerstdag zelf. Om komaf te maken met het halfdronken naar huis strompelen om twee uur ’s nachts, of, zoals in mijn geval, nog meer dan een uur naar huis moeten rijden in de duistere vrieskou. Dus werd het 25 december. Festiviteiten nemen een aanvang kort na de middag en eindigen voor 22 uur, zodat iedereen die dat wil op een deftig uur onder de wol ligt, wol die ondertussen allang vervangen is door iets synthetisch, maar dit geheel terzijde, zoals heel deze paragraaf trouwens. Het aperitief wordt nu om een uur of drie genuttigd, tegen halfzeven zitten we aan de hoofdschotel en het tweede dessert is rond halfnegen achter de kiezen. Gedronken wordt er nog amper, behalve door de organisatoren, want we doen dat nu niet meer op een vaste plek maar via een beurtrol. Tradities zijn er om in ere, euh, veranderd te worden.)

Zeven genodigden, dat zijn er vijf minder dan in de hoogdagen, ergens diep in de jaren 70. Van die zeven zijn er vier die er toen nog niet bij waren. Van die oorspronkelijke twaalf zijn er dus negen verdwenen, vijfenzeventig procent van de kerstpopulatie die af en toe met de glimlach een glas bier zag omkieperen. Met mijn excuses voor deze wiskundige uitstap.

Kerstgemis.

Hoewel Kerstmis al bij al sober werd gevierd, de occasionele borrel niet te na gesproken, leek er toch overvloed. De avond — en later, de dag — werd volgens vaste rituelen ingedeeld, nooit op papier vastgelegde gedragsregels waarover mijn grootmoeder zaliger streng waakte. In den beginne gaf nagenoeg iedereen aan de anderen een cadeau. Daarna werd dat koppel per koppel, de kinderen werden nog wel bedolven onder de cadeautjes (indien mogelijk werd een geschenk ontkoppeld, zodat er twee, drie of meer pakjes van konden worden gemaakt. Geloof me, Lego kun je desnoods blokje per blokje apart inpakken…). Nog wat jaren later werd het principe één cadeau per persoon geïntroduceerd, de naam van de ontvanger werd via loting bepaald, waarbij het altijd vloeken was als je de naam lootte van iemand van wie je begot niet wist waarmee je hem of haar een plezier kon doen. Daar werd meestal op discrete wijze een mouw aan gepast: de persoon voor wie het cadeau bestemd was, ging het zelf kopen en legde het eigen pakje onder de kerstboom. Dat zorgde dan weer voor een ander probleem: als iemand recht had op een cadeau, moest de gulle schenker dat onder de boom nemen en overhandigen, maar hoe doe je dat als je niet eens weet hoe dat verdomde pakje eruitziet dat je zelf nog nooit had vastgehad, laat staan keurig ingepakt?

De volgorde van het uitdelen van de cadeautjes werd bepaald door de teerling. Om beurten mocht je ermee smijten. Wie een zes had, kreeg een pakje. Simpel en efficiënt. Al was het soms lang wachten als je de pech had tientallen ronden lang geen zes te kunnen smijten. Geduld is een schone deugd, ook met Kerstmis.

***

Verre familieleden brachten nieuwe gebruiken mee. Zo leerden we een tafelspelletje waarvan de naam mij nu ontgaat — had het wel een naam? — en dat ik nu gemakshalve even samenvat als plat-bol-pingelen. Eén iemand was de moderator. Zei die ‘plat’, dan moest je je handen met de handpalmen naar beneden op tafel leggen. Zei die ‘bol’, dan moest je een vuist maken en die op tafel planten. Zei die ‘pingelen’, dan moest je met je wijsvingers trommelen. De moderator begeleidde zijn opdrachten ook, maar soms zei hij ‘Bol’ en trommelde hij met de wijsvingers, en dan moest je natuurlijk het eerste doen, niet het laatste. Wie fout zat, viel af. Op het eind was er een winnaar. En een onbeduidende prijs. Ergens in de voorbije decennia is dit spelletje opgegaan in de mist van de geschiedenis. Plat-bol-bingelen, úren gratis spelplezier van 7 tot 77.

Toen ik de jaren bereikte van wat in andere huishoudens als volwassenheid zou worden omschreven, organiseerde ik al eens een quiz. Daar kroop best wel wat voorbereiding in. Je deelde de familie op in ploegen van twee en, hupsakee, ‘De Slimste Mens van de Familie’ was gestart. Ware het niet dat niet iedereen mee was met het idee om op kerstavond/kerstdag aan hersengymnastiek te doen, en dus gewoon verder bleef babbelen met zijn of haar buur. Tot grote ergernis en een quasi zenuwinzinking van de quizmaster. Quizzen met Kerstmis was bijgevolg een bijzonder tijdelijk fenomeen. (Die gesprekken gingen in onze familie verdacht veel over dood en verderf: mensen die zijn weggevallen, of mensen die op het punt stonden weg te vallen, of mensen van wie verondersteld werd dat ze het niet meer zouden uitzingen tot pakweg het volgende kerstfeest. Het zal vast wel een afwijking zijn.)

Zo bleef er, naast het traditionele uitdelen van de cadeautjes mits het smijten van een zes, nog maar een spelletje over. ‘Mes en vork’, al klinkt het geloofwaardiger in het Antwerpse jargon, ‘Mes en verket’. Ik heb er geen idee meer van wie dat uitgevonden of binnengesmokkeld heeft, maar het gaat zo: ieder gezin brengt een aantal kleine pakjes mee, met een weinig kostbaar kleinood gewikkeld in overschot van cadeaupapier en daarrond een stevig vastgesnoerd koordje. Opnieuw werd de teerling bovengehaald. Wie een zes smeet, kreeg een pakje en een mes en een vork. Daarmee moest je het pakje, zonder het met je handen aan te raken, openmaken. Werd er elders aan tafel een zes gegooid, dan moest je het hele zootje doorgeven, en zo verder tot iemand het papiertje helemaal had verwijderd. Die gelukkige mocht de inhoud claimen. Zo zat je aan het eind van het gedoe met drie Marsen, twee Snickers, een Raider en nog wat druivensuiker voor je neus. Met aan de ene kant het wegvallen van betreurde familieleden en aan de andere kant de intrede van nieuwkomers werden de oorspronkelijke, alweer ongeschreven, spelregels steeds vaker met voeten getreden. Snoodaards gebruikten bijvoorbeeld plakband om het ondingetje af te sluiten. Probeer dat maar eens te verwijderen met mes en vork! Iemand anders bedacht dat snoep niet goed voor je is, en vulde de pakjes met zogezegd nuttige voorwerpen, zoals een rol plakband (waarvan al een beetje was opgebruikt om het pakje te verzegelen), een gom of een markeerstift, waar je dus achteraf niet van kon snoepen, verdomme.

Mes en verket is geen ongevaarlijk spel, beste lezer, dat kan ik u wel verzekeren. Want als je hopeloos zit te prutsen aan zo’n pakje en twee stoelen verder wordt een zes gegooid, word je geacht het pakje zonder morren door te geven, mét mes en vork. Een mes is gekarteld, moet u weten, en een vork is in wezen een kleine riek. Tel daarbij op: vermoeidheid, alcohol en frustratie, want je wil dat rotding natuurlijk wel zelf open wrikken. Zeggen dat we geregeld een familielid naar de spoed hebben moeten overbrengen, zou de waarheid geweld aandoen, maar het was hoe dan ook het meest riskante wat we collectief uitrichtten. Bij momenten was vrede op Aarde een relatief begrip. Maar daarna was er weer bûche, of kerststronk, of beide.

***

Kerstmis 2020. Mijn moeder, mijn vrouw en ik in één bubbel. De vier anderen in een andere. Om te bewijzen dat we aangepast zijn aan de moderne tijd, werden er via WhatsApp boodschapjes doorgegeven, om toch even nabijheid te creëren. Het is wat het is. Kerstdag in coronatijden. Zelfs Mes en verket werd geofferd op het altaar van covid-19: stel je maar eens voor dat iemand toch besmet zou zijn geraakt en het virus via mes of vork zou doorgeven. We zijn nog net niet zover gegaan om de teerling na elke worp te ontsmetten, maar er werd eerst wel aan gedacht.

In deze donkere dagen was kerstgemis nadrukkelijker aanwezig dan anders. De tafel voelde leger dan ooit aan. We konden dat niet camoufleren door dichter bij elkaar te gaan zitten, ten eerste omdat drie nooit als een groep zou aanvoelen, ten tweede omdat het letterlijk ongezond zou kunnen zijn. Anderhalvemeterkerstvieren, wie bedenkt het? Volgend jaar rond deze tijd wil ik terug een volle tafel, een quiz, een teerling en Mes en verket.

***

Hopelijk beleeft u, ondanks alles, prettige feestdagen.

Hou het veilig en gezond.

En bedenk dat 2021 alleen maar beter kan worden.



« VorigeVolgende »