Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Israhel

Geschiedenis, Politiek, Samenleving Posted on za, april 06, 2024 12:30:18

Morgen is het precies zes maanden — honderd drieëntachtig dagen — geleden dat Hamas een bloedbad aanrichtte op Israëlische bodem. Die dag werden dertienhonderd burgers gedood, tweehonderdvijftig gijzelaars naar Gaza meegenomen, vrouwen en meisjes verkracht, duizenden anderen getraumatiseerd voor het leven. Een dag nadien sloeg Israël terug, maar wat eerst op wettige zelfverdediging leek, was dat na een paar dagen allang niet meer. Een half jaar nu al. En het einde is nog lang niet in zicht. De teller staat op, naar schatting, drieëndertigduizend doden aan Palestijnse kant. Vrouwen, kinderen en hulpverleners eerst. Een veelvoud van wat Hamas had aangericht. And counting…

Het zou al te makkelijk zijn om de oorspronkelijke, afschuwelijke wandaden van Hamas uitsluitend toe te schrijven aan een gerechtvaardigde strijd tegen onderdrukking en een verklaarbare reactie tegen het gedwongen leven in een openluchtconcentratiekamp. Het zou nog veel makkelijker zijn om de oorzaken van die moorddadige raids van 7 oktober, vijftig jaar en één dag na de start van de Jom Kipoer-oorlog van 1973, níet te linken aan de onmenselijke situatie in Gaza — waar tot voor kort meer dan een miljoen mensen moesten overleven binnen de omheinde contouren van een veel te klein gebied —, aan de kolonisatiepolitiek elders in Israël en aan de extreemrechtse koers die de Israëlische regering tegenwoordig vaart.

Onderdrukking kweekt verzet.

Verzet kweekt terroristisch geweld.

De kans is groot dat een Gazaanse tiener die deze horror overleeft, binnenkort zelf de wapens zal opnemen tegen de vijand. Zo werkt oorlogslogica nu eenmaal. Dat moet Israël ook weten. Erger nog: dat wéét Israël maar al te best. Die gruwelijke zevende oktober 2023 kwam dit Israëlische regime van haviken cynisch genoeg goed uit. Hadden ze meteen een excuus om genadeloos terug te slaan onder het mom van zelfverdediging. Hamas en de Israëlische regering waren in deze objectieve bondgenoten.

Deze week nog werden zeven hulpverleners van de organisatie World Central Kitchen gedood bij een Israëlische luchtaanval. Foutje, gaf Benjamin Netanyahu aan. (Geen vergissing, maar een bewuste aanval op deze en andere hulporganisaties, om volgende konvooien af te schrikken en de vluchtelingen in Gaza nog wat meer te laten lijden, voeg ik er snel aan toe.) Triest en woedend, noemde de Amerikaanse president Biden zich, terwijl hij net nog wapens had geleverd aan de bondgenoot in het Midden-Oosten. Wat de rechterhand neemt, geeft de linkerhand terug, en vice versa.

Ook nog deze week bombardeerde Israël de Iraanse ambassade in de Syrische hoofdstad Damascus. Omdat het kan. Omdat Israël de best bewapende natie uit de regio is. Omdat het land dat in 1948 begon als een kunstmatige constructie zich ondanks alles gesteund weet vanuit het Westen. Dat er een uitgebreid regionaal conflict geriskeerd wordt, ach, we zien wel…

Dat hebben we allemaal te danken aan een historische vergissing. Eeuwenlang werden Joden gehaat, gepest, vervolgd, gedood. Een verschrikkelijke geschiedenis. Op 2 november 1917, in volle Groote Oorlog, schreef de Britse minister van Buitenlandse Zaken Balfour een brief waarin hij de vestiging van een joodse staat propageerde. Na de verschrikking van de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog was een groot deel van de wereld bereid om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van Joden over de hele wereld om een thuishaven te krijgen. Helaas kun je de wereldbol niet uitbreiden. De aarde bestaat niet uit landbouwgrond waarvan je met één pennentrek bouwgrond kunt maken, zo gaat dat niet. Overal was grondgebied toegewezen aan of veroverd door een bepaalde natie. Er werd dan maar beslist om Palestijns grondgebied in 1948 uit te roepen tot de nieuwe staat Israël, mits wat toegevingen aan de Palestijnen die er woonden. Als er ooit sprake was van omvolking in de recente wereldgeschiedenis, dan was het wel daar en dan.

Sindsdien rommelt het in de regio. Israël genoot daarbij de westerse sympathie, nog altijd een gevolg van een collectief schuldgevoel na de Holocaust én het feit dat Israël aanvankelijk alleen stond tegen de omringende landen. De underdogpositie wekt sympathie op. Dat de machtige Verenigde Staten de hele tijd achter Israël stonden en ook nu nog staan, heeft daarbij het verschil gemaakt. Zodanig dat opeenvolgende Israëlische regeringen zich heel veel konden permitteren. De regering-Netanyahu VI, die eind 2022 aantrad, wordt gedomineerd door extreemrechtse en religieus-zionistische hardliners, aangevoerd door een opportunistische premier die zonder scrupules alles doet om aan de macht te blijven.

Vrijdag vernamen we dat Israël gebruik maakt van Artificiële Intelligentie om gerichte aanvallen op doelwitten uit te voeren. Dat daarbij ook duizenden burgerslachtoffers vallen, zegt iets over de onvolmaaktheid van AI. Of over de Artificiële Menselijkheid die zich genesteld heeft in het Israëlische regime.

Wat in Gaza gebeurt, werd al heel snel door enkelingen ‘genocidair’ genoemd. Dat werd aanvankelijk nog tegengesproken door internationale juristen, die liever voorzichtig bleven. Zo zijn juristen nu eenmaal, zeker als het over mensenrechten gaat. Zo veel maanden later is genocide nog de enige term die van toepassing lijkt in Gaza. Alleen gewetenloze malloten zullen vandaag nog beweren dat Israël het gelijk aan zijn kant heeft. Pseudofilosoof Maarten Boudry schreef verschillende keren dat Israël moreel hoogstaander is dan Hamas, alsof je een land kan vergelijken met een organisatie. Hoe ver kan je afdwalen? Hoe kan je jezelf zo intellectueel buitenspel zetten?

Laten we een kat een kat noemen. Netanyahu is een oorlogsmisdadiger. Zijn regering bestaat uit niets en niemand ontziende, oorlogszuchtige criminelen. Het Israëlisch regime is genocidair. Laten we niet langer aarzelen om dat zo te benoemen en onze, door historische gebeurtenissen ingegeven, schroom opzijzetten voor het echt te laat is. We denken er nog niet aan om Netanyahu te vergelijken met, noem hem nog maar eens, ja, Hitler, 1) omdat reductio ad Hitlerum soms te simpel is om iemand tot de familie van historische monsters te kunnen rekenen, en 2) omdat er nu eenmaal die beladen historiek is van het volk waartoe Netanyahu en de zijnen behoren, maar het valt nog moeilijk te ontkennen dat de Israëlische premier en zijn medestanders in uitroeiingsmodus verkeren. Niet de Hamasstrijder is het doelwit, wel de Palestijn. Dat hebben voortvarende Israëlische kabinetsleden ook openlijk gezegd: de Palestijnen moeten weg. Definitief. Dat klinkt, nou ja, ik ga het na enige aarzeling toch schrijven, een beetje als een (soort van) Endlösung, niet?

Voor de Palestijnen is het land dat ooit van hen was een hel geworden. Israhel. Met dank aan de weifelachtige, laffe houding van westerse politici, de blijvende militaire en politieke steun vanuit de Verenigde Staten, en het wegkijken van een groot deel van de wereld. Wanneer confronteren wij, westerlingen, Israël eindelijk vanwege hun misdaden tegen de menselijkheid, zoals tot nog toe alleen de Zuid-Afrikanen en enkele uitzonderlijk dappere westerse politici, zoals onze Caroline Gennez, dat tot nog toe hebben aangedurfd? En, ja, die gijzelaars moeten worden vrijgelaten en de Hamasmoordenaars berecht, maar wat nu aan de gang is, heeft helemaal niets meer te maken met gerechtvaardigde strijd. Israël moet gestopt worden.



Pauw

Radio en Televisie, Samenleving Posted on za, maart 30, 2024 12:42:51

‘De pauw is waarschijnlijk de oudst bekende siervogel,’ lees ik op Wikipedia.

Bij de pauwen, een geslacht van grote hoendervogels, zijn het de mannetjes die kunnen uitpakken met een veelkleurige staart. Ze dragen met de nodige trots een gekleurd verenkleed met grote sierveren. Pauwen worden traditioneel gehouden in parken en tuinen. Ze stralen schoonheid en ook wel macht uit. ‘Zie ons hier staan pronken!’ In het keizerrijk China en in Mantsjoerije stond een pauwenveer op een hoed gelijk aan een hoge maatschappelijke onderscheiding.

Als de mannetjespauw een wijfje wil veroveren, draait hij zijn rug naar haar toe, zodat ze om hem heen moet lopen en niet anders kan dan zijn verenpracht bewonderen. Mannetjes verzamelen twee tot vijf wijfjes om zich heen en paren met hen.

Nomen est omen.

Al toonde Bart De Pauw zich minder zelfzeker dan de bijna gelijknamige vogelsoort. Hij liep zelf achter de vrouwen aan met de smeekbede om alstublieft-alstublieft naar zijn veren te willen komen kijken. Het was voor zijn eenzaamheid, zullen we maar zeggen, waardoor het typetje ‘Man van Melle’ wel zeer merkwaardige gelijkenissen vertoonde met de man die hem zo kundig en grappig opvoerde.

***

De Pauw — de man, niet de vogel — stond de voorbije weken na een periode van relatieve stilte weer midden in de belangstelling. Dat hebben we te danken aan het stuntelige optreden van de ceo van de VRT, Frederik Delaplace, en enkele leden van zijn directiecomité, met voorop Ricus Jansegers, een notoire kijkcijferjager met een verleden bij VT4 en VTM, waar stofzuigerverkopers meer thuishoren dan bij de openbare omroep. Jammer genoeg is de VRT al een jaar of twintig de speelbal van rücksichtslose marketeers, wereldvreemde cijferaars en schaamteloze commerçanten. De openbare omroep verdient beter. Wij verdienen beter.

Eerst werd de uitzending van de driedelige documentaire Het proces dat niemand wou tot twee keer toe zonder opgave van redenen uitgesteld, vorige week besliste de ceo dat eigenhandig voor de derde keer te bevelen. Zogezegd om de bemiddelingspoging van De Pauw richting door hem belaagde vrouwen, waarvoor hij nota bene ook veroordeeld werd, een kans op slagen te geven. De Pauw wilde de Woestijnvisdocumentaire aangepast zien, zonder de getuigenissen van de vrouwen die géén gelijk kregen voor de rechtbank. En hij wilde zelf aan het woord komen. Faut le faire, een afgewerkt en met de prestigieuze Ha van Humo bekroond werkstuk willen manipuleren. Hoeveel hoogmoed kan een mens bij zichzelf verdragen? De VRT-bonzen bogen gewillig als een knipmes voor hun voormalige kijkcijferkanon. De slachtoffers wisten van niets. Foutje…

Na een weekje intern en extern spitsroeden lopen, kwam Delaplace — ook al na een stevige ontmoeting met de leden van de raad van bestuur — op zijn oorspronkelijke beslissing terug en werd de eerste aflevering van de docu woensdag alsnog uitgezonden. Het waren opeenvolgende, zwaar contrasterende ingevingen van een ruggengraatloze baas, want als hij zijn eerste demarche oprecht meende had Delaplace zijn standpunt wel blijven verdedigen, in plaats van dat terug te draaien, desnoods tegen de wil van raad van bestuur, politici en publieke opinie in. Dan hadden we hem kunnen blijven bekritiseren, maar was hij tenminste consequent geweest.

Hoe kan je nog geloofwaardig blijven functioneren op deze manier?

Zit Delaplace wel op zijn plaats?

Heeft die ooit op zijn plaats gezeten in een niet-commerciële omgeving?

***

De zogezegde poging van De Pauw om te bemiddelen, getuigt van een nogal vreemde en ronduit opportunistische timing. Hij had dat zeven jaar geleden al kunnen doen, vlak vóór de samenwerking met de VRT abrupt werd stopgezet, door de vorige ceo, die blijkbaar wél principes én een ruggengraat had, en het verschil kende tussen dader en slachtoffers. Hij had dat kunnen doen toen het parket van Mechelen op eigen initiatief een onderzoek opstartte — want al te vaak wordt de betrokken vrouwen verweten dat zíj naar het gerecht zijn gestapt, wat niet klopt. Hij had dat opnieuw kunnen doen vlak voor de start van het proces. Hij deed dat ietwat halfslachtig en laattijdig op het einde van het proces zelf: niemand van de slachtoffers geloofde hem. En hij had het onverkwikkelijke gebeuren enigszins waardig kunnen afronden door na het vonnis tot schuldinzicht te komen en alsnog welgemeende excuses aan te bieden onder het motto ‘Beter laat dan nooit’. Het tegendeel gebeurde: De Pauw en zijn productiehuis Koeken Troef beslisten om te chargeren en een aanzienlijke schadevergoeding te eisen van de openbare omroep, iets waar de rechter niet op inging. Rechters – De Pauw 2-0.

En nu, vorige week dus, wou De Pauw toch nog met de betrokken vrouwen gaan praten, héél toevallig vlak voor de uitzending van de docu, die op VRT Canvas wellicht tot een half miljoen kijkers zou leiden, een veelvoud van de mensen die op Streamz hebben gekeken de voorbije jaren. Geloofwaardigheid nul (De Pauw, niet de docu). Dit ging niet om oprechte excuses, maar om damage control. En niet voor de eerste keer veroorzaakte De Pauw daardoor net méér schade. De eerste aflevering haalde ruim een half miljoen nieuwsgierige kijkers, meer dan die zou hebben gelokt zonder de heisa.

Deze week ontwaakte ook de sociale mediagebruiker in Bart De Pauw: hij activeerde opnieuw zijn account op X en schreef een verontschuldigende brief op een ander sociaal medium, Instagram. ‘Ik heb zeven jaar lang gezwegen, alle interviews geweigerd,’ schreef hij. ‘Ik heb het proces in de rechtszaal willen voeren en niet in de media.’ Dat is deels gelogen (zijn vrouw mocht zonder veel tegenspraak een over twee pagina’s verspreide verdediging-zonder-wederwoord op laten nemen in de bestverkochte krant van Vlaanderen, Het Laatste Nieuws, er was dus wel degelijk een poging tot beïnvloeding via de media vóór het proces) en deels achterhaald (het vonnis dateert van meer dan twee jaar geleden). Hij had dit dus veel eerder kunnen doen, zoals hierboven al geponeerd. Hij heeft zeven kostbare jaren verloren. In de eerste plaats voor zichzelf.

‘Ik leef al jaren met de schaamte en de spijt van wat ik heb gedaan,’ lees ik nog. Dat eerste zal ongetwijfeld kloppen, ten opzichte van zijn echtgenote, kinderen en vrienden, en bij uitbreiding de mediawereld waarin hij actief was/is. Of die spijt oprecht is, is moeilijk te beoordelen. Zelfs nu slaagt De Pauw er enkel in om zichzelf te zien als ‘Arme ik’, in het beste geval verontschuldigt hij zich tegenover zichzelf. ‘Sorry, Bart.’ ‘Excuses aanvaard, Bart.’

***

Wat er nu moet gebeuren? Als de vijf betrokken vrouwen — tegen wie belaging bewezen werd geacht en waarvoor De Pauw veroordeeld werd tot zes maanden voorwaardelijk — zijn late excuses aanvaarden, kan de rehabilitatie beginnen. Doen ze dat niet, wat hun volste recht is, dan moet De Pauw nog wat langer op het strafbankje blijven zitten. Eigen schuld, dikke bult. Hopelijk wordt hij psychologisch goed begeleid, want vorig jaar was er al die zelfmoordpoging. Je wenst zo’n wanhoopsdaad niemand toe, geen dader, geen slachtoffer. Dat hij door diepe dalen gaat, daaraan hoeven we niet te twijfelen. Maar ook hier past vooral introspectie.

Volstaan de verontschuldigingen, dan is er niets wat Bart De Pauw belet om opnieuw op het voorplan te treden, als bedrijfsleider, programmamaker, scenarioschrijver en schermgezicht. Zeven jaar lang bleef het Vlaamse scherm verstoken van een begenadigde tv-figuur, die ons Buiten de zone, Schalkse ruiters, Het geslacht De Pauw en nog veel meer moois heeft opgedist. Dat hij werd verbannen is de logica zelve en meer dan terecht, dat zijn genie intussen niet meer schitterde is daarentegen jammer. Collateral damage.

De Vlaamse televisie kan Bart De Pauw best gebruiken.

De lieden die hem zijn blijven verdedigen, tot een snel aangroeiende fanpagina op Facebook toe, hameren enkel op dat mediagenieke aspect en de sympathieke doch ietwat stuntelige personages die hij vertolkte, en vergeten intussen welke schade hij heeft aangericht. Zij dwalen, zien enkel de schittering, niet dat wat het daglicht niet verdroeg: een man die als individu én als bedrijfsleider zijn boekje ver te buiten ging, die zijn macht gebruikte om medewerkers aan zijn programma’s tot seksuele gunsten te proberen dwingen, die dag en nacht op zijn prooien jaagde. De vrouwen die hem intern bij de VRT hadden aangeklaagd, werden voortdurend beledigd — dat ging van ‘aandachthoeren’ tot ‘gold diggers’, en nog wat vreselijke dingen tussenin. Nuance is zelden besteed aan wie onvoorwaardelijk idolaat is.

***

Neen, Bart De Pauw heeft niemand aangerand, verkracht, vermoord, maar wat hij wel heeft gedaan, is bijzonder laakbaar en verdiende een juridische tik op de vingers. Schuldinzicht en oprechte excuses hadden hem die publieke schandpaal kunnen besparen, maar hij koos zelf voor de confrontatie. Wat hij nu doet is little en late. Het is aan zijn slachtoffers om te bepalen of het too little en too late is. Het is aan hem om de ranzige meute in toom te helpen houden. Het is vervolgens aan de samenleving om verder te gaan.

Zoals iedere dader verdient ook deze een tweede kans, maar dan moet er eerst wat in het verleden gebeurd is, deftig afgerond worden.

De Pauw, een rare vogel.



Gewetensbezwaren

Geschiedenis, Politiek, Samenleving Posted on za, maart 23, 2024 12:34:24

Zes jaar geleden was het nog lachen geblazen, toen academicus Jonathan Holslag en toenmalig N-VA-woordvoerder Joachim Pohlmann een maand als reservist dienden in het Belgische leger. Zij wilden daarmee het signaal uitsturen dat een of andere vorm van dienstplicht goed is voor ons en voor het land. En voor brede media-aandacht, zo bleek ook. Ik vond hun actie eerder aandoenlijk dan relevant. Vandaar dat lachen.

Vandaag lachen we niet meer met wie het leger plots geweldig sexy en noodzakelijk vindt. Niet omdat het in se niet meer grappig zou zijn, maar omdat er steeds meer virtuele wapenbroeders opdoemen én omdat militaire specialisten tegenwoordig bijna even vlot de media halen als de virologen vier jaar geleden. Die laatsten vertelden toen nog een maatschappelijk nuttig verhaal. De legerlovers willen ons vooral overladen met doemberichten, zodat er weer meer wordt geïnvesteerd in het Belgische leger. Er komt oorlog, zeggen ze. Ze kunnen gelijk hebben — die Poetin is een machtswellusteling buiten categorie die zich niet zal laten afschrikken door westers spierballengerol om zijn ultieme natte droom, de herinstallatie van het Sovjetrijk van weleer, waar te kunnen maken —, maar hun agenda verraadt vooral een groteske wil om sowieso te investeren in militaire domeinen. Poetin is daarbij een ‘handige bondgenoot’, die hen de nodige munitie verschaft. Bien étonnés de se trouver ensemble. Zoekt u zelf maar de Russische vertaling op van die zin.

Ik ben gewetensbezwaarde. Ik ben tegen militarisering. Ik ben tegen gedwee gehoorzamen aan bevelen. Ik ben tegen de idee dat hoe meer je bewapent, hoe veiliger de wereld zal zijn. Ik ben wel voor gerechtigde zelfverdediging: als ikzelf of een van mijn dierbaren of — bij uitbreiding — de vrijheid van iedereen in mijn land bedreigd wordt, zal ik daartegen reageren, desnoods met geweld, als het echt niet anders kan.

Ik heb destijds twintig maanden burgerdienst gedaan, de dubbele lengte van de militaire dienstplicht in die tijd, om mijn overtuiging uit te dragen. Ik heb geen spijt van die overtuiging, wel van de verloren tijd, want op de twee plekken waar ik mijn socio-culturele burgerdienst deed, voelde ik me net zo goed uitgebuit. Opportunistischer ware het geweest om gewoon tien maanden mee te draaien in de audiovisuele dienst van het leger, wat mij was voorgesteld, dan was ik er sneller van af geweest en had ik ook sneller centen verdient. Maar ik had dus dat geweten, en ik ben blij dat ik dat nog altijd heb.

Hoewel ik — op die zelfverdediging na — principieel tegen elke vorm van geweld ben, en dus ook tegen oorlog, ben ik niet naïef. Ik vind niet dat we Poetin en andere despoten zomaar hun gang moeten laten gaan op een paar duizend kilometer van bij ons. Een verkozen dictator met territoriumdrift, dat hebben we negentig jaar geleden al eens beleefd en we weten hoe dát afgelopen is. Wat toen niet gebeurde — Hitler op tijd een halt toeroepen —, moet nu wel gebeuren. Wie pleit voor onderhandelingen met Poetin of zelfs om hem de tien jaar geleden geannexeerde Krim dan maar cadeau te doen, is ofwel onbetrouwbaar, ofwel naïef, ofwel dwalend. Niet alleen zal dit niet volstaan voor Poetin — zoals de Anschluss van Oostenrijk in 1938 niet volstond voor Hitler —, we geven daarmee eigenlijk aan dat we hem geen strobreed in de weg zullen liggen. En dat hij, bijgevolg, gelijk had met zijn militaire demarche. Neen, Poetin moet gestopt worden, ook al loop je dan het risico dat de oorlog tot hier zal doordringen. De Russische leider zal niet ‘Spassiba!’ zeggen als hij de Krim als speelterrein mag blijven gebruiken, hij wil meer. Steeds meer. En hoe meer hij krijgt, hoe minder levensruimte wíj zullen overhouden. Van die logica van nationalistische machtswellustelingen moeten we ons doordrongen zijn, of je nu wel of niet gewetensbezwaarde bent.

Wat ik echter compleet idioot vind, is de eis tot een plotse (over)investering in de militaire wereld en de Kamp Waes-isering van jonge Belgen. Too little, too late. Tegen dat we de nieuwe manschappen hebben ingewerkt — vernederende dooprituelen inbegrepen, zoals onlangs nog in Amay te beleven viel —, is Poetin allang over ons heen gewalst. Je moet jongeren niet warm maken voor een militair avontuur in een leger dat vermolmd en uitgeleefd is. Het materiaal hangt al jaren met spuug en plaktouw aan elkaar. De manschappen doen intussen wat ze al acht decennia doen, sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog: hun tijd verschmieren in de kantine, pils halve prijs! En als we dan toch willen militariseren, hebben we Europa nog, en de NAVO. Tot Trump er de stekker uittrekt, uiteraard. Laten we op dat niveau samenwerken en investeren. Laten we dat nu echt eens doen, want het Belgisch leger/l’armée belge wordt mogelijk nog door het nietige Luxemburg overrompeld, maar een Europees leger moet wel in staat zijn om dammen op te werpen tegen overijverige dictatortjes, kleine mannetjes met grote ambities. Het moet dan wel gebeuren, en wel nú. En liefst eendrachtig, wat moeilijk wordt met de huidige Orbánisatie van de EU.

Al die pleidooien voor meer burgerzin en voor een vrijwillige bijdrage tot de samenleving — apropos, hoe gaan we die vrijwilligheid, euh, opleggen of organiseren? — zijn afleidingsmanoeuvres. Tijdverlies. Want áls er dan burgerzin aan de dag wordt gelegd, zoals toen jongeren op straat kwamen voor het klimaat, wordt dat bekritiseerd door diezelfde lieden die nu een of andere vorm van dienstplicht zouden willen. Wat deze heren (!) werkelijk willen, heeft niets met burgerzin of engagement te maken. Ze willen hun conservatieve maatschappelijke agenda doordrukken met behulp van holle slogans, pessimistische kreten en regelrecht doemdenken. En dan speelt mijn geweten weer op.

De overtreffende trap van leger is leegst.



Collaboratie

Journalistiek, Politiek, Samenleving Posted on za, maart 16, 2024 12:46:45

Twee meningen doken onmiddellijk na de uitspraak in de zaak-Schild & Vrienden op. De eerste, massaal, kwam erop neer dat die ene partij — die ik in dit stukje niet zal vernoemen, maar u weet over wie ik het heb — garen zal spinnen bij de veroordeling in eerste aanleg van onder anderen Dries Van Langenhove. Versta: bij de verkiezingen zou die partij weleens boven de dertig procent kunnen uitkomen. De tweede, beperkter in omvang, kwam erop neer dat dit vonnis heel wat potentiële kiezers van die ene partij zou afschrikken.

Over die tweede mening, onder meer geuit door de coördinator van de antiracistische organisatie KifKif, kan ik kort zijn: hoe aandoenlijk naïef! Alsof gemotiveerde kiezers of gedegouteerde foertstemmers zich door zo’n vonnis zullen laten leiden. Je hoeft maar twintig jaar terug in de tijd te gaan om dit soort kortzichtige uitspraken te counteren: toen die ene partij, onder een andere naam nog, veroordeeld werd vanwege inbreuken tegen de racismewet, schoot ze in Vlaanderen omhoog naar vijfentwintig procent: één op de vier kiezers vonden het niet erg dat functionarissen van die partij zich niet alleen racistisch uitdrukten, maar daarvoor ook nog eens veroordeeld werden. Meer nog: wellicht vormde het zelfs een aantrekkingspool. ‘Zij zeggen wat wij denken!’

Over die eerste mening, uit vele monden en pennen tegelijk opgestegen, kunnen we ook vrij kort zijn: de kans is groot dat die lieden gelijk hebben en dat die ene partij inderdaad zal profiteren van dit opmerkelijke vonnis. En dan?! (Bovendien: mocht de rechter Van Langenhove & co hebben vrijgesproken, zouden dezelfde lieden hebben geroepen dat die uitspraak… die ene partij een duw in de rug zou gegeven hebben. Handig zat: je kan dezelfde opinie in verschillende richtingen hanteren.)

Als je gelooft in de rechtsstaat, moet je de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht blijven respecteren.

Als je gelooft in de democratie, moet je de democratische geplogenheden — onder meer die onafhankelijke rechterlijke macht — blijven verdedigen, eventueel met bijsturingen. Nieuwe of aangepaste wetten, bijvoorbeeld.

Als je gelooft dat de vrije meningsuiting in de praktijk mag beperkt worden door, bijvoorbeeld, een racisme- en negationismewet, moet je consequent zijn en dit soort uitspraken toejuichen. Ben je het daar niet mee eens, dan moet je maar stemmen op partijen die die wetten ongedaan willen maken. Zo werkt democratie nu eenmaal.

De schrik zit er dik in, bij alle partijen die zich democratisch noemen en die vooralsnog min of meer afstand bewaren tot de zogeheten extremen: die ene partij aan de extreme rechterzijde en die andere partij aan de linkerzijde (die, voeg ik er snel aan toe, weliswaar populistische standpunten inneemt, maar niet op ranzigheid kan betrapt worden). Ze vrezen een zoveelste afgang, een quasi onmogelijke regeringsvorming en een verdere verrechtsing/verlinksing (schrappen wat niet past) van de samenleving. Die vrees zal allicht terecht zijn. En als de verkiezingsuitslag wordt wat de opeenvolgende peilingen met steeds groter aplomb aankondigen, dan is dat a) vervelend en b) een gevolg van selffulfilling prophecy.

Hoe groter de angst voor die ene (en in mindere mate die andere) partij, hoe minder je zelf nog voorstelt in de ogen van de kiezer. Als je als partij of politicus niet verder komt dan een deel van het discours van die ene partij over te nemen, word je nóg minder aantrekkelijk voor de kiezer, want waarom zou die voor de kopie kiezen als het origineel beschikbaar is. Een kiezer die ook wel zal beseffen dat het platte opportunisme van politici die hun ‘visie’ aanpassen aan wat ze denken dat het volk op dat moment wil, geen soelaas biedt.

Niet alleen politici schuifelen ietwat verschrikt over de dansvloer van het vijfjaarlijkse bal van de moeder aller verkiezingen. Ook opiniemakers in de enge en brede zin van die term doen dat. Ze waarschuwen voor gevolgen die er sowieso staan aan te komen en maken de waarschijnlijkheid van een extreemrechtse tsunami zo alleen maar groter. Het lijkt wel alsof ze dat zo wíllen. Zou het?

Als politici en opiniemakers alles wat ze doen en zeggen afmeten aan welk profijt die ene partij eraan zou kunnen overhouden, heb je in de dagelijkse praktijk al gecapituleerd voor die partij en ben je een objectieve bondgenoot van extreemrechts geworden. Ik ga er een straffe term op kleven: dan collaboreer je. Noem het een ‘brave’ vorm van collaboratie, zoals die door vele Vlamingen tijdens de Tweede Wereldoorlog werd toegepast. Niet de met hun laarzen klakkende VNV’ers en Verdinaso-fascisten, maar de man in de straat, die in het beste geval de andere kant opkeek (‘Doe wel en zie niet om’) en in een minder goed geval al eens een medeburger verried om er zelf beter van te worden (of te worden gerust gelaten).

Als je oprecht bekommerd bent om de democratie en je niet wil dat extreemrechts hier mee het beleid mag bepalen, moet je niet die kiezers proberen in te lijven met een vergelijkbaar discours (= collaboratie), maar moet je een alternatief poneren. Is dat alternatief niet sexy genoeg voor de kiezer, dan is dat maar zo. Dan is Vlaanderen inderdaad een zeer rechts nest geworden. QED. Maar dan heb je het tenminste geprobeerd.

Bied je helemaal geen alternatief aan, dan is dat tegenvallende resultaat alleen maar erger, omdat de kiezer niet eens een keuze heeft gehad. Dan kan je beter in plaats van een laffe politicus een laffe opiniemaker worden. Die mogen tegenwoordig heelder pagina’s vullen met hun zielloos gekwek. Ze zouden beter het Vlaams belang dienen in plaats van die ene partij alleen maar groter te maken.



Racisme is geen fait divers

Journalistiek, Samenleving, Sport Posted on za, maart 09, 2024 12:37:57

Migratie is dus een thema tijdens de zoveelste moeder aller verkiezingen. Het Thema, zelfs. Dat heeft De Vlaming ons laten weten in enkele recente opiniepeilingen. Partijen die van migratie hun electorale broodwinning hebben gemaakt, snoepen hiervan, Vlaams Belang op kop.

Ook N-VA wil een migratiestop. Dat dit indruist tegen zowat de hele geschiedenis van de mensheid, ach, historici bij die partij klinken al jaren meer hysterisch dan historisch. Dat het indruist tegen internationale verdragen, ach, al die wereldvreemde wereldverbeteraars en naïeve deugpronkers toch, met hun menslievendheid. Dat het indruist tegen internationale solidariteit, empathie en mededogen, ach, daarmee scoor je niet in dit tijdsgewricht. Dat begrippen als ‘migranten’, ‘vluchtelingen’ en ‘asielzoekers’ op één hoop worden gegooid, ach, voor De Mensen is dat allemaal hetzelfde: ze zien er anders uit, laten we ze dan vooral als één coherente groep beschouwen, dan kunnen we ze vervolgens collectief proberen weg te duwen uit onze samenleving. Negeren. Er niet naar omkijken. Doen alsof ze er niet zijn en, als ze iets te veel opvallen, zeggen dat ze er niet zouden mogen zijn. Makkelijk zat. Retoriek kost niets, alleen wat speeksel of gerikketik op een klavier.

Neen, De Vlaming is niet per definitie een racist, maar als een kwart van de stemgerechtigde Vlamingen op een openlijk racistische (en eerder daarvoor veroordeelde en ondanks een naamsverandering nauwelijks veranderde) partij stemt, geeft dat te denken. Tel daarbij de kiezers van een partij die een migratiestop (‘Iedereen buiten houden!’) propageert, dan kom je al een kleine helft van de volwassenen in deze regio die wie niet van hier is hier ook niet welkom wil heten, wat ook de achtergrond moge zijn van die persoon. Wegkijken van miserie zegt iets over het inlevingsvermogen en de menselijkheid van mensen. En dan is er nog die sociaaleconomische kortzichtigheid, want niet alleen is migratie een perfect normaal historisch verschijnsel, we kunnen ook niet zonder, maar dan wel gecontroleerd, dat is juist.

Op sociale media is het al een poos bon ton om eender wat tegen eender wie te roepen. Na zijn gemiste strafschop tegen Club Brugge kreeg de Nigeriaanse KRC Genk-spits Tolu Arokodare de wind van voren van zijn eigen fans. Ik kan nog begrijpen dat heetgebakerde fans hem in the heat of the moment een lange slungel noemen, iemand die best nooit nog achter de bal gaat staan als die op de stip ligt, een sukkelaar, een speler die liefst zo snel mogelijk wordt verkocht, maar nooit — nóóit! – mag je zijn huidskleur misbruiken om hem te bejegenen. Dat is racisme, een andere definitie bestaat er niet. Het is vanuit je eigen, witte superioriteitsgevoel iemand die er net iets anders uitziet bekladden omdát hij er net iets anders uitziet. Vintage racisme.

Sinds de fameuze uitspraak van N-VA-politica Liesbeth Homans dat racisme een relatief begrip is, hebben heel wat bewoners van dit kleine stukje aardkluit die retoriek in woorden en daden overgenomen. In de eerste plaats haar partijgenoten, zelfs zij die zelf een niet-witte huidskleur en een migratieachtergrond hebben. Wellicht kadert dit in dezelfde attitude waarmee Vlaams-nationalisten ook de klimaatopwarming als een relatief begrip beschouwen, en bij uitbreiding alles wat niet met de Vlaamse identiteit te maken heeft. Als reële maatschappelijke problemen als relatief worden beschouwd, hoeven we er geen aandacht aan te besteden. Simpel (en helaas ook effectief).

Normaal hadden Paul Beloy en ik op 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme, een lezing over racisme en discriminatie moeten geven in Maaseik. Die werd een paar dagen geleden afgelast bij gebrek aan belangstelling. Dat zegt iets, in de eerste plaats over de Maaseikenaars. Twee jaar geleden schreven wij We have a dream!, over racisme vroeger en nu, een boek dat voor geen meter liep. Een paar honderd kopers vond het vehikel, dat nochtans als eerste ‘Vlaams’ boek een uitgebreide geschiedenis van racisme en discriminatie bracht, de problematiek belichtte in een aantal dominante maatschappelijke regionen en op het eind concrete suggesties deed om het probleem aan te pakken en, wie weet, een aanzet tot oplossing te bieden. Laat ons gerust, dacht de potentiële lezer.

Najaar 2016 hadden Paul en ik al racisme in het voetbal aangekaart in Vuile zwarte. Ook dat boek deed het niet te best in de handel (een eufemisme). Toen ontwikkelde ik de theorie dat voetballiefhebbers niet willen gestoord worden in de beleving van hun favoriete spelletje en dat niet-voetballiefhebbers het in de eerste plaats zagen als een boek rond een sport die hen niet interesseerde. Na We have a dream! heb ik mijn theorietje bijgestuurd: racisten zijn uiteraard niet geïnteresseerd in het aanpakken van iets wat zij niet als een probleem percipiëren. Eigen volk eerst, de anderen moeten weg, wij zijn superieur. Een grote middengroep heeft geen mening en laat begaan. Het interesseert hen gewoon te weinig of helemaal niet. Het ergst vind ik nog — als mijn cynische theorie tenminste klopt — dat ook antiracisten niet geïnteresseerd zijn. Ze weten het allemaal al (denken ze). Zelfs de organisaties die professioneel en gesubsidieerd bezig zijn met de strijd tegen het racisme, gaven niet thuis. Op onze vraag om mogelijke oplossingen aan te reiken, dacht (naïeve) ik dat ze die gewoon uit een figuurlijke lade moesten halen en doorsturen. Niets ontvingen we van Hand in Hand tegen Racisme, Kif Kif en consoorten, helemáál niets. De cynicus in mij denkt dan: natuurlijk sturen ze geen suggesties voor oplossingen, want stel je maar even voor dat ze dat wel doen en dat de samenleving uiteindelijk het juk van het racisme kan afschudden, dan vallen zij zonder subsidies en dus zonder werk. Overdrijf ik? Ik weet het niet. Het is ofwel dat, ofwel is er ook bij deze organisaties een gebrek aan échte interesse, ofwel mogen we spreken van incompetentie. Kies maar. Vrolijker zult u er niet van worden. Tenzij u een racist bent en het allemaal wel oké vindt, natuurlijk.

Voor de media is racisme al vele jaren een fait divers. Iets waarover geschreven wordt na een incident, waarna de maatschappelijke verontwaardiging wegebt en het wachten is op een volgend incident. Een nieuw fait divers op pagina zeven. Ik mocht deze week een stuk leveren aan de krant De Morgen met getuigenissen over racisme in de Belgische lagere voetbaldivisies. Eerst ging dat een bijdrage van 20.000 lettertekens (vier pagina’s) worden in de weekendbijlage Zeno. Dan werd mijn voorstel voor een artikel op de voorpagina en een dubbele pagina binnenin (samen goed voor 14.000 lettertekens) weggewimpeld. Uiteindelijk werd het ongeveer anderhalve pagina (9.000 tekens).

Natuurlijk moet ik dankbaar zijn, als freelancer, dat mijn stuk überhaupt gepubliceerd werd en dat ik eind deze maand een factuur mag insturen. Toch geeft het een wrang gevoel. Een schouderklopje links en centrumlinks (niet rechts, uiteraard), ‘Goed gedaan, jongen!’, maar minder maatschappelijke impact dan het had kunnen hebben.

Ik vind dat jammer: voor mezelf, voor de geïnterviewden, voor de voetbalbond, die sinds een paar jaar oprecht bezig is met de materie.

Ik vind dat schrijnend: voor al wie met racisme te maken krijgt.

Ik vind dat typisch: de media focussen op individuele incidenten en verliezen de context uit het oog.

ik vind dat ergerlijk: we staan stil bij wat vandaag gebeurt, niet bij wat vroeger is gebeurd of later zou kunnen gebeuren.

Nou, wie toch de oorspronkelijke volledige tekst wil lezen — inleidend artikel met het nieuws en de uitgebreide weergaven van de getuigenissen — kan hieronder terecht.

Racisme is geen fait divers. Niet voor de slachtoffers, niet voor de grotere groep geviseerde medemensen, niet voor de samenleving. In de zoektocht naar oplossingen kan een opsomming van individuele gevallen en incidenten nuttig zijn, maar dan wel als opstapje naar een concrete aanpak. Anders is het wachten op het volgende voorval, waarna de ene groep weer ‘Schande!’ zal roepen en de andere ‘Ja, maar wat doe je dan met racisme tegen blanken?’ Aan dovemansgesprekken, die per definitie niet oplossingsgericht zijn, hebben we niets.

Racisten hebben altijd ongelijk. Als we dat nu ook eens blijven benadrukken, door leugenachtige beweringen systematisch te weerleggen en door hen geen forum meer aan te bieden?

***

Racismemeldingen in ons voetbal blijven toenemen

Vorig seizoen werd het meldpunt van de voetbalbond 452 keer gecontacteerd om discriminatie te signaleren. In 2021-2022 waren dat nog 372 meldingen, een toename met meer dan 20 procent. 85 procent van die meldingen draait rond racisme. Dat heeft volgens de voetbalbond vooral te maken met een hogere alertheid en toegankelijkheid, niet met een groter wordend racismeprobleem.

Oerwoudgeluiden. Denigrerende opmerkingen. Het n-woord dat nog gretig gehanteerd wordt door spelers en supporters. Van hoog tot laag en van volwassen tot heel jong is het racisme dat in de samenleving prominent aanwezig is, ook in het voetbal omnipresent. Racistische kreten worden geslaakt om voetballers van de tegenstander te intimideren, maar niet zelden gebeurt dat ook gewoon uit onversneden racisme. Voetbal is de enige sporttak waarin dergelijke incidenten veelvuldig voorkomen.

In het voetbalseizoen 2021-2022 waren er 372 meldingen, wat toen al een flinke stijging was ten opzichte van het seizoen daarvoor. Het afgelopen seizoen ging het om 452 meldingen, een stijging met bijna 22 procent. Voor de voetbalbond geen reden tot paniek.

“Collega’s schrokken ervan dat er plots veel meldingen binnenkwamen”, zegt hr-verantwoordelijke van de voetbalbond Sylvie Marissal. “Wij vinden dat net een goed teken: mensen vinden de weg.”

Volgens de bond is er dan ook geen sprake van méér racisme, maar zijn slachtoffers en omstanders alerter geworden, en vullen ze bijgevolg sneller het online formulier in om een incident te melden. Wie actief is in de lagere klassen, vanaf Eerste Amateur, kan ook een e-mail sturen naar Voetbal Vlaanderen of de Association Clubs Francophones de Football (ACFF), die respectievelijk de niet-professionele voetbalclubs in Vlaanderen, Brussel en Wallonië verzamelen.

Wij tegen zij

Het probleem is niet nieuw, de aanpak evenmin. De jongste jaren kwam er binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond een diversity board — een klankbord van ervaringsdeskundigen — en een meldpunt voor racistische incidenten, worden er workshops georganiseerd in clubs, worden er acties georganiseerd onder de Come Together-koepel en wordt racisme aangepakt door een aparte kamer binnen het bondsgerecht. Met Samia Ahrouch werd ook een inclusiemanager aangesteld.

“De déclic is er gekomen na dat racistisch incident met Romelu Lukaku in september 2019 in Cagliari”, zegt ze. “De toenmalige ceo van de bond, Peter Bossaert, vond dat er een actieplan moest komen. We hebben dit opgesteld samen met twintig experten en ervaringsdeskundigen, om zoveel mogelijk expertise rond de tafel te verzamelen. Daarnaast hebben we twee onderzoeken gedaan, samen met de VUB en de KU Leuven, waaruit bleek dat een op de drie jongeren al eens het slachtoffer was geweest van discriminatie. Bij meisjes was dat zelfs een op de twee. Racisme en fatphobia waren daarbij de vaakst voorkomende vormen.”

Daders worden naar de Kazerne Dossin gestuurd in Mechelen, het AfricaMuseum in Tervuren, RainbowHouse, de Brusselse thuisbasis van LGBTQIA+-verenigingen, of Play for Peace, een inclusieacademie.

Marissal: “Die organisaties zetten vooral in op het tegengaan van het ‘Wij tegen Zij’-verhaal. Polarisatie. Iets wat je in de hele samenleving terugvindt, dus ook op en rond voetbalvelden. Wij noemen onszelf realistische believers: we geloven dat we op middellange en lange termijn binnen onze eigen biotoop, het Belgisch voetbal, een verandering kunnen teweegbrengen. We doen dat niet alleen met sancties. Soms is dat de enige mogelijkheid, maar daarmee veroorzaak je geen mentaliteitswijziging. Daarvoor is een pedagogische aanpak nodig, zeker bij jongeren. Laat hen inzien dat wat ze doen, fout is. Zo plant je zaadjes.”

Woensdag lanceerde de bond een nieuwe campagne van Come Together, waarbij de nadruk dit keer ligt op online haatspraak. Vorig jaar werd gewerkt met voetballertjes die een tattoo droegen met de verwensingen die ze geregeld te horen krijgen. Die campagne wordt nu doorgetrokken naar het online gebeuren. Toby Alderweireld, die in mei vorig jaar op sociale media zelf te lezen kreeg dat zijn kinderen ontvoerd zouden worden, is het gezicht van de campagne.

Meer grensoverschrijdend gedrag

Ook in andere sporten zijn slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag alerter geworden. Het Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES) noteerde vorig jaar 143 meldingen over alle sportfederaties heen. In 2022 waren dat er nog 80, bij de aanstelling van de AanspreekPersonen Integriteit, de zogeheten API’s, in 2018 45.

Die verdrievoudiging in vijf jaar tijd heeft volgens het ICES niet te maken met een toename van grensoverschrijdend gedrag. Getroffen sporters vinden makkelijker de weg naar de verantwoordelijke personen binnen hun federatie.

***

RACISME OP EN NAAST HET VOETBALVELD: SLACHTOFFERS STAAN OP

‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’

In twee jaar tijd is het aantal meldingen van discriminatie in ons voetbal met ruim 20 procent toegenomen: van 372 in het seizoen 2021-2022 naar 452 vorig seizoen. In 85 procent van de gevallen draait het rond racistische opmerkingen. Wordt het probleem alleen maar groter of weten slachtoffers intussen waar ze terecht kunnen? Drie van hen getuigen, de voetbalbond kijkt niet langer de andere kant op. “Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”

“De hele wedstrijd door riepen ze ‘Vuile zwarte’ en ‘Vuile aap’. Ik heb dat meermaals aan de scheidsrechter gemeld. Ik pakte een gele kaart uit frustratie, waarna de trainer mij tien minuten voor tijd wisselde omdat ik volgens hem helemaal opgefokt was. ‘Voor je eigen veiligheid’, zei hij. Ik stapte naar de kleedkamers. Op de tribune moest ik onder die supporters doorlopen. Drie vrouwen riepen me toe: ‘Ja, ga maar van het veld, je bent al vuil genoeg!’ Een van hen spuwde naar me, ik zag het speeksel op mijn schouder kleven. Toen werd alles zwart voor mijn ogen. Ik sprong over het hekken en wilde haar, zonder haar fysiek aan te vallen, vragen waarom dat spuwen nodig was, maar supporters van onze ploeg hielden me tegen. De wedstrijd moest zelfs tien minuten worden stilgelegd. Mijn medespelers wilden eigenlijk stoppen, maar onze trainer vond dat we moesten verder spelen. In de kleedkamer heb ik voor het eerst in mijn leven geweend. Om wat er gebeurd was, maar ook omdat dit blijkbaar normaal bevonden wordt. Ik had mijn limiet bereikt.”

Aan het woord is Germaj Rousseau (23), toenmalig middenvelder bij tweedeprovincialer KSK Snaaskerke en de enige speler van kleur op het veld in een wedstrijd op bezoek bij KWS Houthulst op zaterdag 4 februari vorig jaar. “De dag na de wedstrijd kwam de voorzitter van Houthulst naar mij thuis met een krat bier. Hij verontschuldigde zich, zei dat hij en zijn club daar niet voor staan en dat hij er iets aan wilde doen. ‘We weten om welke vrouwen het gaat en we gaan proberen om hen niet meer welkom te heten’, beloofde hij.”

De scheidsrechter had vreemd genoeg geen verslag opgemaakt van het voorval. Toch werd de zaak door het bondsparket behandeld, omdat de fans van Houthulst intussen een kwalijke reputatie hadden opgebouwd in de reeks. Tijdens de hoorzitting werd de voorzitter vergezeld door een advocaat. Hij beweerde opeens dat het allemaal leugens waren. “Hij noemde het een persoonlijke kwestie tussen mij en die drie vrouwen.”

Er kwamen nog meer bewijzen naar voren tijdens een tweede hoorzitting. De voorzitter van Houthulst werd daarop veroordeeld tot het betalen van een geldboete en moest een antiracistische campagne voeren binnen zijn club. “Ik vind het fout dat de club wordt gestraft en de individuen vrijuit gaan. Maar ik ben wel tevreden hoe de voetbalbond dit heeft aangepakt.”

Even terug in de tijd. Op zijn vijfde werd Germaj samen met zijn jongere broertje in een Ethiopisch weeshuis geadopteerd door een West-Vlaams koppel. Zo ontkwamen zij aan de burgeroorlog in hun vaderland en belandden ze op prille leeftijd in Tielt. Naar school ging Germaj in Wingene. “We waren de enige twee jongeren met een andere huidskleur. Als er al een opmerking over gemaakt werd, had dat te maken met het onbekende. Er zat geen kwaad opzet achter. Ik herinner me nog wel een ruzie in een winkel. Mijn broer maakte een opmerking over een man met een nektapijt. Dat was nieuw voor hem, hij had dat nog nooit gezien. ‘Stuur uw kinderen terug naar hun land’, zei die man tegen onze ouders. Mijn mama was gechoqueerd. Het was de eerste keer dat ze geconfronteerd werd met dit soort racisme. Door haar reactie besefte ik dat het om iets serieus ging.”

De jonge Germaj bleek talent te hebben. Hij speelde onder meer bij de jeugd van Club Brugge, KV Oostende, Cercle Brugge en KAA Gent, en ging naar de Topsportschool. “In het jeugdvoetbal is er maar één akkefietje geweest, toen we met Gent tegen KV Mechelen speelden”, blikt hij terug. “Ik ben van nature heel kalm, maar als iemand de hele tijd ‘Aap’ naar je roept, wordt het te veel. Na de wedstrijd sprak ik die speler daarop aan. Achteraf zaten we samen op de Topsportschool en bij de nationale jeugdploeg: het is goed gekomen.”

Op z’n achttiende stond hij bij de beloften van Oostende op het punt om door te breken. “Onze trainer, Gert Verheyen, zei me tijdens de voorbereiding dat ik de conditie had van een speler uit de Premier League.”

Toen sloeg het noodlot toe: gescheurde meniscus, te lang wachten met de operatie, de chirurg die het verkeerde stuk uit zijn knie wegsneed, nieuwe operatie, lange revalidatie. En dan was er als toemaatje ook nog de coronacrisis, waarin er niet kon gevoetbald worden. De box-to-boxspeler zette alles op zijn lerarenopleiding en ging nog louter voor zijn plezier voetballen in provinciale.

“Op hoger niveau zitten ze er waarschijnlijk iets korter op, want daar heb ik niets meegemaakt. In provinciale ligt dat anders. Zowel met tegenspelers als supporters. ‘Vuile zwarte’. ‘Zou je niet beter met de bananenboot terug naar Afrika gaan?’ ‘Moet je niet mee met Sinterklaas, Zwarte Piet?’ Ik vroeg elke keer aan de scheidsrechter om dat te noteren, maar er gebeurde niets mee. Na de wedstrijd zeiden die spelers dan ‘Goed gespeeld, man’ tegen me. Zo hypocriet! Ik kreeg het niet over mijn lippen om hen succes te wensen.”

“Ik heb een dik vel. Ik kan er niet aan doen dat sommige mensen geen open kijk op de wereld hebben. En ik voetbal te graag om mijn plezier te laten kwijtspelen. Tot die ene keer dat ik wel gereageerd heb. Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”

***

In het boek Vuile zwarte, over racisme in het Belgische voetbal, eindigden Paul Beloy en ikzelf zeven en een half jaar geleden met elf concrete en goedkope oplossingen om het probleem in onze competities, van hoog tot laag, aan te pakken. Zoals: vraag een time-out aan bij een racistisch incident, wees solidair met je onheus bejegende ploegmakker, leg wedstrijden stil en zet ze definitief stop bij herhaalde incidenten, installeer een meldpunt op de voetbalbond. En toen… gebeurde er jarenlang niets. Niet eens de eenvoudigste ingrepen, die alleen wat moeite kostten, geen geld.

Pas drie jaar geleden ging het licht aan en kwam er dan toch een meldpunt bij de bond. Opeens steeg het aantal meldingen van racistische incidenten van het totaal ongeloofwaardige nul in het seizoen 2016-2017 (toen er nog geen officieel meldpunt was) naar een veelvoud daarvan: 372 in het seizoen 2021-2022, 452 in 2022-2023. 85 procent van die meldingen heeft te maken met racisme en discriminatie, de rest met onder meer homofobie, seksisme, islamofobie en antisemitisme. Er was dus echt wel een nood.

Dat bleek ook al uit de vijfdelige studie Mixed-methods onderzoek naar discriminatie in het Belgische jeugdvoetbal van Jeroen Scheerder, Ellen Huyge en Joris Corthouts van de Leuvense onderzoeksgroep Sport & Bewegingsbeleid, het resultaat van grondig onderzoek tussen juni 2020 en maart 2021. Acht op de tien voetballende jongeren had tijdens de laatste twee seizoenen een vorm van discriminatie ondervonden, zo bleek, slechts vijf op de honderd kregen er nooit mee te maken. Een op de vijf gaf aan zelf al gediscrimineerd te hebben. Langs de zijlijn hadden drie op de vier supporterende ouders vormen van discriminatie opgemerkt tijdens wedstrijden. Racisme overheerste daarbij, veel meer dan opmerkingen over seksuele geaardheid (homofobie), lichaamsvorm, religie en moedertaal.

***

“We speelden een uitwedstrijd in derde provinciale. We stonden 2-3 voor. Een minuut of tien van het einde tackle ik bal en man tegelijk buiten. Ingooi voor ons, besliste de scheidsrechter. Toen ik wilde inwerpen, hoorde ik achter mij iemand roepen: ‘Hoe kan dat nu, die vuile zwarte heeft de bal toch als laatste geraakt?’ Ik ging er niet op in: je staat voor, je zit vol adrenaline, je wil vooral verder spelen. Maar toen ik mij omdraaide, riep die man ‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’ We maakten er nog 2-4 van.”

“Na het laatste fluitsignaal keek ik de man recht in de ogen. Hij flipte compleet. ‘Vuile zwarte aap. Dit is de reden waarom we mensen zoals gij niet moeten!’ Niemand langs de lijn ging tegen hem in. Ik werd er emotioneel van. En razend. Mijn kwaadheid was een cumulatie van wat ik al vele jaren had gehoord, en niet alleen op een voetbalveld. Gelukkig stond er nog wat volk tussen, ik weet niet wat er anders zou gebeurd zijn.”

“Achteraf hoorde ik dat het zijn zoon was die ik stevig had getackeld. ‘Hoe kun je als volwassen man zo gefrustreerd reageren?’ dacht ik. ‘Wat heb ik jou misdaan?’ In de kleedkamer was ik nog altijd zwaar onder de indruk. Zijn zoon kwam zich een beetje halfslachtig verontschuldigen. ‘Ik heb met u te doen dat je zo’n vader hebt’, zei ik. Nadien zag ik dat de Facebook-pagina van die man volstond met berichten van Vlaams Belang. ‘#nietmijnregering’ en dat soort dingen. Maar is het verlies van een wedstrijd voldoende om ‘Aap’ tegen mij te roepen?”

De feiten speelden zich af op zondag 8 januari 2023. Slachtoffer was Umar (*), op dat ogenblik 29. Op aanraden van zijn ploegafgevaardigde maakte hij melding van de racistische opmerkingen, ook al zei de scheidsrechter dat hij niets gehoord had. “Ik was verrast dat er vrij snel en zeer correct mee werd omgegaan. Die persoon zelf was niet aanwezig op de zitting, de afgevaardigde en de voorzitter van zijn club wel, zij beweerden dat ze niets gehoord hadden. ‘Het is de eerste keer dat we dit meemaken’, verdedigden ze zich.”

De dader kreeg een voorwaardelijk stadionverbod opgelegd en de club de verplichting om de Come Together-campagne uit te rollen. “Die straf kwam er omdat mijn verhaal door verschillende mensen werd bekrachtigd. Ik merkte dat er zwaar aan werd getild binnen de bond. Voor mij was dat voldoende om het af te kunnen sluiten. Als ik vergelijk met de eerste keer dat ik racisme meemaakte, meer dan twintig jaar geleden, zijn er veel stappen gezet. Ik weet nu waar ik terecht kan als het mij nog eens zou overkomen.”

Umar werd hier geboren, zijn vader is afkomstig van Nigeria. Opgroeien deed hij in Mechelen. Op z’n zevende werd hij voor het eerst geconfronteerd met racistisch gekleurde opmerkingen langs de lijn. “Meestal had dat te maken met het gebruik van het n-woord, daarom niet direct in een slechte connotatie. Oudere generaties gaven het n-woord gewoon door aan hun kinderen. Zelf ervoer ik dat als kleine jongen ook nog niet als racisme. Mijn vader heeft me daar later pas voorzichtig op attent gemaakt. Ik was de enige jongen van kleur in die ploeg én in het dorp. Eén keer riep een moeder tegen haar zoontje ‘Stampt die n**** van het veld!’ Mijn vader zei me dat ik dat moest oppikken als frustratie, omdat haar zoon niet even goed was als ik. Het n-woord kwam de jaren nadien weleens terug als een tegenstander mij wilde jennen. ‘Vuile n****’. Of: ‘Ga terug naar uw land, gij hoort hier niet thuis.’ Ik heb dat altijd proberen om te zetten in positivisme voor mezelf.”

“Toen ik nog in de spits stond en geregeld scoorde, werden er vaker dingen naar mij geroepen. Puur uit frustratie. Ik wil niet alle ploegen over één kam scheren, maar in de kleinere dorpen kom je het meer tegen dan elders. Ik vraag me dan altijd af: voelen die mensen niet dat ze verkeerd bezig zijn of zijn ze effectief racistisch?”

***

Romelu Lukaku is al vaak het slachtoffer geweest van racisme. Dat begon bij de jeugd van Lierse. De toekomstige Rode Duivel was een kop groter dan zijn leeftijdsgenoten en moest geïntimideerd worden, vonden zijn tegenstanders en de supporters van het andere team. Onlangs nog heeft iemand zijn foto in het jeugdcentrum van Lierse in Kessel verscheurd en beklad. Het n-woord stond er in het Amerikaanse slang op.

Zowel in België als in Engeland en Italië werd de topschutter van de nationale ploeg geregeld bejegend. Berucht zijn de beelden van zijn penalty in een uitmatch met Inter op Cagliari in september 2019. Thuissupporters zetten het filmpje waarin ze oerwoudgeluiden slaakten trots op sociale media. De spits trapte rustig binnen en poseerde ostentatief voor de schuimbekkende massa.

Vorig jaar waren het Juventus-fans die Lukaku uitscholden. Toen hij vervolgens salueerde en een vinger voor zijn mond hield, schoof de scheidsrechter hem een tweede gele kaart onder de neus. Vandaag is Lukaku actief bij Roma, waar hij ongetwijfeld ook dingen te horen krijgt, alleen halen de meeste de pers niet.

Dat Italië een racismeprobleem heeft, is bekend. Op 13 juni 2016 kon ik dat zelf vaststellen, toen ik samen met mijn echtgenote op de eerste dag van onze vakantie in Padua een Ierse pub betrad om er het EK-duel tussen Italië en België in Lyon te volgen. Het café zat afgeladen vol, het terras eveneens. In de 73ste minuut werd een teleurstellende Lukaku vervangen door Divock Origi. De Franse regie bracht hem close in beeld. Een volle zaak begon ‘Oe-oe-oe!’ te roepen, een eenstemmig koor van wel honderd man. Daarna werd een close-up van Origi getoond: weer die oerwoudgeluiden. En dan staat Padua niet eens bekend als een extreemrechts nest. Zo moet dat dus die avond op alle plekken in Italië waar de wedstrijd op groot scherm vertoond werd, geklonken hebben.

Ook in Spanje is racisme een probleem in het voetbal. Vinicius Jr., de aalvlugge dribbelaar op de linkervleugel van Real Madrid, ondervindt dat bijna iedere uitwedstrijd. De speler zit nu een speciale commissie van de wereldvoetbalbond Fifa voor om te proberen racisme uit te bannen. Diezelfde Fifa die nota bene in 2018, vlak voor het WK in Rusland, een van de ergste landen op het vlak van racisme in het voetbal, nog een speciale commissie had opgedoekt omdat er zogezegd geen probleem meer was met racisme in dat land. Ook de Europese voetbalbond Uefa treedt weifelend op. Of beter: ze treedt nauwelijks of niet op.

***

Wilson ‘Willy’ Manzi Kabera werd in juni 1993 geboren in Rwanda. Een jaar later sloeg hij samen met zijn familie op de vlucht voor de burgeroorlog en genocide in zijn land, “afwisselend op de rug van mijn moeder en de schouders van mijn vader”. Na omzwervingen kwamen ze in 2000 terecht in Dendermonde, waar de dan zevenjarige Willy ging voetballen bij FC Baasrode. “Mijn vader was intussen overleden, moeder zat thuis met mijn jongere broertje. Ik was de enige niet-witte jongen in de ploeg. Geregeld hoorde ik racistische verwijten. ‘Vuile zwarte’. ‘Vuile aap’. ‘Keer terug naar uw eigen land!’ Ontzettend kwetsend. Ik sprak de taal, verstond elk woord. ‘Dit ís mijn land!’, reageerde ik soms. In een kranteninterview zei ik stoer dat ik als reactie dan wel een goaltje meer zou scoren. ‘Trek het je niet aan’, zeiden mijn ploegmaats, maar zo simpel is het natuurlijk niet. Het was niet oké, nooit. Ik was daar telkens een hele week slecht van.”

Met de U16 van Vigor Wuitens Hamme speelde hij eens tegen Antwerp. Bij een inworp riep er iemand achter de balustrade ‘Hé, vuile zwarte!’ “Als stoere jongen van vijftien dacht ik: ik ga dit niet laten gebeuren. Ik riep: ‘Uw moeder ziet zwart vanonder’. De lijnrechter had dat gehoord en begon met zijn vlag te zwaaien. Gele kaart. In de kleedkamer kreeg ik een uitbrander van mijn coach. ‘Je moet je daarover zetten’, zei hij. En ik mocht gaan douchen. Mijn reactie was niet oké, maar ik was een puber die beschermd moest worden.”

Toch waren er ook lichtpunten. “Voetbal verbindt”, zegt hij. “Het is als die slogan van Sport Vlaanderen: ‘Sporters beleven meer’. Dat klopt helemaal. Ik kom met mensen in contact die ik anders nooit ontmoet zou hebben. Dat verrijkte me enorm en hielp me om te integreren in de Vlaamse samenleving.” Zo speelde hij mee in de Jan Verheyen-films Buitenspel en F.C. De Kampioenen 3: Forever. Een jongen van bij ons, die er net iets anders uitziet.

Twee jaar geleden was er een tegenstander die hem tot twee keer toe het n-woord toebeet. Willy ging op diens tenen staan, waarna er een akkefietje ontstond. “Het siert de scheidsrechter dat hij in zijn verslag niet alleen mijn actie noteerde, maar ook getuigenissen verzamelde over wat er voordien gebeurd was. De voetbalbond heeft die andere speler geschorst, omdat er voldoende aanwijzingen waren. Dat sterkt mij enorm: ik weet dat er nu tenminste iets aan gedaan wordt. Tegelijk besef ik wel dat het nooit zal ophouden. Racisme zal niet verdwijnen. In Rwanda hebben we de ergste vorm meegemaakt. De mens zal altijd geneigd zijn om tweespalt te zaaien: dit zijn wij en dit zijn zij.”

Sinds dit seizoen is de middenvelder actief bij FC Ganshoren, een Brusselse club uit de tweede amateurklasse die onder de ACFF valt, de Franstalige tegenhanger van Voetbal Vlaanderen. “Na drieëntwintig jaar actief te zijn geweest bij Vlaamse clubs zijn mijn ogen hier opengegaan. Op het vlak van omgaan met diversiteit staat Vlaanderen ver achter op Brussel. Een voorbeeld: ik ben heel gelovig, protestants. Voor een match ga ik op mijn knieën en bid ik. In Vlaanderen trok ik dan naar het toilet, ik durfde dat niet in het openbaar te doen. Een kruisteken mocht nog net, maar liefst niet te veel. In Ganshoren leggen de islamitische spelers hun handdoek op de grond van de kleedkamer en beginnen ze gewoon te bidden. Dat wordt door iedereen gerespecteerd. De eerste keer dat ik dat zag, als Vlaming, verschoot ik, terwijl het normaal is. Apprecieer elkaar, geef iedereen de ruimte die nodig is, leef en laat leven.”

“Als ik praat over wat ik allemaal te horen heb gekregen in het verleden, kijken de blanke Brusselaars en Walen mij vol ongeloof aan. ‘Wie doet er nu nog zoiets?’ Voor hen is dat onbegrijpelijk. Terwijl er bij een vorige club van mij nog een supporter was die zich openlijk afvroeg waarom er zoveel zwarten in de ploeg stonden. En dat ging dan om twee Congolezen, een Braziliaan en ikzelf, vier spelers op drieëntwintig. Die man deelde op Facebook voortdurend posts van Vlaams Belang waarin migratie als bron van alle kwaad werd afgeschilderd, maar als je hem tegenkwam, zei hij vriendelijk goeiedag. Dat is de zeer schizofrene context waarin heel wat spelers met Afrikaanse roots moeten voetballen.”

Willy Kabera is ‘ambassadeur’ van Come Together, een actieplan dat twee jaar geleden binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond werd ontvouwd om discriminatie, racisme, homofobie en andere vormen van ongelijkheid in ons voetbal aan te pakken. “Mensen die racistische opmerkingen maken voelen zich nog altijd erg comfortabel, maar er komt wel reactie”, stelt hij vast. “Dat is bemoedigend. Als Romelu Lukaku in het nieuws komt na een incident, weet je: hij kan tegen een stootje. Ik intussen ook. Dat is niet hetzelfde voor een kind van zeven jaar.”

***

In maart vorig jaar was er een opgemerkte mediacampagne in het kader van Come Together, waarbij slachtoffers, onder wie één jongetje, een tattoo droegen met een provocerende tekst, om aan te geven dat je door sommige uitspraken voor het leven getekend kunt worden. Woensdag lanceerde de voetbalbond de nieuwe campagne: de tatoeages zijn gebleven, maar de focus wordt nu meer gelegd op online haatspraak, los van de wedstrijden. Antwerp-aanvoerder en Gouden Schoen Toby Alderweireld, die zelf in mei vorig jaar op sociale media bedreigd werd met het ontvoeren van zijn kinderen, is het gezicht van de campagne.

“We moeten weg van het hokjesdenken”, zegt inclusiemanager Samia Ahrouch. “Naar onze workshops met de clubverantwoordelijken, medewerkers en trainers vertrekken wij niet met een ‘Het is zo en niet anders’-houding, wij zien dat als uitwisselingsmomenten. Het is niet de bedoeling dat de aanwezigen alleen maar ja-knikken. We leren van elkaar, zodat ieder op zijn niveau zijn verantwoordelijkheid kan nemen.”

“Status quo is uit den boze, we moeten vooruitgaan, maar dat kan voor de ene club met kinderstapjes gebeuren en voor de andere met reuzenschreden”, vertelt hr-manager van de bond Sylvie Marissal. “Er is echt wel iets in beweging gezet. Vandaag blijken clubs zelf vragende partij te zijn om zo’n workshop te kunnen volgen. Ik vergelijk het soms met de evolutie in het autorijden. Toen ik klein was vergat ik soms mijn veiligheidsgordel aan te doen: niemand vond dat erg. Nu word je daar onmiddellijk op attent gemaakt door medepassagiers. Dat is een duidelijk voorbeeld van een mentaliteitswijziging. Zo zou het ook op de tribune moeten zijn, dat mensen aan elkaar zeggen: stop!”

Ahrouch: “In een ideale wereld weet elke club wat ze moet doen en zorgt ze voor een veilige en inclusieve omgeving, maar zover zijn we nog niet. Nu komt vaak nog heel veel initiatief van ons uit. In de toekomst zullen clubs dit steeds meer zelfstandig kunnen aanpakken, omdat ze nu over de juiste tools beschikken.”

(*) Umar is een schuilnaam. Zijn volledige identiteit is bij de redactie bekend.



Meningen

Journalistiek, Samenleving Posted on za, maart 02, 2024 12:18:58

Ze zijn met veel te veel, raken het zelden eens met elkaar, botsen voortdurend, buitelen over elkaar heen, nodigen anderen uit om hen te komen helpen in de boksring, houden van scherpte, houden niet overdreven veel van nuance, focussen vaak op ‘wij’ tegen ‘zij’, lijken zeer hardnekkig, vormen stilaan een groter leger dan dat van Rusland.

Meningen.

Ze zijn vaak ongerijmd. Niet voor niets rijmt er niets op ‘opinie’ en weinig op ‘mening’. (Ja, ‘lening’, maar dat is niet geruststellend, want ofwel heb je iets uitgeleend en is het angstig afwachten of je ooit zult worden terugbetaald, ofwel heb je geleend en is het al even angstig afwachten of je zult kunnen terugbetalen.)

Ik weet van mezelf dat ik een meningenfabriekje ben. Veertien maanden lang heb ik me bewust gedeisd gehouden, op een uitzonderlijke opmerking op Facebook na. Dat was soms slikken, moet ik toegeven. Maar ik heb volgehouden. Dus hebt u niet in een blogpost van mij vernomen dat Bart De Wever niet altijd consequent is (17x), dat diezelfde BDW heel sterk lijkt op een pester op de speelplaats die zelf begint te huilen omdat er niemand nog met hem wil spelen (5x), dat er door mensen & media de hele tijd aan victim blaming wordt gedaan richting zwakkere weggebruikers in het verkeer (3x), dat we moeten afleren om van een ongeval te spreken als de dader roekeloos of onder invloed (of een combinatie van beide) reed (tig x), en dat politieke partijen niet de kiezer moeten nahollen maar vanuit hun, gemoderniseerde, ideologische principes moeten praten en handelen (elk uur van de dag).

Enfin, u hebt dat niet gemist, want er waren ontelbare anderen die dat wel schreven, of het tegenovergestelde ervan, of nog iets anders, of iets compleet ridicuul (Mia Doornaert, Rik Torfs).

Wat ik maar wil zeggen in deze voor één keer korte bijdrage: het meningenfabriekje is terug vanaf volgende zaterdag (als ik het zolang uithoud). Er komt weer stoom uit mijn oren en straks veelkleurige rook uit de schoorsteen. Het zal kiezen worden tussen de onderwerpen die zich struikelend aandienen.

The bitch is back, pardon: I’m back, bitches!



Uit mijn archief (29/29, slot): ‘God zat in elke wagon en in elke trein’ (interview Holocaustoverlever Tobias Schiff in De Financieel-Economische Tijd, 1997)

Journalistiek, Memories & mijmeringen Posted on do, februari 29, 2024 07:24:32

65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden. Vandaag de 29ste en laatste bijdrage.

Ik heb geen aanleg voor idolatrie. Altijd blijft de kritische journalist in mij waakzaam, gedreven door verontwaardiging, op zoek wat niet klopt. Ik hou van de muziek van Van Morrison, maar ben best in staat te zeggen dat hij sinds 1986 geen meesterwerk meer heeft gemaakt, meer nog: dat wat hij deze eeuw heeft voortgebracht vaak middelmatig was. Om het nog niet over zijn houding tijdens de coronacrisis te hebben. Mijn antenne staat altijd op. Ik heb veel mensen mogen interviewen die ik respecteerde, ja, soms ook bewonderde, maar steeds weer met de nodige reserve. In deze laatste archiefbijdrage wil ik even die journalistieke pet afzetten, beter nog: afnemen uit heel diep respect voor misschien wel het meest beklijvende gesprek dat ik ooit heb mogen voeren. Op zaterdag 22 november 1997 publiceerde De Financieel-Economische Tijd mijn interview met Auschwitzoverlever Tobias Schiff, een Belgische Jood die het kwaad in de ogen had mogen kijken, een van die uitzonderingen die de hel overleefde en die het kon en wilde navertellen. Dat deed hij onder meer in zijn aangrijpende boek Terug op de plaats die ik nooit heb verlaten. Prachtig boek, prachtige man en een levensverhaal om heel stil van te worden.

***

‘God zat in elke wagon en in elke trein’

***

“Alles wat ik vertel is voor mij tegenwoordige tijd; het is nooit echt verleden”, schrijft Tobias Schiff ergens in zijn memorabele Terug op de plaats die ik nooit heb verlaten, een belangrijk en — hoe onwezenlijk dit in deze context ook moge klinken — verschrikkelijk mooi boek over hoe hij 52 jaar geleden Auschwitz overleefde. De thans 72-jarige joodse auteur probeert opnieuw te kijken door de ogen van de 17-jarige knaap die in augustus 1942 brutaal in een beestenwagon werd geduwd, samen met zijn familieleden, en die drie jaar later verweesd terugkeerde naar Antwerpen.

Op 9 november was het 59 jaar geleden dat onder impuls van Josef Goebbels leden van de SA en NSDAP-jongeren overgingen tot het terroriseren van joodse winkeliers. Winkels werden vernield, boeken verbrand, synagogen in brand gestoken. Die voorbode van de Holocaust is de geschiedenis ingegaan als de Kristallnacht. Op 11 november was het dan weer 79 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog officieel werd beëindigd. Meer nog dan 8 mei (1940) is 11 november (1918) een wereldwijd symbool van het einde van de oorlog.

Tobias Schiff, 72, overleefde de Tweede Wereldoorlog. Als Antwerpse jood, weliswaar in 1925 geboren in Polen, ontsnapte hij niet aan de jodentransporten.

Ontsnappen deed hij wel aan de dood, zij het dan ternauwernood. Hij maakte verschillende concentratiekampen mee, tot en met Auschwitz-Birkenau. “Sei froh dass du noch lebst”, kreeg hij vaak te horen van zijn Duitse bewakers.

In 1993 was Schiff een van De laatste getuigen uit Luckas Vander Taelens gelijknamige VTM-serie. Twee jaar later ontving hij de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor zijn onverdroten inzet om de wandaden van nazi-Duitsland onder de aandacht van de jongeren van vandaag te brengen. En nu is er het in boekvorm weergegeven relaas van zijn verblijf in de kampen: Terug op de plaats die ik nooit heb verlaten.

Schiff heeft dit boek, in nauwe samenwerking met uitgever Hugo Franssen, geschreven als ware het een lang prozagedicht, in een verschroeiend tempo, alsof de schrijver haast had om het allemaal te vertellen in de tijd die hem nog rest. Toch ziet Schiff er nog altijd heel patent uit, op de naweeën van een zwaar auto-ongeval op 21 juli van dit jaar na. Hij houdt nog altijd een fotowinkel open in het Brusselse Manhattan Center.

Het belang van Schiffs boek kan niet voldoende onderstreept worden. Tijdens zijn gelegenheidsspeech bij de persvoorstelling drukte gastspreker Jean-Luc Dehaene de hoop uit dat dit boek “bijna verplichte lectuur wordt in onze scholen”. Gewezen politica Paula D’Hondt-Van Opdenbosch vraagt zich af waar Tobias Schiff de kracht vandaan blijft halen om Vlaanderen rond te toeren met zijn boodschap van vrede en verdraagzaamheid. Ze gaf het boek cadeau aan haar kleinzoon, met de boodschap: “Bernard, dit is het waargebeurde verhaal van Tobias Schiff. Moge dit jou over de drempel van de 21ste eeuw leren hoe de mens werd onteerd. Dat dit nooit meer gebeure. Tobias Schiff was mijn vriend. Jouw oma.”

Bekroond thrillerauteur Bob Mendes weet waarover Schiff praat, schrijft hij in een brief aan de auteur. “Ik ben zelf, als halve jood, opgepakt geweest en dank zij de tussenkomst van een naamloze held aan het concentratiekamp ontkomen, de angst heeft me nooit losgelaten. Toch is mij pas sinds gisteren de volle omvang van de shoah duidelijk geworden.”

Bij het begin van het interview benadrukt Schiff dat hij het spreken, schrijven en getuigen niet voor zichzelf doet, maar voor al die naamloze joden die de terreur van de Tweede Wereldoorlog aan den lijve ondervonden, en dan zeker voor hen die het niet overleefden. De cursief gezette citaten zijn er om de interviewtekst extra in de verf te zetten, maar ook om de toch wel verschroeiende schoonheid van Terug op de plaats die ik nooit heb verlaten te illustreren.

Het interview vond plaats in het unieke kader van het Hôtel Albert Premier op het Rogierplein in Brussel. Het hotel — een prachtig gerestaureerd exempel van Bauhausarchitectuur — speelde een belangrijke rol bij het totstandkomen van het boek. Gedurende zowat een jaar zaten Tobias Schiff en Hugo Franssen hier, aan een rustige tafel in een hoek, samen te praten en te redigeren. Hugo Franssen, die Schiff tijdens zijn dankwoord bij de presentatie van het boek zowaar vergat te vermelden. Daar schaamt hij zich toch zó over!

“Vlak vóór de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1994 gaf ik een lezing in Dendermonde”, vertelt Schiff bij wijze van introductie. “Achteraf kwam een meisje van 18 naar me toe. Ze zei: ‘Meneer Schiff, u weet niet hoeveel mensen zondag anders zullen stemmen na wat u hier vandaag gezegd hebt.’ Dat heeft me diep getroffen. Daarvoor blijf ik het doen, die spreekbeurten. Ik krijg honderden brieven van jongeren en die zijn zo on-ge-lo-fe-lijk positief. De jeugd heeft de toekomst, jazeker.”

Terug naar hoe ouder ik word

hoe dichter ik bij die periode kom

in plaats van mij ervan te verwijderen

(…)

ik probeer te begrijpen

ik denk al 50 jaar

soms zonder het te weten

zonder te weten dat ik denk

en me vragen stel

ik vraag en twijfel

wat is er gebeurd?

hoe is het gebeurd?

altijd dezelfde vragen

het laat niet los nooit

waar zijn ze allemaal?

hebben ze ooit bestaan?

ja er zijn herinneringen

als ik het niet schrijf

dan hebben ze nooit bestaan

als ik het niet schrijf

als ik het niet zelf lees

dan verdwijnen ze als ik zelf verdwijn

dan verdwijnen ze met mij

(…)

iemand vroeg me

‘hebt u nooit geprobeerd

om dat nummer op uw arm te verwijderen?’

ik antwoordde

‘wie zal mijn hoofd vervangen?’

Tobias Schiff praat zoals hij schrijft: aarzelend, op zoek naar de juiste woorden, die er onveranderlijk toch komen. Want iemand die de kampen heeft overleefd, vindt altijd wel het juiste woord. Maar wie zal ná hem de morele kracht en de juiste woorden vinden om de gruwel te omschrijven? “De films over de kampen bestaan”, weet Schiff. “Je ziet de uitgemergelde lijken op die Britse film van de bevrijding van Bergen-Belsen. Iets zal er toch blijven.”

Zou de aanwezigheid van televisie de Holocaust onmogelijk hebben gemaakt, vraag ik hem voorzichtig. “Ach, beelden. We hebben allemaal de beelden gezien van Rwanda en van Bosnië. Mensen zien die op tv wanneer de soep op tafel komt. Wie gevoelig is, kijkt en laat de soep heel eventjes koud worden. Anderen eten rustig voort of ze veranderen van zender.”

Eli Wiesel, gewezen winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, zei ooit: “Wie luistert naar een getuige, wordt zelf een getuige.” Schiff trekt zich op aan die uitspraak. “Misschien zullen de jongeren van nu later doen wat ik vandaag doe. Als ik ga spreken voor een klas, verwittigen de leraars mij soms voor een groepje Vlaams Blok-sympathisanten. Maar dat is nooit een probleem. Na twee minuten is het muisstil in de klas, altijd.”

Op zijn linkerarm is het nummer 160.275 een stille getuige van de kampen. Hij wil het niet laten verwijderen, hoewel dat met de moderne plastische chirurgie perfect kan. Schiff: “Ik kan mijn familie toch niet verloochenen, alsof ze nooit bestaan heeft? Weet je, iemand heeft me eens in de winkel gevraagd wat er gebeurd was op 16 februari 1975. En ik maar denken: de moord op Kennedy was veel vroeger, de oorlog in Vietnam was beëindigd, enfin, ik wist het niet. ‘Jamaar,’ zei ze, ‘wat is er met ú gebeurd die dag?’ Ik wist het niet meer. ‘Waarom staat die datum dan op uw arm?’ vroeg ze. Toen ik haar het hele verhaal had verteld, was ze zó aangedaan, dat ik medelijden met haar kreeg en haar moest troosten. Een man pakte ooit mijn arm vast en gaf er een zoen op. ‘At this time we were in Miami, drinking Coca Cola’, verontschuldigde hij zich.”

Hij aarzelt even. “Het is heel eigenaardig: hoe verder ik er in tijd vandaan ga, hoe dichter ik er weer bij kom. Die beelden zijn er altijd, die geraak je niet kwijt, of ik er nu zelf over begin of niet. Ik zie alles. Het wordt direct tegenwoordige tijd. En het drukt meer en meer op me.”

Eén van de acht

transport nummer 25 van vrijdag 28 augustus 1942

telde 1.000 gedeporteerden

ongeveer 280 kinderen 220 vrouwen en 500 mannen

en

zoals ik al zei

slechts 8 van hen keerden terug

8

(…)

het was alsof ik een geheim had

concentratiekamp

waarover ik nauwelijks kon praten

(…)

ons leven was van geen tel

het had geen enkele betekenis

Schiff: “Omdat ik er levend uitgeraakt ben, voel ik me verplicht de boodschap van de doden uit te dragen. Ik heb geluk gehad, de anderen niet.

“Ik stel mezelf altijd nieuwe vragen. Zo zit mijn leven nu eenmaal in mekaar. Ik vraag voortdurend: ‘Waarom?’ Met waaroms kan een dictatuur niet leven, die vraag kan je alleen in een democratie stellen.

“Ik reageer ook helemaal anders dan andere mensen. Als in een kamer een deur hard wordt dichtgeslagen, zal het hele gezelschap opkijken. Behalve ik, ik knipper niet eens met mijn ogen.”

Honger

men stierf van kou

van honger

men stierf van uitputting

van ziekte

men stierf van alles

men stierf van sterven

een schimmenkonvooi

van mensen die amper 35 kg wogen

een doodskist op wielen

naast je achter je voor je

was er de dood

je sprak met iemand

en het ogenblik daarna

was hij er niet meer

je sprak met doden

de trein werd bewoond door de dood

(…)

de levenden hadden het niet beter dan de doden

ze waren dood van last en ellende

verstard en verkrampt

de levenden waren net skeletten

die zich nog konden bewegen

(…)

honger

concrete alle zinnen bezettende honger

alle zinnen staan op scherp

alle zinnen staan op brood

alle zinnen staan op honger

men ziet honger

men voelt honger

men hoort honger

men is honger

geknaag

uur na uur minuut na minuut

dag en nacht altijd

we waren gek van honger

pijn van honger

stierven van honger

we waren P>men at zich op langs binnen

buiten niets te zien

langs binnen vrat men zich op

“Honger kan je niet beschrijven. Daar bestaan geen woorden voor. Ik had zelf nog nooit over honger gelezen, gewoon omdat het onbeschrijfelijk ís. Ik hoop dat ik er in mijn boek in geslaagd ben over te brengen wat het betekent. Te horen aan de reacties ben ik er schijnbaar een beetje in gelukt.”

Afscheid nemen

ik ging naast vader zitten

hij keek me kalm aan

hij hield mijn hand vast

ik wist dat het gedaan was

vader zei

‘dit is het lot van ons volk

ik weet dat ik nu moet sterven

ik zou getroost zijn en sereen sterven

als ik wist dat jij er levend uit kwam’

(…)

alles wat ik vertel is voor mij tegenwoordige tijd

het is nooit echt verleden

Op 18 januari 1944 vernam Schiff dat zijn vader naar de gaskamer moest. Dat gebeurde drie dagen later. “Als ze met hun hoofd knikten, wist je al dat je erbij was. Reageren kon niet. Zelfs met je ogen knipperen was voldoende om je mee naar de gaskamer te laten voeren. Hoe vader dat drie dagen uitgehouden heeft! Hij heeft míj getroost, ik hem niet.”

Bij het vertrek naar de kampen, in augustus 1942, wist hij nog niet dat de joden systematisch werden uitgeroeid. “Wij wisten van niets. Zelfs niet toen we al in de kampen zaten. Een groep gevangenen werd afgevoerd en een bewaker zei: ‘Kijk, die daar, over een uur zijn ze rook.’ En ik wist niet waar hij het over had! Volgens mij trekken onze hersenen een grens tot waar ze informatie accepteren. Dat is zoals met een tas koffie. Vol is vol. Al wat je er dan nog bijgiet, komt terecht in de ondertas of op tafel. Het kan er niet meer bij. Dat gaat ver voorbij ons verbeeldingsvermogen. Men zegt wel eens: ‘Je moet het hebben gezien, om het te kunnen geloven.’ Maar zelfs dat gaat niet ver genoeg. We zagen het gebeuren — want niemand keerde terug — en we geloofden het nog niet.

“Ik had een enorm schuldgevoel. Ik heb mijn vader tegengehouden toen die op het punt stond naar Warschau overgebracht te worden. In Warschau waren geen gaskamers, weet je.”

Zelf werd hij ook aangewezen om afgevoerd te worden, maar bij een hertelling bleek dat er al 301 aangeduide gevangenen waren, in plaats van de gevraagde 300 en dat kon niet volgens de op mathematische regels gebaseerde Duitse uitroeiingsmethodes. Tobias Schiff was Nummer 301 en bleef leven. “Ik was niet bang, begon niet te bibberen of zo. Ik aanvaardde dat als iets dat onvermijdelijk was. Wat konden ze nog met mij doen dat erger was dan wat ik al had meegemaakt?”

Gewillige beulen

ik ben geen rechter

maar ik kan u zeggen dat velen stopten

om ons spottend te bekijken

Schiff heeft Hitlers gewillige beulen van Daniel J. Goldhagen doorgenomen, maar niet helemaal uitgelezen. Hij wordt opstandig als het ‘Wir haben es nicht gewußt’ ter sprake komt. “Dat is toch niet waar! Ik zal niet zeggen dat iedereen álles wist, maar… Als je als soldaat een week lang mensen hebt vermoord, vrouwen en kinderen, verzwijg je dat toch niet aan je familieleden? Dat nieuws verspreidt zich toch? De Duitsers hebben hun gezicht niet afgekeerd, zo is het niet gegaan. Op een bepaald moment was de jood voor hen de vijand van de staat, zo is het hen immers jarenlang voorgesteld.’

“Zo’n soldaat, die kwam thuis, zoende zijn vrouw en zijn kinderen, aaide de hond over zijn hoofd, deed zijn gordel met zijn revolver uit en ging aan de piano een stuk van Chopin spelen. Die deed normaal, zoals iedereen die aan het eind van de dag gedaan had met werken.

“Stel je voor: je pakt vandaag in een winkelcentrum vijfhonderd mensen op en je zet die drie dagen zonder eten en drinken in gesloten beestenwagons. En als ze aankomen worden ze uit de trein geslagen, uitgekleed, geschoren en krijgen ze versleten vodden als kledij. Die voelen zich vernederd, die zijn ontmenselijkt. Ze staan daar als uitgemergelde skeletten. Op dat ogenblik zíjn dat Untermenschen, ze hoeven dat woord niet eens meer uit te vinden voor hen.”

God

God zat in elke wagon en in elke trein

die naar Auschwitz reed

aangezien hij zich met elk van ons bezighoudt

hij heeft erover gewaakt

dat de kinderen in de wagons klommen

hij heeft erover gewaakt

dat de deuren goed gesloten waren

hij heeft erover gewaakt

dat het zyklon b-gas naar behoren zijn werk deed

dan is hij naar Miami Beach een cola gaan drinken

omdat het zelfs voor God lastig was

het was veel

het was te veel

en dan is hij teruggekeerd met een andere trein

Zijn geloof is gekneusd. Meer nog: hij is boos op de katholieke kerk. Tobias Schiff: “De kerk heeft het 2000 jaar lang gezegd: de joden hebben Jezus Christus vermoord. En die godsmoordenaars werden eeuwenlang met de vinger gewezen. De meeste mensen konden niet lezen of schrijven, maar ’s zondags in de kerk werd telkens weer herhaald dat de joden God de Zoon hadden laten kruisigen. Als er dan een partij aan de macht komt in een land waar het brood op dat ogenblik twee miljard mark kost is de schuldige snel gevonden: de jood. Iedereen was klaar voor de wraak. Vandaag doet uiterst rechts er alles aan om Marokkanen en Turken de schuld te geven van alles wat fout gaat in onze samenleving. De voorbereiding is net dezelfde, hopelijk zal de uitvoering niet dezelfde zijn!

“Natuurlijk heeft God mij gered, hij heeft mij uit Auschwitz gehaald. Maar ik vind dat zó’n belediging voor diegenen die het niet gehaald hebben. Ik vraag me af over welke God we het hier hebben. De God die alles geschapen heeft en die vervolgens naar een ander intergalactisch stelsel is vertrokken, die kan ik accepteren. De God die van bij onze geboorte elke stap die we zetten heeft geregeld, mag ik niet. Ik geloof dat God bij elke schepping iets uit handen heeft gegeven. En op het einde was hij machteloos.”

Duisternis

meer dan 40 jaar lang al

doe ik ’s nachts nooit het licht in mijn kamer uit

voor het bed staat een radio

en de hele nacht luister ik naar klassieke muziek

naast mij staat een andere radio

om naar de nieuwsberichten op de BBC te luisteren

en in mijn handen heb ik een boek

ik word wakker met het boek op mijn borst

(…)

duisternis is het kamp

Hij zweert bij de BBC World Service om op de hoogte te blijven van de actualiteit. Dat radiostation is ook een gezel tijdens de moeilijke momenten van de dag, na zonsondergang. De duisternis roept altijd weer herinneringen op aan de kampen. Hij leest voortdurend, in verscheidene talen. “Ik lees veel boeken over geschiedenis, en zeker niet alleen over de oorlog, en biografieën. Geen romans, die interesseren mij niet.”

Een normaal leven zat er na 28 augustus 1942 niet meer in. “Er is me een stuk van mijn leven afgenomen. Als vader of moeder kwaad zijn, loop je als kind naar je oma, die je koffie met koekjes geeft en je troost. Als je weer naar huis gaat, kan je je vader en je moeder vergeven voor al het kwaad dat ze je hebben aangedaan. Ik kon dat niet. Mijn grootouders, mijn ouders en mijn zus zijn uit mijn leven gestolen.

“Eli Wiesel zei ooit: ‘Niet alle slachtoffers in de oorlog waren joden, maar alle joden waren slachtoffers.’ Ze moesten allemaal vrezen voor hun leven.”

Aan een rustige oude dag denkt Tobias Schiff hoegenaamd niet. “Ik interesseer mij aan ontmoetingen met allerlei soorten mensen. Ik zit niet te wachten op die fameuze klok die gaat luiden. Die zal nog een minuutje moeten wachten, we gaan dat uitstellen. We moeten voort.”

Tobias Schiff, Terug op de plaats die ik nooit heb verlaten, 1997, Epo, 206 blz., 598 frank.



Uit mijn archief (28/29): ‘Pardoes op de grafsteen stappen van Gerard Walschap in het Schoonselhof’ (reportage in De Morgen, 2022)

Journalistiek, Memories & mijmeringen Posted on wo, februari 28, 2024 08:21:13

65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden. Vandaag bijdrage 28, de voorlaatste.

Ik mocht voor De Morgen geregeld een bijdrage publiceren in de rubriek ‘Blik op België’. Kleine observaties van vierduizend tekens over het kleinere nieuws, ver van de gekke wereld. Ik vind van mezelf dat ik minder geschikt ben voor het korte werk, maar over deze bijdrage over de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof, verschenen op 31 oktober 2022, de dag voor Allerheiligen, was ik best tevreden. Nu u nog.

***

Pardoes op de grafsteen stappen van Gerard Walschap in het Schoonselhof

***

Tranen biggelen uit de hemel wanneer ik het Schoonselhofbetreed. Ik heb Père Lachaise bezocht, in Parijs, en de Joodse begraafplaats in Praag, maar nooit eerder wandelde ik rond op dit indrukwekkende kerkhof in Hoboken, wat voor een geboren Antwerpenaar niets minder dan een schande is.

Sinds 1921 is dit de plek waar le tout Anvers ooit wil eindigen — het liefst niet te vroeg. Premiers, ministers, burgemeesters, andere hoogwaardigheids- bekleders en vooraanstaande burgers, maar ook de gewone Antwerpenaar: ze vonden hier allemaal hun laatste rustplaats. Ik ga er op zoek naar de graven van een handvol schrijvers. Kraaien zorgen voor de gepaste soundtrack, ze maken er zowaar een nog luguberdere plek van. “’t Is hier groot”, waarschuwt de medewerkster die me een handige plattegrond meegeeft. Een understatement van formaat. Pas na twintig minuten flink doorstappen arriveer ik in een statige wandellaan naast perk U, waar een monumentale grafsteen eer betoont aan de man die zijn volk leerde lezen, Hendrik Conscience (1812-1883). De schrijver van De leeuw van Vlaanderen wordt er bewaakt door een bronzen leeuw, hoe kan het anders.

Op de bijzonder informatieve website van Schoonselhof verneem ik dat er in september 1883 uit elke Vlaamse provincie een schop aarde op de kist werd gestrooid, zodat Conscience kon rusten onder een laag gemeenschappelijke Vlaamse grond. Ha, identiteit!

Café De Raaf finaal gesloten

Op ereperk R vind ik een favoriete schrijver terug. “Hier dwaalt J.M.H. Berckmans in de grauwzone van Barakstad”, staat er te lezen. Aan de voet van de schijnbaar argeloos opgestapelde zwarte stenen liggen enkele lege blikjes pils en al even lege flessen wijn en champagne, als om te benadrukken dat Jean-Marie Berckmans (1953-2008) in zijn laatste levensjaren in de duistere marge van het bestaan vertoefde. Door deze ietwat vreemde hommage wordt Berckmans zo’n beetje de Jim Morrison van het Schoonselhof. Zou de auteur van Café De Raaf nog steeds gesloten weten dat zijn officieuze verblijfplaats van weleer inmiddels definitief dicht is?

“Daar moet je vandaag voor zorgen, voor sterfelijkheid”, geeft Herman de Coninck (1944-1997) mee aan de passanten. De dichter zeeg op zijn 53ste neer op een trottoir in Lissabon. Zijn kleurrijk grafmonument steekt schril af bij deze zwart-witte omgeving met dat grijze wolkendek erboven. De Coninck schreef in 1980 in de dichtbundel Een klank van hobo een toepasselijk gedicht over een begraafplaats. “Op dit kerkhof lijkt de dood zelfs op haar beurt gestorven, / de zerken op hun beurt begraven, onder gras / dat leeft en vrolijk overleeft / op grond van wat er destijds was. / Heden en verleden ontmoeten / elkaar hier op elke hoek, en dan groeten / ze, deftig comme il faut, / Heden en Verleden, van de firma Tijd en co.”

‘Dag mensen, dat ’t welga’

Pardoes stap ik, aangekomen op perk N, op de grafsteen van Gerard Walschap (1898-1989). Nu ik toch oneerbiedig ben, veeg ik dan maar meteen ook de neergedwarrelde herfstbladeren opzij, zodat zijn naam leesbaar wordt. Alles voor de foto. Verschoning! En de schrijver van Houtekiet was dan nog zo vriendelijk om ons, eenvoudige stervelingen, te begroeten met een vriendelijk “Dag mensen, dat ’t welga”. Ach ja, Walschap wist het al bij leven, “de mens, ge kunt gij daar niet aan uit”.

Verder op dit ereperk kijken twee Grote Schrijvers voor eeuwig op elkaar uit. Links van mij — Boem Paukeslag! — de expressionistische dichter Paul van Ostaijen (1896-1928), rechts reclameman Alfons de Ridder (1882-1960), die als Willem Elsschot een onvergetelijk oeuvre naliet. Ik zou beide literaire reuzen het liefst omarmen en danken voor zoveel moois, maar tussen droom en werkelijkheid staan wetten in de weg en praktische bezwaren.

Bij het verlaten van het perk ontdek ik op het graf van ‘letterkundige’ Roger van de Velde het opschrift “Recht op antwoord, recht op leven”, maar de tand des tijds heeft de ‘l’ doen verdwijnen, waardoor dit ongewild een perfecte omschrijving wordt van de tijd die ons gegund is op aarde: recht op even.

Schoonselhof (Krijgsbaan 100, Antwerpen) is dagelijks toegankelijk van 8 tot 17.30 uur (van april tot oktober tot 20 uur). schoonselhof.be



« VorigeVolgende »