Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Sudoku

Literatuur Posted on wo, mei 25, 2022 12:05:15

Ik wil uw aandacht voor één keer vestigen op een debuutroman van een hele goede vriend die een goed boek heeft geschreven, wat ik u niet zeg omdat hij een hele goede vriend is, maar omdat het echt een goed boek is. Debuteren op je 63ste, het is niet iedereen gegeven. Allemaal de schuld van uitgeverijen die in het verleden geen brood zagen in zijn absurde verhalen — een van die manuscripten bestond uit zo’n vijfhonderd volgetikte pagina’s! —, wat wil je anders in een tijdsgewricht en een taalgebied waar conservatisme en voorspelbaarheid troef zijn. Uitgeverijen zoeken altijd maar meer van hetzelfde, succesvolle auteurs kopiëren is lonender dan een eigen smoel hebben, copy/pasten krijgt de voorkeur op originaliteit. Kookboeken genieten de voorkeur op fictie.

Sudoku, want zo heet die roman, is het soort boek dat je best in één ruk uitleest, omdat het verhaal je ontvoert naar een ander, tijdelijk universum, waar de gebeurtenissen elkaar in recordtempo opvolgen en waar alles met alles samenhangt, en toch weer niet. ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’, wist wijlen Jeroen Brouwers al. Bij Luc Marteleur, want zo heet mijn vriend-de-auteur, krijg je de meest waanzinnige connecties binnen één etmaal. Om goed te kunnen blijven volgen, moet je dus blijven lezen.

Enfin, u wil een synopsis, begrijp ik. Goed dan, een poging tot. Eddy Stoelen, een rockjournalist die randje pensioen staat, meldt zich aan op de Arbeidsdienst, waar hij in een lange wachtrij aanschuift, zó lang dat hij zich niet eens meer herinnert waarom hij überhaupt in die rij stond. Volgen: de vrouwelijke loketbediende die met hem naar buiten wandelt en allerlei metamorfoses ondergaat, een gangster die hem vraagt om op tijd een sudoku binnen te leveren waarmee ie een prijs kan winnen, die sudoku die vervolgens ontvreemd wordt door een dwergachtige figuur, ontmoetingen met andere maffiose figuren, enzovoort, enzoverder. En dat allemaal binnen ongeveer een etmaal en minder dan honderdvijftig pagina’s.

Ik weet dat Luc Marteleur een fan is van Kafka, kafkaiaans is dan ook een aardige manier om te omschrijven wat het hoofdpersonage allemaal overkomt. En niet overkomt. En herhaaldelijk overkomt. Het gebeurt allemaal in een grootstad die niet genoemd wordt en, behalve Eddy Stoelen zelf, hebben de figuren zowel bekend klinkende namen (Margriet Tatcher, Claudia Cardinale, Gina Lollobrigida, Kenzaburo Oë, Meyer Lansky) als absurde (wat dacht u van De Vogelaar Belhamels?).

Er zit vaart achter, never a dull moment in Sudoku. Het is spannend, al weet je dat het uiteindelijk allemaal maar om te lachen is. En het is bij momenten gruwelijk, maar zelfs dat mag u niet beletten verder te blijven lezen. Tarantino op speed, zo lijkt het wel, maar meer vergelijkingen wil ik u (én hem) besparen: het is in de eerste en de laatste plaats het onnavolgbare debuut van Luc Marteleur.

Sudoku is zo’n boek dat je niet zou missen mocht je niet van het bestaan ervan afweten, maar waarvan je na het lezen denkt dat je dit voor geen geld van de wereld — in dit geval de luttele som van niet eens twintig euro — had willen missen. Een goed boek van een hele goede vriend, had ik u dat al gezegd?

Sudoku, Luc Marteleur, Ertbrand, 147 pagina’s, 19,95 euro.



De roedel eenzame wolven breidt steeds verder uit

Politiek, Samenleving Posted on do, mei 19, 2022 13:19:26

Woensdag is het precies twee jaar geleden dat George Floyd zijn leven dramatisch beëindigd zag onder de knie van een witte politieagent en na het veelvuldig uitstoten van de genegeerde noodkreet ‘I can’t breathe’. De hashtag #BlackLivesMatter was opeens prominent aanwezig en dit keer niet alleen in de Verenigde Staten. Wereldwijd. Voetballers gingen voor het eerste fluitsignaal van een wedstrijd op één knie zetten, sommigen doen dat nog altijd. De onnodige dood van een zwarte man die met een vervalst biljet van twintig dollar zou hebben betaald — voorwaar een ge(we)ld(dad)ige reden om iemand op brutale wijze in te rekenen! —, leidde tot protest op zowat alle continenten, ondanks lockdowns en restrictieve overheden. Bemoedigend. Nog bemoedigender was dat Derek Chauvin, de witte agent die Floyd doodde, tot 22,5 jaar cel werd veroordeeld. Recht en rechtvaardigheid, zowaar.

Wat zijn we naïef geweest!

Eén veroordeelde racistische en corrupte politieman maakt de lente niet. In grote delen van de wereld is het voor een ruime minderheid van de mensen altijd winter, altijd duister, altijd gevaarlijk. Omdat ze een andere afkomst hebben, een andere huidskleur, een andere religieuze overtuiging (of geen), een andere genderidentiteit, een andere politieke voorkeur. Anders zijn wordt bijna overal ter wereld afgekeurd door de meerderheid. Verbaal, tot daaraan toe. Maar ook door reële discriminatie of fysiek en psychisch geweld.

***

Buffalo, zaterdag 14 mei 2022. Een achttienjarige white supremacist schiet tien mensen dood. Niet zomaar tien mensen. Mensen die eruitzien zoals George Floyd. Donker. Minderwaardig, in de ogen van figuren zoals deze Payton Gendron.

Telkens weer gaan de media dan in overdrive. Voer voor dagen nieuwtjes en analyses. Clickbaithoogtepunt. En zoals bij al die vorige aangelegenheden — en de volgende, want het stopt heus niet bij Gendron — hebben door witte mensen gerunde media het uitermate moeilijk om de termen ‘terrorist’, ‘white supremacy’ en ‘extreemrechts’ in de mond te nemen, laat staan dat ze zo iemand naar waarheid een ‘extreemrechtse, racistische terrorist’ zouden durven te noemen. ‘Lone wolf’, is een misplaatste term die je dan vaak ziet opduiken. Net als Brenton Tarrant, Dylann Roof, Anders Breivik of Hans Van Themsche voor hem zou die Payton Gendron dan helemaal alleen gehandeld hebben (wat allicht juist is), zonder enige connectie met extreemrechtse, fascistische bewegingen of politieke partijen (wat manifest onjuist is).

Als een zwarte man sterft onder de knie van een witte agent, dan is die agent voor de meeste media een ‘rotte appel’, een ‘lone wolf’ binnen het politiekorps dus. Over de georganiseerde racistische cultuur die er heerst onder agenten geen woord.

Als zwarte mensen sterven onder de gerichte geweerschoten van een witte man, dan is die man een eenzaat, met wie het fout is gelopen. Over de georganiseerde racistische cultuur waarin ie al een tijdje is ondergedompeld, wordt nauwelijks gepraat. Ook al had ook deze Payton Gendron net als zijn voorgangers duidelijke sympathieën, die hij niet verborgen hield, schreef hij zelfs een lang manifest waarin hij vooraf zijn toekomstige daden verklaarde, werd hij gevoed door aanhoudende haatboodschappen, liet hij zich bewonderen in een livestream. Hij had verdorie het n-woord op zijn automatisch geweer geschreven. En het cijfer 14, wat onder witte suprematisten verwijst naar een veertien woorden tellend statement: ‘We must secure the existence of our people and a future for white people.’ Op zijn to-dolijst stond ook nog een bezoek aan een zwarte wijk, die tien slachtoffers waren slechts een begin.

‘Witte suprematie is een vergif,’ zei president Biden achteraf. Beredeneerde gok: hij zal dit nog wel een aantal keren mogen zeggen tijdens zijn ambtstermijn. De zo goed als vrije wapenverkoop en het even vrije circuleren van waanzinnige complottheorieën en raciaal superioriteitsdenken vormen een explosieve combinatie. Incidents waiting to happen.

***

Je hebt maar één gek nodig om… O, wacht even. Ik las de voorbije dagen zelfs bij heel slimme mensen dat ze deze Payton Gendron ‘gestoord’ vinden. Ik wil niet diezelfde fout maken. Voor ‘normale’ mensen zoals u en ik, die geen medeburgers vermoorden omdat ze nog hartstochtelijk geloven in de democratie, de rechtsstaat, evenwaardig burgerschap, onderlinge solidariteit, en vrije meningsuiting die nooit absoluut kan zijn, is die Gendron natuurlijk ‘niet normaal’, maar laten we hem vooral niet ‘gestoord’ of ‘krankzinnig’ noemen. Want dan zeg je eigenlijk dat hij ‘ontoerekeningsvatbaar’ kan pleiten en niet in de gevangenis thuishoort maar in een gesloten instelling. Payton Gendron was zeer nadrukkelijk wél toerekeningsvatbaar, hij wist heel goed wat hij deed en hij wist nog beter dat hij hiervoor (stiekem) applaus zou krijgen op vele banken. Witte suprematie is inderdaad een vergif, een vroeger sluipend en nu openlijk krioelend gif dat blijkbaar steeds meer mensen aantast en niet alleen hun denken maar ook hun handelen beïnvloedt.

Ik wil voor één keer zondigen op het principe dat je niet mag vervallen in reductio ad Hitlerum. Als we Adolf Hitler ‘gestoord’ of ‘krankzinnig’ zouden noemen, dan spreken we hem eigenlijk vrij van alles wat er onder het nazisme is gebeurd. Hij zou immers ‘ontoerekeningsvatbaar’ zijn geweest, in de volksmond: ‘Hij wist niet beter’. Hitler wist wél beter. In de ogen van ‘normale’ mensen zoals u en ik was hij natuurlijk zowat de meest verderfelijke schurk uit de wereldgeschiedenis, de personificatie van Het Kwaad, maar laten we hem vooral niet gunnen dat we hem als gevolg van een mentale stoornis vrijpleiten van wat hij heeft laten aanrichten in de twaalf jaar dat hij Duitsland (mis)leidde.

Hetzelfde geldt voor Brenton Tarrant, Dylann Roof, Anders Breivik, Hans Van Themsche en Payton Gendron, en al hun opvolgers. Zij zijn niet gek, ze hebben zich alleen laten voeden door de als vrije meningsuiting verpakte raciale haatspraak van extreemrechtse politici en opiniemakers, en ze hebben daarnaar gehandeld, waardoor ze, gelukkig maar, uitzonderingen op de regel blijven. Die ongeschreven regel zegt: roepen en schrijven mag, ernaar handelen niet, toch niet zo lang extreemrechts het niet voor het zeggen heeft. Dan zullen we ongetwijfeld nog iets anders meemaken…

***

U moet er eens op letten: extreemrechtse politici zijn er als de kippen bij om terreurdaden te veroordelen, behalve van gelijkgezinde terroristen. Geen woord over Buffalo bij Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken deze week, of bij Filip Dewinter, die wel rapporteerde over een geslaagde boekvoorstelling van Omvolking, terwijl die omvolkingstheorie net mee aan de basis lag van de slachtpartij in Buffalo. Geert Wilders? Geen woord. Thierry Baudet? Geen letter. Niet dat ze afwezig bleven op Twitter, maar Buffalo was hen geen aandacht waard. Wat konden ze ook schrijven? Sorry, het is mede onze schuld (wat de waarheid zou geweest zijn)?

Er zijn intussen zodanig veel eenzame wolven opgedoken dat er sprake is van een uit de kluiten gewassen roedel. Payton Gendron is geen eenzaat, hij weet dat hij niet alleen staat, hij voelt zich gesteund door een racistische systematiek, die constant gevoed wordt door invloedrijke personages die het hen aangereikte forum — sociale én traditionele media — misbruiken om zaadjes van haat in de hoofden van onwetende lieden te planten, die op hun beurt in een tunnelvisie beland zijn, met dank aan algoritmes en dergelijke. Er zal wel een accurate psychologische of psychiatrische terminologie voor bestaan, maar ‘krankzinnigheid’ of ‘ontoerekeningsvatbaarheid’ is dat niet.

Ik vind overigens niet dat Van Grieken & co zich persoonlijk moeten distantiëren van wat er in Buffalo gebeurd is, wat ze zelf wél eisen van moslims na een islamitisch geïnspireerde terreurdaad, maar hun verantwoordelijkheid is veel verpletterender dan die van de doorsnee moslim bij een aanslag van IS en consoorten. Wie haat zaait, zal haat oogsten. Dat is heus geen toeval. Joe Biden mag dan wel stellig beweren dat haat niet zal overwinnen, maar ik durf dat te betwijfelen — en niet alleen in Amerika. Extreemrechtse politici hebben dan misschien wel niet openlijk of letterlijk opgeroepen om zoveel mogelijk mensen met een andere huidskleur of een andere achtergrond te vermoorden, in de oren van de Payton Gendrons van deze wereld klinken hun woorden wel als een bevel. Zijn geweer heeft hij zelf gekocht, de schoten heeft hij zelf afgevuurd, maar de munitie werd hem wel degelijk aangereikt.



Een plek aan tafel

Journalistiek, Politiek, Samenleving Posted on vr, mei 13, 2022 13:14:20

Zelfs als mensen met andere dan Belgische/Vlaamse wortels de taal/talen spreken, de wetten respecteren en onze nationaliteit hebben, horen ze er niet bij. Dat leerden we deze week uit De Stemming, de peiling die De Standaard en VRT NWS hadden opgezet. Je kan je alleen maar een echte Belg of Vlaming noemen, als je daadwerkelijk hier geboren bent, vindt meer dan de helft van de respondenten. Maar het gaat verder dan dat: zeven op de tien deelnemers aan de poll vinden dat je onze gewoonten en cultuur moet overnemen, twee op de drie eisen dat mensen met een andere achtergrond zich ook effectief Belg of Vlaming voelen, meer dan één op de drie vindt zelfs dat ouders en grootouders uit ons land afkomstig moeten zijn om erbij te mogen horen.

Verbaasd? Neen, toch? Achttien jaar geleden stemde één op de vier Vlamingen voor een partij, Vlaams Blok, die kort voordien veroordeeld was wegens inbreuken op de antiracismewet, een veroordeling die enkele maanden na de Vlaamse verkiezingen zou bevestigd worden door het hof van beroep. Eén op de vier Vlaamse kiezers veegde dus zijn of haar voeten aan een gerechtelijk vonnis. Racisten horen erbij, mensen met een migratieachtergrond niet, dat was de teneur. En die is niet veranderd, want vandaag zit Vlaams Belang — andere naam, zelfde inhoud — opnieuw rond die één op de vier kiezers in Vlaanderen. Het is maar een peiling, akkoord, maar dan wel een peiling die griezelig nauw aanleunt bij de electorale realiteit van 2004. Het zal nooit goed genoeg zijn voor een stevige minderheid Vlamingen. Zelfs voor 57 procent van de mensen die aangaf voor Groen te zullen stemmen, mochten er weldra verkiezingen zijn, is assimilatie een basisvoorwaarde om welkom te zijn. Dat zegt alles. Assimileren gaat veel verder dan integreren. Als je integreert, respecteer je de Grondwet en de wetten van het land. Als je assimileert, neem je alle gewoonten en gebruiken bewust over.

Tel je bij de potentiële Vlaams Belang-kiezers ook nog eens die van N-VA (‘Racisme is een relatief begrip’, roepen ze daar van De Wever over Homans tot Kanko) en rechtse Open VLD’ers en CD&V’ers op, dan zit je aan meer dan de helft van de Vlamingen die zich nooit helemaal zullen verzoenen met mensen die er anders uitzien, een andere cultureel-religieuze achtergrond hebben, nog een andere nationaliteit bezitten en zich in het openbare leven anders gedragen. Dat is niet zozeer verbazingwekkend, dan wel angstaanjagend. Zet je even in de plaats van iemand met een niet-witte huidskleur en niet-Belgische roots. En bedenk dat ook de voorzitter van Vooruit laat verstaan dat ‘zij’ er niet helemaal bij horen, want hij voelt zich ‘niet in België’ wanneer hij door wijken met hoofdzakelijk inwoners met een migratieachtergrond rijdt.

Dit doet me spontaan denken aan het scorebord van mijn favoriete bron van frustratie, Beerschot. Daar staat ‘Wij – Zij’, met daaronder de stand in de wedstrijd. Toen ik dat eerst zag, dacht ik: oké, ludiek, typisch Antwerpse humor, lekker uitdagend, op het randje. Als je er echter dieper op ingaat, is het compleet misplaatst, omdat het een vorm van permanent vijanddenken inhoudt. ‘Zij’ zijn de slechteriken, ‘zij’ mogen beschimpt worden, ‘zij’ moeten verliezen, ‘zij’ horen hier niet thuis. Vlaanderen is een uitvergrote versie van dat scorebord van Beerschot geworden: wij versus zij. (Of is het omgekeerd? Is Vlaanderen begonnen en surft de voetbalclub gewoon mee op die negatieve sentimenten?)

Die wij tegen zij-attitude is veel breder verspreid dan de meesten beseffen, of durven toegeven. En het heeft heus niet alleen met racisme te maken. Xenofobie zit in alle geledingen van de maatschappij en die ‘angst voor het vreemde’ gaat veel verder dan huidskleur of afkomst. Bedrijfsleiders zijn in de eerste plaats op zoek naar spiegelbeelden van zichzelf in hun directe omgeving (waardoor ze stagneren, want te weinig verrassende inbreng, ze horen immers de hele tijd hun eigen echo). HR-medewerkers zijn doorgaans jong en hip — het is een beginnersjob, een opstapje naar beter betaald werk in de hopelijk zeer nabije toekomst — en dus gaan ze op zoek naar andere jonge en hippe mensen. Werkzoekende vijftigplussers kunnen erover meepraten. En zo kan ik nog een poos doorgaan. ‘Wij’ zien onszelf te veel als centrum van het universum, ‘zij’ moeten zich maar aanpassen. Discriminatie is van alle tijden, alle kleuren, alle klassen, alle omgevingen, alle samenlevingen.

Dat ‘de Vlaming’ negatief staat tegenover migranten, ook al zijn die hier geboren, spreken die dezelfde taal, hebben ze dezelfde nationaliteit, supporteren ze voor dezelfde nationale ploeg, luisteren ze naar dezelfde muziek, hoeft ons niet te verbazen. Dat de media dat wij-zij-denken domweg mee hebben overgenomen, wel. Een voorbeeld dat in We have a dream!, het boek over racisme en discriminatie dat Paul Beloy en ik recent schreven, om dit te illustreren. In de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019 waren er in Molenbeek rellen met jongeren. ’s Anderendaags wilde Radio 1 dieper ingaan op de zaak. We vermoeden dat er die dag, een feestdag, geen uitgebreide redactievergadering met pro- en contra-stemmen zal zijn geweest en dat redacteurs werden verondersteld eigenhandig op zoek te gaan naar gesprekspartners. Dus belde de journalist die de opdracht had gekregen om dat nieuwsfeit te coveren in een op het eerste gezicht logisch lijkende reflex naar Theo Francken, tot drie weken voordien staatssecretaris voor Asiel & Migratie, afgetreden omdat de N-VA de ondertekening van een niet-bindend migratiepact, in Marrakesh, niet zag zitten en om die reden uit de regering-Michel was gestapt. Francken gebruikte de aangereikte megafoon om het migratiebeleid voor de zoveelste keer op de hekel te nemen. Als je er echter iets dieper over nadenkt, merk je hoe fout de redenering van de betrokken reporter was om net Francken aan het woord te laten. Allicht onbewust en ongewild bevestigde hij of zij daarmee dat het om een migratieprobleem ging, wie weet zelfs een gevolg van het asielbeleid, terwijl die jongeren hier geboren zijn, hier zijn opgegroeid, onze nationaliteit hebben. Het zijn geen migranten, het zijn verdorie Belgen. Vervelende Belgjes die zich misdroegen en die daarvoor gestraft zouden moeten worden, zeer zeker, maar wel ettertjes van bij ons. Geen migranten, geen ‘vreemdelingen’. Alleen al door die impuls om een voormalige staatssecretaris voor asiel en migratie te contacteren, gaf die redacteur, en bij uitbreiding de nieuwsredactie van Radio 1, aan dat die jongeren er nooit zullen bij horen. En dan klagen (extreem)rechtse luitjes over de ‘MSM’, de in hun ogen veel te linkse en veel te tolerante mainstream media, maar in werkelijkheid gaat zelfs een gerespecteerde redactie — dit ging niet om ’t Scheldt, Doorbraak of Pallieterke!— de anti-migratietoer op. Het zit vanbinnen en het wil er maar niet uit. Wie zich dan nog verbaasd toont dat er zo’n negatief ressentiment is tegenover migranten, nieuwkomers, ‘anderen’, ‘zij’, is hypocriet. Of blind en doof. Of heeft een zeer slecht karakter.

‘De wetenschap dat je er in uw eigen land toch nooit bij zult horen of als volwaardig aanzien zult worden — ongeacht wat je doet — of je hier nu 3 weken of 3 generaties bent, blijft een zeer sombere gedachte en een zwaar kruis om te dragen,’ schreef opiniemaker Youssef Kobo op Twitter. Kobo is de drijvende kracht achter A Seat At The Table, een organisatie die kansarme jongeren op weg wil helpen in een samenleving vol valkuilen.

‘A seat at the table’, een plaats aan tafel: dat zegt het helemaal wat mensen met een andere achtergrond betreft. Dit gaat niet om omvolking, om het omverwerpen van onze democratie, om het opdringen van een andere cultuur of religie: het gaat om een plekje aan tafel. Welkom zijn. Erbij horen. Deze week werd nogmaals pijnlijk duidelijk dat de doorsnee Vlaming niet bereid is een stoel bij te schuiven, of een vrijgekomen stoel ter beschikking te stellen aan iemand van wie de voorouders niet in deze regio geboren werden. Zo lang dat niet gebeurt, blijft Vlaanderen een kille, onvriendelijke, weinig uitnodigende, zelfgenoegzame omgeving. Dat is inderdaad een zeer sombere gedachte.



8 mei

Geschiedenis Posted on za, mei 07, 2022 11:09:19

Je kunt er zonder enig risico een fortuin op verwedden dat bij het begin en het einde van de ramadan islamhaters giftige reacties zullen sturen naar politici en opiniemakers die het aandurven om moslims een mooie ramadan of een fijn Suikerfeest toe te wensen. ‘En wat dan met de christelijke feestdagen, waarom wensen jullie óns dan niets toe?’, klinkt er telkens. Meestal slaat deze bedenking op niets, want wie moslims iets positiefs toewenst tijdens de ramadan doet dat doorgaans ook voor christenen rond Kerstmis of Pasen. Daar gaat het de haters ook niet om. Je mag moslims níets positiefs toewensen, daar draait het uiteraard om. ‘En dan krijgen die moslimkinderen ook nog eens een vrije dag,’ werd ons maandag door ongezond agressieve lieden toegebeten. Liefst zo snel mogelijk naar een oord ver hiervandaan vertrekken en als dat niet lukt, zwijgen en je honderd procent aanpassen aan ónze westerse wereld, met zijn tradities en zijn papieren waarden en normen, dat is de niet eens onderliggende boodschap, want iedereen mag, neen: móét, het horen.

Verdraagzaamheid is niet iedereen gegeven. De groep onverdraagzame burgers lijkt almaar toe te nemen, al kan dat ook een gevoel zijn, ingegeven door hun luidruchtigheid. Misschien gaat het om een kleine minderheid en moeten mensen zoals ik minder ongerust zijn. (Tot je de verkiezingsresultaten van de voorbije dertig jaar analyseert en een blik werpt op de meest recente peilingen, en die minderheid schrikbarend groot begint te worden. Toch maar waakzaam blijven, kortom.)

Al enkele jaren gaan er stemmen op om 8 mei uit te roepen tot een officiële feestdag, ter herdenking van de overwinning op het nazisme en het fascisme, morgen zevenenzeventig jaar geleden. Ik vind dat een zeer gezond voorstel, omdat datgene wat bijna acht decennia geleden zo hartstochtelijk bestreden werd en waarvan onze voorouders dachten dat het definitief op de knieën gedwongen was, zeer nadrukkelijk aanwezig blijkt in de samenleving anno 2022. Niet alleen de onze, maar wereldwijd. Een deel van de triomferende troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog behoorde tot naties die zich de daaropvolgende jaren bezondigden aan krek dezelfde haat en onverdraagzaamheid tegen andersdenkenden als de nazi’s en hun bondgenoten. Denk aan de Sovjet-Unie (Stalin), de Chinese Volksrepubliek (Mao) en tig andere regimes, die dezelfde methodes gebruikten tegen hún volk of tegen naburige volkeren. Pseudowetenschappelijke theorieën, angstaanjagende propaganda, genadeloze vervolging, genocide, het was typisch voor nazi-Duitsland, maar duidelijk niet alléén voor Hitler en verwanten. Je zag en ziet het bij sympathiserende regimes, bij autocratische en semi-autocratische leiders, of die nu behoren tot wat we in het Westen als een schurkenstaat of dictatuur beschouwen, of tot een gerespecteerde democratie. Eén naam voor dat laatste: Trump. Het kan overal gebeuren. Het kan ons allemaal overkomen. We mogen nooit op onze lauweren rusten.

11 november is sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog een symbolische feestdag, waarin elk jaar wordt herdacht dat de toenmalige geallieerde krachten Duitsland hadden bedwongen. Mooi, maar intussen is er niemand nog in leven die de Groote Oorlog bewust heeft meegemaakt. Wat mij betreft blijft die elfde november voor altijd een feestdag, maar als er dan toch moet bespaard worden op het aantal wettelijke vrije dagen, mag die 11-11 vervangen worden door 8-5. (Er mag ook geknipt worden in het aantal door gelovigen opgedrongen feestdagen, vindt deze ongelovige, maar dit enigszins terzijde.)

Als we van 8 mei een officiële feestdag maken, zou dat een helder statement zijn tegen al wie toen dweepte én nu dweept met autoritaire regimes en ontmenselijkende ideologieën. Het zou een krachtig en breed gedragen maatschappelijk ¡No pasarán! kunnen zijn tegen alle gevaren die onze democratie bedreigen. Een signaal dat je als samenleving een lijn in het zand trekt, een ‘Tot hier en niet verder!’-markering. Om al die redenen schaar ik mij ondubbelzinnig achter die vraag om van 8 mei een feestdag te maken. Hoe sneller, hoe liever. Gewoon doen.



&

Politiek Posted on za, april 30, 2022 11:09:31

Dankzij Arno, Henny Vrienten en Elon Musk ging het de voorbije week niet alleen over de oorlog in Oekraïne en de strapatsen van vooraanstaande Vlaamse politici, waarvoor dank/merci/thanks, al had ik het in deze drie gevallen liever anders gezien: Arno en Henny Vrienten alive and kicking en Musk alive and tweeting (but without owning Twitter). Enfin, je kunt niet alles willen in het leven.

Dinsdag ging het op Twitter in onze contreien — dat wil zeggen: het kleine deel van Vlaanderen dat op dat specifieke sociale medium zit, kortom een zéér kleine maar zéér luidruchtige minderheid — over een uitspraak van Conner Rousseau in Humo. ‘Als ik door Molenbeek rijd, voel ik me ook niet in België’ had het weekblad boven een interview met de Vooruit-voorzitter gezet. Zo’n eindredacteur is ook niet van gisteren, en als hij al van gisteren is dan is hij zeker niet van eergisteren. Kies een pakkende titel, al dan niet binnen zijn context, en het volk zal lezen, zo zijn eindredacteuren nu eenmaal opgevoed, áls ze al opgevoed zijn. (Extreem)rechts vond dat Rousseau gelijk had, maar dat hij nu maar eens daden aan die woorden moest koppelen. Versta: honderd procent assimilatie, dat ze zich maar aan óns aanpassen, daar in Molenbeek. (Extreem)links vond dat Rousseau ongelijk had, en ook aan die zijde van het spectrum werden de hyperbolen niet gespaard. Het centrum zweeg, weinig moedig als het doorgaans is wanneer er juist moed vereist is.

Laten we er even de volledige quote bij halen. De Humo-reporter werpt op: ‘Bij de Franse verkiezingen speelde migratie weer een belangrijke rol. Drie kwart van de Fransen zegt dat ze het gevoel willen hebben dat ze in hun eigen land wonen.’ Rousseau repliceert: ‘Als ik door Molenbeek rijd, voel ik me ook niet in België. Maar de meeste van die mensen zijn hier geboren. Het belangrijkste is dat ze onze taal spreken en werken. In Brussel staan er door het lerarentekort mensen voor de klas die in het Arabisch lesgeven, omdat ze geen Frans spreken. Onaanvaardbaar. Maar wat doet de Vlaamse regering? De prijs van de taalcursussen verhogen om de wachtlijsten in te korten.’

Als je dit leest, is die titel boven het stuk helemaal geen goedkope clickbait. Er wordt niets uit de context gerukt. Rousseau heeft gezegd wat er staat en hij heeft ongetwijfeld de tekst mogen nalezen en waar nodig bijsturen. Wat hij en zijn communicatieadviseurs niet (of onvoldoende) gedaan hebben. Ofwel meent hij honderd procent wat hij zegt, wat het alleen maar erger maakt. En dus zegt Rousseau dat Molenbeek onbelgisch aanvoelt, dat ‘de meeste van die mensen’ hier geboren zijn (het woord ‘Belgen’ of ‘landgenoten’ krijgt hij blijkbaar niet over zijn lippen), dat er mensen in het Arabisch lesgeven omdat ze geen Frans spreken en dat de Vlaamse regering daar iets aan moet doen. Waarop Vlaams minister Dalle tweette dat er in het Vlaams onderwijs niet in het Arabisch gedoceerd wordt: naast de kwestie, want dát heeft Rousseau dan weer niet gezegd. Maar waarom legt Rousseau dan de link tussen Frans/Arabisch en de Vlaamse regering? Het zijn twee aparte dingen.

Conner Rousseau geeft in die ene uitspraak aan dat hij de situatie in Molenbeek niet begrijpt. Zijn maatschappijbeeld verschilt nauwelijks van dat van de doorsnee Reuzegommer: geprivilegieerde tunnelvisie, wereldvreemd, eurocentrisch, etnocentrisch, hautain. Sinnekloas is duidelijk de wereld niet, misschien moet Rousseau daar wat vaker een stapje in zetten. Flinks scoren is al te makkelijk, daar heeft pseudolinks trouwens Elchardus al voor. Om de problematiek van de enige wereldstad die dit land telt te kunnen doorgronden, moet je er ofwel zelf gaan wonen, ofwel regelmatig langsgaan en in contact treden met de plaatselijke bevolking, ofwel je laten informeren door experten in de grootstedelijke samenleving. Door Molenbeek rijden is niet voldoende.

Rousseau bepleit een betere sociale mix. Daar kan niemand iets op tegen hebben, alleen blijft er een gigantische kloof tussen iets bepleiten en er iets concreets aan doen. In de stad die ik het beste ken, Antwerpen, hebben opeenvolgende sociaaldemocratische burgemeesters het vertikt om de ghettoïsering te voorkomen, met als gevolg dat traditionele witte volkswijken als de Seefhoek en het Kiel helemaal ‘verkleurden’ — wat normaal is in een multiculturele samenleving, alleen vergat de politiek om de plaatselijke bewoners te ‘masseren’ en werden ‘nieuwkomers’ er gewoon gedumpt, omdat het er nog betaalbaar wonen was in de verkrotte huizen en appartementen —, waardoor de oorspronkelijke bevolking bijna automatisch werd opgezet tegen de als indringers beschouwde ‘gastarbeiders’. Een sociale mix verdient meer dan lippendienst, je moet het ook willen én doen. Dat zou pas echt socialistisch zijn.

***

Twee en een half jaar al is Conner Rousseau voorzitter van een partij die van oorsprong socialistisch was, daarna sociaaldemocratisch mocht genoemd worden en nu…, ja, wat nu? Wat is er nog sociaal of socialistisch aan Vooruit? Waarom zou een linkse jongen als ik nog op die partij moeten stemmen, op basis van welke standpunten of realisaties? Waar moet een linkse jongen als ik überhaupt nog op stemmen, wetende dat Groen communicatief bijzonder onhandig is en op alle vlakken buiten het ecologische verschillende richtingen uitschiet, en dat PVDA nog altijd moeite heeft om de oude demonen — stalinisme, maoïsme, aangekweekte sympathie voor Oost-Europese regimes — van zich af te schudden, om het nog niet te hebben over het soms iets te makkelijke populisme?

Een linkse jongen als ik kan maar één conclusie trekken: er zijn te weinig linkse jongens (m/v/x) zoals ik en dat maakt dat de van oorsprong linksere partijen uit puur opportunisme ofwel naar het centrum beginnen over te hellen, ofwel het extremisme omarmen.

Vooruit — een naam die dan nog gejat werd bij een historisch cultuurhuis, vadertje Anseele draait zich om onder zijn al bij al bescheiden grafzerk — probeert wanhopig de verloren kiezers uit het verleden terug te winnen. De naïeve gedachte daarbij is dat opschuiven naar rechts de verloren zonen en dochters zal terugbrengen die intussen al meer dan dertig jaar op Vlaams Blok/Belang stemmen. Waardoor het risico bestaat dat de overblijvende linkse kiezers worden afgestoten. Wat is er mis met de oorspronkelijke ideologische uitgangspunten en waarom worden die niet vertaald naar het eenentwintigste-eeuwse Vlaanderen?

Door de laatste restantjes socialisme van zich af te schudden, maken Conner Rousseau, en bij uitbreiding al wie hem volgt, zichzelf volstrekt overbodig. Ach ja, de peilingen geven veertien procent aan, maar daar kan je niets mee realiseren, noch in Vlaanderen, noch in België. Met instagrampopulariteit bouw je geen samenleving op. Tweets zijn geen wetteksten die het leven van de mensen beter maken. Populair zijn bij tienermeisjes levert geen stemmen op, want ze zijn nog niet stemgerechtigd. Met ‘Als ik door Molenbeek rijd, voel ik me ook niet in België’ krijg je schouderklopjes van lieden die nooit op Vooruit zullen stemmen. So what? Wat ben je daarmee? Gaat het dan toch alleen maar om de likes en de retweets, en niet om de inhoud? Kwantiteit boven kwaliteit? Het zou zomaar eens kunnen.

Linkse jongens zoals ik kijken niet optimistisch naar de toekomst van onze politiek.

***

En dan zouden we de amechtige pogingen van Open VLD en CD&V om relevant te blijven haast nog vergeten. ‘Van en voor het volk’ is nu de nieuwe mantra van de christendemocraten. Hoezo, is er dan een partij die zich profileert ’tegen het volk’? Indien niet, is dit niet meer dan een holle slogan, zoals die ampersand altijd al een kunstmatig gedrocht is geweest in de afkorting van de partijnaam. Een fantasietje, voor veel te veel centen bedacht door een marketinggoeroe. Als er dan toch weer een nieuwe partijnaam moet bedacht worden, kunnen Open VLD en CD&V misschien samenleggen. Mijn voorstel: ‘&Dan?’ Dan heb je én die modieuze ampersand én een veelzeggend vraagteken én je kan van die ‘Dan’ een acroniem maken voor ‘Democratisch Alternatief Niemandsland’. Van en voor niemand.

Voor liberalen en christendemocraten geldt hetzelfde als voor de sociaaldemocraten: it’s about the ideology, stupids! Vertaal de ideologie naar 2022 en je zult veel meer bereiken dan met dit staaltje windowdressing-voor-gevorderden. Een mooi opgesmukte etalage is in staat om mensen binnen te lokken in je winkeltje, dat klopt, maar ze zullen niets kopen als de uitgestalde waren hen niet aanstaan.

Tel uit onze winst, denken ze intussen bij N-VA en, nog veel meer, Vlaams Belang. Ook die laatste partij veranderde ooit van naam: in 2004, na de veroordeling wegens inbreuken tegen de antiracismewet. Maar Vlaams Belang verschilt in niets van Vlaams Blok. Meer nog: steeds meer eist extreemrechts sociale standpunten op, hoe nep die ook mogen zijn. Het eist zelfs de feestdag van de Arbeid van morgen op, in de wetenschap dat veel traditionele arbeiders allang niet meer achter een rode vlag aanlopen.

Als papieren links nu eens écht links zou worden, dat zou die partijen al een pak aantrekkelijker maken. Of niet, dat kan ook, maar dan weten we dat tenminste. Tussen rechts en links blijven zwalpen, zal zeker de oplossing voor het linkse debacle niet aanreiken. Door Molenbeek rijden met een huizenhoog dedain evenmin.



Systemisch racisme aanpakken interesseert onze media niet

Journalistiek, Samenleving Posted on do, april 21, 2022 09:58:06

Precies een maand geleden lag We have a dream! in de boekhandel, het boek dat Paul Beloy en ikzelf hebben geschreven over racisme en discriminatie, met als ondertitel Racisme vroeger en nu. 21 maart 2022, internationale dag tegen racisme. Uitstekende timing, dachten we. Een goed boek, al zeggen we het zelf. Een relevant boek, dat heeft met het onderwerp te maken, dat, helaas, blijvend actueel is. Een noodzakelijk boek, daar zijn wij, auteurs, weer met ons promopraatje.

Waar geen discussie over mag bestaan, is dat het thema alomtegenwoordig is. Elke dag lees of hoor je wel iets over racisme, in de traditionele en op de sociale media. Omdat je niet kunt weten waar je naartoe gaat als je niet doorhebt waar je vandaan komt, staat in We have a dream! het meest uitgebreide geschiedenishoofdstuk over racisme en discriminatie dat je kunt vinden in Nederlandstalige boeken. Niet ‘uitgebreid’ in de zin van het aantal pagina’s dat eraan besteed wordt — minder dan honderd —, maar door de link die gelegd wordt tussen religieuze en pseudowetenschappelijke theorieën en de slavernij, de Ku Klux Klan, het nazisme en zelfs het 70-puntenplan van Vlaams Blok. Dat mocht weleens gebeuren. Zo ziet de lezer het totale plaatje, van de middeleeuwen tot nu.

Waar evenmin discussie zou over mogen bestaan, is dat racisme en discriminatie ontwrichtend werken: voor de slachtoffers, uiteraard, maar ook voor de brede samenleving. Een belangrijke minderheidsgroep heeft het niet alleen moeilijk om aan bod te komen, de leden van die groep worden ook onbewust (en geregeld ook bewust) uit de maatschappij geweerd. Ze zitten niet op plekken waar de grote beslissingen worden genomen, ze horen er niet bij omdat ze er niet bij mógen horen. Dat is structureel en systemisch racisme, wat in het boek wordt aangetoond via tig wetenschappelijke bijdragen: doctoraatsstudies, thesissen, met betrouwbaar cijfermateriaal onderbouwd onderzoek. Bij mijn weten werd nooit eerder zo grondig aangetoond dat racisme en discriminatie voor achterstelling zorgen, op het vlak van de persoonlijke leefomgeving, het onderwijs, de huizenmarkt, de arbeidsmarkt, enzovoort. Je kunt die discriminatie aanklagen, maar nóg belangrijker, lijkt me, is dat je die eerst grondig kunt staven. Je kunt niet naast die bewijzen kijken. Ze zijn er, voor wie ze wil zien.

Waar je wel over kunt discussiëren, móét zelfs, is hoe je dit concreet kunt aanpakken. Daar werden wel al boeken en opiniestukken over geschreven, maar ook voor het eerst worden al die ideeën, voorstellen en meningen samengebracht in een slothoofdstuk met maar liefst achtendertig remediërende suggesties, drie van de auteurs, vijfendertig van experten en ervaringsdeskundigen. Daar kun je mee aan de slag, dachten we in al onze naïviteit.

***

Op 19 maart verscheen er een dubbelinterview met de auteurs in De Morgen. De dag nadien zat Paul Beloy in De ochtend op Radio 1 en ikzelf in Wakker op zondag bij ATV. Maandag 21 maart, de eigenlijke verschijningsdatum, zaten Paul en ik in een reportage op TV Oost en stond er een gesprek met ons in Gazet van Antwerpen. Daarna… de Grote Stilte. Ik schreef zelf een bijdrage over pseudowetenschappelijke theorieën in het maandblad Eos Wetenschap. Afgelopen weekend stonden er nog kleine recensies in de weekendbijlage van Het Laatste Nieuws en De Zondag. Dank daarvoor, het werd ten zeerste geapprecieerd.

Maar waar blijft de rest?

Waarom schrijven die andere bladen niets over het boek, desnoods een vernietigende recensie, maar íets?

Waarom doen al die andere radio- en tv-programma’s hier niets mee?

Of vinden ze racisme alleen maar aandacht waard als het over individuele incidenten gaat, liefst met bekende koppen als slachtoffer, zoals Romelu Lukaku of Vincent Kompany, want dat levert lekkere clickbait op?

Er iets vreemds aan de hand in onze pers en ik probeer dat te duiden aan de hand van enkele stellingen, die gebaseerd zijn op jarenlange ervaring.

1. Als De Morgen een exclusief gesprek of een exclusieve voorpublicatie rond een onderwerp doet, haken de andere ‘kwaliteitsmedia’ af. Dan mag je een artikel in De Standaard, De Tijd, Knack en Humo vergeten. Zo gaat dat nu eenmaal. Ook andersom, trouwens. Redacties gaan ervan uit dat iedereen alles leest of ziet (quod non!) en willen niet achteroplopen. Terwijl het om het thema gaat, stupids. Hoe relevanter, hoe interessanter om er iets mee te doen, los van wat de concurrentie doet. De lezer, luisteraar of kijker weet meestal niet eens dat het onderwerp al ergens anders behandeld werd.

2. Op radio en televisie speelt die hokjesgeest nog veel meer. Paul Beloy zat enkele maanden geleden in De afspraak, na het incident met Brugse supporters tegen de trainer, stafleden en spelers van Anderlecht. Prima reflex van de redactie — Kompany is toch niet beschikbaar voor gesprekken los van de context van een wedstrijd —, maar een onmiddellijk gevolg daarvan is dat diezelfde redactie drie maanden later zegt ‘Oh, maar dat hebben we al behandeld’. En andere redacties van de openbare omroep zeggen ‘Oh, maar dat zat onlangs nog in De afspraak‘. Alsof alle mediaconsumenten alle programma’s zien en horen. Alsof een thema niet relevant genoeg kan zijn om het meerdere keren te behandelen. Eventueel nodig je vaste gasten Mia Doornaert en Rik Torfs mee uit, probleem (min of meer) opgelost.

3. Je hoeft een boek niet goed te vinden om er iets mee te doen. Als het thema maatschappelijk voldoende relevant is — nogmaals: daar kan echt geen discussie over bestaan —, schrijf je erover. Desnoods door wat in dat werk staat, af te kraken of bij te sturen of er eigen bevindingen aan toe te voegen of…

4. Onze media zijn te zeer gefocust op anekdotiek en casuïstiek. Individuele incidenten. Die staan overigens óók in het boek, via persoonlijke getuigenissen, maar dat kan je pas ontdekken als je het gelezen hebt, natuurlijk. Verbanden en samenhang zien, ho maar.

5. Onze media zijn niet geïnteresseerd in oplossingen. Stel je maar even voor: als een probleem opgelost geraakt, kun je er niet meer over schrijven of spreken! Daar doen we niet aan mee, hoor. Er wordt dus wel gezegd dat er een probleem ís, en hoe erg dat is, en dat er dringend iets aan gedaan moet worden, maar concrete oplossingen die worden aangereikt, neen, dankjewel, dat is dan weer een stap te ver. Morgen moeten we opnieuw een incident kunnen belichten. En de dag nadien weer één.

6. De coördinatoren van boekenbijlagen laten zich maar wat graag opvrijen door grote uitgeverijen. Die krijgen voorrang. Of door grote buitenlandse namen waar ze mee kunnen uitpakken. Of door connecties uit het verleden. (Vier jaar geleden verscheen Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden? van Geert De Vriese en mezelf, toch ook niet belachelijk, denk ik, vijftig jaar na de feiten. We hadden pech, want het boek verscheen op hetzelfde ogenblik als de ‘viering’ van het tienjarig overlijden van Hugo Claus, waarmee volledige boekenbijlagen gevuld werden. Tip voor toekomstige auteurs: plan geen boeken in de periode maart-april 2028, 2033 of 2038, want dan zal de schrijver respectievelijk twintig, vijfentwintig en dertig jaar dood zijn.)

7. U kunt dit persoonlijke frustratie noemen, overigens terecht, maar deze problematiek gaat natuurlijk veel ruimer dan Frank Van Laeken, Paul Beloy, Geert De Vriese en noem al die net iets te weinig bekende auteurs maar op: het is — nu komen de grote woorden — systemisch en structureel. Het is een vorm van discriminatie. Ook dat nog.

***

Enfin, het is niet omdat ik even mijn rancune ventileer, dat het probleem opgelost is. U kunt het boek ook zelf lezen, uiteraard, kritische recensies zijn meer dan welkom.

Paul Beloy & Frank Van Laeken, We have a dream! Racisme vroeger en nu, Houtekiet, 24,99 euro.

we haveadream.one



Journalist tussen hond en wolf

Journalistiek Posted on za, april 16, 2022 11:25:03

‘Het uur tussen hond en wolf’, zo leert mij onzetaal.nl, slaat op de avondschemering, het moment van de dag dat het nog net licht genoeg is om zonder kunstlicht te kunnen rondkijken, hoewel de zon intussen al is ondergegaan. Metaforisch slaat het op het aanbreken van gevaarlijke uren, ‘waarop mensen een hond niet goed van een wolf kunnen onderscheiden’. De hond is de trouwe en betrouwbare gezel van de dag, de wolf is de dreiging die uitgaat van de nacht. Licht en donker.

Waarmee ik naadloos bij het thema van deze blogpost ben aanbeland: de stand der dingen in de journalistiek. Het zal wel toeval zijn — twee auteurs die op hetzelfde ogenblik dezelfde bekommernis hebben — maar de voorbije weken zijn er twee boeken verschenen die draaien rond dit prachtige maar o zo gecontesteerde vak. Zo belanden er niet zoveel op korte tijd in de boekhandel. Zeker niet als ze kritisch naar het journalistenbestaan en de interne en externe bedreigingen voor deze eerbare stiel kijken: licht versus donker. Hond versus wolf. Luc Pauwels schreef Journalistiek in tijden van fake news. Een gewetensonderzoek van een insider, Guido Van Liefferinge pende Fuck de media red de pers neer.

Ik ken beide heren.

Luc Pauwels (°1966) kwam op mijn pad toen ik eindredacteur was op de sportredactie van de VRT Televisie, in het drukke sportjaar 2000. Euro 2000, Olympische Spelen in Sydney, Anderlecht dat groepswinnaar werd in de Champions League, de Belgische tennismeisjes die doorbraken, het hield niet op. Luc was geslaagd voor het strenge sportjournalistenexamen dat destijds nog georganiseerd werd door Ivan Sonck — aimabel in het echt, streng op het scherm en in de commentaarcabine. In maart 2000 kwam Luc binnenwaaien, na vijf jaar als onderzoeker en adviseur aan de KU Leuven te hebben gewerkt. Hij zat vol goede wil, maar had geen enkele media-ervaring, laat staan dat hij al eens een journaalstukje over een ingewikkeld onderwerp van anderhalve minuut in elkaar had gebokst. Het was aan mij om Luc te kneden, wat ik — aimabel in het echt, streng op de werkvloer — dan ook gedaan heb. Aan de opdracht die hij in mijn exemplaar van zijn boek heeft geschreven te lezen, werd dat geapprecieerd. Graag gedaan, Luc. Al snel groeide hij door naar het algemene nieuws, waar hij, zoals bekend, de energiespecialist werd. In 2012 schreef hij samen met Wim Van den Eynde De keizer van Oostende, over de strapatsen van sp.a-machtspoliticus Johan Vande Lanotte.

Guido Van Liefferinge (°1941) ontmoette ik eerder. U moet weten dat ik in 1982 ben afgestudeerd, een tijd vol (jeugd)werkloosheid, waarin het, voor iemand met een diploma dat moest leiden naar een carrière in de journalistiek, onmogelijk bleek om een job te vinden bij een dag- of weekblad. Ik kon wel voor een habbekrats freelancen — stel u voor: 750 frank voor een bijdrage in het weekblad De Nieuwe, nog geen 20 euro, maar wat een leerschool! —, om iets op mijn boterham te kunnen smeren moest ik uitzwermen naar marketing- en communicatie-afdelingen van bedrijven die ver van mijn geprefereerde sector afstonden.

Tot ik eind 1993 op straat werd gezet bij een Amerikaanse firma. Jarenlang had ik vruchteloos gesolliciteerd bij de bladen die ik zelf, als linkse jongen, gretig las, De Morgen en Humo. Áls ik al antwoord kreeg op mijn voorstellen — een hoge uitzondering —, was dat afwijzend. Ze zaten niet te wachten op Frank Van Laeken. Werkloos en zonder vooruitzichten dacht ik begin 1994: ik moet mijn horizon verbreden. En dus schreef ik zowat alle bladen in Vlaanderen aan, van het ene uiterste in het andere. In die tijd was er nog geen e-mail. Rikketikketik, briefje op de post, de priorzegel bestond nog niet, hopen dat het ding niet verloren ging. Binnen de drie dagen werd ik telefonisch uitgenodigd door Mathias Danneels, de rechterhand van Guido Van Liefferinge bij Dag Allemaal. Het gesprek was blijkbaar overtuigend genoeg, dus loodste Danneels mij even in het bureau van de Grote Guido binnen. Het kortste gesprek uit mijn lange carrière. ‘120’, riep hij (Guido spreekt niet, Guido roept). De duizend voegde ik er zelf in mijn hoofd aan toe, het was nog de tijd van de Belgische frank. Leuke maandelijkse som voor een freelancer. En zo kon ik op een blauwe maandag starten bij een blad dat heel ver van me afstond, al mocht ik er wel voor het tweede katern werken, de serieuzere pagina’s, waar politiek, economie en sport werden behandeld. Op de zeldzame redactievergaderingen waar Guido aanwezig was, bulderde hij minstens drie keer ‘Amateurs!’: naar ons en naar de buitenwereld. Zonder mijn ingeving om ook bladen aan te schrijven die mij als lezer niet na aan het hart lagen en zonder die snelle reactie van Mathias en Guido, zat ik nu wellicht niet in de journalistiek. En las u deze blogpost niet. Dank u, Guido.

***

In Journalistiek in tijden van fake news — waarbij de ‘fake’ op de ingenieuze cover ook gelezen kan worden als ‘fact’ — schetst Luc Pauwels de zes werven die er zijn in zijn vak. Óns vak.

We hebben het te laat gezien.

We laten ons te veel wijsmaken.

We laten ons te veel opjagen.

We laten ons te veel afleiden.

We laten ons te veel afglijden.

We laten ons te veel opnaaien.

Pauwels houdt het niet bij kritische beschouwingen van buitenaf, hij heeft het ook over zichzelf en zijn VRT-collega’s. Dat vereist moed, want hij heeft nog enkele jaren te gaan alvorens hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. (Het weze terloops opgemerkt: een jaar of zeven geleden zat ik met Luc in een etablissement in Wambeek om de idee van een gezamenlijk boek over journalistiek te bespreken. Het is er niet van gekomen, tenminste: sámen toch niet.)

‘Ik kijk naar mezelf in de spiegel, ik blik terug op mijn loopbaan met vallen en opstaan’, noteert hij in de inleiding. ‘Maar ik doe ook anderen in de spiegel kijken.’ De VRT-journalist heeft veel energie — sorry, die kon ik niet laten liggen! — gestoken in wat er fout loopt in de journalistiek, hier en elders, maar hij benadrukt aan het eind toch dat het merendeel van de journalisten hun job wél uitstekend (dat wil zeggen: eerbaar, onpartijdig, onafhankelijk) uitoefent. ‘Maar ik ben er evenzeer van overtuigd dat dit geen excuus mag zijn om de effectief bestaande mistoestanden in onze sector met de mantel der liefde te bedekken. Uit een soort van corporatistische zelfreflex het falen van jezelf en je collega’s verschonen: daar is nog geen enkele instantie beter van geworden.’

Terechte opmerking.

***

Fuck de media red de pers klinkt veel minder subtiel als boektitel. Hier herken ik Guido Van Liefferinge weer in: de man die ‘Amateurs!’ roept naar alles en iedereen wat hem niet zint. Ongeveer alles en iedereen, dus. Het onderscheid uit de titel verklaard: ‘de media’ gaat meer over de organisatie achter het journalistieke gebeuren, ‘de pers’ over de journalisten zelf. De auteur waarschuwt voor de gevolgen van fusies en synergieën, waardoor er nauwelijks nog onafhankelijke journalistiek overblijft. Een taak voor lokale, regionale, federale en Europese beleidsmensen, vindt hij. ‘De democratische overheden hebben hierin een voortrekkersrol te spelen die ze vooralsnog om onbegrijpelijke redenen niet opnemen.’

Via William Randolph Hearst, Rupert Murdoch en Mark Zuckerberg schetst hij een beeld van de almacht van mediatyconen en de onmacht van ons, mediaconsumenten en persmensen, daartegen. Mocht hij het boek later actualiseren kan hij er de onhandige poging van Elon Musk om Twitter in handen te krijgen van deze week nog aan toevoegen. Van Liefferinge heeft het consequent over ‘(a)sociale media’, een typering die voor een deel terecht is, maar die ook uiterst vermoeiend leest na een tijd. Het is niet alleen kommer en kwel op sociale media. Maar wel héél véél, daar heeft hij ongetwijfeld een punt. Een tweet is namelijk niet altijd wereldnieuws. Leest u even mee? ‘De stokende politici leveren controverse, de kranten, radiomakers en tv-praatbarakken nemen het gretig af en breien erop voort. Het kost niets en het levert een ketting van reacties op. Het monster voedt zichzelf. Slimmer wordt de lezer, luisteraar en kijker er niet van. Bozer en cynischer, dat wel.’

Terechte opmerking.

***

Het voorwoord werd in beide boeken geschreven door Rik Van Cauwelaert, ook dat kan geen toeval zijn. Iemand die, op zijn tweeënzeventigste, geen schrik meer hoeft te hebben om kritisch naar zijn eigen vak(broeders) te kijken, een man met een scherpe pen en een klare kijk. ‘Elke journalistieke slordigheid, elke leugen, is een aanslag op de geloofwaardigheid, het hoogste goed van de media. Het siert Luc Pauwels dat hij zich hierom bekommert’, schrijft Van Cauwelaert in het ene boek. ‘Van Liefferinge, intussen tachtig, heeft vanuit zijn Thaise retraite heel attent de ontwikkelingen gevolgd van het wereldje waarin hij ooit evolueerde. Zijn beschrijving van wat zich dezer dagen in de perswereld afspeelt, is correct en zal door insiders worden onderschreven’, schrijft hij in het andere. Twee complimenteuze opmerkingen, en terecht.

Pauwels schrijft bij wijze van spreken vanonder de kerktoren, in dit geval geen belediging, maar gewoon een vaststelling: hij staat nog met zijn twee voeten middenin het Vlaamse journalistieke bedrijf. Van Liefferinge toont meer helikopterzicht. Wat de heren schrijven is niet nieuw — wie het wilde weten, wist het al, maar schoof het meestal ver van zich weg —, maar het blijft pijnlijk dat die vaststellingen tien en twintig jaar geleden ook konden gemaakt worden, en over tien of twintig jaar ongetwijfeld opnieuw. Er verandert weinig en al zeker niet ten goede. Van Liefferinge ging in zijn vorige boek, Glamour en glitter, geld en macht (2006),al stevig tegen de mediaconcentraties in, al ging dat boek nog zwaar gebukt onder persoonlijke rancune tegenover de man die hem zijn geesteskinderen Joepie, Dag Allemaal, Goed gevoel en TV Familie had ontnomen, Christian Van Thillo, wat de leesbaarheid niet ten goede kwam.

Interessant is het contrast tussen beide auteurs: Pauwels is een outsider die insider werd, Van Liefferinge een insider die outsider werd. Hun bevindingen liggen in elkaars verlengde. Nog een contrast: Pauwels steekt deemoedig de hand in eigen boezem, Van Liefferinge gebruikt de sloophamer. Er is ook iets wat hen bindt: geen van beide boeken mag op veel media-aandacht rekenen. Want ja, in een journalistiek medium de eigen vuile was laten buitenhangen, dat doen hoofd- en eindredacteuren niet graag. Struisvogelpolitiek is ons, journalisten en zij die boven ons staan, niet vreemd. Zo kreeg Fuck de media tot nog toe enkel enige aandacht op MO* en Apache, die aan de linkse kant van het spectrum te situeren vallen. Even opmerkelijk: het boek werd uitgegeven bij de uitgesproken linkse uitgeverij Epo, terwijl de Guido Van Liefferinge die ik ken toch eerder een blauwe was, of heb ik me zo vergist? Journalistiek in tijden van fake news kwam iets ruimer aan bod, in (een uitgebreid interview in) Humo, (een kort vraaggesprek) in De Morgen, eveneens Apache en enkele satirische rubrieken. Waar blijft de rest? Als we het slechte nieuws doodzwijgen, bestaat het niet, is het dat? Riep er daar iemand ‘nestbevuilers’, goed wetende dat het nest al veel langer een poetsbeurt verdient?

Wat Luc Pauwels doet, is moediger dan wat Guido Van Liefferinge doet. Luc steekt zijn nek uit, tien jaar nadat zijn toenmalige hoofdredacteur hem tijdelijk schorste voor zijn medewerking aan het Vande Lanotte-boek. Van Guido had ik, behalve die paar zinnetjes in zijn slotbeschouwing, ook een bekentenis verwacht. Dag Allemaal was, in zijn periode als hoofdredacteur, niet het ordinaire vod waarvoor het vaak versleten werd, maar het heeft wel het voyeurisme van de lezer en bij uitbreiding de andere mediaconsumenten aangemoedigd, en dat voelen we in wat we vandaag zien, horen en lezen. Een kleine mea culpa had wel gemogen.

Dat mag u niet beletten om beide boeken van de eerste tot de laatste letter te lezen. Mocht u zelf journalist, eind- of hoofdredacteur zijn, besef dan: we moeten de stiel helpen redden. Mocht u zelf niet actief zijn in de pers, besef dan: het gaat niet goed, maar het gaat minder slecht dan de stevigste critici beweren. En toch is er nog heel veel werk willen we vermijden dat de journalistiek definitief van het schemerlicht in de complete duisternis stapt. Tussen hond en wolf moeten we toch maar voor het huisdier gaan. Licht is beter dan donker.

***

Verander nooit, Luc Pauwels, blijf zoeken naar een waarheid die verborgen is of wordt gehouden. En blijf kritisch op jezelf en de prachtige stiel die je beoefent.

Verander nooit, Guido Van Liefferinge, blijf hardop signaleren wat er fout loopt (en roep misschien nog iets luider dan gewoonlijk, want om de afstand Thailand-België te kunnen overbruggen zijn er heel wat decibels nodig).

***

Luc Pauwels, Journalistiek in tijden van fake news. Een gewetensonderzoek van een insider, Kritak, 247 pagina’s, 22,99 euro.

Guido Van Liefferinge, Fuck de media red de pers, Epo, 195 pagina’s, 20 euro.



Wat zoudt gij zonder de koopkracht van ’t werkvolk zijn?

Economie, Samenleving Posted on za, april 09, 2022 11:14:20

De indexering van de lonen staat weer ter discussie. Niet voor het eerst, ongetwijfeld ook niet voor het laatst. In tijden dat het minder goed gaat — zijn er andere? — wordt dit langs werkgevers- en neoliberale kant op tafel gelegd, want: onze concurrentiekracht zal dalen en werkgevers zouden weleens geneigd kunnen zijn om hun activiteiten naar het (goedkopere) buitenland over te hevelen. Competitiviteit, meneer.

De schuld voor de start van het debat ligt deze keer bij de Gentse econoom Stijn Baert, die in Humo pleitte voor een indexsprong. Nu ken ik Baert een beetje: aimabele kerel, niet geheel wereldvreemd gezien zijn pleidooi tegen elke vorm van discriminatie op de werkvloer — hij is dan wel supporter van Anderlecht, maar er zijn wel meer slimme mensen die rare voetbalkeuzes maken —, maar duidelijk ook iemand die in de neoliberale economische hoek te situeren valt. Op zich geen bezwaar, laat duizend bloemen bloeien, of zoiets.

Wat ik, als leek, absoluut niet begrijp aan die terugkerende mantra van economen, bedrijven en werkgeversorganisaties, is de zogeheten logica die erachter zit. Ben ik nu dom als ik ervan uitga dat het niet indexeren van de lonen werknemers de facto armer maakt, waardoor hun koopkracht daalt, wat vervolgens ten koste gaat van de economie als geheel? Toch geen kromme redenering? De loonindexering is net bedoeld om de stijgende levenskosten op te vangen. Hoe duurder het leven wordt, hoe meer er nood is aan een lichte aanpassing van de lonen, zodat mensen met net iets meer geld evenveel kunnen kopen. Ze worden niet rijker, hun afdaling in de krochten van de armoede wordt alleen wat afgeremd. Ja, hé?

Iemand schreef dat de lonen maal vier zouden gaan, want dat krijg je dan ook: bewuste desinformatie, of regelrechte domheid, dat kan ook. Tegenstanders van de automatische loonindexering vergeten nogal eens snel waarvoor het mechanisme dient: de lonen op niveau houden. Ja, de gemiddelde werknemer zal dan meer nettoloon ontvangen. Neen, hij zal daar niet meer mee kunnen doen. Hij wordt niet rijker en ook niet armer. Status quo is het beste wat hij eruit kan halen. (En, ja, misschien moet er ook even naar de reële nettolonen worden gekeken en zou het systeem alleen kunnen toegepast worden op mensen die het moeilijker hebben, zeg maar: de lagere middenklasse en daaronder.)

Trouwens, het argument dat bedrijven naar het buitenland zullen verhuizen, klinkt net iets te ‘goedkoop’, vind ik. Eén, als ze willen vertrekken, waren ze dat sowieso al van plan. Dat gebeurt niet van vandaag op morgen. Je kan niet de bestaande, degelijke beschermingsmaatregelen om de koopkracht van ónze werknemers te vrijwaren als excuus gebruiken om die verhuis te voorkomen. Wees gerust, in vele landen zijn de lonen véél aantrekkelijker in werkgevers- en aandeelhoudersogen dan bij ons. De syndicaliseringsgraad zal er ook lager zijn, da’s eveneens meegenomen. Geen gezeur. Kijk naar Amazon in de States, waar een ex-werknemer een vakbond mocht oprichten en de hele uitbuitingssector op z’n achterste poten ging staan. Dat de CEO bij Amazon 6.500 keer meer verdient dan het mediane loon van de ‘gewone’ medewerker is een onwaarschijnlijke anomalie, want natuurlijk is die topbaas — die morgen misschien elders nog een fractie meer kan gaan verdienen en hop, daar gaat-ie – geen 6.500 keer beter of nuttiger of productiever dan de gewone Steve of Stella in het magazijn. Als uw pakje op tijd wordt geleverd heeft dat meer met Steve of Stella te maken, dan met Andy Jassy, zo heet die topman die vorig jaar 213 miljoen dollar opstreek tegenover 32.855 dollar voor Steve of Stella. Ik schreef het hier eerder al: dat gesloten circuit van topmanagers, hier en in het buitenland, houdt vooral zichzelf en de zorgvuldig gecreëerde mythe van hun onmisbaarheid in stand.

Twee, wat ben je met een bedrijf dat producten maakt die door minder mensen kunnen gekocht worden? De man (m/v/x) in de straat betaalt zich alle kleuren van de regenboog aan energie, benzine, eten en nog wat van die fijne, levensnoodzakelijke dingen, neem hem dat beetje extra loon af, en hij kan zich nóg minder permitteren. Weegt dát dan niet op de economie? Is het overigens toeval dat draconische ingrepen zoals het schrappen van de loonindexering steeds opnieuw bedacht worden door lieden die zelf niets te kort komen? Die, met andere woorden, voor hun eigen portemonnee geen noodzaak zien om die nog dikker te maken — dat compenseert hun aandelenportefeuille wel —, maar die even vergeten dat de meeste anderen ruim minder ter beschikking hebben? Ik denk het niet.

Misschien moet ik mezelf eens laten uitnodigen door Stijn Baert op zijn neverending steak-friettocht door Vlaanderen om me wat te laten bijspijkeren in economische logica. In mijn, simpele, logica zullen alleen de aandeelhouders heel kort applaudisseren voor het tijdelijk bevriezen van het systeem van loonindexering, waarna ze een jaar later bij de CEO zullen klagen omdat er minder omzet gedraaid werd. A ja, er moet toch iemand die producten kopen, nietwaar?



« VorigeVolgende »