Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Dubbel racisme

Samenleving Posted on za, augustus 25, 2018 13:04:26

Moeten we ’t nu weer over racisme hebben?

Ja, we moeten het alweer over racisme hebben.

Diepe zucht.

Na het ‘Handjes kappen, de Congo is van
ons’-incident op Pukkelpop reageerde iemand op een boze tweet van mij dat
racisme een complex gegeven is. Neen, dus, racisme is hoegenaamd niet complex.
Het is zelfs zeer makkelijk te herkennen. “Mijn ras is superieur aan alle
anderen.” Dat is racisme. En dat is fout. Altijd. Overal. De lightversie
daarvan is xenofobie: angst voor het vreemde. Of voor de vreemde. Xenofobie zit diep in ons, is onze voorvaderen zelfs
vaak van pas gekomen, toen we nog jagers-verzamelaar waren en onze buur, een
paar kilometer verderop, niet konden vertrouwen. Xenofobie is een soort
beschermende reflex. In het beste geval nuttig, maar meestal onnodig. En daarom
zelden aangewezen. Bij racisme hoef je die twijfel niet te hebben: dat is nóóit
aangewezen. Jamais. Never. Nie. En
kom niet af met “Er is ook omgekeerd racisme”. Dat hoef je niet
‘omgekeerd’ te noemen, het is racisme, punt. Zoals er onder de hashtag #metoo
ook verhalen opduiken van mannen die seksueel misbruik van vrouwen ondervonden.
Of van transgenders, wat mij betreft. Elke vorm van raciaal
superioriteitsgevoel is misplaatst, maatschappelijk ongezond, verwerpelijk en –
gelukkig bij ons – strafbaar, zoals ook elke vorm van grensoverschrijdend
gedrag misplaatst, maatschappelijk ongezond en verwerpelijk is. Moeten we
vooral iets tegen doen. En blijven doen. En er nooit de rug naar toekeren,
zoals de omstanders op Pukkelpop blijkbaar deden.

Als een stel jongeren ‘Handjes kappen…’
begint te zingen wanneer twee zwarte vrouwen passeren, is dat geen jeugdzonde.
Het is geen vergissinkje in de trant van monsterieur Vangheluwes ‘relatietje’. Je
moet dat niet relativeren. Probeer het niet. Het is racisme. Daarom zijn die
lallende jongeren nog geen diehard
racisten, dat weet ik immers niet. Alcohol en kuddegedrag brengen het laagste
in de mens naar boven. Misschien schamen ze zich oprecht, achteraf. Maar wat ze
op dat ogenblik doen, is het platst denkbare racisme. Ja, maar, we moeten dat
toch niet overroepen, hoor je dan. Wat is dat, ‘overroepen’? Er overdreven veel
aandacht aan schenken? Hadden we er dan geen aandacht aan moeten besteden,
misschien? Het als een bagatelletje bestempelen? Was het uitlokking, zegt u,
omdat de jongeman die de zwarte vrouwen begeleidde, vroeg om opnieuw te
beginnen zingen, zodat hij het kon registreren met zijn smartphone? Ach, heeft
er iemand die kerels werkelijk verplicht om in herhaling te vallen? Neen, hoor,
ze deden dat met alle plezier en uit volle borst. Met heel veel overtuiging. Ja,
maar, die jongens werden brutaal opzij geduwd door die Kendrick Lamarfans. Kan
best zijn. Hoogst irritant is dat, van die zogeheten fans die op het
allerlaatste moment tot op de eerste rij proberen te dringen. Ik zet me dan
schrap – ‘zette’, eigenlijk, want het is al een poos geleden dat ik naar grote
festivals ging. ¡No pasarán! Die
jongens hebben het recht om daar te staan en die vrouwen hoeven niet te duwen.
Roep dan “Ik sta hier, ik blijf hier staan”. Of: “Je had maar op
tijd moeten zijn”. Desnoods: “Wat denken jullie wel, stomme trutten?”
Er zijn nog wat varianten denkbaar. Maar niet, nooit, iets racistisch roepen.

‘Handjes kappen, de Congo is van ons’ is
racistisch. Het getuigt van een superieur gevoel ten aanzien van mensen die
eruitzien alsof ze afkomstig zijn van de vroegere Belgische kolonie. Het beste
idee dat ik deze week las, was afkomstig van staatssecretaris voor Gelijke
Kansen Zuhal Demir. Je hoeft die jongeren niet op te sluiten of een hoge boete te
laten betalen: neem hen mee naar het Afrikamuseum in Tervuren, vond ze. Daar
zit iets in. Laat hen begeleiden door een deskundige gids die hen de ware
geschiedenis van de Belgische aanwezigheid in Congo uit de doeken doet
(‘Handjes kappen…’, inderdaad), confronteer hen met de rauwe realiteit en
praat er daarna uitgebreid met hen over. Als dát niet helpt, zijn het ‘pure’
racisten. Educatie helpt meer dan repressie, want dat is een zwaktebod, maar
soms wel nodig en onvermijdelijk.

En dan nog iets. Eigenlijk was er op Pukkelpop
sprake van dubbel racisme. Een van die belaagde zwarte vrouwen was van Rwandese
origine. Tegen haar ‘De Congo is van ons’ roepen, getuigt van een afschuwelijk dedain
voor de identiteit van die vrouw. Het komt erop neer dat je alle zwarten
gelijkschakelt: allemaal Congolezen, allemaal gepeupel, allemaal de handjes
eraf. Als een Congolees ons een Pool, een Roemeen of een Hongaar zou noemen,
zouden we dat ook niet appreciëren. Dubbel racisme, dat is: twee keer een geleid
bezoek aan het Afrikamuseum.



Wandelen

Communicatie Posted on za, augustus 18, 2018 18:37:17

Vooruit, nog eentje. Morgen mag ik mijn tiende
en laatste praatsessie als ‘Tijdgeest’ op MoMeNT in Tongeren houden, met als
gasten burgemeester Patrick Dewael, sp.a-Kamerfractieleidster Meryame Kitir en
politieke journaliste Liliana Casagrande (Het
Belang van Limburg
). Negen middagen van twaalf tot twee met telkens drie
gasten: dat kruipt in je kleren, maar dan in de meest positieve zin. Je kleren
gaan er kleurrijker van uitzien: ze mogen voorlopig nog niet in de was. Het was
razend interessant, geweldig boeiend, bijzonder leerrijk, waanzinnig
verrijkend, filosofisch hoogstaand – en ik zou zo nog wel even kunnen doorgaan.
En ik zeg dat niet omdat ik mezelf zo razend interessant, geweldig boeiend,
enzovoort, vind, maar ik breng hulde aan mijn gasten, die heel open waren, bij
momenten zelfs bijzonder intiem spraken over zichzelf en hun verhouding tot
tijd, deadlines en Het Leven. Het was een eer en een genoegen.

“Historici hebben alle tijd,” zei
historicus Jan Vaes gisteren. Het is een van de vele uitspraken die bleef
hangen. Je kunt over tijd een eind weg filosoferen, maar je kunt er je leven
ook door laten dicteren. Tijd is absoluut en relatief. Als ik naar Tongeren
reed, keek ik bijzonder uit naar nieuwe ontmoetingen. Als ik vijf uur later van
Tongeren wegreed, richting file op de Brusselse Ring, keek ik daarnaar uit als
een terdoodveroordeelde naar de in de verte bengelende strop. Op de heenweg
vloog de tijd voorbij, op de terugweg leek ie stil te staan. Michiel Vandeweert,
twintig en al zes jaar ouder dan de gemiddelde progeria-patiënt, leeft heel
sterk in het nu. Anderen zweven over de tijd heen. En dat heeft allebei zijn
waarde. Niet iedereen doet van ‘Carpe diem’.

Nog één keer de tijd stilzetten om erover te
praten en dan even tijd voor niets. Een beetje luiheid moet kunnen, zoals
filosoof Johan Braeckman aanvoert. In zijn essay Luiheid als achtste deugd citeert hij de Amerikaanse essayist
Edward Abbey: “Wandelen duurt langer dan eender welke vorm van bewegen. Daardoor
rekt het de tijd uit.”

Volgende week ga ik wandelen. Dan heb ik even
alle tijd. Nu nog even een moment voor Tijd.

U bent morgen
van 12 tot 14 uur uitermate welkom in de Maastrichterstraat 11, en nog wel
gratis. Maar ook daarna valt er heel wat te beleven op dit evenement:
moment.tongeren.be. En zelfs zonder MoMeNT is de stad Tongeren een bezoek
waard.



Schuddebol

Communicatie Posted on za, augustus 11, 2018 18:10:09

De tijd vliegt wanneer je je amuseert. Dat is
natuurlijk niet echt zo: een dag duurt dan net zo goed 24 uur, een uur 60
minuten en een minuut 60 seconden. En toch lijken de minder prettige dingen een
eeuwigheid te duren en de prettige veel korter te zijn. Dat gevoel had ik
gisteren en vandaag ook op de eerste twee middagen van MoMeNT in Tongeren. Het
vloog voorbij. Interessante praatgasten, boeiende thema’s (Tijd, Deadlines),
een publiek dat aandachtig was voor wat geen longread maar een longlisten was. Een format die – komt-ie! – niet van deze tijd is en daardoor net weer wel.
Laten we er vooral voor zorgen dat fijne gesprekken even mogen duren en niet
vervellen tot momentopnamen, oneliners, slogans, tweets.

Vrijdag waren drie auteurs aan het woord:
twee bekroonde vijftigers, Jeroen Olyslaegers en Yves Petry, en één nog niet
bekroonde dertiger, Katrijn Van Bouwel. Er is heel veel gezegd in die twee uur
en toch heb ik niet heel mijn voorbereiding kunnen gebruiken. Ik had het met ‘vrolijke
pessimist’ Yves nog willen hebben over zijn uitspraak: ‘Romans zijn voor mij een
manier om betrokken te zijn op mensen.’ Jeroen had ik graag een zinnetje uit Wil voorgelegd: ‘Moeilijke tijden, zult
ge mensen vandaag de dag nog steeds horen zeggen en vooral: dat ge alles in
zijn context moet zien.’ En met Katrijn wilde ik een boompje opzetten over een
zinnetje uit De muze en het meisje:
‘Alle tijd is tijd genoeg.’ Maar, euh, alle beschikbare tijd was nog niet
genoeg.

Beide heren werden bekroond met de
Tzum-prijs voor Mooiste Zin van het Jaar. Yves in 2016 voor een zin uit Liefde bij wijze van spreken: ‘Ze ging naar bed met jongens op de manier waarop ze vroeger boeken las:
omdat ze het gevoel had dat het van haar werd verwacht, niet omdat ze er zelf
veel bijzonders van verwachtte.’ Jeroen een jaar later voor deze zin uit Wil: ‘Mijn ouders zijn nooit
pilaarbijters geweest, vooral mijn vader had enkel minachting voor al die
lijkbidders in een kerk die devoot met hun handen boven de lakens sliepen en
die de soutanedrager achter het altaar beschouwden als hun genadeloze gids in
de zoölogie van de lusten.’ Die prijs is overigens niet louter symbolisch, er
hangt een bedrag aan vast: één euro per woord. Dus ontving Yves Petry netjes 34 euro,
en Jeroen 48, die men hem persoonlijk uit Nederland is komen brengen.

Toen dacht ik: ik kan Katrijn
niet met lege handen laten vertrekken en ik koos een van de vele prachtige
zinnen uit haar debuut. Met name: ‘De dooi van de tijd zal ook deze
herinneringen wegsmelten, tenzij ik ze kristalliseer, bewaar in een schuddebol,
om steeds weer opnieuw tot leven te laten komen.’ Ik moet haar 27 euro. En ik
heb het beeld van die schuddebol nu in mijn hoofd zitten en denk diep na welke
gebeurtenissen ik daarin zou willen vastleggen, om ze heel af en toe kort tot
leven te wekken, zoals in het sneeuwlandschap uit de allerbekendste schuddebol.
In de eerste plaats: een herinnering aan mijn vader. Hoe meer ik erover nadenk,
hoe meer ik die schuddebol een fantastisch idee vind voor een nostalgicus als
ik. Maar ik zou er wel zeer spaarzaam mee schudden.

Vandaag ging het over de
media, de sector die we onmiddellijk associëren met deadlines. Ivo Vandekerckhove
vertelde over de tijd, dertig jaar geleden, toen hij nog lang geen hoofdredacteur
van Het Belang van Limburg was, maar
regionaal correspondent, en hij veel te laat was met een belangrijke bijdrage
over de Kempense Steenkoolmijnen, waarvoor twee pagina’s waren vrijgemaakt. De
dag nadien verscheen de eerste editie van de krant niet buiten Limburg. De hoofdredacteur van toen produceerde meer decibels dan gebruikelijk.

Eddy Eerdekens, hoofdredacteur van
TV Limburg, is lang geleden ook bij die zender als reporter begonnen. Op zekere
dag merkte hij onderweg naar de redactie in Houthalen dat er een tankwagen ontploft
was en die had op zijn beurt een aantal auto’s in de fik gestoken. En hij reed
met gierende banden over het brandende asfalt om op de redactie een cameraploeg
te zoeken. Het was de tijd vóór de smartphone, de gsm, de videojournalistiek,
gevoelsmatig was het maar net ná het stenen tijdperk. De vliegende reporter
deed zijn ding en de beelden gingen de wereld rond, tot op CNN toe.

En Christophe Vandegoor deed
haarfijn uit de doeken hoe een dag in zijn commentaarcabine tijdens de Tour verloopt. Op de radio hoor je een rustige, vastberaden en vaste stem.
Iemand die alles onder controle lijkt te hebben. In werkelijkheid moet hij voor de vuist
weg een live verslag geven in twee nieuwsbulletins, wordt hij geacht
onmiddellijk daarna het koersverloop opnieuw te becommentariëren, moet hij zijn
co-commentator briefen, de sociale en andere media volgen, en de mededelingen
op het officiële kanaal van de Tour meepikken. Nou.

De tijd vliegt, jazeker. (Morgen is het al Dag Drie.)

Tot en met zondag 19 augustus ben ik Tijdgeest op MoMeNT in Tongeren en ontvang ik iedere dag drie praatgasten in een leegstaand winkelpand aan de Maastrichterstraat 11. Telkens van 12 tot 14 uur, gratis. Een deel van het gesprek wordt via Facebook Live aangeboden. En er gebeurt dezer dagen nog veel meer moois in de (chronologisch) eerste stad van het land. Alle
info: moment.tongeren.be



Tijdgeest

Communicatie Posted on za, augustus 04, 2018 12:56:01

Wat u één seconde geleden bent beginnen te
lezen, is niet meer of niet minder dan een promotionele boodschap. U kunt nog
terug.

***

Nu niet meer. Ik wil van deze ruimte — die ik
gratis ter beschikking krijg van mezelf — schaamteloos ge- en misbruik maken om
een evenement aan te kondigen en aan te prijzen, waar ik zelf nauw mee
verbonden ben. Ik ben namelijk van 10 tot en met 19 augustus tien dagen lang
‘Tijdgeest’ op MoMeNT in Tongeren. Ja, u lacht, maar ik ben het wél en u níet!
MoMeNT vindt voor het tweede jaar op rij plaats in een van de oudste steden van
het land. Tongeren prijst zichzelf aan als ‘eerste stad van België’ en wie ben
ik om hen tegen te spreken.

Oorspronkelijk heette Tongeren in het Latijn
Atuatuca Tungrorum, een Gallo-Romeinse nederzetting die rond vijftien vóór
Christus ontstaan is. Vandaag is het een relatief kleine stad (bijna 31.000
inwoners) met een zeer rijke geschiedenis (eerste bisdom van de Lage Landen,
bijvoorbeeld), maar die vooral geassocieerd wordt met Ambiorix, koning der
Eburonen, die de troepen van Gaius Julius Caesar op zeer listige wijze in een
hinderlaag lokte. En dat is ten onrechte, zult u tijdens de tiendaagse vernemen
van een historicus. Want Ambiorix verbleef een eind verderop, op de huidige
grens van Vlaanderen en Nederland, een kilometer of veertien verwijderd van wat
Atuatuca Tungrorum zou worden. Dat standbeeld staat daar dus voor niets te
pronken. Fake old news! En hij draagt
dan ook nog eens een tuniek die helemaal niet werd gedragen kort voor het begin
van onze jaartelling. Dubbele fout!

MoMeNT draait, zoals de naam het al een beetje
aangeeft, rond Tijd. Bijna een half jaar lang zijn er zeer uiteenlopende
evenementen: tentoonstellingen, theatervoorstellingen, concerten, filmavonden,
alles onder de kundige en enthousiaste leiding van intendant Barbara Wyckmans,
een naam als een klok (Tijd!) in de Vlaamse culturele wereld. Maar het
zwaartepunt ­— en dat heeft niets met mijn embonpoint te maken! — situeert zich
dus in die tien dagen in augustus, vanaf komende vrijdag.

Naast het hoofdthema, Tijd, is er ook een
subthema: Deadlines. En dat is natuurlijk gefundenes Fressen voor een
deadlinevreter als uw dienaar. Deadlines bezorgen mij afwisselend vreugde,
adrenaline en stress. Ik kan niet zonder. En ik kan niet met. Ik hou ervan en
ik verfoei ze. Deadlines worden bijna uitsluitend geassocieerd met het
journalistenbestaan, maar dat is ten onrechte. Iedereen krijgt ermee te maken.
Als u om halfzes merkt dat de melk op is en de winkel
sluit om zes uur, is dat úw deadline. En dus kan iedereen er een mondje over
meepraten.

***

Ik mag — het is écht een privilege! — elke
middag in een leegstaand pand in het centrum van Tongeren drie gasten ontvangen, uit zeer uiteenlopende branches. Meer uitleg over
wie ze zijn en wat ze doen, vindt u op de website van MoMeNT of op hun
Facebook-pagina. De eerste dag komt Jeroen Olyslaegers, de Tijdgeest van vorige
zomer, symbolisch de fakkel overdragen. De andere auteurs die dag zijn Yves
Petry en Katrijn Van Bouwel. Hoe gaan zij om met hun kostbare tijd, kennen ze
deadlines en worstelen ze soms met writer’s block? Op dag 2 mag ik
mediacollega’s verwelkomen: de hoofdredacteuren Ivo Vandekerckhove (Het Belang van Limburg) en Eddy
Eerdekens (TV Limburg), en
wielercommentator Christophe Vandegoor (Sporza).
Zondag 12 augustus ontvang ik diversiteitsdeskundige en ex-profvoetballer Paul
Beloy, marketeer/columniste Yasmien Naciri en deken Rik Palmans. Het zal u niet
verwonderen dat de multiculturele samenleving, integratie en religie die dag
gespreksthema’s zullen zijn.

De dertiende is voorbestemd voor mensen met
tegenslag in het leven. Michiel Vandeweert (progeria-patiënt die al acht jaar
ouder is geworden dan iemand met deze verouderingsziekte meestal wordt), Jan
Swerts (muzikant, lijdt aan het syndroom van Asperger, schreef recent over zijn
zoontje dat Gilles de la Tourette heeft) en Stijn Coninx (cineast, drie van
zijn vier kinderen zijn doof geboren). Maar we gaan het uiteraard ook over
prettige en positieve dingen hebben: de optimistische levensfilosofie van
Michiel, de ‘melanchologische’ muziek van Jan, de warme films van Stijn. Op
dinsdag 14 augustus gaat het over cultuur in de brede zin van dat woord met Guy
Cassiers, artistiek leider van het Toneelhuis, Jo Grootaers,
chef-met-één-Michelinster van restaurant Altermezzo, en Zohra,
dj-actrice-zangeres. De feestdag die daarop volgt, wordt ingevuld door Robert
Cailliau, de Tongenaar die begin jaren 90 mee het World Wide Web heeft uitgevonden, Wilfried
Gyselaers, professor-gynaecoloog, en Marina Riemslagh, die u in vijf minuten
kan helpen ontstressen (omdat u te veel op dat internet van de heer Cailliau heeft gezeten, bijvoorbeeld).

We zijn voorbij halfweg… Zestien augustus
draait alles rond ecologie en klimaat, met Francesca Vanthielen (Klimaatzaak),
Ludo Kelchtermans (Nuhma, Limburgs klimaatbedrijf) en verkeersdeskundige Willy
Miermans. No Time To Waste! De zeventiende komen drie Limburgse historici
elkaar aanvullen: van de Kelten en de Romeinen over de middeleeuwen tot de dag
van vandaag: Herman Clerinx, Jan Vaes en Rombout Nijssen. Ze komen u onder meer
vertellen dat Ambiorix niet in Tongeren actief was, dat de provincie Limburg
eigenlijk Loon had moeten heten en hoe belangrijk Phil Bosmans is geweest.

Voorlaatste dag, zaterdag 18 augustus, kreeg
als etiket ‘De zoekende mens’. Daar past filosoof Johan Braeckman natuurlijk
perfect in, met zijn pleidooi om wat luier te zijn. Luiheid is dan weer niet
besteed aan activiste Samira Atillah, heel actief bij het opvangen van
vluchtelingen. En Guido Degraen mag als ervaringsdeskundige vertellen hoe je
mensen in armoede een beter leven kunt bezorgen. Afronden doen we zondag 19 met
politiek: burgemeester Patrick Dewael (Open VLD) en Meryame Kitir (sp.a) hebben
al toegezegd. Twee fractieleiders in het federale parlement, de ene behorend
tot een partij die mee de coalitie vormt, de andere de flamboyante woordvoerster
van de oppositie. Tijd en deadlines in de politiek, ze bestaan zeer zeker.
(Riep daar iemand ‘Zomerakkoord’?)

Telkens zal de centrale vraag zijn: wat
betekent Tijd voor u en hoe gaat u om met deadlines? Maar ik zal uiteraard ook
in de ziel van al deze eminente praatgasten proberen te kijken. Hopelijk kunt
ook u, beste lezer, er een MoMeNT voor vrijmaken.

MoMeNT –
Tijdgeest, van 10 tot en met 19 augustus, 12 tot 14 uur, Maastrichterstraat 11,
Tongeren, gratis. De gesprekken zijn ook te volgen via Facebook Live, maar ik
zie er beter uit in het echt (smiley!).

moment.tongeren.be
(moment.tongeren.be/tijdgeest)

www.facebook.com/MoMeNTcultuurfestival/



Aantekeningen van een ervaringsdeskundige

Economie Posted on za, juli 28, 2018 13:06:31

Zomerakkoord. Het woord klinkt al ongeveer
even hol als de inhoud waar het voor staat. Zowel de Vlaamse als de federale
regering pakten er rond de nationale feestdag mee uit en dan weet je wat er te
gebeuren staat: de coalitie juicht, de oppositie brult, deskundigen branden de inderhaast
afgesloten nachtelijke overeenkomst af, de verantwoordelijken zijn intussen met
vakantie vertrokken. In de hoop dat er over een maand of zo, wanneer ze
terugkeren uit zonniger – nou ja, even zonnige – oorden geen haan meer naar
kraait. Over een paar maanden worden de zomerakkoorden getoetst aan de harde
realiteit, maar dan zal er wel weer iemand in boerkini naast een zwembad
opgedoken zijn en kunnen we het daarover hebben.

Zomerakkoorden zijn flutakkoorden, een
stapeltje dringende maatregelen die nog voor de vakantie moeten genomen worden,
liefst na lange, aanvankelijk uitzichtloze vergaderingen, waarna er plots toch
ergens een deus ex machina optreedt. Of is het een fata morgana? Soit, we
hebben zomerakkoorden die zo rond 21 september, als dit warme seizoen er
officieel op zit, nog hoogstens voor de helft overeind zullen staan. Proficiat!

***

Arbeidsdeal, nog zo’n holklinkende term. Er
moest dringend geld gezocht worden en het makkelijkst vind je dat bij diegenen
die weerloos zijn. Werkloos-weerloos, in dit geval. Als je voortaan zonder werk
valt, kan je de eerste zes maanden op een iets hogere uitkering rekenen, waarna
dat bedrag veel sneller dan nu het geval is, keldert. Degressiviteit, heet dat.
Rijmt op: depressiviteit. Het ene is dan ook een gevolg van het andere. En nu
moet ik even uit mijn rol van afstandelijke waarnemer stappen.

Zes jaar geleden werd ik ontslagen. Drieënvijftig,
een cv van meerdere pagina’s, nog lang niet aan uitbollen toe. Ik dacht: het is
zomer, weinig vacatures, maar vanaf september lees ik tientallen vacatures die
enigszins in mijn lijn liggen. Media. Marketing en communicatie.
Hoofdredacteur. Eindredacteur. Redacteur. Communicatieverantwoordelijke.
Woordvoerder. ‘Als het maar inhoudelijk interessant is!’ Ik was naïef. Die ‘5’
aan het begin van mijn leeftijd schrikt werkgevers namelijk af. Dan denken ze:
duur, onproductief, niet flexibel genoeg, op weg naar zijn pensioen. Onzin, zo
blijkt uit studies wereldwijd, maar die worden niet gelezen door
bedrijfsleiders. Die baseren zich op (voor)oordelen. En op het advies van hun human
resources-afdeling, allemaal twintigers. (Laat me dan ook maar even een
vooroordeel uitspreken, beste lezer, al zal ik niet ver van de realiteit
zitten.)

Ik schreef er een boek over, Als het werk stopt, al was ik toen al terug
aan de slag, vanaf 1 april 2014 (geen grap, ik verafschuw aprilgrappen!). Maar
dat had dus één jaar en negen maanden geduurd, periode waarin ik vruchteloos
tientallen sollicitaties mailde, met deze blog startte, tegen de muren opliep
en af en toe een journalistieke interimopdracht deed. Ik wilde echt wel werken.
Zoals ik ervan uitga dat — in weerwil van een ander hardnekkig vooroordeel —-
negen op tien werklozen écht wel willen werken. Voor de centen, zeer zeker,
maar ook omdat dit zin geeft aan ons leven en sociaal contact belangrijk is. De
verhalen van de werklozen in hun hangmatten: geloof ze niet. Een op tien, misschien,
als het al zoveel is. (Ik baseer me niet op wetenschappelijke studies, maar dat
doen die zeloten evenmin.)

Sinds ik kleine zelfstandige werd en zeker
sinds het boek, april 2015, heb ik meer dan werk genoeg, verdien ik daar aardig
mijn kost mee en doe ik dingen die ik graag doe. Soms verzuip ik, maar als
onafhankelijke journalist kun je geen twee keer een opdracht weigeren, want een
derde keer belt zo’n hoofdredacteur naar een andere freelancer. Ik leid daar
een paar dingen uit af. 1) Ik ben goed in mijn vak (laten we niet bescheiden
zijn!). 2) Ik toon dat dagelijks in de praktijk. 3) Ik ben even dynamisch,
productief en efficiënt als de meeste, doorgaans een pak jongere, collega’s (ik
word zestig in januari). 4) Wie in positieve zin opvalt, wordt gecontacteerd
voor nieuwe opdrachten door andere werkgevers. Bestaat de uitdrukking ‘een
positieve vicieuze cirkel’? 5) De toestand is zelden hopeloos, ook al voelt het
wel zo aan. 6) Misschien ben ik een atypische bijna-zestiger, maar ik geloof
niet dat ik de enige ben. Er zijn dingen die ik minder goed kan dan vroeger, er
zijn dingen waar ik veel beter in ben geworden dan vroeger. Zo zit het leven in
mekaar. You win some, you lose some.
Weet wat je kan, en sta niet te lang stil bij wat je niet meer kan.

***

‘Als werklozen merken dat ze de rekeningen
niet meer kunnen betalen, zullen ze harder hun best doen.’ Herinnert u zich die
uitspraak van Zuhal Demir uit de lente van 2015 nog? Ze was toen federaal volksvertegenwoordiger
en had net een ophefmakende fotoshoot in het parlement achter de rug. Laten we
zeggen dat haar uitspraak even weinig om het lijf had als die reeks prikkelende
foto’s. Maar het is wel typisch voor mensen die het goed hebben, leuke job,
aardige collega’s, flink gevulde bankrekening, drie keer per jaar met vakantie,
al wat je maar wilt — en het weze hen gegund. Het maakt hen blind voor de
realiteit.

De realiteit van een werkloze is meestal dat
je vanaf het begin dat je thuis zit de rekeningen steeds moeilijker kunt
betalen: ze doen dan ook hun uiterste best om snel werk te vinden. Dat er niet
is. In mijn geval, 2012-2014, omdat we nog in volle bankencrisis zaten,
veroorzaakt door mensen die waarschijnlijk in besloten kring dezelfde soort
uitspraken deden als mevrouw Demir en die intussen ziekelijk aan het speculeren
sloegen, uiteindelijk op kosten van de hele samenleving. Vandaag zwengelt de
economie terug aan, maar dat vertaalt zich niet in jobs voor iedereen. Dat is
trouwens een illusie: als de werkloosheidsgraad beneden de vijf procent zou
tuimelen, zou dat een groot succes zijn. In 2014 bedroeg die 8,5%. Nu: 6,4.
Maar er zijn nog altijd geen jobs, jobs, jobs voor iedereen. En dus is die
degressiviteit fundamenteel oneerlijk ten opzichte van langdurig werklozen. Wie
al lang zonder werk zit, zou je alleen maar mogen straffen als er werk genoeg
is. Quod non. In dat geval zouden ze maar wat ‘harder hun best moeten doen’. Wat
nu gebeurt, komt erop neer dat een individuele werkloze wordt gestraft voor de
werkloosheidsgraad van een hele maatschappij. En omdat de meeste bedrijven niet
eens de moeite doen om te reageren op je sollicitatie, krijg je ook nog eens
het gevoel dat je niet meer meetelt. Quantité
négligeable
. Je drijft recht de armoede in, wat statistisch gezien dan weer
meegenomen is, want dan verhuis je van de RVA naar het OCMW. Minder werklozen,
hoera! Had ik zelf iets harder mijn best moeten doen? Ik denk het niet. Ik weet het wel zeker. Daar gaat het deze federale regering ook niet om. Er moest dringend geld gezocht worden: de ‘luie werklozen’ straffen was daarbij een makkelijke optie. Dit is niet meer of niet minder dan een ordinaire besparingsoperatie, op de kap van mensen die niet kunnen reageren, omdat ze door niemand vertegenwoordigd worden. Zeg dat dan ook, in plaats van met laffe excuses af te komen!

Als je dan toch een vorm van degressiviteit
zou moeten toepassen (waar ik dus niet voor ben, voor alle duidelijkheid), doe
dat dan tussen de vierde en de twaalfde maand van de werkloosheid. Waarna de
uitkering na een jaar opnieuw wordt opgetrokken naar een bedrag dat een eind
boven het leefloon ligt. Want dat is wel een realiteit: wie werkloos wordt,
zoekt in eerste instantie een job die even goed of beter betaald wordt dan de
vorige, maar dat is bijzonder naïef. Zeker wie uit een managementfunctie
ontslagen werd, heeft de neiging om te veeleisend te zijn. Misschien brengt die
‘degressiviteit’ tussen maand vier en twaalf iets meer realisme met zich.

***

Terloops opgemerkt: een term die we nooit
hadden moeten kennen is SWT, Stelsel van Werkloosheid met bedrijfsToeslag. Die
hadden moedige politici meer dan twintig jaar geleden moeten afschaffen toen
dat nog gewoon ‘brugpensioen’ heette en geen enkele zin meer had.

***

Een ideetje. Als we nu eens de leden van de
federale regering hun opzeg geven. Veertien ministers en vier
staatssecretarissen. Bedankt, u mag gaan, vanaf 1 september bent u werkloos. U
wordt vervangen door hooggeschoolde, langdurig werklozen. Kans is groot dat we
over een jaar een begroting in evenwicht hebben. En dat de huidige excellenties
nog altijd op zoek zijn naar werk. Populistisch? Inderdaad, maar dat zijn de maatregelen
uit het zomerakkoord ook. Scoren bij de achterban en de economische vrienden.
Makkelijk zat. Zo kan ik het ook. Nu nog een achterban en economische vrienden vinden.



Would it be nice?

Journalistiek Posted on za, juli 21, 2018 13:12:34

Dat ze hem verkeerd begrepen hadden, kon hij
moeilijk aanvoeren: het was geen one-on-one-interview
met een fake news-verspreider,
beelden van de persconferentie werden live uitgezonden. Wie toekeek hoorde
duidelijk ‘would’ en niet ‘wouldn’t’. Maar dat was wel wat hij bedoelde, zei de
oranje idioot in het Witte Huis vierentwintig uur later. Pardon, ik mag een
vreemd staatshoofd geen ‘idioot’ noemen? Idioot! Idioot!!! Maar wel een
gevaarlijke idioot. Eentje die iets te zeggen heeft in de wereld. Iemand
waarnaar je moet luisteren, niet vanwege zijn eruditie of welbespraaktheid,
maar omdat hij nu eenmaal aan het hoofd staat van een van de machtigste naties
ter wereld, waaraan wij, West-Europeanen, ons lot hebben vastgeklikt.

Hij zei oorspronkelijk: ‘Ik zie geen enkele
reden waarom het Rusland zou zijn’ (op de vraag of Rusland de Amerikaanse
presidentsverkiezingen in 2016 zou hebben gemanipuleerd). Hij zei een dag
later: ‘Ik zie geen enkele reden waarom het Rusland niet zou zijn’. Hij bedoelde:
‘Ik ben mede verkozen dankzij mijn vriend Vladimir en “fuck off!”
iedereen.’

Geef deze man de Nobelprijs voor de Vrede
riepen Trump-aanhangers ook bij ons, toen hij vijf weken geleden kort gesproken
had met Kim Jong-un. ‘Historisch’. ‘Ongezien’. ‘Vredestichter’. En nog wat
adjectieven en zelfstandige naamwoorden die als standbeelden verrezen om Hun
Held toe te juichen. Tot een etmaal later al duidelijk werd dat
wouldbe-dictator Trump helemaal geen toegevingen had afgedwongen van dictator
Kim. Een showtje was het, een nagekomen aflevering van The Apprentice, met Donald T. als kandidaat die zichzelf mocht
beoordelen. Amazing!

In dezelfde lijn ligt zijn ontmoeting met
Poetin. Kruiperigheid in de besloten salons van het Kremlin, gevolgd door
gespeeld triomfalisme achteraf. Wat president Trump in werkelijkheid gedaan
heeft: hij bezorgde (semi-)dictatoriale regimes een legitimiteit die ze de
voorbije vijftig jaar nooit gehad hebben. In zijn eentje versterkte Trump het
lokale en territoriale belang van Kim Jong-un en Vladimir Poetin. Faut le
faire. Geef die man een standbeeld op een groot plein in Pyongyang en Moskou!
Erdogan, Assad en andere potentaten kunnen niet wachten tot de man van ‘Make
America Great Again’ ook bij hen langskomt, ze hebben hun agenda’s alvast
vrijgemaakt. Donald, legitimeer ons ook, please!

De wereld wordt elke dag een onveiliger plek.
Na acht jaar behoedzaam beleid onder Obama (té behoedzaam soms, zeer zeker, en
die vredesprijs na zijn eerste jaar was veel te voorbarig, ook waar) heeft
Trump in anderhalf jaar presidentschap de wereldorde duchtig door elkaar
geschud, maar niet in de zin dat je er veel vertrouwen van krijgt. De democraten
hebben geen waardige tegenkandidaat en de republikeinen deinzen terug om in te
grijpen, want de man is weliswaar een idioot, maar hij is wel hún idioot én populair.
Toen ik drie jaar geleden bij het begin van de Amerikaanse voorverkiezingen een stukje pleegde over Trump-stemmers en hoe
achterlijk die wel niet waren, kreeg ik van sommigen weerwind. Je kunt dat niet
zomaar zeggen van die mensen, vonden ze. En, inderdaad, miljardairs, fascisten
en racisten hebben alle reden om in die man te blijven geloven, hij bedient hen
op hun wenken. Maar wie van de gewone Amerikaanse bevolking vandaag nog altijd achter Trump
blijft staan en (opnieuw) voor hem zou stemmen, blijf ik gatachterlijk noemen.
Een voorspelling: over twee jaar wordt hij gewoon herkozen. Mensen weten niet beter.
Mensen wíllen niet beter weten.

***

De N-VA draagt barones Mia Doornaert voor als
voorzitster van het Vlaams Fonds der Letteren, VLF. Eigenlijk kan dat niet:
politici mogen wel de leden van de raad van bestuur aanduiden, maar die kiezen
onder elkaar de nieuwe voorzitter. Het lijkt een detail (uiteindelijk wordt ze
toch verkozen), maar het zegt veel over de politieke zeden en over de
bemoeienissen van de politiek met het culturele leven.

Filosoof, activist en auteur Bleri Lleshi
reageerde prompt met een tweet in krakkemikkig Nederlands: ‘Ik heb aan VLF
laten weten dat indien Mia Doornaert voorzitter wordt dan dienen ze per direct
mijn naam uit die auteurslijst te schrappen. De lage racistische en islamofobe
reacties die Doornaert de wereld instuurt stroken niet met mijn literair
engagement.’ Zo, die zat. ‘Pure laster’, repliceerde de barones. Rechtser dan
rechtse twittertrollen zeiden nog veel straffere dingen aan het adres van
Lleshi (pure laster, eigenlijk). Ik heb de tweet van Lleshi geliket. Ik geloof
niet dat Doornaert racistisch is, maar haar voortdurende kritiek op de islam is
wel zéér ongenuanceerd. Ze verspreidt bijvoorbeeld af en toe filmpjes over
vermeende wandaden van moslims. Dingen die totaal uit hun context werden gerukt
of die zich op andere plekken en in een andere periode afspeelden dan wat ze
beweert. Fake news. En als je haar daar dan op wijst, negeert ze dat en blijft
ze dat gebeuren (dat dus níet gebeurd is) oprakelen. Misschien is ze
goedgelovig. Of een beetje kortzichtig. Maar het kan net zo goed islamofobie
zijn. Wat nog niet wil zeggen dat ze niets van literatuur kent of haar
toekomstige taak niet onafhankelijk zal invullen. We zullen zien. En lezen.

***

Voor de wereld zou het beter zijn mocht Mia
Doornaert president van de Verenigde Staten worden en Donald Trump de nieuwe voorzitter
van het Letterenfonds.

***

Een interview met een extreemrechtse
twittertrol in een onafhankelijk weekblad voor radio en televisie. Dat
mankeerde er nog aan. Sinds dinsdag niet meer. Een boezemvriend noemt dat
weekblad al een jaar of dertig ‘de Story voor intellectuelen’ en ik ging daar
meestal tegenin. De heilige Humo een
‘boekske’ noemen, dat ging te ver, vond ik. Ik lees het blad al van de vroege jaren
zeventig en ben het slechts twee korte periodes ontrouw geweest. Toen mijn
ouders plots overschakelden naar TV
Ekspres
(Louis De Lentdecker in plaats van Willy Courteaux, een
verschrikking!) en ik nog niet de financiële middelen had om zelf een abonnement
te nemen, en toen de verwoestijnvissing helemaal was doorgeslagen. Ik vrat de
dossiers, de lange en onwaarschijnlijke knappe interviews met en door knappe
koppen, de spitsvondige titels (net niet flauw genoeg om studentikoos te worden,
‘Van Pool tot zeveraar’ en dat soort dingen), de onthullingen, de meesterwerken
uit de wereldliteratuur (‘De vanger in het koren’!). Het was een wekelijkse
afspraak met een betere wereld tegen beter weten in.

Er komt deze week godbetert een twittertrol
aan het woord, die alle moslims uit ons land wil laten deporteren, al heeft hij
nog nooit een boek over de islam gelezen. Toogpraat, recht uit café De Leeuw van Vlaanderen. Die man kan
zich beroepen op zijn recht op vrije meningsuiting, op Twitter, aan de toog van
ranzige bruine kroegen, op de IJzerbedevaart, op familiefeesten waarbij tegen
middernacht de rechterarmen weleens worden gestrekt, maar waarom moet ik dit zo
nodig lezen in míjn weekblad? Wat is de toegevoegde waarde van toogpraat in
gedrukte vorm? Natuurlijk was het fout om het cordon sanitaire destijds ook
rond de kiezers van het Blok te trekken, maar moet je hen daarom vanaf nu een
voor een uitgebreid aan het woord laten? Er zijn echt wel genoeg interessante
mensen met een relevante mening out there.
Humo is een boekske geworden. Als
mijn vriend de volgende keer dat ik hem zie opnieuw ‘Story voor intellectuelen’ roept, ga ik hem niet meer tegenspreken, denk ik.

Eerder kwamen al een jonge roeptoeter van een
extreemrechts groupuscule en een wouldbe-islamfilosoofje uitgebreid aan het
woord in een krant die ik al bijna veertig jaar als mijn ochtendlijke metgezel
beschouw. (‘Al bijna veertig jaar’ omdat ze nog niet eens zo lang bestaat, hier
zit een lezer van het eerste uur.) Wat voegen die ondoordachte meningen toe aan
het maatschappelijke debat? Ik wil gerust een interview met Dewinter of Van
Grieken doorstaan, omdat die mensen nu eenmaal een bepaalde, niet-onbelangrijke
rol spelen in de samenleving, maar waarom moet elke knallende scheet
uitvergroot worden? Kun je net zo goed mij een forum geven. Wekelijks. Met
nuance en al.

***

Voor mij liggen twee overschrijvingen. Of ik
alstublieft die twee abonnementen wil verlengen, op die krant en op dat weekblad.
Ik twijfel heel sterk.

***

Op de
Spotify-lijst van Donald T. deze week: Would
it be nice?
van The Beach Boys, Would
it be good?
van Nik Kershaw en Wouldn’t
I lie to you?
van Eurythmics.



De vergeten finale

Sport Posted on zo, juli 15, 2018 12:44:56

22 juni 1980.
Alleen oudere voetballiefhebbers kunnen daar dadelijk plaats (Rome), evenement
(EK) tegenstanders (België en West-Duitsland) en uitslag (1-2) aan koppelen. De
enige keer dat de Rode Duivels de finale van een groot toernooi haalden, een
feit dat helaas weleens onder de mat van de geschiedenis wordt geveegd, zo geobsedeerd zijn we met de Mundial 1986 en de wereldbeker vandaag. Toen was verliezen
een eer en helemaal niet erg. Het verhaal van
zeroes die onder bondscoach Guy Thys bijna heroes werden. ‘Vanaf toen begonnen de Rode
Duivels iets los te maken bij het volk.’

GEERT DE
VRIESE & FRANK VAN LAEKEN

Zaterdagochtend
21 juni 1980, de dag voor de grote finale. De krantenkoppen spreken voor zich.
‘Heel België achter de Rode Duivels!’, ‘Miljoenen tv-kijkers voor strijd tussen
de favoriet en de underdog’, ‘Rode Duivels op één hindernis van de titel’… Het
contrast met de donkere Duivelsjaren, die dan nog maar pas achter de rug
liggen, is groot. ‘Kunnen de Duitsers ons kloppen?’ vraagt François Colin zich
af in De Standaard. Het hele land is in elk geval weer helemaal
gewonnen voor de Rode Duivels, stipt hij aan. En niet alleen dat… ‘Zondagavond, lang vóór half negen,
zal Vlaanderen aan de kijkbuis hangen om de finalebewegingen van de Rode
Duivels te volgen. Tegen de West-Duitsers wordt het theoretisch alweer een
ongelijke strijd, maar de Belgische spelers zijn zo gretig om de titel Europees Kampioen op hun naamkaartjes te
zetten, dat alles mogelijk is.’

Hofleverancier
van de Mannschaft is in 1980 het tot Europese grootheid uitgegroeide Hamburger SV,
met Manfred Kaltz, Caspar Memering, Felix Magath en een 29-jarige laatbloeier
die met slechts twee interlands op de teller aan het EK is begonnen: Horst
Hrubesch. ‘Das Ungeheuer’, noemen ze
hem in zijn vaderland. Het Monster, onder
meer omdat de centrumspits niet echt de looks van een aartsengel heeft. Goed voetballen kan Hrubesch eigenlijk
ook niet, maar gooi een betonblok op en hij kopt het weg. Desnoods net vóór een
aanstormende trein.

1980 is in niets te vergelijken met 2018. De gewone burger heeft
nog geen computer op zijn bureau staan. Gsm’s zijn een verre toekomstdroom.
Internet? Connais pas! Sociale media
bestaan nog lang niet. Nieuwssites evenmin. Voor nieuws over de Rode Duivels
moeten we het stellen met de radio en zijn schaarse sportbulletins, de
televisie en zijn weinige bijdragen van ter plekke, en de kranten met hun
nieuws van gisteren, weggemoffeld in het tweede katern, omdat sport dan nog de
belangrijkste bijzaak is en het échte nieuws voorrang krijgt. Dus vernemen onze
helden met veel vertraging dat hun
prestaties door hun landgenoten bejubeld worden. ‘Dat er veel enthousiasme was op
het thuisfront kwamen we pas te weten toen we al terug thuis waren,’ getuigt
Erwin Vandenbergh. ‘Je las dat nauwelijks of niet in de kranten. We leefden
echt op een eiland ginder. Je kan dat niet vergelijken met nu.’ Diezelfde
Vandenbergh zal de finale niet spelen. Te veel averij opgelopen in die korte
invalbeurt in de laatste groepswedstrijd, een soort halve finale, tegen Italië.
Een voetbaloorlog die op 0-0 was geëindigd, een typische uitslag voor beide
landen in die tijd.

Decompressie

Zondagavond
22 juni, een halfuurtje voor de grote finale. Hoog bezoek voor de Belgen.
Prins Albert en prinses Paola zullen voor het eerst in hun leven een voet in
een voetbalkleedkamer zetten. Zij komen de Rode Duivels een hart onder de riem
steken. Helaas, geen speler te bespeuren. Ze zijn namelijk allemaal het veld op
voor de opwarming. Albert drentelt wat onbeholpen en doelloos rond, stapt
daarna met de spelers de kleedkamer binnen, en maakt met elk van hen het
obligate praatje. Door de kieren van het prinselijke colloque singulier waait na de wedstrijd door dat een van de Rode
Duivels Albert gevraagd heeft of hij iets van voetbal kende. En? ‘Hij heeft ons
in elk geval niet gevraagd of we op
buitenspel
gaan spelen.’

‘Het
vertrouwen was er, we waren er klaar voor’, zegt Jan Ceulemans, 23 op dat
ogenblik en stilaan in de fleur van zijn voetballeven. ‘Al was er geen
discussie mogelijk: de Duitsers waren favoriet. Rummenigge, Hrubesch, Schuster,
Briegel, Kaltz: dat waren beren!’ En, jawel, daar is het underdoggevoel al. Centrale
verdediger Luc Millecamps: ‘We zeiden tegen elkaar: “We mogen verliezen,
maar met niet te veel.” Dat bleek de goede ingesteldheid. Je moet altijd
spelen voor wat je waard bent. Het mooie aan voetbal is dat je de mindere kunt
zijn en toch kunt winnen.’ Ook oude rat Wilfried Van Moer blijft rustig. ‘Je
hebt altijd stress, maar wij stonden zeker niet te bibberen voor die finale.
Niemand had dit verwacht van de Belgskes.
Verliezen we, dan zou iedereen gezegd hebben dat we toch een goed resultaat
hadden neergezet.’

Walter
Meeuws drukt het zelfs nog iets sterker uit. ‘Na de 0-0 tegen Italië kwam de
decompressie. “Dat pakken ze ons niet meer af!” was wat er in de
groep leefde. Zie van waar we kwamen: acht jaar niks bereikt, drie toernooien
gerateerd, drie jaar gesukkeld onder Guy Thys en daar stonden we in de finale. Zoiets gebeurt onbewust. Nog voor de
finale begon, hadden we een eindstadium bereikt: Italië voor eigen publiek
uitschakelen gaf een voldaan gevoel. Het was op.’

Abführen!

De
eerste helft worden de Rode Duivels weggedrukt. Na tien minuten is het al 1-0
voor de Duitsers en er zijn een goede Pfaff en wat geluk nodig om die kleine
achterstand tot de rust te bewaren. ‘Wat een ploeg!’ klinkt Meeuws bewonderend.
‘Rummenigge was een voorlijn op zich,
Briegel was een tank, Schuster strooide achteloos met passen buitenkantje
voet.’

‘De
eerste helft waren zij oppermachtig,’ ziet ook aanvoerder Julien Cools, die
traditiegetrouw vele kilometers afmaalt. ‘Wij konden alleen maar een paar keer
dreigen. Maar misschien hebben de Duitsers zich vergaloppeerd. Ik herinner me
nog dat Schuster, een arrogante aap,
ons denigrerend bekeek.’

De
decompressie maakt in de pauze plaats voor realisme én de terugkeer van de
onverzettelijkheid: zo kan het niet verder. Zonder strijd te leveren ten onder
gaan, nooit! ‘Tijdens de rust zijn we wakker geschoten,’ weet Meeuws nog. ‘We
hadden zó’n mooi parcours afgelegd en nu werden we weggespeeld door de
Duitsers, dat konden we niet laten gebeuren. Zo wilden we dat EK niet
afsluiten. Die typische samenhorigheid in onze groep borrelde opnieuw op.’

Voor
één speler is de start van de tweede helft een signaal om een tandje bij te
steken: René Vandereycken. Hij wordt ook een beetje opgenaaid door zijn
medespelers, ziet Luc Millecamps. ‘René stond daar tegenover Hans-Peter
Briegel, een paracommando, die ons de eerste helft van het kastje naar de muur
speelde. Tijdens de rust zei er iemand: “Zeg,
René, die Duitser speelt een beetje met uw kloten hé.” “’t Zal niet
lang meer duren,”
antwoordde René. “Hoeveel
champagne hebt g’er voor over?”
En wie moest er na tien minuten in de
tweede helft af? Juist ja, Briegel. Abführen!’

Minuut 88

‘Wij
waren baas, zij kropen terug,’ vat Julien Cools het wedstrijdverloop na de rust
samen. In de zesentwintigste minuut van die bewonderenswaardige tweede helft
gebeurt het ondenkbare: België krijgt een strafschop in cadeauverpakking.
Scheidsrechter Rainea en zijn lijnrechter zien niet dat de Duitse libero
Stielike Swat Van der Elst een metertje buiten het strafschopgebied ten val
brengt. Knipoogt Julien Cools: ‘De Swat was zo rap dat de linekesman dat niet goed kon volgen. Och, over die vijf centimeter
gaan we nu niet discussiëren.’

René
Vandereycken knalt binnen en plots is er hoop en geloof. Uitblinker Jan
Ceulemans daarover: ‘De eerste helft waren ze veel beter, dat is zo. Maar na
die penalty voelden we dat we even sterk waren, zelfs fysiek.’ ‘We zijn
gegroeid in die wedstrijd,’ zegt Luc Millecamps. ‘Spelen we extra time, dan wil ik het nog weleens
zien!’

Maar
dan is er die vermaledijde achtentachtigste minuut. De verlengingen zijn nu
zeer nabij en als er nog gescoord wordt – zo denken de meeste waarnemers – zal
het door een Rode Duivel zijn. Niet, dus.
‘Renquin kopte de bal een beetje ongelukkig in corner en Jean-Marie maakt
daarna toch een noodlottig foutje,’ roept Julien Cools het pijnlijke moment nog
één keer op.

‘Hrubesch
was mijn rechtstreekse tegenstander, ja,’ geeft Luc Millecamps toe. ‘Ik heb de
beelden van die tweede goal al duizend keer gezien en ik blijf erbij: een
fataal misverstand. Jean-Marie komt uit, roept en zet dan een stapje terug. Ik
schermde zoals altijd de keeper af, zodat hij kon uitkomen. Maar op dat moment
hou je je tegenstrever niet meer in de gaten. Spijtig.’

‘Helaas
bleek nog maar eens dat je met de Duitsers pas klaar bent als de match voorbij
is,’ diept Walter Meeuws een huizenhoog voetbalcliché op. ‘En ja, Jean-Marie
kwam verkeerd uit, maar ik denk dat niemand hem dat kwalijk heeft genomen. Ik
stond in de buurt, maar ik wist: als hij roept, is de bal voor hem. Kan
gebeuren.’

Lege bar

‘Dat
we een unieke kans hebben gemist, leefde toen niet,’ zegt Walter Meeuws. ‘De
eerste vijf minuten na affluiten waren we kapot, daarna overheerste het gevoel
dat we een fantastisch toernooi gespeeld hadden. Een jaar voordien werden we
nog uitgelachen, nu waren we plots nationale helden.’ Luc Millecamps gaat snel
over tot de orde van de dag. ‘Zó ontgoocheld waren we nu ook weer niet.
Formidabel toernooi gespeeld, iedereen was tevreden. We kwamen met de nationale
ploeg uit een heel diep dal en nu stonden we dáár. Er zijn er niet veel die
kunnen vertellen dat ze ooit in een finale van een EK stonden. In België zijn
het er precies elf.’ Ook Jan Ceulemans is het type dat een verloren EK-finale
kan relativeren. ‘Achteraf kun je zeggen dat we de kans hebben laten liggen en
is er wel wat spijt, maar er valt ons niets te verwijten. We zijn ervoor
gegaan.’ ‘Misschien zijn we te snel content,
dat klopt,’ geeft Van Moer aan. ‘Nederlanders of Engelsen zouden wekenlang
teleurgesteld zijn na een nederlaag in de finale, wij niet.’

Julien
Cools sluit na het laatste fluitsignaal een hoofdstuk af. ‘Al bij al was het
een geslaagd toernooi, maar op één manier blijft het een gemiste kans. Ik heb
twee Europabekerfinales verloren en die finale van het EK, drie keer zilver,
maar het was toch het begin van een nieuwe generatie en van meer
zelfbewustzijn. Voor mij was het mijn allerlaatste interland. Ik had dat vooraf
met Guy Thys aan het zwembad afgesproken. Wat ik het meest jammer vind aan mijn
carrière, is dat ik nooit op een WK gespeeld heb. Maar ja, we zaten in een dal
in de jaren zeventig.’

In
een hoekje zitten huilen doen de Duivels alleszins niet. Op naar de bar,
ouderdomsdeken Van Moer op kop. ‘Van contentement
zijn we terug naar het hotel gegaan en daar hebben we alles opgedronken. Er was werkelijk niets meer te krijgen
in de bar.’

Het
onthaal in België verrast de hele delegatie, Walter Meeuws niet in het minst.
‘Er stonden vijfduizend mensen ons op te wachten op Zaventem, dat waren er
evenveel als bij de laatste oefenwedstrijd vóór het EK, tegen Roemenië.
“Wat is er nu gaande?” vroegen we ons af. Voor het toernooi kwam
niemand ons uitwuiven, maar achteraf werden we wel feestelijk onthaald. Vanaf
toen begonnen de Rode Duivels iets los te maken bij het volk.’

België-West-Duitsland 1-2

Zondag 22
juni 1980, 20u30 –
Stadio Olimpico
(Rome) – Scheidsrechter: Rainea (Roemenië).

België:
Pfaff, Gerets, L. Millecamps, Meeuws, Renquin, Cools, Van Moer, Vandereycken,
Mommens, Van der Elst en Ceulemans.

West-Duitsland: Schumacher, Kaltz, Stielike, K. Förster, Dietz, Briegel (56’ Cullmann),
Schuster, H. Müller, Rummenigge, Hrubesch en Allofs.

Doelpunten: 10’ Hrubesch (0-1), 71’ Vandereycken (1-1, pen.) en 88’ Hrubesch (1-2)

De citaten komen
uit ‘De Grote Duivels. Het volledige verhaal achter het EK 1980’ van Geert De
Vriese en Frank Van Laeken, uitgeverij Houtekiet, 19,99 euro. Online is dat
boek zeker nog terug te vinden. Ook de hoofdstukken over de lamentabele
prestaties van de Duivels in de aanloop naar het WK 1978 en het EK 1980 zijn zeer
de moeite, al zeg ik het zelf.



Dromen zijn bedrog (bis)

Sport Posted on za, juli 14, 2018 13:21:30

Mogen we nu blij zijn, of toch net niet?

Na de verloren halve finale was mijn eerste
oprisping: goed gedaan, jongens. Trots. Dank voor een fantastisch WK. Het volk
doen dromen. (Een beetje zoals in: wij zijn eeuwige underdogs, als we maar ons best
doen, zijn we al content.) Maar na een nachtje woelen wist ik: er zat meer in.
Zoveel meer. En die kans komt nooit meer terug, want deze zogeheten Gouden
Generatie valt binnenkort uit elkaar. Het hart van de verdediging haalt Qatar
(2022) niet, tenzij misschien de tegen dan 33-jarige Toby Alderweireld. Niet de broze
Kompany (36), de nu al wat stroever draaiende Vertonghen (35), de op een
zijspoor belande Vermaelen (36), supersub Marouane Fellaini (34), dribbelkont Dries
Mertens (35), wellicht ook niet Axel Witsel (33). Zijn Kevin De Bruyne en Eden
Hazard op hun 31ste nog wereldtop?

Een kwarteeuw geleden werd er geklaagd dat er
in België geen aanvallers werden opgeleid. Vandaag brengen onze jeugdacademies
nog nauwelijks verdedigers voort: iedereen wil Kevin of Eden zijn, eventueel
nog Driesje of Romelu, maar niet Toby of Jan, twee jongens die dan nog – samen
met Thomas – opgeleid werden in Nederland. Aandachtspunt voor jeugdtrainers.
Verdedigers zijn ook nodig. En nu ik toch bezig ben: vleugelbacks, denk daar
eens aan!

Ik ben tevreden en ik ben niet tevreden. De
Rode Duivels hebben positief, attractief voetbal gespeeld, waarbij er (meestal)
werd uitgegaan van eigen kracht. Dat is een verademing in tijden van lafheid,
waarin er meer Mourinho’s dan Guardiola’s rondlopen in het opportunistische
voetbalwereldje. Het resultaat telt. Dat is op zich niet nieuw – Internazionale
behaalde zijn grootste Europese successen in de jaren 60 met ‘catenaccio’, vrij
vertaald: degoutant verdedigen en op die ene tegenaanval proberen te scoren -,
maar de romanticus in mij heeft nog de Brazilianen van 1970 zien toveren, het
Nederlandse totaalvoetbal zien floreren (en net niet triomferen) en het
Barcelona van Cruijff (voetballer én trainer) zien wervelen. De essentie van
voetbal is: er eentje meer scoren dan de tegenstander. Helaas kun je dat ook
negatief vertalen, zoals de Fransen al een heel toernooi demonstreren, op die
tweede helft tegen Argentinië na, toen ze een onverwachte achterstand moesten
goedmaken. Frankrijk kan voetballen, maar mag niet. Bondscoach Deschamps is
altijd al een cijferaar geweest. Risicoloze voetballer, risicoloze trainer.
Didier is die ene collega op je werk die altijd keurig op tijd is, nooit een
ongepaste opmerking maakt, één keer per jaar één pintje mee gaat drinken met de
groep (en dan stiekem verdwijnt om te vermijden dat ie zelf moet trakteren,
bovendien heeft zijn vrouw zalm klaargemaakt, het is vrijdag) en die altijd,
onveranderlijk, franjeloos maar correct werk aflevert. Een saaie piet, steeds gekleed
in grijstinten, opvallend onopvallend, goed om in je team te hebben als je
resultaten wilt behalen, maar het liefst snijd je hem – rechts bovenaan, armen op
de rug, zuinig lachje – van de groepsfoto.

Geef mij maar een Roberto.

***

Een tweet in tempore non suspecto, de dag dat
Roberto Martínez out of the blue tot
bondscoach werd gebombardeerd. ‘3 augustus 2016, 22u40. Dagboeknotitie: Roberto
Martínez is een goede keuze. Technisch, aanvallend voetbal. Wordt een mooi WK.
#RodeDuivels’.

Vóór u mij lastigvalt om uw lottoformulier in
te vullen: mijn voorspellende gaven zijn beperkt, zéér beperkt. Maar ik volgde
Martínez al vanop een respectabele afstand toen hij Swansea, Wigan Athletic en Everton
coachte. In Engeland werd er wat meewarig om hem gedaan: te naïef, te
voluntaristisch, te wollig in zijn nietszeggende analyses. Wat ik zag:
aanvallen om te winnen. Dat deed hij ook bij de Rode Duivels, maar dan was de
kritiek weer: kunnen we het ook tegen grote voetbalnaties? Het antwoord is nu
duidelijk: ja. Tegen Brazilië gaf de ‘naïeve’ Martínez een masterclass in tactiek. Lukaku op rechts om Marcelo tot verdedigen
te dwingen, De Bruyne centraal waardoor de centrumverdedigers Thiago Silva en
Miranda niet wisten waar te lopen, Hazard links-rechts-overal, zwervend,
tegenstanders passerend alsof het plastic mannetjes op training waren. Tien
geslaagde dribbels op tien pogingen, dat was geleden van het WK van 1966.
Hazardinho. Daar en dan heeft Martínez overtuigd. Tegen Japan was het
voorspelbaarder, dat klopt. Ook Wilmots gooide Fellaini erin als het
combinerend niet lukte. Tegen Frankrijk was de tactische ingreep zelfs een
flop, omdat Mousa Dembélé – schitterende clubvoetballer die nooit kon
overtuigen als international – alweer een schim was van zichzelf. Frankrijk-België
deed heel sterk denken aan Argentinië-België van vier jaar geleden. Doelpunt
tegen en dan geen oplossingen vinden tegen een tegenstander die constant negen
man achter de bal hield.

Waarom konden de Kroaten ’s anderendaags wel
wat de Rode Duivels niet konden? Het zal een onbeantwoorde vraag blijven, zoals
zoveel vragen in het voetbal na het vraagteken alleen maar witte ruimte bieden.

Maar toch: Roberto Martínez mag blijven. Niet
alleen omdat hij zijn contract verlengd heeft, maar omdat hij ons voetbal iets
bijbrengt. En in tegenstelling tot zijn narcistische voorganger denkt hij aan
het elftal, niet aan zichzelf. Vergeleken met Martínez is Marc Wilmots een
onbenul. Marc is de collega die niet slim genoeg is om te excelleren, maar die
steelt met de ogen, jouw ideeën presenteert als de zijne en op vergaderingen
altijd het hoogste woord voert, zodat hij hyperactief lijkt en de teamspirit
bevordert. Op de groepsfoto staat Marc centraal – armen gekruist, borst
vooruit, kin omhoog – en zie je hem denken: die anderen dienen alleen maar om
het beeld te vullen, het draait hier om moi.

***

Uitgekookt. Dat adjectief vind ik in alle
nabeschouwingen terug. Zelf schreef ik: ‘doortrapt’. Dat vind ik nog steeds een
betere omschrijving. Doortrapt is negatiever dan uitgekookt. Niet dat we moeten
klagen, want onze zuiderburen hadden meer doelpogingen – ook binnen het kader –
dan wij, zelfs bijna het dubbele. We hadden zelf maar beter moeten zijn, zeer juist.
En toch… In de laatste zesentwintig minuten – toegevoegde tijd meegerekend –
werd er nauwelijks vijf minuten echt gevoetbald. De rest was oponthoud:
geveinsde blessures, aarzelen bij een inworp, treuzelen bij een hoekschop,
tijd winnen bij een vrije trap, de bal zes keer goed leggen bij een uittrap, kleine
overtredingen maken om het spel af te remmen. Uitgekookt? Doortrapt! En vooral:
ergerlijk.

Voetbal is een sport waarin negativisten intelligent
worden genoemd, omdat hun aanpak rendeert. De voetbalregels stimuleren
valsspelen. Als de klok zou worden stilgezet wanneer de bal niet meer in het
spel is, zou voetbal een veel eerlijkere sport zijn, zoals basketbal. Dan speel
je desnoods drie uur, tot de buzzer
gaat. Zo lang er in het voetbal geen rekening wordt gehouden met de werkelijk
gespeelde tijd, zullen de tijdrekkers hun gelijk halen. Ik wil niet de calimero
uithangen (en misschien had het ook niets uitgemaakt in die halve finale, omdat
we niet sterk genoeg waren om die achterstand op te halen), maar: dat is niet
eerlijk.

***

En dan is er nog die overbodige wedstrijd van
deze namiddag. Omdat het tegen Engeland is, krijgt de wedstrijd een extra
pigment. We zijn het nog niet vergeten dat de Engelsen ons uitlachten na die
overwinning in de non-match in de groepsfase (ze dachten dat ze in de betere
tabelhelft waren terecht gekomen en lagen er vervolgens bijna uit tegen
Colombia). Beter doen dan de Duivels van 1986 is een ander element dat Martínez
in zijn peptalk zal gebruiken.

Voor de rest pleit ik voor het afschaffen van
deze ’troosting’, zoals dat bij ons wordt genoemd. Er valt niemand te troosten,
na een verloren halve finale ben je ontroostbaar, wil je liefst zo snel
mogelijk naar huis. Geef die twee teams brons, als je dan toch met medailles
wil goochelen. Op de Olympische Spelen staan de winnaars van goud, zilver en
brons nog netjes naast elkaar op een podium, op het WK is dat niet het geval.
Als morgen Fransen en Kroaten het veld betreden, hebben de Rode Duivels al een
fotosessie op het koninklijk paleis en een balkonscène op de Brusselse Grote
Markt achter de rug. Mogelijk smijten ze hun bronzen medaille in het publiek,
wegens: niet geïnteresseerd om dat onding op de schouw te leggen. Wij weten nog
precies dat we tweeëndertig jaar geleden vierde zijn geëindigd en Frankrijk
derde, maar wie kan de teams die derde zijn geëindigd sinds dat Belgisch
gloriemoment opsommen?

Overbodige match (maar wel winnen, graag).

***

Ach, 1986. Tijden! Velen vergeten dat de Rode Duivels de
eerste ronde abominabel slecht waren. Verloren tegen de Mexicanen, nipt gewonnen
tegen godbetert de Irakezen en gelijkgespeeld tegen de Paraguayanen, als een
van de betere derdes toch mogen overleven, en dan gestunt tegen de Sovjet-Unie
en Spanje, omdat de Russen overmoedig waren en de Spanjaarden een zwakke
lichting hadden. Geen sponsors die je hun wervende boodschappen door de strot
probeerden te rammen, geen reclame voor gokkantoren, geen grote schermen op
pleinen, geen vlaggen die uit ramen hingen te wapperen, geen spiegelhoesjes, geen
massahysterie. Wedstrijden volgen op kleine tv-schermen, volume op 20 om Rik De
Saedeleer boven het gejoel van de huiskamer te laten uitkomen. “Ik hoop
dat ze die mannen niet naar Siberië sturen!” De eerste toeterende auto
werd pas na die wedstrijd tegen de Sovjet-Unie gesignaleerd. Ging meteen de bon
op wegens nachtlawaai: het was halftwee voorbij. Na de zege met strafschoppen
tegen Spanje opnieuw, maar dan iets massaler en de flikken toeterden vrolijk
mee. In de stadions een handvol verkeerd gelopen Belgische toeristen die
inderhaast een vlag hadden gekocht in een souvenirwinkel.

Maar wel: een volle Grote Markt achteraf,
heldenontvangst. We waren dat niet gewoon en we hadden dat ook niet verwacht,
zeker niet na het gestuntel bij het begin van het toernooi. De Rode Duivels
deden het volk even dromen. Toen en nu. Maar zoals de grote filosoof Marco B.
al wist: dromen zijn bedrog. Helaas.



« VorigeVolgende »