Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

De mol

Radio en Televisie Posted on za, februari 20, 2016 13:04:16

Nee, ik zou
niet kijken dit keer. Niet dat ik De mol
destijds een waardeloos tv-programma vond, wel integendeel. Drie seizoenen lang zat
ik aan het scherm gekluisterd. Maar er is een verschil tussen de allereerste
uitzending van Sinterklaasavond 1998, de voorlopig allerlaatste van 16 maart
2003 en vandaag. Toen was reality tv
uitzondering, nu is het regel. Toen werd het scherm nog niet overbevolkt met opvallende
onbekenden en BV’s van het zevende knoopsgat, nu wel. Toen vonden we het een
verademing dat er gewone luitjes op televisie hun ding kwamen doen, in 2016 ben
ik al die aandachtshoeren kotsbeu.

Máár, ik
programmeerde toch maar voor alle zekerheid de digicorder. En ik keek, zij het
schoorvoetend, drie dagen later naar die eerste aflevering van de nieuwe De mol. Niets anders te doen, bedacht ik
voor mezelf als excuus, ook al vroeg niemand erom. Ik keek en… ik was
verkocht. En dus heb ik nu al drie afleveringen gekeken naar De mol en zal ook maandag de digicorder
overuren draaien, zodat ik ’s anderendaags met uitstel kan kijken.

Ik vroeg me
af: hoe kan dat? Hoe kan een intelligente man — beetje intellectueel, beetje
wereldvreemd, beetje elitair, gelukkig geen beetje Jan De Cock — wekenlang met
plezier kijken en actief nadenken over wie van het gezelschap de saboteur is?
Ik denk dat ik het antwoord weet: omdat De
Mol
Het Leven zelf is. Kijk om je heen: overal zie je wel een mol
rondlopen, iemand die bewust de boel saboteert om er zelf beter van te worden. Of
beter: je ziet hem niet of veel te laat, hij gaat ondergronds en pas veel later heb je door wat
voor vieze rol hij (of zij) heeft gespeeld. Dat heb je niet met pakweg Temptation Island: testosteronhaantjes
ontmoeten bimbo’s, dat is uitlachtelevisie, en voor de deelnemers een
gelegenheid om eens goed van bil te gaan voor een paar honderdduizend voyeurs.
In tegenstelling tot dat wangedrocht is De
mol
serene televisie met een avontuurlijk tintje. Er gebeurt van alles, dat
wel, het spelelement is permanent aanwezig, maar kandidaten worden niet
uitgelachen, in de zeik gezet, gekleineerd, tenzij dan voor het spelletje.

Ik ben oud
genoeg om al vele mollen in deze samenleving te kunnen aanwijzen. Mensen met
een nauwelijks verborgen agenda, querulanten, egoïsten die saboteren om het
plezier van de sabotage. Maar als je goed kijkt, zie je in je omgeving ook de
streber, die ten koste van alles wil winnen. De achterbakse, die combines sluit
en goed moet bijhouden welke afspraak hij met wie heeft lopen. De
levensgenieter, die niets wint behalve misschien wel het plezier om te leven.
De loser, die gewoon maar wat meedoet om de groep aan te vullen. De zorgzame,
die oprecht bekommerd is om het welzijn van zijn medespelers, ook al betekent
dit dat hij zelf allicht niet zal winnen. De roekeloze, die het avontuur op
zich als doel ziet.

Dat alles
en nog veel meer zie ik in De mol. Zelf
zou ik dat nooit kunnen zijn, de mol. Kan niet liegen, en als ik het probeer
val ik onmiddellijk door de mand. Houd niet van psychologische spelletjes, en
daar draait het allemaal om in dit spel. Stel altijd het belang van het team
voorop, en dat is nu net het tegenovergestelde wat een mol moet doen. Al zullen
sommige ex-collega’s mij mollenstreken verwijten, ze dwalen: ik heb altijd de
lange termijn én het team vooropgesteld. Daardoor was ik een buitenbeentje in
het management van de organisaties waar ik heb rondgelopen en waar winstbejag
op korte termijn en ‘politieke’ spelletjes schering en inslag waren. Let wel,
ik ben allesbehalve een heilige, maar ik zou nooit een mol kunnen zijn.

De mol levert iedere maandag een dwarsdoorsnede van
de samenleving: zowel de Vlaamse, als eender welke maatschappij op deze
aardbol. En het knappe is dat in deze tijden van opdringerige sociale media, het nog altijd niet uitgelekt is wie het is. Ik hoop dat dit negen afleveringen
wordt volgehouden.

***

O ja, Hanne
is de mol. (Mijn eerste favoriet was buschauffeur Marc, maar die viel al na
twee afleveringen af, omdat hij die uitstap naar Argentinië puur als een
vriendschappelijk spelletje zag, terwijl ik dacht: hé, deze mol speelt het héél
slim, door zo nonchalant rond te lopen. Quod non, dus.) Hanne is ook zo’n type dat uitermate vriendelijk en
teamgericht lijkt, maar de boel onder controle houdt en zich heel gewiekst
binnen de groep begeeft. Cathy, Gilles, Issabel en Thibaud willen absoluut het
spel winnen, Bruno en Stijn amuseren zich kostelijk, Manuella, Marc en Ruth
deden ook gewoon mee voor de fun. Maar
ik kan me vergissen: ik heb niet altijd de mollen in mijn omgeving tijdig
ontdekt. Ik blijf dus kijken.



#opdevlucht

Radio en Televisie Posted on za, september 12, 2015 13:02:00

God ja, de VRT moet besparen, dat waren we
haast vergeten. Ik heb het even terug opgezocht: in de vijfjarige
legislatuur-Bourgeois dalen de inkomende middelen van Vlaanderen met 27 miljoen
euro. Dus werd er lang en diep en in alle discretie nagedacht en een
transformatieplan opgesteld dat onmiddellijk gelekt werd en vervolgens lang en
diep werd geanalyseerd. Dinsdag wordt er gestaakt. Afhankelijk van de bijsturingen
aan het plan: grondig (alles stil en op zwart) of in pieken (af en toe een
pesterijtje en vervangprogramma’s).

U heeft ze ook wel gelezen, de niet voor uw
ogen bestemde kracht-van-veranderingslijnen van het plan. Er wordt vooral
regionaal gehakt: West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg zouden verdwijnen. Nee,
niet de provincies, dat is voor een later stadium, maar wel de VRT-gebouwen in
Kortrijk, Antwerpen en Hasselt. Alleen in Gent en Leuven zou er een regionaal
huis overeind blijven. Wat vreemd lijkt: Radio 2 is veruit de meest succesvolle
radiozender van het land. Wat op een toegeving kan lijken: de openbare omroep
geeft een deel van de markt in handen van de commerciële zenders. Wat ook een
provocatie kan zijn: ik kan me niet voorstellen dat regionalistische politici
het prettig vinden dat er net op dat punt wordt afgebouwd. Wat er ook van aan
is: er kwam heisa van.

***

Veel heeft te maken met de geschiedenis en dan
met name de relatie tussen de huidige Vlaamse coalitiepartners en ‘hun’
openbare omroep. Even terug in de tijd. Met de radio had de politiek weinig
problemen in het verre verleden. Dat piep-tuut-krakmedium was af en toe zelfs
nuttig om de bevolking moed in te pompen in tijden dat de vluchtelingen niet
naar hier kwamen, maar van hieruit vertrokken. Toen op 31 oktober 1953 de
televisie ons grijze bestaan zwart-witte impulsen kwam geven, werd dat ook nog
op algemeen gejuich onthaald. Het was maar voor een paar uur per dag,
volksverheffing was nog het algemeen Leitmotiv en interviews met politici waren
nog van een hoffelijkheid die de tijd typeerde: keurig in pak-met-das gestoken journalisten
waren al blij dat de hoogedelachtbare meneer de minister wilde antwoorden op
hun vragen en knikten beleefd toen die aan een vanzelfsprekend niet door kritische
tussenvragen onderbroken raison van
pakweg vijf minuten begon.

Maar in de tweede helft van de jaren zestig
sloeg de sfeer om. Vooral toen een in Vlaanderen aangewaaide Nederlandse
professor op de Vlaamsche televisie ‘voorhuwelijkse betrekkingen’ verdedigde.
Schande! ’t Was dat de brandstapel in 1967 ergens plompverloren op zolder stof
stond te garen, of die Jaap Kruithof zou er pardoes op beland zijn. Seks voor
het trouwen (uiteraard in de kerk!), wat een gedacht. (Dat zowat de helft van
de Vlaamse kinderen al een paar decennia op die manier verwekt werden, ach, wat
niet weet, wat niet deert.)

En dan was er mei 68: de gedachten waren vrij,
er ontstonden gemeenschappen waarin de vrouwen snorren hadden en de mannen
baarden, de poster van Che Guevara sierde de slaapkamer van menige, in de
beslotenheid van zijn eigen geheime verblijf onanerende puber, er gebeurde iets
in de samenleving. Op de VRT sijpelde een nieuwe lichting journalisten binnen.
Kereltjes en wijfjes met lef, die een politieke partijkaart weigerden, stel je
dat voor. De grote baas, CVP-vazal Paul Vandenbussche — die erom bekend stond
dat je een vergadering met hem vóór de middag moest plannen, anders was die
fles whisky al soldaat gemaakt — zag het met lede ogen aan en schakelde zijn
adjudant, chef informatie Karel Hemmerechts (vader van, maar vooral: ook een
CVP-getrouwe), in om het journaille onder de knoet te houden.

Partij 1 die uitermate ontevreden was met de
drang naar onafhankelijkheid van de nieuwsdienst: CVP.

Partij 2 die ontevreden was over de
monopolistische overheidszender, vanwege het gebrek aan commerciële
concurrentie: PVV. De liberalen ijverden samen met de christendemocraten voor
het doorbreken van het monopolie. De CVP, omdat ze zo die nieuwsdienst in het
hart hoopte te treffen (premier Tindemans ging zelfs nog op de RTL pleiten voor
een commerciële zender in Vlaanderen!); de PVV, omdat ze zo het liberale
vrijemarktdenken wilde ondersteunen. De broer van Guy Verhofstadt, Dirk,
schreef daar nog een merkwaardig boekje over: Het einde van het BRT monopolie.

In de jaren tachtig kwamen christendemocraten
en liberalen samen aan de macht, zonder die vervloekte sociaaldemocraten, en
werd er achter de schermen geijverd om het monopolie te breken. De regering
Martens-Verhofstadt viel in oktober 1987 en werd drie maanden later vervangen
door een coalitie zonder PVV, maar de kiemen waren gelegd. Op 1 februari 1989
mocht VTM starten. Missie geslaagd.

***

Tja, nu was het monopolie doorbroken en was
het een jaar of zes, zeven lachen met die weinig performante, oubollige, op
oude ideeën voortdrijvende BRTN. Tot er een nieuw management kwam aan de
Reyerslaan, programma’s niet meer voor de unhappy
few
mochten worden gemaakt, en commerciële principes ook bij de openbare
omroep binnen sijpelden. Sindsdien, nu al achttien jaar lang, is de VRT de
dominante speler op het vlak van radio én televisie, tot spijt van wie ’t
benijdt. Marktleider, ze horen het niet graag in sommige kringen.

Enter, een nieuwe speler op de politieke markt, want je kunt de huidige N-VA
bezwaarlijk een logisch vervolg op de Volksunie van weleer noemen. Ook
(neo)liberaal, maar ook tegen al te kritische berichtgeving van al die rode
jongens in hun slordige kleren. Kortom, partij 3 die anti-VRT is, kwam zich
roeren. Het Vlaams-nationalisme heeft altijd een dubbelzinnige houding tegenover de openbare omroep gehad, vanwege te weinig Vlaams, te links, te dit, te dat.

Laat nu net die drie partijen die ofwel vanuit
het verleden, ofwel vanuit het heden een eitje te pellen hebben met de openbare
omroepen voor nog bijna vier volle jaren ononderbroken aan de macht zijn. Een
uitgelezen kans om de stoute VRT een nieuwe les te leren.

Dit besparingsplan heeft echt niets met centen
te maken, een te hoge dotatie, middelen die ten onrechte aan de markt worden
onttrokken (die adverteerders zullen niet zomaar naar de andere zenders lopen,
waar ze meestal trouwens al aanwezig zijn): dit is puur ideologisch.
Revanchisme. Wat? Jullie hebben jaren
niet leren luisteren? We zullen jullie eens een lesje leren.

Ik ben blij dat ik opnieuw voorzichtige
stapjes mag zetten in dat vaak verwarrende, ondoorgrondelijke, spuuglelijke
huis van — wat mij betreft — vertrouwen. Ik leef mee met al wie zich bedreigd
voelt. Ik wens hen sterkte en hopelijk nog heel lang, heel veel werkvreugde.
Het zijn harde tijden aan de Reyerslaan 52.

***

Donderdag bewees de VRT tot wat een openbare
omroep in staat is als het op informatieverstrekking aankomt. #opdevlucht was
een hele dag onmisbare radio, televisie en digitale media.



Heer Bracke

Radio en Televisie Posted on za, mei 09, 2015 13:19:49

Als u niet van karaktermoorden houdt, raad ik
u aan de volgende paragrafen over te slaan. Begin dan met lezen onder de drie
sterretjes.

***

Nee, niet deze drie sterretjes, de volgende,
want hier begint die karaktermoord pas.

Was het nu ’96, ’97 of ’98? Dat ben ik rats
vergeten. Wat ik me nog wel als de dag van gisteren herinner: ik stond op de
tweede verdieping van het spuuglelijke betonnen gedrocht aan de Reyerslaan 52
te wachten op een lift die maar niet kwam, zoals honderden medewerkers van de
openbare omroep elke dag een flink deel van hun kostbare werktijd verprutsen
door te wachten op een lift die maar niet komt.

Zeggen dat ik stond te schilderen zou de
waarheid oneer aandoen zijn, want schilderen is een veel te nuttige bezigheid
in vergelijking met liftwachten. Ik kreeg het gezelschap
van een gedrongen mannetje met een onafgewerkt ogende snor. Vriendelijk knikte
ik goedendag en murmelde iets in de trant van ‘Het zou nog even kunnen duren,
vrees ik’. Het mannetje monsterde mij even van kop tot teen, zei niets en keek
dan nors naar de vloer, een beetje zoals genodigden in een voetballoge
neerkijken op het plebs onder hen. Een loge, de loge, ach, wat is het verschil
soms nog?

Mijn eerste kortbij-ontmoeting met de
eerbiedwaardige politieke journalist Siegfried Bracke, notoir logebroeder,
maker van bijzonder begrijpelijke en in een feilloos dribbelend Nederlands
verpakte journaalitems over de moeilijkere onderwerpen des Politieke Levens,
gevatte interviewer, linkse tiep, dacht ik, iemand waar ik wel naar opkeek,
eigenlijk. Behalve dan aan die lift, omdat hij nu eenmaal een paar koppen
kleiner was dan ik. En hooghartig bleek.

Later maakten we allebei carrière, ieder aan
een kant van de liften. Ik werd eindredacteur en daarna hoofdredacteur op de
tv-sportredactie, hij werd baas van de politieke verslaggeving en daarna van de
duiding. De heer Bracke heeft de moeilijkere onderwerpen des Politieke Levens
teruggebracht op mensenmaat: verstaanbaar en hapklaar. Hulde daarvoor. Maar hij
is tegelijkertijd verantwoordelijk voor de verkleutering van het politieke
interview. Wie promoveerde Freya Van den Bossche Valère Descherp-gewijs tot the next big thing in de Vlaamse
politiek en degradeerde haar zo in één beweging tot hersenloze babe: Bracke! Wie heeft er onrechtstreeks voor gezorgd dat de
heren Leterme en Vande Lanotte met een opgeplakte baard onnozel deden in de
travestieshow van Debbie & Nancy? Bracke! Wie zorgde er vanop afstand voor
dat de N-VA-voorzitter wekenlang mocht uitblinken in een populaire tv-quiz?
Bracke! Wie gaf de aanzet tot het in formats, subformats en geformatteerde onderdelen van die formats gieten van zowat alle tv-programma’s waar een beetje bij nagedacht moet worden? Bracke!

Ik hou niet van het mannetje en zijn
logemaniertjes, al zou ik hem – gesteld dat ik in de teletijdmachine
verkeerdelijk zou worden terug gekatapulteerd naar die dag en die lift, maar
wetende wat ik nu weet – nog altijd vriendelijk een goedendag wensen. Dag,
meneer Bracke. Hoe gaat het met u? Het zou nog even kunnen duren, vrees ik.

***

Als die vorige besnorde Kamervoorzitter al
eens een gekleurde mening uitte, stond de hele Vlaams-nationalistische
delegatie in het federale parlement op haar achterste poten, en terecht. De
voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet zich zo neutraal
mogelijk opstellen, moustache netjes gekamd, dat wel, maar voor de rest vooral
niet opvallend.

Blijkbaar zit er iets in die snorren, een kriebelend insect of zo, want ook
de huidige ‘eerste burger van het land’, de reeds genoemde en geportretteerde
heer Bracke, laat zich in zijn eerste half jaar op die troon elke week wel
betrappen op een mondeling opiniestuk.

Deze week was het weer raak. Heer Bracke mocht
zowel in Knack als in De Morgen zijn ex-werkgever kapittelen.
Excuus, schrap die ‘ex’ maar, want om carrière te kunnen maken aan de andere
kant van de barrière, mocht hij ‘politiek verlof’ nemen, zodat hij in geval van
mislukking nog altijd kan terugkeren naar het Huis van Vertrouwen. Veilig zat,
toch, zo’n politieke move? Niet
alleen luie werklozen hebben een vangnet, hoor, ook luid roepende, vuil
spuitende politici. Alleen weten de meeste brave burgers dat niet. (Ze weten evenmin dat de meeste werklozen niet echt lui zijn.)

Volgens heer Bracke bestaat er een lijst met
honderden namen van VRT-medewerkers die niet meer renderen. Hij had dat, zo
beweerde ie, vernomen in de coulissen, waar hij nog wel eens durft te vertoeven.
Hij vertelde er niet bij of het de coulissen van de VRT dan wel die van de loge
waren. De vakbonden ontkenden dadelijk het bestaan van die ‘zwarte lijst’, op
Facebook werd semi-spontaan de groep ‘Wij willen dat Siegfried Bracke ontslag
neemt als personeelslid van de VRT’ gestart. Op dit eigenste ogenblik zijn er
al 1.276 leden.

Nee, ik niet, trouwe lezers weten dat ik het
gezegde van Groucho Marx huldig dat ik geen lid wil worden van een club die mij
aanvaardt als lid. Bovendien hou ik niet van goedkope stemmingmakerij. Maar ik
vind wel dat Bracke best ontslag neemt. Mocht ik hem aan de lift tegenkomen, ik
zou zeggen: ‘Heer Bracke, u heeft drie maanden geleden uw tweeënzestigste
verjaardag gevierd, de volgende verkiezingen komen er pas over vier jaar aan,
dan bent u officieel met pensioen, zou u niet beter de eer aan uzelf houden als
u die hele VRT zo slecht geleid en zo ondermaats presterend vindt?’

De formulering zou zelfs nog iets langer
kunnen zijn, tijd zat immers aan die liften. Wie zo’n gebrek aan loyaliteit
tegenover zijn broodheer etaleert moet eruit of moet zelf opstappen, zo
eenvoudig is dat voor mij.

***

Heer Bracke is er ondertussen wel in geslaagd
om een zoveelste publiek debat over de werking van de openbare omroep op gang
te brengen. Dat is op zich niet slecht – hoe ons belastinggeld besteed wordt
mag best kritisch bekeken worden, zelf draai ik ook elke euro om alvorens ik
hem uitgeef aan iets volstrekt nutteloos, maar dat gaat u verder niet aan! – en
de VRT veegt die goedbedoelde opmerkingen best niet onmiddellijk onder het
kamerbreed tapijt van het kantoor van de gedelegeerd bestuurder.

Ja, er liepen destijds al heel wat slecht
presterende medewerkers rond op de Reyerslaan 52. Je herkende hen aan hun
gelukzalige glimlach wanneer die liften weer ergens op een hoge verdieping
bleven hangen, dat scheelde wat werktijd. Ja, ik heb in mijn tien jaar in dat
Huis heel wat mensen fluks achter hun computer zien duiken wanneer je hun bureau
passeerde in de gangen, angstig dat ze waren dat iemand hen nog zou opmerken in
hun schuilhol. Ja, het zou kunnen dat er een lijst bestaat van medewerkers die
een negatieve evaluatie hebben gekregen, maar die omwille van hun vaste
benoeming met geen stokken buiten te krijgen zijn.

Maar dat bestaat overal. Hoe groter het
bedrijf, hoe groter het aantal underachievers.
Dat is een statistische wetmatigheid. Waarom wordt dat alleen voor een
(semi-)overheidsbedrijf zo uitgelicht? Als losse medewerker heb ik heel wat zondagochtenden
binnensmonds gevloekt omdat ik vol goede ideeën zat voor een fijne reportage in
Sportweekend – ik had er speciaal in
het gat van de nacht passende muziek voor uitgezocht, verdorie! – en ik in de
montagecel merkte dat men mij een onbekwame monteur had toegewezen, zo eentje die
nog zijn zaterdagse kleren aanhad, stinkend naar drank en sigaretten, dédain
voor Meneertje de Sportjournalist uitstralend. Maar ik heb ook veelvuldig gejuicht
omdat ik mocht samenwerken met vingervlugge, mee-denkende monteurs die mijn
muzikale inbreng wel konden verwerken in een dynamisch stukje televisie waar ik
achteraf een schouderklopje voor kreeg.

Wat ik wil zeggen: in de privé beantwoordt de gemiddelde medewerker netjes aan de vooropgestelde kwaliteitsnormen, bij de VRT lopen er
tussen die veel hoger of veel lager scoren dan die normen. Dat laatste weten ze
onder die toren ook wel, maar dat kan je niet in één-twee-drie oplossen. Ik
weiger echter mee te spelen in dit spelletje ‘Kind met het badwater weggooien’.
Dat hebben al die capabele, hardwerkende, oprecht het grote publiek dienende
medewerkers niet verdiend, verdomme.

***

Rancune is een slechte raadgever. De man die
jarenlang in strikte anonimiteit hand- en spandiensten leverde aan de Vlaamse sociaal-democratische
partij en die op een zijspoor dreigde te belanden in het instituut dat hij met
steun van zijn logebroeders stapsgewijs wilde veroveren tot hij er op de allerhoogste
troon zat, toont dat elke dag opnieuw, door de grofgebekte eerste criticus te
zijn van sp.a en PS, én de werkgever die hem toestond politiek verlof te nemen waardoor ie nu op een andere troon kon plaatsnemen.

Zielig schouwspel. Nogal eerloos. Vraag is of
zo iemand wel in staat is om de eer aan zichzelf te houden.



Wat is er nu weer van de sport?

Radio en Televisie Posted on di, maart 17, 2015 17:59:31

(Deze bijdrage verscheen eerder op deredactie.be)

Vlaams minister van Cultuur Sven Gatz gooide een
stevige knuppel in het hoenderhok: er is te veel entertainment en sport op de
VRT, vindt hij. Daarmee zet hij de toon bij de start van de onderhandelingen voor
een nieuwe beheersovereenkomst. Maar heeft hij een punt? Ach, laten we het
hooguit een puntje noemen, maar de onophoudelijke kritiek op de sportuitzendingen
op de openbare omroep mag nu wel eens ophouden.

Hij maakte zijn entree in de Vlaamse regering weliswaar
vanaf het reservebankje bij de Vlaamse liberalen, maar als Vlaams minister van
Cultuur, Jeugd, Media en Brussel heeft Sven Gatz zich toch al flink in de
kijker gewerkt. Zo wil hij bijvoorbeeld af van de verplichting dat elke
gemeente een openbare bibliotheek heeft. Het kwam hem op tonnen kritiek uit de
culturele sector te staan.

Zondagmiddag was hij ook de eerste praatgast
in De Zevende Dag. Het ging uiteraard over die bibliotheken, maar daarna werd
het onderwerp verlegd naar de VRT. Altijd kies wanneer een journalist een
minister moet interviewen over zijn eigen werkgever. Vergis ik me of klonk er
voor één keer iets meer emotie door in de immer gemoedelijke stem van Tim
Pauwels? ‘De VRT moet geen sport- en entertainmentzender zijn’, orakelde Gatz.
Het was een welgemikte voorzet nu de onderhandelingen over de nieuwe
beheersovereenkomst eraan komen. Weten de onderhandelaars van de openbare
omroep meteen waar ze aan toe zijn.

De
slinger is de andere kant opgeslagen

Nieuw is het niet, een minister die zijn
mening over de omroep waarvan hij de voogd is met het grote publiek deelt. Niet
zelden worden zulke oorlogjes uitgevochten in de media. Herinner u de bitse
strijd tussen Tony Mary en Geert Bourgeois van een jaar of tien geleden, toen
die eerste CEO van de VRT en die tweede Vlaams minister van Cultuur was.

Evenmin nieuw is dat het te hoge gehalte aan
entertainment de VRT wordt aangewreven. Toen in de jaren tachtig heel lang
vruchteloos werd gepoogd om het monopolie van – toen nog – de BRT te
doorbreken, was het vooral de bedoeling van christen-democraten en liberalen om
de vrije markt kansen te gunnen. Dat, en het aan banden proberen leggen van de
in hun ogen al té kritische nieuwsdiensten.

Na de blijde intrede van VTM, op 1 februari
1989, kreeg de inmiddels tot BRTN herdoopte omroep klappen. Zeven jaar lang was
het Huis van Vertrouwen een kneusje, een muffe staatszender, zielig
achterlopertje in de strijd om de kijkcijfers en marktaandelen. Tot het oude
management door Eric Van Rompuy, voorganger van Gatz, met het groot huisvuil
werd buitengezet en de buitenstaander Bert De Graeve tot gedelegeerd bestuurder
benoemd werd.

Negentien jaar na datum is van die stoffige
openbare omroep geen sprake meer. Eén haalt al vele jaren hogere kijkcijfers
dan VTM. De journaals die de redactie aan de Reyerslaan produceert, houden die
van de Medialaan op respectabele afstand. En ja, het commerciële, marktgerichte
denken heeft ook op de VRT toegeslagen. Marketeers kwamen in de plaats van
vastgeroeste ambtenaren, het buikgevoel ruimde baan voor cijferanalyses en dure
studies. Dat steekt.

Bij de concurrentie, want lagere marktaandelen
vertalen zich doorgaans in lagere inkomsten uit reclame, al is de VRT op dat
vlak met zijn door de beheersovereenkomst begrensde reclame-inkomsten niet echt
een zware tegenspeler. Bij de politiek, want een sterke en performante openbare
omroep mag dan wel een eis zijn van de politiek, maar té sterk wordt als
ongezond ervaren en er is nog altijd dat eeuwige spanningsveld tussen de
Vlaamse politiek en onafhankelijke verslaggeving.

Als de huidige VRT-bonzen diep in eigen boezem
kijken zullen ze toegeven dat de slinger wellicht te veel de andere kant is
opgeslagen. Iets te veel fun en hits, te weinig cultuur, want daar scoor
je zelden mee in het cultuurarme Vlaanderen. Dat de VRT qua programmering
commercieel denkt is dus onmiskenbaar zo. Maar dat komt mede doordat er in
vorige beheersovereenkomsten telkens weer de nadruk op gelegd werd dat de
openbare omroep voldoende kijkers, luisteraars en online lezers moest bereiken.
Tja, ofwel leg je die cijfermatige minimumnormen niet op, ofwel verplicht je de
VRT om haar programmering op de grootste gemene deler af te stemmen en niet op
een niche-publiek.

Alles
achter de decoder?

Sport is entertainment. In de ogen van Gatz is
er te veel sport op tv en terzelfdertijd te weinig. Hij bedoelt: te veel
populaire sporten (voetbal en wielrennen), te weinig kleinere (al de andere).
In het verleden werd er vaak op gehamerd dat de openbare omroep te veel uitgaf
aan ontiegelijk dure sportrechten. ‘Er wordt met geld van de belastingbetaler
gesmeten’, was de onderliggende teneur. Ik heb zelf het voorrecht gehad om
bijna vier jaar lang de tv-sportredactie te mogen leiden en ik kan u
verzekeren: elke centiem en later elke eurocent werd verschillende keren
omgedraaid alvorens ie werd uitgegeven.

Bovendien zijn de écht dure rechten –
Champions League en Jupiler Pro League – ondertussen verhuisd naar de Medialaan
1. De Europa League, die Europese beker waar Belgische teams ook na de
winterstop nog even mogen opdraven, kost veel minder. Als de VRT die rechten
niet had verworven, zouden al die wedstrijden nu achter een decoder zitten,
onbereikbaar voor Jan Modaal. Is het dat wat de critici willen? Betaalzenders
zullen het voorzichtig toejuichen, maar ook hun budgetten zijn niet onbeperkt.

Dat de VRT vooral voetbal en wielrennen
uitzendt is een feit. Daar zijn drie heel eenvoudige redenen voor. Eén: voetbal
blijft de populairste sport. Twee: begin deze eeuw verwierf de VRT de rechten
op alle Vlaamse wielerwedstrijden die er ook maar een beetje toe deden. Dat
ging niet over veel geld, want de meeste organisatoren zijn gewoon heel blij
dat hun wedstrijd live op tv komt en de openbare omroep is de enige die
voldoende geoutilleerd is om op regelmatige basis wielerwedstrijden te
capteren. Drie: Vlaanderen heeft geen sportcultuur. Sjotten en koers, dat is het zo’n beetje, waarbij die ‘koers’ zich
zowel op de weg als in het veld kan afspelen.

Je kan dat betreuren, maar het is nu eenmaal
zo. Alleen als er heel uitzonderlijk een paar tennismeisjes of enkele goed
presterende atleten opduiken, krijg je een lichte verschuiving van de aandacht
naar andere sporten, maar dat is tijdelijk en beperkt. Er zullen altijd meer
mensen kijken naar Kuurne-Brussel-Kuurne dan naar de bekerfinale in het
basketbal.

Weggegooid
belastinggeld

De beheersovereenkomst dwingt de VRT dus aan
de ene kant om voldoende kijkers te halen, maar aan de andere kant klinkt er
die onophoudelijke kritiek dat de omroep te populistisch bezig is. Ja, wat is
het nu? Stel dat de sportredactie binnenkort gedwongen wordt om de stekker uit
een aantal Vlaamse wielerwedstrijden te trekken, dan zal niemand die rol
overnemen en zullen heel wat organisatoren na een tijdje noodgedwongen moeten
stoppen bij gebrek aan sponsoring. Zonder koers op tv, geen koers, zo eenvoudig
is dat.

Als de VRT meer niche-sporten moet gaan
uitzenden – en dat zijn dus alle sporten behalve voetbal en wielrennen in dit
vrolijke landsgedeelte – dan zal zich dat gaan vertalen in lagere kijkcijfers
en marktaandelen – concurrentie gelukkig, politiek gelukkig – maar dat zal die
andere sporten niet populairder maken. Ook dat weet ik als ervaringsdeskundige.
Toen de sportredactie dertien jaar geleden begon met het rechtstreeks uitzenden
van basketbalmatchen, vertaalde zich dat in kijkcijfers die beneden de statistische
foutenmarge zaten. Dat is – met alle respect voor al wie begaan is met het
Belgische basketbal – compleet zinloos. Weggegooid (belasting)geld, frustratie
voor de basketbalclubs erbovenop. Een verslag van een topper in Sportweekend
haalt makkelijk een miljoen kijkers, daar ben je veel meer mee qua positieve
media-aandacht.

Sven Gatz heeft dus hooguit een puntje: er is
te veel entertainment en in verhouding veel te weinig cultuur op de VRT. Maar
op het vlak van live sport is er in 2015 een veel beter evenwicht dan pakweg
een decennium geleden. De concurrentie met VTM verloopt nu veel eerlijker, de
markt is evenwichtig en netjes verdeeld. Als Gatz de sowieso al beperkte
Vlaamse sportcultuur nog wat meer wil ringeloren, dan moet hij vooral blijven eisen
dat er minder sport op de VRT wordt uitgezonden of dat er meer aandacht moet
gaan naar niche-sporten. Dan zal zijn collega van Sport straks de pijnlijke
gevolgen mogen constateren.



No-lifer

Radio en Televisie Posted on wo, december 17, 2014 12:02:25

Ik ben een no-lifer,
beste lezer. Bijna zesenvijftig jaar lang heb ik vruchteloos gezocht naar een
etiket dat ik op mezelf kon kleven, maar nu weet ik het, met dank aan een
onnozele uitsmijter van flapuit Rani De Coninck in een speciale Blokken­-aflevering voor Music For Life.
‘Een twitteraar is een no-lifer’, zei mevrouw de presentatrice, na een vraag waarop het antwoord ‘Twitter’ was. ‘Ik denk altijd
maar: lees nen boek’, repliceerde Ben
Crabbé.

Ja, u leest dat goed, de presentatrice van
hoogstaande intellectuele programma’s als De
Parenclub
en De Waarzeggers, die
naar eigen zeggen niet actief is op de sociale media, vindt al dat getwitter en gefacebook tijdverlies. De presentator van de tv-versie van Tetris,
wiens gezicht ook op de cover staat van het filosofisch traktaat 10.000 vragen uit 20 jaar Blokken,
propageert het lezen van boeken. Dat laatste vind ik overigens een gezond
alternatief voor het kijken naar domme tv-programma’s, vooral tussen zes en zeven
en zolang het licht niet uitgaat in die ons lang geleden beloofde black-out.
(Toffe tiep, overigens, die Crabbé, begenadigde reportagemaker ook, wat we dezer
weken elke maandagavond op Canvas mogen bewonderen in Karakters.)

Mogelijk ligt het aan het feit dat ik acht
kilo vermagerd ben en mijn riem onvoldoende aanspant, maar mijn broek zakte
weer eens af. Gelukkig overkomt me dat meestal in huiselijke kring en worden er
geen selfies of andere foto’s van verspreid op no-lifers-media. Ik verzeker u, ’t is
geen zicht.

Waar bemoeien mensen zich mee? Waarom flappen
BV’s er eender wat uit en wordt dat vervolgens op respectabele nieuwssites als
interessant weetje verpakt, waarna een lullige uitspraak een eigen kutleven
gaat leiden? Waarom schenken we überhaupt aandacht aan meninkjes van no-brainers? (Ik weet het: dat is ook
een verschrikkelijk vooroordeel, want ik weet dat namelijk niet, dat mevrouw De
Coninck geen hersenen zou hebben.)

Klinkt hard? Bedenk dan maar dat no-lifers
altijd in 140 tekens en sloganeske taal denken. Ik kijk niet naar de
programma’s van De Coninck, ik kijk bijna nooit naar Blokken, geeft dat mij het recht om die kijkers randdebielen te
noemen?

Zit ik te vaak op Twitter? Zou best kunnen, ik
maak me zelf soms die bedenking. Elke dag eigenlijk. Ben ik daarom een
no-lifer? Neen, want ik lees nog altijd veel boeken en luister naar muziek en schrijf
teksten voor mezelf en anderen en ga naar concerten, theatervoorstellingen en
tentoonstellingen en vermoed dat ik dat vaker doe dan Rani en Ben tezamen, en
zelfs als dat laatste niet zo is, so what?!

***

John Cale zat in Reyers Laat. John Cale is een van mijn muzikale helden. Over
tweeënhalve maand wordt de Welshman 73. Werkte mee aan de eerste twee platen
van de Velvet Underground, een groep die we nu legendarisch en invloedrijk
noemen, maar die in haar tijd de platen niet eens aan de New Yorkse straatstenen kwijt
raakte.

Als we ’s mans leven overschouwen zat hij niet
eens zeven procent van zijn bijna 73 jaren bij de Velvet. Als we zijn œuvre
overlopen beslaat de Velvet-periode amper 8 procent van zijn productie. En toch
ging het de helft van de tijd over Andy Warhol, de Velvet Underground en Lou
Reed, de poëet van het alledaagse en allenachtse
New York, waarmee Cale een haat/liefde-verhouding had. Hij bewonderde de
dichter in Reed en vocht tegelijkertijd menige ruzie uit omwille van muzikale
meningsverschillen. Of om een lief dat ze van elkaar afpakten.

‘Lou was niet de baas’, prevelde Cale
verveeld, na een onderonsje tussen Lieven Van Gils en andere gast Joost
Zwagerman, een kenner van Americana en Andy Warhol. Wie die eerste platen van
de Velvet intensief beluistert weet dat: de duistere, hoekige, tegenspartelende viola
van John Cale is even dominant aanwezig als de gitaar en de basstem van Lou
Reed. Ere wie ere toekomt. Velvet Underground was een Groep, geen
eenmansproject.

Er valt zoveel meer over Cale te vertellen dan
over die handvol jaren in de New Yorkse ondergrondse muziekscène. Dat hij tijdens
de woelige en door drank en drugs bezoedelde jaren zeventig levende kippen de
strot afbeet op het podium, bijvoorbeeld. Dat hij samenwerkte met grote namen
als Phil Manzanera, Robert Wyatt en Mike Oldfield. Of dat hij de debuutplaten
van Patti Smith, The Stooges en Jonathan Richman and his Modern Lovers
produceerde. Dat hij Heartbreak Hotel van
Elvis Presley binnenstebuiten keerde en er een hartverscheurende versie van
maakte. Dat hij aan de universiteit van Antwerpen een eredoctoraat ontving voor
zijn ‘invloedrijk en grensverleggend werk in de eigentijdse muziek’.

Cale staat bekend als een nukkige man,
moeilijk te interviewen, gesloten, allesbehalve praatziek. Ik kan me
voorstellen dat je zo wordt als je zesenveertig jaar na het afsluiten van het
hoofdstuk Velvet Underground nog altijd vragen krijgt voorgeschoteld over die
periode en verondersteld wordt om domweg ja te knikken op de vraag of Lou Reed een
genie was.

Er zijn nog tickets voor een uniek concert dat
Cale zaterdag 20 december geeft in een vredestent in Mesen, waar hij een
persoonlijke evocatie van de waanzin van de Eerste Wereldoorlog geeft en een
nieuwe interpretatie van zijn meesterwerk Paris
1919
uit 1973, zo kwamen we nog te weten. Doe er uw voordeel mee. Of
luister naar een van de talrijke parels uit zijn solocarrière. Of lees een goed
boek.

***

No-lifers: get a life!



Gelul

Radio en Televisie Posted on di, november 18, 2014 11:43:59

Veel
Geluk
, zo heet de nieuwste worp van Leo Bormans op de
boekenmarkt. De marktkramer van de wereldwijde happiness, de Pharrell Williams onder de pseudopsychologen, heeft
nu, samen met enkele gediplomeerde psychologen van de KULeuven, een Groot
Geluksonderzoek uitgevoerd (alles heet ‘Groot’ mét hoofdletter tegenwoordig) en
dat zullen we geweten hebben. Het mediacircus draait op volle toeren, Bormans
is een graag geziene gast in allerhande praatshows, met zijn gelul over geluk.

‘Geluk’ en ‘gelul’, er zit maar één letter
verschil op: gewoon even doorschuiven in het alfabet en je bent er. Tien
seconden naar het oeverloze gezwam van Bormans luisteren helpt ook om de ‘k’
vliegensvlug door een ‘l’ te vervangen. “Geluksgoeroes zijn de homeopaten
onder de zielenknijpers”, zo titelde ik op 26 februari 2013 een bijdrage
op deze blog over een vorig mediaoptreden van de man. Ik blijf bij die stelling. Net als homeopaten zorgen de Leo
Bormansen van deze wereld voor verdunnende nepoplossingen. Als het niet werkt,
is het natuurlijk uw eigen schuld, u staat er niet open voor.

Niet dat ik dat onderzoek tijdverlies vindt.
Met ruim zevenduizend respondenten is de enquête zelfs uiterst zinvol en
representatief voor de bevolking. Wat mij mateloos stoort is dus niet dát
onderzocht werd wat ons gelukkig en ongelukkig maakt, wel dat er allerlei tips
aan worden verbonden om ons leven prettiger te laten verlopen. Hier, neem een
pilletje, en u zult zo genezen zijn. Lees ons boek, het zal de best
gespendeerde twintig euro van het decennium zijn. Volg zorgvuldig onze
instructies, u raakt zo uit het alledaagse doolhof.

Stierendrek!

Geluk is… voor iedereen anders. Er bestaan
geen universele oplossingen voor persoonlijke verzuchtingen, wensen of problemen en als er al aanzetten
tot genezing van kwalen van onze geest zouden bestaan, dan moeten we die gaan
zoeken bij beëdigde psychologen en psychiaters, niet bij charlatans à la Bormans.
Dat rijmt, wat niet van ’s mans ideeën kan gezegd worden. Zoek uw geluk zelf,
bepaal zelf waardoor uw dag er rooskleuriger gaat uitzien, laat u niet in de luren
leggen door amateuristische praatjesmakers.

Geluk is… voor mij elke ochtend kort na
elkaar drie stevige espresso’s, die ik koppel aan mijn drie papieren kranten.
Maar de dag nadien kan dat net zo goed zijn dat ik heel vroeg uit de veren moet
voor een gesprek met een interessante mens in een godvergeten gat. En de dag
daarna slaap ik zonder schuldgevoel lang uit, waarom niet? Ik kijk ernaar uit
om zo dadelijk twee langere interviews uit te tikken voor een boek dat ik
schrijf, dat is mijn kleine geluk van deze dinsdag 18 november 2014.

Ik ben gelukkig getrouwd, heb gelukkig geen
kinderen (lees dit met de nodige zin voor ironie, alstublieft) zodat die
discussie over kindergeld voor tweeverdieners mij niet persoonlijk raakt, heb
geen ongeneeslijke ziekte, mijn ouders leven nog en zijn gezond, ik heb zelfs nog een
grootmoeder van 101, doe mijn werk met plezier (het mag altijd meer zijn, dat
wel), maar voor hetzelfde geld voel ik me morgen ongelukkig om precies dezelfde
redenen. Hé, that’s life! Er bestaan
geen doktersvoorschriften, pilletjes of muurtegels die mij medisch verantwoord
of goedbedoeld op weg helpen naar meer geluk in dit aardse bestaan.

Stierendrek!

Anderhalf jaar geleden pakte genoemde Bormans,
Leo uit met het experiment om twee minuten lang te zwijgen tijdens een
praatprogramma. Ongezien! Ongehoord! (Onnozel!) Gisteravond stelde hij in Reyers Laat voor om even te denken aan
iemand die ons gelukkig maakt, want daar zouden we dan zelf weer gelukkiger van
worden. Kassa kassa, weer 20 euro voor een boek. Als marktkramer is hij
geboren.

Ik heb zelf een voorstel voor een experiment
in de media: hou Leo Bormans vijf jaar lang uit álle kranten, weekbladen,
gespecialiseerde en niet-gespecialiseerde tijdschriften, radio- en
tv-programma’s. Ik weet niet of het Bruto Nationaal Geluk erdoor zal stijgen,
maar het zal ons alleszins besparen van een overdosis gelul.

Kunnen we dat afspreken, beste media? Veel
geluk!



Schampen

Radio en Televisie Posted on di, november 04, 2014 12:44:27

‘Schampen’, zo vind ik in verschillende
woordenboeken terug, is ‘afstuiten’, ‘afglijden’, ‘zijdelings even raken’.
“De bal schampte de paal”, staat er als voorbeeld bij. ‘Schampen’, zo
leerde ik in mijn door Antwerps dialect aangeklede jeugd, is tevens een
kruising tussen zeuren en beledigen. “Hij heeft op mij geschampt”,
betekent dat iemand in niet al te vriendelijke bewoordingen zijn beklag over
mij heeft gemaakt. In deze week waarin de taal in het centrum van de
belangstelling staat – tenminste toch bij iedereen die beroepsmatig met taal
bezig is – is het niet slecht om zo’n in onbruik geraakt dialectwoord weer even
op te rakelen.

Zou de Oost-Vlaming Wim Schamp, die zondag op
zestigjarige leeftijd overleed aan de gevolgen van pancreaskanker, het
Antwerpse begrip ‘schampen’ gekend hebben? Als man van de wereld moet dat haast
wel. Het werkwoord zou hem op het lijf geschreven geweest zijn, als ik de
diverse overlijdensberichten lees. Daarin wordt hij door vriend en concurrent
omschreven als ‘spraakmakend’, ‘controversieel’, ‘dwarsligger’ en ‘grote mond’.
Van de doden niets dan goeds, weet u wel, dus houden vroegere gezworen vijanden
zich nog in en hanteren ze omfloerste termen.

Ik heb Schamp nooit persoonlijk gekend, heb
hem slechts één keer ontmoet, voldoende om te weten dat hij flamboyant,
welbespraakt en luidruchtig was, als ik het zo even mag samenvatten. Hij
schopte de Vlaamse reclamewereld geen Booniaans geweten, maar zette de keet wel
in vuur en vlam. ‘Annemie brusselt’ (met de dertig jaar jongere versie van
Annemie Neyts die zorgvuldig mascara aanbrengt) en ‘Frankie goes to Brussel’ (voor
de prille politicus Frank Vandenbroucke) waren halfweg de jaren tachtig campagnes die zowel de dertiger
Schamp als de kandidaten op de politieke kaart zetten.

Latere slogans werden me te ‘woordspelerig’:
‘Frans gaat Vlaams’ (voor CD&V-kandidaat Frans Peeters op een, u raadt het
al, lijst voor de Vlaamse verkiezingen), ‘Brave Hendrik? Straffe Hendrik?’
(voor de nogal duffe CD&V’er Hendrik Bogaert) of ‘Geen woorden maar
waarden’ (voor Mia De Schamphelaere, ook al CD&V) zouden na een nacht ongeïnspireerd
wallebakken op een bierviltje bedacht kunnen zijn. In het boek 100 campagnes, 1 miljoen kiezers, dat
hij eerder dit jaar publiceerde, blijft Wim Schamp er vierkant achter staan.

Ik moest spontaan aan Schamp denken toen ik
gisteren live naar de eerste aflevering van het negende seizoen van 24 keek. Meestal volg ik tv-series niet
op het moment van hun lineaire uitzending, zodat ik de reclame snel kan
doorspoelen, maar dat kon nu niet. Zoals altijd ergerde ik me aan het totale
gebrek aan inspiratie, humor en wervende kracht.

Kijk naar de STER-reclame op de Nederlandse
televisie en vergelijk met de spots die je hier bij onze commerciële zenders te
zien krijgt, en je ziet dat dit twee verschillende werelden zijn, ook al zijn
het dan buurlanden. Niet zozeer omwille van de uiteenlopende interpretaties over
de Nederlandse taal – laten we dat modderwoordengevecht even over aan de Joël
De Ceulaers en Benno Barnards van deze wereld – maar wel om de manier waarop de
filmpjes gedraaid zijn. In Nederland: spitsvondig, grappig, weldoordacht, vaak
ook gedurfd, niet zelden dubbelzinnig, maar je blijft er wel naar kijken. Goede
televisie. In Vlaanderen: saai, to-taal on-grap-pig, alsof ze op een paar
minuten tijd vlak voor de opnamen ter plekke bedacht zijn, sec, je wil zo snel mogelijk
zappen ware het niet dat je dan een stukje van het feuilleton dreigt te missen.
Ouderwetse Sovjettelevisie.

Nederlanders staan erom bekend dat ze
zakelijker en droger zijn dan Vlamingen. Rechttoe rechtaan, zonder al te veel
franjes. Broodje karnemelk voor lunch op kantoor, dat soort dingen, waar wij,
bourgondiërs, vrolijk de draak mee steken. Neen, dan liever een rijkelijk met
exquise wijnen overgoten zakenlunch, zodat de aanwezigen de volledige namiddag
nodig hebben om te ontnuchteren. En toch… Als wij, levensgenieters volgens
het boekje, moeten beslissen over de inhoud van onze reclameboodschappen,
worden we brave Hendriken, die alle controverse schuwen en vooral niemand tegen
het hoofd willen stoten. De bedrijfswereld speelt op veilig, de reclamejongens
doen aan zelfcensuur, met als resultaat gedrochten die niet om aan te zien
zijn. De reclamewereld zal de grootsprakerigheid en branie van Wim Schamp
missen.

U mag het gerust weten, ik heb gisteravond
geschampt op de gebrekkige kwaliteit van onze reclame.



Studio De Stad

Radio en Televisie Posted on wo, oktober 29, 2014 12:01:26

Op twintig december van vorig jaar werd de
radiomicrofoon voor de neus van Ruth Joos weggegrist, omdat overijverige marketeers
aan de hand van grafiekjes wilden bewijzen dat Radio 1 moest verjongen of
populairder worden of verbreden of meer out-of-the-box radio moest gaan maken
of welke term daar verder toen ook op gekleefd werd om indruk te maken op de
directie van de openbare omroep.

Weg met Joos
was ook lange tijd weg met Ruth. Ze ging voor Canvas werken, zo klonk het in
een persbericht, en daar moesten we het een hele poos mee stellen. Meer dan
tien maanden om precies te zijn, want sinds maandag is Ruth Joos tijdelijk
terug als presentatrice van Studio De
Stad
, een concept dat werd uitgedokterd voor deze ‘Week van de Stad’.

Lang is er over dat concept niet nagedacht,
trouwens: zet de interviewster aan de kop van de tafel, zet vier gasten die
iets zinnigs kunnen zeggen over steden, urbanisatie, ruimtelijke ordening en dat
soort dingen twee aan twee aan de zijkanten, programmeer een lange documentaire
en praat achteraf maar breeduit. Studio
De Stad
is iets te veel praten naar mijn zin, als was het een ouderwetse
tv-uitzending uit de zwart/wit-dagen. Dan hang je af van de sterkte van de
onderwerpen (dat zit wel goed), het stellen van de juiste vragen (prima) en de
verbale kracht van de aanwezige gasten (mmm, dat kon beter).

Los van politieke voorkeuren: als je een
bevlogen burgemeester als Daniel Termont bezig hoort en je krijgt de dag nadien
het nietszeggende gewauwel van onze nieuwe minister-president-notaris, dan is
dat contrast wel bijzonder groot. Er hadden ook wat meer zelf gedraaide filmpjes
in mogen zitten en niet alleen reportages uit het archief, waarop nog altijd
dat label ‘rijkgevuld’ rust. Nu lijkt deze programmareeks net iets te veel low budget om hip te zijn. Studio De Stad werd vast niet bedacht
door één of andere marketeer die Canvas per se wil verjongen of populairder
maken of verbreden of meer out-of-the-box laten programmeren of zoiets, dacht
ik na de tweede uitzending.

Al waren de twee documentaires tot nog toe
zeer relevant: over de gedaanteverwisseling die de Colombiaanse hoofdstad
Bogotá onderging onder twee eigenzinnige en visionaire burgemeesters, en over
de verschrikking van suburbia in het
voorstadje Evergreen, ergens in Canada, maar het had net zo goed in de
Verenigde Staten kunnen zijn.

Ik wil die langere studiogesprekken ook niet
meteen afschieten: soms is het een verademing om een bevlogen en vlot pratende
deskundige een lange uitleg te horen geven over een bepaald onderwerp. Dat mis
ik tegenwoordig vaak in Terzake en Reyers Laat, waar gasten nauwelijks nog
de tijd krijgen om hun zegje te doen en waar alles ondergeschikt is aan het
Heilige Format.

***

Mocht u zich vooraf hebben afgevraagd of de
warme stem van Ruth Joos in een dragende rol op televisie stand zou houden: het
antwoord is volmondig ‘Ja’. Ze doet dat goed. De volzinnen komen er even vlot
uit voor de camera als in de veiligere omgeving van de
radiostudio. In die zinnen maken sommige woorden nog altijd een elegante
koprol alvorens ze net voor het punt of het vraagteken netjes weer met beide
voeten op de grond belanden. Die taalrijkdom, die haar middagprogramma op de
radio nog net iets beluisterbaarder maakte, etaleert ze ook op tv. Dat is een verademing in tijden van oprukkend verkavelingsvlaams.

Als kijker kan je alleen maar hopen dat dit
slechts een begin is en dat het nieuwe netmanagement van Canvas Joos vanaf nu
volwaardig zal inschakelen als anker van fijne praatprogramma’s, waarin het
eindelijk nog eens over iets mag gaan.



« VorigeVolgende »