Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Wij zijn de uitbuiters

Samenleving Posted on za, november 27, 2021 11:33:00

De praktijken van Post NL in ons land werden deze week binnenstebuiten gedraaid. U kent die agressieve witte bestelwagens met de oranje streep wel, die altijd dringend op weg zijn om een pakje af te leveren en u daarvoor desnoods van de baan duwen. Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, we hebben ongelofelijke haast. Want u zit erop te wachten, nietwaar, diezelfde ú die daarnet nog boos was omdat hij te maken kreeg met verkeersagressie door zo’n gehaaste chauffeur. U heeft nu ook kunnen lezen dat het onderaan die keten niet zo prettig werken is. Een onderaannemer jut de volgende onderaannemer op die dan weer de daaropvolgende onderaannemer onder druk zet, enzovoort. De laatste in de rij krijgt de schoppen. En een zakcentje, ter compensatie.

Mensen werken in die branche onmenselijk lange dagen, week na week na week. Er worden zelfs kinderen ingeschakeld, alsof priester Daens weer onder ons is. Voor wat losse euro’s wordt uw pakje netjes op tijd geleverd. De vermoeide oogopslag van de chauffeur van de bestelwagen heeft u even niet opgemerkt, zo verlekkerd zat u te kijken naar wat u in handen kreeg. Consumeren, -meren, -meren.

Post NL, Amazon, bol.com, we kennen de praktijken intussen. Het principe ‘Just in time’ bestaat al meer dan dertig jaar, maar niemand had eind jaren tachtig kunnen bevroeden dat ‘op tijd’ in de toekomst ongeveer zou neerkomen op ‘nu’. De onzichtbare slachtoffers achter de snelle leveringen zien we niet, zo gaat dat nu eenmaal met onzichtbaren. Mannen, vrouwen, jongens, meisjes. Wat niet weet, niet deert. En dus bestellen we morgen nog een pakje.

Economen zeggen dat dit soort praktijken niet kunnen — het tegenovergestelde zou wel héél erg verbazen! —, maar ze benadrukken ook dat we de e-commerce alle kansen moeten blijven gunnen. Meestal passeert er dan een gezegde waarbij je je een kind en badwater moet voorstellen. Wat economen in feite zeggen, is: zorg dat er iets verandert zonder dat er iets verandert. Want hoe ga je er anders voor blijven zorgen dat a) de pakjes snel worden geleverd, b) ze even goedkoop blijven, en c) leveranciers toch correct behandeld en betaald worden? Iemand zal het gelag moeten betalen en het zal ofwel de consument zijn, ofwel een van de onderaannemers. Ik ben geen econoom, maar één plus één blijft twee, zoveel ken ik er wel van.

Vliegensvlugge leveringen, vliegreizen die slechts een prikje kosten, T-shirts van twee euro: de prijs die wij ervoor betalen, gaat altijd ten koste van iemand anders. Het is onwaarschijnlijk dat we goedkoper een afstand van duizend kilometer overbruggen in de lucht dan dat we van de ene kant van het land naar de andere kunnen sporen. Het is gewoon te gek dat we een lapje textiel kunnen bemachtigen met een muntstuk dat we elders in een supermarktkarretje moeten steken om er onze boodschappen in te transporteren. Het is — als we tenminste bereid zijn er een fractie van onze kostbare tijd over na te denken — krankjorum dat we voor een habbekrats goedkope pakjes snel in huis hebben.

Als er al iets moet veranderen, zijn wij het. Wij zijn de uitbuiters. Wij hebben dit systeem aanvaard — het was lekker handig, de vooruitgang weet u wel! —, maar niemand zegt dat we dit moeten blijven aanvaarden. En, ja, dit zal betekenen dat er een aantal mensen opnieuw minder zullen kunnen. Voor sommigen zal het kiezen of delen zijn: ofwel die leuke buitenlandse trip, ofwel een mens die toch heel sterk op ons lijkt correcter laten behandelen. Misschien moeten we gewoon meer voor een correctere behandeling van álle minderbedeelden in de samenleving ijveren, de bazen wat minder geld, de basis wat meer. Als we doorgaan zoals we nu bezig zijn, cultiveren we de Vlaams Belang-slogan ‘Eerst onze mensen’. Dat wil zeggen: eerst wij, consumenten, daarna pas zij, de uitgebuiten onderaan de keten. Voor wie nu opwerpt dat er daardoor jobs verloren zullen gaan en voor die ene onverlaat die zal zeggen dat kinderarbeid een inkomen betekent voor dat kind en zijn familie: voer dan opnieuw de slavernij in. Slaven hadden jobzekerheid, kost en inwoon, aardig toch?

Het antwoord is nu aan de politiek. Maar ook aan ons, mensen onder elkaar.



Wij-zij-denken leidt niet tot de oplossing

Politiek, Samenleving Posted on za, november 20, 2021 11:55:11

X houdt van me. X houdt niet van me. X houdt van me. X houdt niet van me. X houdt van me. Etcetera. U kent dat spelletje met de madeliefblaadjes wel, in de hoop dat u op een oneven aantal uitkomt, want dat zou betekenen dat X van u houdt. Was het maar zo simpel in het échte leven.

Met het Overlegcomité is het zoals met dat madeliefje. We versoepelen. We verstrengen. We versoepelen. We verstrengen. We versoepelen. Etcetera. In de hoop dat het virus ons toestaat op een oneven aantal te eindigen. Was het maar zo eenvoudig om het virus terug naar Wuhan te sturen met een one way ticket.

Ook de reacties van de mensen — u, ik en al die anderen — lijken het riedeltje met het madeliefje te volgen. We doen mee. We doen niet meer mee. We doen mee. We doen niet meer mee. We doen mee. Etcetera. Maar dat dan in duizendvoud en kakofonisch. Allemaal door elkaar, pro, contra en alles daartussenin hotsend en botsend tot we zelf niet meer weten wat nu ons gedacht ook alweer was.

De cijfers gaan omhoog, dus was het weer een blaadje met verstrengingen dat woensdag werd afgetrokken van onze bloem. Logisch, maar dan toch ook weer niet zó logisch dat iedereen het erover eens was, noch binnen dat Overlegcomité, noch in de samenleving. Te streng, te zacht, te streng, te zacht, te streng, etcetera. Je kunt de reacties van sommige mensen vooraf al uitschrijven, dat spaart een telefoontje voor journalisten. Idem dito voor de politici trouwens, wier mening gedicteerd wordt door de partijbureaus.

***

Wat ik zelf vind? Sympathiek dat u het me vraagt. Ik vind dat de virologen nu al ruim anderhalf jaar lang vrij rechtlijnig hun standpunten formuleren en dat de politiek al te veel denkt aan de volgende verkiezingen. De maatregelen die uiteindelijk genomen worden, zijn meer ingegeven door opportunisme, populisme en kortetermijndenken, dan door wetenschappelijke expertise, voor zover die voorhanden is, want dit virus is nog altijd relatief nieuw en allerlei -ologen leren nog elke dag bij.

Ik wil de term ‘Rijk der vrijheid’ niet meer horen, er is al te veel beloofd.

Ik wil de term ‘gezond verstand’ niet meer horen, mensen hebben dat te weinig.

Ik wil de term ‘Een team van elf miljoen’ niet meer horen, want als de reactie van de Belgische samenleving op het omgaan met het virus een voetbalelftal moet voorstellen, dan toch één waar de keeper twee linkerhanden heeft en tijdens de wedstrijd een permanente handstand uitvoert, alle spelers tegen hun voet moeten spelen, de verdedigers de hele tijd richting eigen doel trappen (de aanvallers ook trouwens), en de middenvelders kriskras door elkaar lopen, zonder dat ze ooit de bal raken. Deze ‘Tous ensemble’ werkt niet, daarvoor zijn we te eigengereid, te betweterig, te kortzichtig. En de coach weet het ook al een tijdje niet meer. De solidariteit die zo mooi leek bij die eerste lockdown, ondertussen al heeeeeuuuul lang geleden, was hartverwarmend voor eventjes, tot de mensen het beu waren. ‘Het’ is in dit geval gelijk aan het virus, de eendracht, de aandacht voor de zwakkeren in de maatschappij.

We staan weer in de file tegen nul per uur.

We roepen dezelfde lelijke dingen als voor maart 2020.

Neen, we zijn niet veranderd, omdat we dat gewoon niet willen.

We hebben niets geleerd uit deze gezondheidscrisis, of toch heel weinig.

***

Vandaag gaat het over verplichte vaccinatie. Ik ben zelf, uit overtuiging, twee keer geprikt. De meeste mensen die ik ken ook. We zijn dankbaar. We geloven dat dit vaccin voldoende veilig is en ons tijdelijk zal behoeden voor de ongemakken van een vervelende ziekte. Maar velen onder ons, gevaccineerden, worden nu ook wrokkig, omdat die vierde golf de schuld zou zijn van de niet-gevaccineerden en dus denkt ook de politiek er nu stevig over na om die paar miljoen Belgen die nog geen AstraZeneca, Pfizer of Moderna in de arm kregen geschoten (Johnson & Johnson staat even buitenspel), alsnog op een stoel vast te binden en een shotje toe te dienen.

Ik begrijp de logica, maar ik vind het op een of andere manier niet koosjer. En wel hierom.

1) Men had die verplichting begin dit jaar moeten opleggen, nog voor de start van de eerste vaccinatiecampagne. Dan was dat tenminste duidelijk geweest. Om daar pas na elf maanden mee af te komen, is een zwaktebod. Virologen waarschuwden begin dit jaar al dat er een derde en een vierde golf zou komen, en misschien zelfs een vijfde. Ze hebben gelijk gekregen. Men had naar hen moeten luisteren vanaf het begin.

2) Niet alle niet-gevaccineerden zijn onmensen. Ik ken er persoonlijk die goed hebben nagedacht over hun beslissing, die zich zeer voorzichtig gedragen en die geen superverspreiders zijn geworden. (Ik heb het niet over de antivaxers, de wappies die waarschuwen voor een chip waardoor Bill Gates ons kan controleren, de Jeff Hoeyberghsen of Willem Engelsen, die dwarsliggen om dwars te liggen, zonder kennis van zaken. Hen laat ik buiten beschouwing, wegens ongeneeslijk geestesziek: zij zijn de ware egoïsten. Houd hen overal buiten, letterlijk en figuurlijk, meer vraag ik niet.) Maar de valse veronderstelling, die ik vorig week al even meegaf in mijn paradox van het onveiligheidsgevoel, is dat zo’n dubbele en straks triple vaccinatie ons volledig immuun maakt. Neen, dus. Risicogedrag is nog altijd uit den boze. Het vaccin biedt bescherming, zoals een autogordel bescherming biedt, maar bij onverantwoord rijgedrag riskeer je nog altijd blutsen, builen of erger. Het vaccin is als een dikke winterjas, een muts en handschoenen als het heel koud is: het bespaart je gebibber en een verkoudheid. Door eenzijdig de schuld in de schoenen van de niet-gevaccineerden te schuiven — zonder onderscheid te maken tussen iemand die een weloverwogen persoonlijke beslissing heeft genomen en tafelspringers à la Jeff Hoeyberghs — sluit je eigenlijk de ogen voor de realiteit.

3) De tweedeling die vandaag gemaakt wordt, werkt contraproductief. Je zet mensen tegen elkaar op. Oké, die eendracht is er niet meer (is er wellicht ook nooit echt geweest), maar polariseren zal de zaak alleen maar verergeren. Het lost niets op. Met wij-zij komen we nergens. Kijk naar jezelf, wees voorzichtig, gedraag je, spoor anderen in je gezelschap aan om dat ook te doen, houd letterlijk afstand, was je handen meerdere keren per dag, zet dat mondmasker op in gesloten ruimtes of in groep. Wees zelf het voorbeeld dat je zou willen dat anderen zijn. Dat is al een begin.



De paniekzaaiers

Politiek, Samenleving Posted on za, november 13, 2021 11:28:41

Profileringsdrang is eigen aan politici. Het is hun manier om aandacht te genereren, lokaal, regionaal en nationaal. In de coronacrisis — welkom, trouwens, in de vierde golf — is dat niet anders. Nu alle relevante beslissingen federaal worden genomen, proberen regionale ministers ook te laten merken dat er zijn. Hetzelfde geldt voor burgemeesters, die tot voor kort helemaal onzichtbaar waren, op die van de grote steden na dan — zeker als die ook nog eens partijvoorzitter zijn, u weet wie wij bedoelen.

Vorige week liet de burgemeester van Knokke-Heist, Piet De Groote — die het als opvolger van de quasi legendarische graaf Lippens sowieso al moeilijk heeft om aandacht te krijgen —, weten dat hij alle binnenactiviteiten waarover hij iets te zeggen heeft, zal verbieden, omdat er in zijn kustgemeente een verviervoudiging van het aantal coronagevallen werd vastgesteld. In het kort komt dat neer op: cafés en restaurants niet, daar moet hij afblijven, privéfeestjes evenmin, culturele evenementen wel. Ook de burgemeester van Houthulst gaf dat signaal: zo wisten we meteen weer dat er een (West-)Vlaamse gemeente is die Houthulst heet, waar die plek zich ergens bevindt en hoe de naam van de politieke baas luidt (Joris Hindryckx). Dat was meegenomen.

Op het eerste gezicht klinkt dat krachtdadig, als een daad van burgerzin, als het opnemen van je maatschappelijke verantwoordelijkheid. Op het tweede gezicht niet meer. Wat vooral opviel was de kortzichtigheid waarmee die beslissingen genomen werden. Er is de, terechte, alertheid rond een probleem van volksgezondheid, maar die wordt vervolgens gekoppeld aan besluitvorming die kordaat lijkt, maar vooral neerkomt op een gemakkelijkheidsoplossing. Als het virus vandaag opnieuw vlotjes circuleert, heeft dat te maken met de voorbarige aankondiging van het ‘Rijk der Vrijheid’ in combinatie met het succes van de Vlaamse vaccinatiecampagne, waardoor mensen zich vrijer en veiliger voelen, en dus ook meer circuleren en minder oog hebben voor de veiligheidsprocedures (afstand houden, handen wassen, mondmasker dragen), naast de niet-gevaccineerden die uit pure balorigheid hun goesting willen blijven doen.

We gaan werken, de kinderen gaan naar school, we mogen weer naar het stadion, we kunnen — als we nog enigszins kwiek zijn — de benen strekken op een fuif, feest of in de discotheek, we spreken weer af met steeds grotere gezelschappen, we drinken een pint in een vol café, we eten in een vol restaurant. Onze vrijheid geeft het virus vrije baan. En toch beslissen een paar burgemeesters — en er zullen er nog volgen in de panieksfeer die eigen is aan de opeenvolging van slecht nieuws — om in de eerste plaats de culturele wereld te treffen. Als onze beleidsmakers al geen gezond verstand tonen, waarom zouden we dit dan van de man (m/v/x) in de straat mogen verwachten?

***

Ik ben heel blij dat ik na anderhalf jaar weer naar de bioscoop mag, een dansvoorstelling kan meepikken, een theaterstuk kan zien. Ik zie daar rond mij mensen een paar uur lang braaf op hun stoel blijven zitten. Dat gaat niet over een rond hossende massa of tienduizenden drummende bezoekers op een gigantisch lichtfestival. Dat gaat over een veel gedisciplineerdere groep mensen dan de bezoekers van sportwedstrijden, cafés, restaurants of discotheken, dat gaat over veel veiliger omstandigheden dan op school, op het werk of op het vliegtuig. In musea zie je zelden mensen in elkaars armen vliegen omdat hun favoriete schilder net gescoord heeft. Dat juichen doen ze in stilte, in hun hoofd. En ze houden afstand, dan kunnen ze de werken beter bewonderen. Gezond én verstandig.

De culturele wereld sluit altijd als eerste, alsof cultuur niet belangrijk is: als je kijkt naar het gebrek aan Vlaamse minister van Cultuur, de cultuurbeleving van de doorsnee Vlaming en de manier waarop de overheid cultuur behandelt, zou je die conclusie zelfs kunnen trekken. In tegenstelling tot de lobby’s van de vliegtuigindustrie, de schoolnetten of de werkgeversorganisaties heeft de culturele sector nauwelijks een lobby die naam waardig. Het zijn individuele artiesten die zich meestal individueel proberen staande te houden. Op zich niets mis mee, maar in deze tijden wreekt zich dat.

Cultuur is een makkelijk slachtoffer, ondanks het feit dat het veel veiliger is dan andere vormen van escapisme. In een regio waar de jaarlijkse boekentoptien voor de helft uit kookboeken bestaat, hoeft dat niet te verwonderen. De gemiddelde Vlaming vindt het niet zo belangrijk. Als niet-gemiddelde Vlaming vind ik dat jammer, maar ach, in normale tijden kan ik er wel mee leven. Ik doe mijn ding. Het wordt pas problematisch wanneer lokale en regionale overheden de culturele apathie van die gemiddelde Vlaming als norm beschouwen en dat vervolgens als excuus gebruiken om op de kap van die al zo geteisterde sector te proberen scoren. Waarom lokale politici weinig met cultuur hebben? In zalen waar ze moeten zwijgen, kunnen ze geen zieltjes werven. In de horeca wel.

Burgemeestertjes moeten in grensoverschrijdende noodsituaties als deze uitvoeren. Niet meer, niet minder. Ze kunnen discreet hun input geven achter de schermen, dat wel, maar het is niet aan hen om het voortouw te nemen. Ze zijn gewoon een van de touwtrekkers, ergens anoniem middenin. Houden zo. Het is niet aan hen om de hoofdrol op te eisen in een remake van De paniekzaaiers, want dat Gaston & Leo-vehikel uit 1986 was zo flauw dat er niemand zit te wachten op een verdunde versie ervan.

***

Er is iets vreemds aan de gang in deze vierde golf. In grote gesloten ruimtes met veel mensen is het, ondanks die zogeheten coronapas, niet prettig vertoeven. Ik noem het de paradox van het onveiligheidsgevoel: ik voel me vandaag op een evenement veiliger in het gezelschap van een niet-gevaccineerde, omdat ik weet dat die minder dan 48 uur eerder negatief heeft getest, dan bij een gevaccineerde met een Covid Safe Ticket die misschien wel net naar een discotheek is geweest en er de hele tijd met een superverspreider heeft gedanst.

Waarmee ik niet zeg dat ik tegen vaccinaties ben, ik blijf honderd procent pro en heb zelf — vrijwillig, overtuigd en dankbaar — twee prikken laten zetten. Vaccineren is beter dan niet vaccineren, maar het is niet voldoende. Het geeft ons, gevaccineerde burgers, een onterecht gevoel van veiligheid. Het vaccin helpt, maar het is geen wondermiddel. Het vaccin is als een buitenwipper aan een dancing, af en toe knijpt die ook een oogje dicht op het verkeerde moment, en is hij veel te streng op een ander.

Misschien moeten we de waarde van zo’n coronapas relativeren en weer meer inzetten op accurate tests de dag zelf? En ondertussen moeten de cultuurhuizen openblijven, dat spreekt voor zich.



De meester, hij begint niet meer

Memories & mijmeringen, Samenleving Posted on za, oktober 23, 2021 11:28:50

Het lerarentekort dat nu al een dikke week de voorpagina’s van onze kranten domineert, komt niet uit de lucht vallen. Dit is geen meteoor die, onaangekondigd, ‘Surprise!’ roept en vervolgens in één klap onze levens vergalt. Of een virus dat vrolijk begint rond te dwarrelen. Drie jaar geleden waarschuwden experten al voor dit probleem. Drie jaar later is het er. Zo gaat dat.

‘Gouverner, c’est prévoir’, zegt het spreekwoord. Regeren is vooruitzien. Als onze regeringen, meervoud, één ding niet doen is het dat wel, vooruitzien. De waan van de dag is belangrijker geworden dan het algemeen belang. Wie een toekomstvisie heeft in de politiek, vloekt in de kerk van het status quo. Opportunisten hebben idealisten, ideologen en humanisten deze eeuw van het voorplan verdrongen. O, kijk daar, een boerkini. Of: hier zie, een nieuwe poll en we gaan, euh, niet echt heel zwaar achteruit. En, neen, de vreemdelingen komen er níet in!

Vorig jaar werd er schande gesproken dat de scholen zo lang dicht moesten blijven tijdens de eerste lockdown, onze bloedjes van kinderen zouden ocharme een grote leerachterstand oplopen. Vandaag is er niet alleen die achterstand, maar wordt die ook nog wat groter, bij gebrek aan leerkrachten. Het wekelijkse aantal uren ‘studie’ — een eufemistische term om te verdoezelen dat er op dat ogenblik net níet gestudeerd wordt, maar enkel de tijd verbeuzeld — is niet meer op de vingers van één hand te tellen. In de lente van 2020 werd er online vergaderd tot iedereen er horendol van werd, in het belang van het kind. Nu heeft de minister snel een stuk of tien mogelijke maatregelen op een papiertje gekribbeld, in het belang van zijn eigen hachje. Arm Vlaanderen.

***

Om mijn eigen schooltijd te kunnen reconstrueren, moet ik diep doordringen tot in de spelonken van mijn geheugen. De meester had vroeger een veel stevigere reputatie, al zou dat ons, boefjes, niet tegenhouden om de zwakkere exemplaren in de lerarenkudde te koeioneren. Zo gaat dat overal ter wereld in het Grote Dierenrijk. Je zoekt de mankepoten uit en begint op hen te jagen. Dat is ’t makkelijkst. In de praktijk betekende dit dat minder strenge leraren de dupe werden van dat jonge geweld. Ik weet niet of de feiten intussen verjaard zijn, maar: sorry daarvoor, meester (m/v). Het was sterker dan onszelf.

De beste meesters waren diegenen met natuurlijk gezag. Niet de man die zich introduceerde met de woorden ‘Ze noemen mij de bloedhond, het kapmes en de hakbijl’ en die tijdens een van de eerste lessen een bordveger door een kartonnen wand smeet omdat er gebabbeld werd in zijn klas. Akkoord, het was effectief, we zwegen van dan af, maar angst is nog lang geen respect. Ook niet de professor die vlak voor zijn pensioen stond en een stel achttien- tot twintigjarigen opdroeg om te zwijgen in de les, zo niet ‘Buiten!’ Zielige ventjes waren dat. Van decibels leer je weinig.

De beste meesters stonden niet met het schuim op de lippen voor de klas, noch met knikkende knieën. Ze deden wat ze deden, omdat ze wisten wat ze deden en ervan overtuigd waren dat ze een stel schobbejakken met een prettig gevuld hoofd de wijde wereld moesten insturen. Dank u daarvoor, meesters, al ben ik aan de rijkelijk late kant. Zo gaat dat nu eenmaal: dankbaarheid uit zich in stilte, te laat, te weinig.

***

De wereld is grondig veranderd en toch is de verhouding leraar-leerling volgens mij niet zo grondig gewijzigd. Aan de ene kant nog altijd kennis van zaken in combinatie met gezond zelfbewustzijn en didactische kwaliteiten, óf bulderen om je gelijk te halen, óf knikkende knieën, aan de andere kant zien hoe ver je te ver kunt gaan. Er is wel één groot maatschappelijk verschil. De meester van 2021 is niet meer de meester van pakweg 1971. Het aanzien van het beroep is achteruitgegaan. Dat geldt niet alleen voor De Meester, maar ook voor De Politicus, De Notaris, De Burgemeester of Meneer Pastoor. En er staat weinig of niets tegenover dat dalende aanzien. Lieden in andere beroepen lachen weleens met een leraar die op de vraag ‘Wat doet u?’ antwoordt ‘Ik stá in het onderwijs’. Haha, hij stáát in het onderwijs en wat doen wij dan: zítten, misschien? Ach, dat is nog onschuldig, het zijn plaagstootjes, net als dat eeuwige gemonkel als het over het aantal vakantiedagen gaat. Meer dan drie maanden, de gelukzakken!

Als het zo eenvoudig was, stónd nagenoeg iedereen in het onderwijs, maar dat is dus niet zo, anders was ik nu al niet zevenhonderd woorden ver in deze blogpost. Het voorzetsel ‘onder’ domineert ons onderwijs: onderbetaald, ondergewaardeerd, ondermaats, onderbemand. Als ik mij even een vergelijking met de ondergewaardeerde (en, toegegeven, vaak ook ondermaatse) scheidsrechters in het Belgische voetbal mag permitteren: ze verzuipen in de regeltjes, hele en halve reglementswijzigingen, het verbod om zichzelf te kunnen zijn, vastgeroeste structuren (of het gebrek aan enige structuur), orders van bovenaf die om de haverklap veranderen.

Dit is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Misschien moeten we eens wat minder lachen met dat in het onderwijs stáán of aan die vele vakanties. Wellicht moeten de bestaande structuren worden aangepast aan de moderne tijd. Waarschijnlijk moet er ruimer gerekruteerd worden (jawel, dames en heren van de rechtse partijen, iemand met een hoofddoek kan ongetwijfeld een volwaardige leerkracht zijn, praat er eens mee, probeer het eens uit, wees niet zo defensief). Zeer zeker moet de aangekondigde besparing van honderd miljoen euro in het Vlaams onderwijs worden omgedraaid. We moeten verdomme investeren, niet besparen. Meneer Weyts — ik zie geen Meester in hem — moet niet de populairste van het Vlaamse Regeringsklasje proberen te zijn (‘Hier zie, mannen, een zak met geld. Goed hé!’), hij moet zijn job doen. Hij moet niet zitten azen op collegiale schouderklopjes, hij moet zelf op het terrein schouderklopjes uitdelen, onder meer in de vorm van hogere verloningen.

***

Meester, mag ik u alsnog van harte danken voor de moeite? En Meesters van de toekomst: veel succes, courage, en ook, dank op voorhand.



Werkvreugde en werkverdriet

Economie, Samenleving Posted on za, oktober 16, 2021 11:25:27

De jacht op de langdurig zieken is geopend. Zij zullen strenger worden aangepakt, zo vernamen we deze week. ’t Zal gaan tijd worden, riepen VBO, Voka en Unizo quasi unisono. De helft van de langdurig zieken is fake omdat er totaal geen controle is, tweette ‘ondernemer-Vlaming-Europeaan’ Rudi De Kerpel, de buikspreekpop van de N-VA, altijd in voor een kort-door-de-bochtse opmerking. Ik ken een paar mensen die langdurig ziek zijn, ik kan u verzekeren dat ze wél gecontroleerd worden, zeer indringend zelfs, op het randje af van het beledigende. Stijl: hoe kan het dat u nog altijd ziek bent, meneer/mevrouw? Niet de ziekte is fake, maar de opmerking van de ‘ondernemer-Vlaming-Europeaan’.

Wat ik wel prima vind — maar VBO, Voka, Unizo en Rudi De Kerpel dan weer net iets minder —, is dat werkgevers nu ook kunnen worden gesanctioneerd als er te veel langdurig zieken zijn binnen het bedrijf. Want, ja, er zijn inderdaad profiteurs: een kleine minderheid, schat ik, mensen leveren echt niet voor het plezier van niet meer te hoeven gaan werken een flink deel van hun salaris in om een leven als paria te leven, zonder al te veel sociale contacten. Als meneer De Kerpel zo iemand kent, à la bonne heure, dat hij die kwaadwillige valsspeler maar aangeeft, ik zal hem zelfs steunen. Maar het grootste probleem met burn-outs ligt ‘m in de werkomgeving of -organisatie.

Ik heb op een redactie rondgelopen waar de ene na de andere medewerker van een bepaald departement afhaakte en maandenlang thuisbleef, helemaal opgebrand, leeg, niet meer in staat om de eenvoudigste klusjes te doen. Slachtoffer van de werkdruk, steeds veranderende opdrachten en een leidinggevende die geen verstand had van people management. Als je de leden van je ploeg alleen maar als getallen ziet — body counts in het jargon, ook wel FTE’s —, dan mag je nooit in die positie belanden, want dan ben je onbekwaam om met mensen om te gaan. Ambetant als collega, tot daaraan toe, maar vooral: onmogelijk als baas. Zo iemand is doorgaans ook zeer goed in wat, eveneens in het jargon, likken naar boven en stampen naar beneden wordt genoemd: alles doen om je eigen baas te plezieren, problemen op de dienst en je eigen slechte functioneren afwentelen op je medewerkers. Zo gemakkelijk, zo zielig, en toch kom je dit op heel veel werkplekken tegen.

Behalve bij een aanwijsbaar fysiek probleem heeft langdurige ziekte meestal te maken met onduidelijke of onhaalbare opdrachten, een inadequate werkorganisatie, een opeenvolging van drastische herstructureringen of reorganisaties binnen het bedrijf, een verziekte bedrijfscultuur, of een ronduit onbekwame baas, en niet zelden een combinatie van een drietal factoren. Toen ik in 2015 mijn boek Als het werk stopt schreef, over de problematiek van werkzoekende 50-plussers, was het redelijk nieuwe buzzword ‘werkbaar werk’. Ettelijke vergaderingen en werkgroepen later is er nog altijd geen werk van gemaakt. Het excuus is dat men het maar niet eens raakt over wat ‘zware beroepen’ zijn. De vakbonden willen een te lange lijst, de werkgevers een te korte, de minister van Werk kan geen knopen doorhakken. En ja, zowel vakbonden als werkgeversorganisaties zijn te verstard, te conservatief, te veel gericht op het status quo, dat voor beide anders is.

Er zullen inderdaad zwaardere beroepen dan andere zijn. Iedereen kan voor de vuist weg zelf een lijstje opstellen, waarbij de nadruk op het fysieke zal liggen. Veel ingrijpender dan de lastigheid van het werk lijken me de concrete omstandigheden. In een prettige werksfeer zullen mensen liever gaan werken en minder snel ziek worden. Dat psychische aspect — je gewaardeerd en gerespecteerd voelen, een correcte verloning ontvangen, kansen zien en krijgen om door te groeien, een omgeving waar rekening wordt gehouden met de werkdruk en het privéleven — is minstens even belangrijk, maar dat zal de De Kerpels van deze wereld saucisson wezen. Waarmee ik niet wil beweren dat álle hiërarchische oversten niet deugen, maar procentueel zal het aantal onbekwame leidinggevenden dichter tegen de vijftig procent aanleunen dan het aantal denkbeeldige zieken die profiteren van de sociale zekerheid.

Het groeiend aantal langdurig zieken is een gevolg, niet de oorzaak van de problemen op de arbeidsmarkt. De burn-outs vloeien voort uit een te kort schietende bedrijfscultuur, ze liggen niet aan de basis ervan. En zelfs als er mensen zijn die te lang en te graag thuisblijven, dan nog moeten we dit zien als het resultaat van een (werk)omgeving die dit soort gedrag veroorzaakt. In deze discussie worden oorzaak en gevolg al te vaak omgekeerd.

Ik wens mensen die een promotie of een overstap aankondigen altijd veel succes én veel werkvreugde, want daar begint het mee: plezier hebben in je werk. Veel te veel actoren wensen alleen maar dat succes, vrij te vertalen als: meer geld, meer aanzien, meer mogelijkheden om nog verder door te groeien. Meer, meer, meer. Dat leidt weleens tot werkverdriet. We zijn als samenleving te weinig bezig met en geïnteresseerd in het échte welzijn van de werkende mens. Plus est en nous, als het op (mede)menselijkheid aankomt.



Woke (bis)

Geschiedenis, Samenleving Posted on za, september 18, 2021 11:14:04

We moeten het nogmaals over woke hebben. Twee weken geleden riep ik op deze plek begrip op voor de mensen die zich woke noemen — ‘wokies’ volgens de tegenstanders —, omdat ze voor mij de kanaries zijn in de koolmijn die Samenleving heet. Zoals we in het verleden dankbaar gebruik hebben gemaakt van zeer uiteenlopende emancipatiebewegingen (vakbonden, feministen, 68’ers, vredesactivisten, etcetera), moeten we gewoon blij zijn dat er zoiets bestaat als de #MeToo-beweging en #BlackLivesMatter. De uitwassen moeten we er, helaas bij nemen, zonder ze daarom honderd procent te accepteren of ze onder de mat van de geschiedenis te vegen omdat ze voor de goede zaak waren of zijn. Vernielingen blijven vernielingen, slachtoffers blijven slachtoffers, hoe nobel het doel ook is. Dat doel heiligt niet alle middelen.

De voorbije weken waren er enkele van die spijtige uitwassen. In de provincie Ontario, Canada, werden als racistisch beoordeelde boeken verwijderd uit bibliotheken en ritueel verbrand. Onder meer strips van Asterix en Kuifje gingen in vlammen op. Het verleidde Bart De Wever en Sam Van Rooy om gelijktijdig een citaat van Heinrich Heine uit 1823 op te diepen: ‘Dort wo man Bücher verbrennt, verbrennt man auch am Ende Menschen.’ Bien étonnés de se trouver ensemble? Ach neen, die Chinese Muur tussen N-VA en Vlaams Belang is in de praktijk niet meer dan een lage haag, waarlangs vrolijk ideeën worden uitgewisseld. Of, met een ander beeld: een draaideur, langs waar heel wat heen-en-weerbewegingen te noteren vallen.

Dichter bij huis, in Antwerpen, werd De man die de wolken meet, een bronzen beeld van Jan Fabre een half jaar geleden stiekem verwijderd van het dak van De Singel. Het lekte pas deze week uit (kan je nagaan hoezeer het beeld gemist werd, maar ook: hoeveel impact het in werkelijkheid had op ons!). En in Charleroi werd een dansvoorstelling van diezelfde Fabre geschrapt, vanwege negatieve reacties en anonieme bedreigingen. Cancelcultuur, wordt dan meteen geroepen, vooral uit rechtse hoek. Men wil die kunstwerken cancelen omdat ze niet (meer) beantwoorden aan wat maatschappelijk verantwoord wordt geacht. Eerder zagen we dat bij de films van of met onder anderen Roman Polanski, Woody Allen, Kevin Spacey en producer Harvey Weinstein. U kent hun vermeende of aangetoonde wandaden, daarover hoeven we het niet te hebben.

Het is goed dat er ondubbelzinnig wordt gewezen op manifest foute uitlatingen, gedragingen of werken. Het is niet goed dat wie die dingen zegt, doet of gemaakt heeft, zonder meer uit het publieke leven moet worden gebannen. Polanski en Allen hebben meesterwerken gemaakt, daar heeft hun gedrag niet rechtstreeks iets mee te maken. Spacey is een magnifieke acteur, ondanks zijn misdragingen. De films die Weinstein producete blijven geweldig: het feit dat de man een seksueel roofdier is, verandert daar niets aan. Fabre zal, allicht, op een of andere manier juridisch veroordeeld worden voor het systematisch belagen en chanteren van zijn danseressen, maar die stukken blijven even goed (of slecht, dat hangt van uw persoonlijke appreciatie af). Jazeker, vooral de vroege Asterixen en Kuifjes blinken niet uit in subtiliteit, staan bol van de clichés en — laten we de dingen benoemen — geven geen blijk van een breeddenkende kijk op de mensheid. In Kuifje vind je racistische karikaturen terug, net als in vroegere Suskes en Wiskes of Nero’s. Je moet dat niet goedpraten. Dat racisme, dat seksisme en die homofobie zijn er. Dat je het in de geest van de tijd moet bekijken, gaat slechts gedeeltelijk op. De makers hadden toen al kunnen weten dat het eenzijdige beeld dat ze toonden onjuist was. Moeten die strips daarom alsnog verbrand worden?

***

Racistisch. Seksistisch. Homofoob. Eurocentrisch. Die predicaten zijn doorgaans terecht. Laten we die er dan ook op kleven. Of beter: ernaast kleven, of als voorwoord meegeven. Want veel beter dan boeken verbranden — een praktijk die onder meer de nazi’s al gretig toepasten —, is het om die boeken te duiden voor een publiek van nu. Ik vind het terecht dat Jan Fabre nu even langs de zijlijn moet staan, maar opvoeringen van zijn vorige theaterwerken moet je laten passeren. Geef er dan wel een woordje uitleg bij, over wat de artiest waarschijnlijk heeft uitgericht. Anders doe je wat fanatieke katholieken in het verleden deden bij filmvoorstellingen van The temptation of Christ: belemmeren dat de vertoningen konden plaatsvinden. Of wat joodse demonstranten in 1985 tegen het toneelstuk Het vuil, de stad en de dood van Rainer Werner Fassbinder deden in Rotterdam: de opvoering verhinderen omdat die antisemitisch zou geweest zijn. Zo ongeveer niemand had de tekst gelezen, ze namen de commotie uit het buitenland gewoon over.

Als iemand in opspraak is gekomen en er zijn voldoende elementen om aan te nemen dat het niet om roddels, geruchten of vermoedens gaat, zijn er redenen om die persoon tijdelijk geen podium meer te bieden. Dat is rechtmatig, tot de zaak is opgehelderd. Het is natuurlijk buitengewoon wrang dat die voorstelling in Charleroi wordt afgelast — waardoor al die dansers technisch werkloos worden en, wellicht, geen vergoeding zullen ontvangen —, terwijl men die opdracht nooit had mogen toekennen aan een artiest die door tientallen ex-medewerkers wordt beschuldigd van seksuele intimidatie. Akkoord, dan hadden die dansers nu misschien óók geen werk, maar dan hadden ze tenminste naar alternatieven kunnen zoeken. Nu zijn die er niet.

Je kan het verleden niet zomaar wissen, dat is veel te simpel. Daar zijn een paar redenen voor te bedenken. Eén, je maakt van de betrokken kunstenaar een dader voor de enen en een martelaar voor de anderen, en die polarisatie helpt niemand vooruit. Twéé, verboden vruchten trekken aan. Mein Kampf bleef een gegeerd object in de decennia dat het boek verboden was. (Ooit eens begonnen aan dat onding. Na een vijftigtal pagina’s gaf ik het op, de gezwollen taal stootte mij vanaf de eerste regels af.) Drie, je raakt niet alleen de persoon die geviseerd wordt, maar een veel ruimere entourage die dan collateral damage wordt. Een uitgeverij, een theater, een bioscoop, de onschuldige medewerkers van de dader.

***

Het slechtste wat woke mensen kunnen doen, is de geschiedenis proberen te deleten, want dan verwijder je de bron van wat het begin moet zijn van een maatschappelijk leerproces. Verbrand dus Kuifje in Afrika niet, maar gebruik de strip om uit te leggen hoe dat nu weer zat met Belgisch Congo, waar Hergé over de schreef gaat en hoe fout racisme is. Veel efficiënter dan een bonfire of the vanities, gevolgd door een rondje applaus, een Kumbaya-stonde en een collectief goed gevoel dat na een week weer is weggeëbd. Boeken kan je verbranden, ideeën niet. Laten we het openlijk over die ideeën hebben. Woke is, in mijn ogen, dat je Kuifje in Afrika en consoorten net wél laat verspreiden, maar dat je er duiding bij geeft. Of dat je een spandoek met ‘Sorry’ erop aan dat beeld van Fabre hangt, zoals enkele studenten deden. Humor is dodelijk voor onbeschaafde luitjes. Vooral dóen.

Dat we Cyriel Verschaeve niet langer eren via straatnamen, moeten we vooral consequent blijven toepassen. Die man heeft vele naïeve Vlamingen de dood ingestuurd om een verderfelijk regime te helpen, die hommages waren totaal misplaatst en een naambordje is uiteindelijk máár een naambordje. Massamoordenaars als Leopold II verdienen geen standbeeld, zelfs als je heel genuanceerd naar zijn regime kijkt (‘Hij heeft ook veel goede dingen gedaan’ moet je gewoon onmiddellijk counteren met ‘Ja, maar Congo…’). Moet je dat standbeeld dan vernietigen, wetende dat dit ook ontworpen is door een kunstenaar die daar zijn ziel in gelegd heeft? Of geef je daar een objectief en duidelijk leesbaar woordje uitleg bij, zodat voorbijgangers weten dat deze man schaamteloos de rijkdommen van een ver land tot de zijne heeft gemaakt en miljoenen Congolezen liet vermoorden of verminken zonder in te grijpen, en doe je dat ook consequent op school? Ik prefereer het tweede. We mogen Leopold II, Hitler, Stalin, Mao, Pol Pot en andere onverlaten niet gunnen dat ze vergeten worden. Onthouden moeten we ze, verdomme, in een educatieve estafette die pas vele eeuwen later mag worden opgegeven, wanneer er ongetwijfeld een handvol nieuwe potentaten zijn gepasseerd die de geschiedenis hebben bezwadderd, en dan nog moeten de genoemde heren in een aangepast rijtje blijven staan met nieuwe massamoordenaars. Als wie woke is dezelfde technieken toepast (boekverbrandingen) als de wreedaardigste dictaturen, dan zijn er twee mogelijke en even perverse gevolgen: één, de mensen die dat onder de noemer ‘woke’ doen, zijn dan toch niet zo woke als dat ze beweren, of twéé, nog veel erger, ook de nazi’s waren op hun manier en binnen hun context woke. Wil je daarmee geassocieerd worden?

***

Toen ik zestien was, ergens halfweg de jaren zeventig, ging ik voor het eerst naar het wassenbeeldenmuseum Madame Tussauds in Londen. Tussen de beelden van de wereldleiders van de twintigste eeuw stond er ook een van Hitler. Achter glas, om te vermijden dat het beschadigd zou worden. Wat ik miste, was een woordje uitleg. Ik had uiteraard al van Hitler gehoord, ook al werd daar thuis nooit over gepraat, door ouders en grootouders die de oorlog hadden meegemaakt.

Laat jongeren van vandaag vooral kennismaken met de erfenis van deze vreselijke figuur. Als je doet alsof hij er nooit geweest is, zal hij er op een bepaald moment ook niet meer zijn, voor de volgende generaties. En dat zou jammer zijn, want net omdát er dat vreselijke verleden is, kan je daaruit leren om het heden en de toekomst beter te maken. Dat zou pas woke zijn, en dan heb je meteen een bondgenoot in mij, want de strijd is hard. Tegenstanders zullen je ervan beschuldigen dat je overdrijft, ze zullen zeuren dat het recht op vrije meningsuiting wordt geschaad, ze zullen zichzelf tot het kamp van de slachtoffers rekenen, iets wat in een handomdraai lukt, want ze zijn met velen. Word dus niet zoals je tegenstanders, want dan ben je in feite een tegenstander van je eigen oprechte overtuigingen.



Racisme, een boek

Samenleving Posted on za, september 11, 2021 11:27:44

We moeten het over racisme hebben. We, dat zijn Paul Beloy en ik. Vijf herfsten geleden schreven we samen Vuile zwarte, over racisme in het Belgische voetbal. Volgend voorjaar publiceren we een nog ambitieuzer boek over dit thema, over racisme in de hele samenleving, een hopelijk wervende en toch zeer accurate titel is in de maak.

De timing is perfect, al zeggen we het zelf. Niet alleen is racisme alomtegenwoordig in dit tijdsgewricht, hier en elders, bovendien is het in maart 2022 precies honderd jaar geleden dat de Belgische filoloog Théophile Simar een studie publiceerde onder de titel Etude critique sur la formation de la doctrine des races au XVIIIe siècle et son expansion au XIXe siècle, waarin hij het voor het eerst over ‘racisme’ heeft. Honderd jaar later valt die term elke dag tientallen keren op duizenden plaatsen. Soms ten onrechte of voorbarig, doorgaans terecht, in bijzonder schrijnende en mensonwaardige omstandigheden.

Het boek zal een beknopt overzicht van de geschiedenis van het racisme brengen, waarbij we na een korte terugblik op de Oudheid via de katholieke middeleeuwen passeren langs de slavernij, de Ku Klux Klan en #BlackLivesMatter in de States, de uitwassen van kolonialisme (handjes hakken in de Congo!), de Holocaust en apartheid, om uit te komen bij racistische incidenten in hedendaags België. Incidenten die, zo vinden we, niet los van elkaar kunnen gezien worden. Er zit wel degelijk een patroon in.

Aan de hand van een strikte definitie van racisme en discriminatie zullen we nagaan hoe die zich manifesteren op het domein van de directe leefomgeving, het onderwijs, het werk, de huurmarkt, de politiek, de culturele sector, de sport en de (sociale) media, en we belichten hardnekkige stereotypes (Zwarte Piet!).

Máár — en daarom pleeg ik deze voor de gelegenheid vrij korte semi-blogpost — we zullen ook slachtoffers uitgebreid aan het woord laten, want voor hen is racisme nooit relatief. Ook de occasionele dader zal zijn zegje mogen doen, over het waarom van zijn handelen, als hij dat tenminste wil en durft. Anekdotiek mag een ernstige, afstandelijke studie niet in de weg staan, maar het zal de maatschappelijke uitwas die racisme is, concreter maken. Want die ‘we’ uit de eerste zin, slaat ook op u en u en u, op ons allemaal.

We zoeken dus mensen die zelf met racisme te maken hebben gekregen. Dat kan uitzonderlijk geweest zijn, maar ook systematisch en structureel. Dat kan een licht incident geweest zijn, maar ook een majeur. Dat kan zware gevolgen hebben gehad voor het slachtoffer, maar ook niet-blijvende.

Bent u of kent u zo iemand, neem dan als de wiedeweerga (= snel!) contact op met ons. Dat kan via frankvanlaeken@icloud.com. Of via een privé-berichtje op de sociale media. Discretie gegarandeerd. En het eindproduct, de geschreven tekst, zal alleen met volledige instemming in het boek gepubliceerd worden.

We moeten het dus over racisme hebben. We, dat zijn Paul Beloy en ik, de auteurs van het boek, de mensen die we binnenkort gaan interviewen en liefst ook u, als aandachtige en betrokken lezer.En wel nú.

Dit boek komt tot stand dankzij de steun van het Fonds Pascal Decroos.



Woke

Samenleving Posted on za, september 04, 2021 11:21:05

Mijn oorspronkelijke bedoeling was het definitieve essay te schrijven over woke. Verschoning, beste lezer, het is slechts een vingeroefening geworden, een snelle schets, een probeersel. Alhoewel, is ‘essay’ niet de vertaling van ‘probeersel’? Essayisten, ach, ze proberen ook maar wat.

Woke, zo leerde ik van Britt Anciaux, de dochter van senator Bert, is een verbastering van ‘awakening’ en werd gelanceerd door de Afro-Amerikaanse samenleving. Ik deed die kennis op tijdens interviewsessies die hebben geleid tot het zeer lezenswaardige boek Over generaties: memoires, visie en manifest in één, door Vic, Bert en Britt Anciaux, waarbij uw dienaar de eer genoot als spookschrijver te mogen fungeren. Op Wikipedia gaat het over een ‘actieterm (…) die verwijst naar een groter bewustzijn van de samenleving’. ‘Woken up’ blijkt dan aan de oorsprong te liggen.

Actie. Bewust zijn en bewustzijn. Wakker worden. Wie kan daar nu tegen zijn? (Velen, zo blijkt.)

Als ik even in de achteruitkijkspiegel kijk, ben ik mijn hele leven al behoorlijk woke geweest. Op wat aangebrande flauwe moppen en het niet terechtwijzen van ultrarechtse typetjes na heb ik me altijd vrij consequent gedragen. Als mens, als man, als sociaal wezen. Als linkse, al is dat geen noodzakelijke premisse. In theorie kan je ook woke zijn door als rechts gecatalogeerde waarden te beschermen. In de praktijk niet, omdat rechtse mensen woke als scheldwoord zijn beginnen te gebruiken, als uiting van politieke correctheid, en zoals bekend krijgen ze daarvan jeuk over hun hele lichaam.

De term viel deze week opnieuw in de marge van een gesprek dat gisteren in Luik plaatsvond over de gevolgen van de coronacrisis, die de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen heeft vergroot. Staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit Sarah Schlitz (Ecolo) had zich ingeschreven voor dit evenement waarop alleen vrouwen en genderminderheden welkom waren. Schlitz omschreef het als een safe space, een veilige omgeving waarin vrouwen hun verhaal kwijt konden. Zelf ben ik aanhanger van Groucho Marx’ observatie ‘I don’t want to belong to any club that would accept me as one of its members’, maar ik wil wel de kans kunnen krijgen om een uitnodiging te weigeren. Ik wil wel dat segregatie en apartheid geen kans meer krijgen in de samenleving. Ik wil wel dat vooroordelen geen oordelen worden. En toch begrijp ik ook de nood aan een safe space, zeker voor vrouwen en genderminderheden, omdat zij in een stelselmatig verrechtsende maatschappij kwetsbaarder zijn geworden, zoals ze dat meer dan een halve eeuw geleden ook waren. Wat ik niet begrijp is dat er wel logebroeders zijn en geen logezusters, terwijl die tweedeling daar compleet onzinnig is. Er is een verschil tussen een safe space en een geheim genootschap dat vanalles bekokstooft. Daar hoor je dan weer weinig tegenkanting over. Heeft het dan toch met vrouwonvriendelijkheid te maken?

Ik moet ook weleens grimlachen om de eisen die mensen die zich woke noemen, stellen. Soms zijn die ronduit naïef, vaak nodeloos agressief. Maar dan lees ik een opiniestuk van Mia Doornaert, een tweet van Rik Torfs of een zure oprisping van Theo Francken, of ik verneem dat Vlaams Belang een jacht op linkse leerkrachten heeft ingezet, inclusief kliklijn, en denk: dan toch maar liever wat die woke persoon zegt. Want aan de basis ligt altijd wel maatschappelijke betrokkenheid en de vaststelling dat er heel wat zaken fout lopen, iets wat je van reactionair rechts niet kunt zeggen, die laten maar betijen. Als je even niet oplet, of niet reageert, leven we hier binnenkort ook in een Vlaams Texas, een Orbánstaat of een lightversie van Nazi-Duitsland. Waakzaamheid is geboden, met de W van, jawel, Woke. Laat de Doornaerts en Torfsen van deze wereld dan maar klagen over de cancelcultuur in een drukbekeken praatprogramma op de Vlaamse televisie of in een veelgelezen krantenrubriek, want zo ironisch is het wel: luidop en zonder tegenspraak ‘Wat mogen we dan nog wél?’ vragen in een ruim verspreid medium. ‘Help, wij worden gecanceld!’ komt meestal neer op: wil er iemand alstublieft mensen met een andere mening cancelen, dan kan ik ongestoord verkondigen waar ik zin in heb.

Denk aan de jaarlijks terugkerende Zwarte Piet-discussie: als ik moet kiezen tussen ‘Het is een verouderde voorstelling die gebaseerd is op raciale vooroordelen’ en ‘Blijf van onze tradities af!’, ga ik resoluut voor het eerste. Samenlevingen evolueren, mensen evolueren, dus moeten ook onze handelingen, gedachten en tradities evolueren. Noem het gerust voortschrijdend inzicht. Ik verdiep me momenteel in de geschiedenis van het racisme — later meer daarover — en ik kan u verzekeren dat het niet meer dan normaal is dat we een zwarte niet meer neger noemen, zoals dat veertig jaar geleden nog normaal werd bevonden. Het is heus geen schande om even na te denken over de gevolgen van wat je doet, zegt of schrijft. Ook gevoeligheden evolueren, laten we daar dan ook rekening mee houden. Een voorbeeld: er wordt door rechtse luitjes om gelachen dat zij die woke zijn termen als ‘zwartrijden’ zouden willen verbieden, omdat die stigmatiserend zouden kunnen zijn voor mensen met een donkere huidskleur. Mijn eerste gedacht was: waarom is dit nodig, dit heeft toch niets met zwarte mensen te maken? Puur semantiek. Maar dan las ik over een studentenconferentie in 1965 in Kopenhagen, waar studenten uit verschillende landen komaf wilden maken met termen als ‘blackmail’ en ‘black sheep’, omdat die als stigmatiserend werden beschouwd. Als die vaststelling zesenvijftig jaar geleden al werd gemaakt, is het misschien niet eens zo’n slecht idee om de taal — die ook evolueert — aan te passen?

Mensen die we denigrerend woke noemen, zijn de kanariepietjes in de koolmijn die Samenleving heet. Zij signaleren het gevaar, of dat wat afwijkt van het normale. Net als alle anderen zijn ze niet perfect, dat waren hun voorgangers — die nog niet zo werden genoemd — evenmin. Af en toe roepen ze ten onrechte dat er gevaar is, kan gebeuren. Maar het is goed dat ze er zijn. Hebben de vakbonden een eeuw geleden terecht sociale en politieke correcties laten doorvoeren? Absoluut, we profiteren daar nog elke dag van, alleen waren er acties bij die té gewelddadig waren. Wilde de studentenbeweging eind jaren 60 terecht sociale en politieke correcties laten doorvoeren? Zeer zeker, alleen hadden die stenen door die winkelruiten niet gehoeven. Was de opstand tegen de communistische regimes eind jaren 80 noodzakelijk om sociale en politieke correcties te kunnen doorvoeren in het Oostblok? Wees gerust, maar de snelle executie van een Roemeens staatshoofd kan je onmogelijk juridisch koosjer noemen. Zijn de ‘Black Lives Matter’- en #metoo-bewegingen nuttig om sociale en politieke correcties te laten doorvoeren? You bet, al zal er daar ook wel wat collateral damage zijn. ’t Zou niet mogen zijn, maar nog erger zou in al die genoemde en ontelbare andere gevallen zijn dat er géén tegenreacties waren geweest.

Liever een beetje te veel woke dan te weinig. Het zal mij niet beletten af en toe de draak te steken met een overdreven actieve ‘wokie’, waarbij ik tegelijkertijd de bedenking zal maken: hij (m/v/x) overdrijft dan wel, maar gelukkig is hij wakker. Iemand moet het doen. Volgende keer dat iemand die zich woke noemt mij aanvankelijk tegen de haren in strijkt, zal ik hem/haar/hen liefdevol een arm rond de schouders leggen, een geste die hij/zij/hen ongetwijfeld als paternalistisch zal beschouwen, maar wat deert het: ik bedoel het heus wel goed. En zij ook, in the long run.



« VorigeVolgende »