De praktijken van Post NL in ons land werden deze week binnenstebuiten gedraaid. U kent die agressieve witte bestelwagens met de oranje streep wel, die altijd dringend op weg zijn om een pakje af te leveren en u daarvoor desnoods van de baan duwen. Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, we hebben ongelofelijke haast. Want u zit erop te wachten, nietwaar, diezelfde ú die daarnet nog boos was omdat hij te maken kreeg met verkeersagressie door zo’n gehaaste chauffeur. U heeft nu ook kunnen lezen dat het onderaan die keten niet zo prettig werken is. Een onderaannemer jut de volgende onderaannemer op die dan weer de daaropvolgende onderaannemer onder druk zet, enzovoort. De laatste in de rij krijgt de schoppen. En een zakcentje, ter compensatie.

Mensen werken in die branche onmenselijk lange dagen, week na week na week. Er worden zelfs kinderen ingeschakeld, alsof priester Daens weer onder ons is. Voor wat losse euro’s wordt uw pakje netjes op tijd geleverd. De vermoeide oogopslag van de chauffeur van de bestelwagen heeft u even niet opgemerkt, zo verlekkerd zat u te kijken naar wat u in handen kreeg. Consumeren, -meren, -meren.

Post NL, Amazon, bol.com, we kennen de praktijken intussen. Het principe ‘Just in time’ bestaat al meer dan dertig jaar, maar niemand had eind jaren tachtig kunnen bevroeden dat ‘op tijd’ in de toekomst ongeveer zou neerkomen op ‘nu’. De onzichtbare slachtoffers achter de snelle leveringen zien we niet, zo gaat dat nu eenmaal met onzichtbaren. Mannen, vrouwen, jongens, meisjes. Wat niet weet, niet deert. En dus bestellen we morgen nog een pakje.

Economen zeggen dat dit soort praktijken niet kunnen — het tegenovergestelde zou wel héél erg verbazen! —, maar ze benadrukken ook dat we de e-commerce alle kansen moeten blijven gunnen. Meestal passeert er dan een gezegde waarbij je je een kind en badwater moet voorstellen. Wat economen in feite zeggen, is: zorg dat er iets verandert zonder dat er iets verandert. Want hoe ga je er anders voor blijven zorgen dat a) de pakjes snel worden geleverd, b) ze even goedkoop blijven, en c) leveranciers toch correct behandeld en betaald worden? Iemand zal het gelag moeten betalen en het zal ofwel de consument zijn, ofwel een van de onderaannemers. Ik ben geen econoom, maar één plus één blijft twee, zoveel ken ik er wel van.

Vliegensvlugge leveringen, vliegreizen die slechts een prikje kosten, T-shirts van twee euro: de prijs die wij ervoor betalen, gaat altijd ten koste van iemand anders. Het is onwaarschijnlijk dat we goedkoper een afstand van duizend kilometer overbruggen in de lucht dan dat we van de ene kant van het land naar de andere kunnen sporen. Het is gewoon te gek dat we een lapje textiel kunnen bemachtigen met een muntstuk dat we elders in een supermarktkarretje moeten steken om er onze boodschappen in te transporteren. Het is — als we tenminste bereid zijn er een fractie van onze kostbare tijd over na te denken — krankjorum dat we voor een habbekrats goedkope pakjes snel in huis hebben.

Als er al iets moet veranderen, zijn wij het. Wij zijn de uitbuiters. Wij hebben dit systeem aanvaard — het was lekker handig, de vooruitgang weet u wel! —, maar niemand zegt dat we dit moeten blijven aanvaarden. En, ja, dit zal betekenen dat er een aantal mensen opnieuw minder zullen kunnen. Voor sommigen zal het kiezen of delen zijn: ofwel die leuke buitenlandse trip, ofwel een mens die toch heel sterk op ons lijkt correcter laten behandelen. Misschien moeten we gewoon meer voor een correctere behandeling van álle minderbedeelden in de samenleving ijveren, de bazen wat minder geld, de basis wat meer. Als we doorgaan zoals we nu bezig zijn, cultiveren we de Vlaams Belang-slogan ‘Eerst onze mensen’. Dat wil zeggen: eerst wij, consumenten, daarna pas zij, de uitgebuiten onderaan de keten. Voor wie nu opwerpt dat er daardoor jobs verloren zullen gaan en voor die ene onverlaat die zal zeggen dat kinderarbeid een inkomen betekent voor dat kind en zijn familie: voer dan opnieuw de slavernij in. Slaven hadden jobzekerheid, kost en inwoon, aardig toch?

Het antwoord is nu aan de politiek. Maar ook aan ons, mensen onder elkaar.