Het lerarentekort dat nu al een dikke week de voorpagina’s van onze kranten domineert, komt niet uit de lucht vallen. Dit is geen meteoor die, onaangekondigd, ‘Surprise!’ roept en vervolgens in één klap onze levens vergalt. Of een virus dat vrolijk begint rond te dwarrelen. Drie jaar geleden waarschuwden experten al voor dit probleem. Drie jaar later is het er. Zo gaat dat.

‘Gouverner, c’est prévoir’, zegt het spreekwoord. Regeren is vooruitzien. Als onze regeringen, meervoud, één ding niet doen is het dat wel, vooruitzien. De waan van de dag is belangrijker geworden dan het algemeen belang. Wie een toekomstvisie heeft in de politiek, vloekt in de kerk van het status quo. Opportunisten hebben idealisten, ideologen en humanisten deze eeuw van het voorplan verdrongen. O, kijk daar, een boerkini. Of: hier zie, een nieuwe poll en we gaan, euh, niet echt heel zwaar achteruit. En, neen, de vreemdelingen komen er níet in!

Vorig jaar werd er schande gesproken dat de scholen zo lang dicht moesten blijven tijdens de eerste lockdown, onze bloedjes van kinderen zouden ocharme een grote leerachterstand oplopen. Vandaag is er niet alleen die achterstand, maar wordt die ook nog wat groter, bij gebrek aan leerkrachten. Het wekelijkse aantal uren ‘studie’ — een eufemistische term om te verdoezelen dat er op dat ogenblik net níet gestudeerd wordt, maar enkel de tijd verbeuzeld — is niet meer op de vingers van één hand te tellen. In de lente van 2020 werd er online vergaderd tot iedereen er horendol van werd, in het belang van het kind. Nu heeft de minister snel een stuk of tien mogelijke maatregelen op een papiertje gekribbeld, in het belang van zijn eigen hachje. Arm Vlaanderen.

***

Om mijn eigen schooltijd te kunnen reconstrueren, moet ik diep doordringen tot in de spelonken van mijn geheugen. De meester had vroeger een veel stevigere reputatie, al zou dat ons, boefjes, niet tegenhouden om de zwakkere exemplaren in de lerarenkudde te koeioneren. Zo gaat dat overal ter wereld in het Grote Dierenrijk. Je zoekt de mankepoten uit en begint op hen te jagen. Dat is ’t makkelijkst. In de praktijk betekende dit dat minder strenge leraren de dupe werden van dat jonge geweld. Ik weet niet of de feiten intussen verjaard zijn, maar: sorry daarvoor, meester (m/v). Het was sterker dan onszelf.

De beste meesters waren diegenen met natuurlijk gezag. Niet de man die zich introduceerde met de woorden ‘Ze noemen mij de bloedhond, het kapmes en de hakbijl’ en die tijdens een van de eerste lessen een bordveger door een kartonnen wand smeet omdat er gebabbeld werd in zijn klas. Akkoord, het was effectief, we zwegen van dan af, maar angst is nog lang geen respect. Ook niet de professor die vlak voor zijn pensioen stond en een stel achttien- tot twintigjarigen opdroeg om te zwijgen in de les, zo niet ‘Buiten!’ Zielige ventjes waren dat. Van decibels leer je weinig.

De beste meesters stonden niet met het schuim op de lippen voor de klas, noch met knikkende knieën. Ze deden wat ze deden, omdat ze wisten wat ze deden en ervan overtuigd waren dat ze een stel schobbejakken met een prettig gevuld hoofd de wijde wereld moesten insturen. Dank u daarvoor, meesters, al ben ik aan de rijkelijk late kant. Zo gaat dat nu eenmaal: dankbaarheid uit zich in stilte, te laat, te weinig.

***

De wereld is grondig veranderd en toch is de verhouding leraar-leerling volgens mij niet zo grondig gewijzigd. Aan de ene kant nog altijd kennis van zaken in combinatie met gezond zelfbewustzijn en didactische kwaliteiten, óf bulderen om je gelijk te halen, óf knikkende knieën, aan de andere kant zien hoe ver je te ver kunt gaan. Er is wel één groot maatschappelijk verschil. De meester van 2021 is niet meer de meester van pakweg 1971. Het aanzien van het beroep is achteruitgegaan. Dat geldt niet alleen voor De Meester, maar ook voor De Politicus, De Notaris, De Burgemeester of Meneer Pastoor. En er staat weinig of niets tegenover dat dalende aanzien. Lieden in andere beroepen lachen weleens met een leraar die op de vraag ‘Wat doet u?’ antwoordt ‘Ik stá in het onderwijs’. Haha, hij stáát in het onderwijs en wat doen wij dan: zítten, misschien? Ach, dat is nog onschuldig, het zijn plaagstootjes, net als dat eeuwige gemonkel als het over het aantal vakantiedagen gaat. Meer dan drie maanden, de gelukzakken!

Als het zo eenvoudig was, stónd nagenoeg iedereen in het onderwijs, maar dat is dus niet zo, anders was ik nu al niet zevenhonderd woorden ver in deze blogpost. Het voorzetsel ‘onder’ domineert ons onderwijs: onderbetaald, ondergewaardeerd, ondermaats, onderbemand. Als ik mij even een vergelijking met de ondergewaardeerde (en, toegegeven, vaak ook ondermaatse) scheidsrechters in het Belgische voetbal mag permitteren: ze verzuipen in de regeltjes, hele en halve reglementswijzigingen, het verbod om zichzelf te kunnen zijn, vastgeroeste structuren (of het gebrek aan enige structuur), orders van bovenaf die om de haverklap veranderen.

Dit is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Misschien moeten we eens wat minder lachen met dat in het onderwijs stáán of aan die vele vakanties. Wellicht moeten de bestaande structuren worden aangepast aan de moderne tijd. Waarschijnlijk moet er ruimer gerekruteerd worden (jawel, dames en heren van de rechtse partijen, iemand met een hoofddoek kan ongetwijfeld een volwaardige leerkracht zijn, praat er eens mee, probeer het eens uit, wees niet zo defensief). Zeer zeker moet de aangekondigde besparing van honderd miljoen euro in het Vlaams onderwijs worden omgedraaid. We moeten verdomme investeren, niet besparen. Meneer Weyts — ik zie geen Meester in hem — moet niet de populairste van het Vlaamse Regeringsklasje proberen te zijn (‘Hier zie, mannen, een zak met geld. Goed hé!’), hij moet zijn job doen. Hij moet niet zitten azen op collegiale schouderklopjes, hij moet zelf op het terrein schouderklopjes uitdelen, onder meer in de vorm van hogere verloningen.

***

Meester, mag ik u alsnog van harte danken voor de moeite? En Meesters van de toekomst: veel succes, courage, en ook, dank op voorhand.