Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Racisme is geen fait divers

Journalistiek, Samenleving, Sport Posted on za, maart 09, 2024 12:37:57

Migratie is dus een thema tijdens de zoveelste moeder aller verkiezingen. Het Thema, zelfs. Dat heeft De Vlaming ons laten weten in enkele recente opiniepeilingen. Partijen die van migratie hun electorale broodwinning hebben gemaakt, snoepen hiervan, Vlaams Belang op kop.

Ook N-VA wil een migratiestop. Dat dit indruist tegen zowat de hele geschiedenis van de mensheid, ach, historici bij die partij klinken al jaren meer hysterisch dan historisch. Dat het indruist tegen internationale verdragen, ach, al die wereldvreemde wereldverbeteraars en naïeve deugpronkers toch, met hun menslievendheid. Dat het indruist tegen internationale solidariteit, empathie en mededogen, ach, daarmee scoor je niet in dit tijdsgewricht. Dat begrippen als ‘migranten’, ‘vluchtelingen’ en ‘asielzoekers’ op één hoop worden gegooid, ach, voor De Mensen is dat allemaal hetzelfde: ze zien er anders uit, laten we ze dan vooral als één coherente groep beschouwen, dan kunnen we ze vervolgens collectief proberen weg te duwen uit onze samenleving. Negeren. Er niet naar omkijken. Doen alsof ze er niet zijn en, als ze iets te veel opvallen, zeggen dat ze er niet zouden mogen zijn. Makkelijk zat. Retoriek kost niets, alleen wat speeksel of gerikketik op een klavier.

Neen, De Vlaming is niet per definitie een racist, maar als een kwart van de stemgerechtigde Vlamingen op een openlijk racistische (en eerder daarvoor veroordeelde en ondanks een naamsverandering nauwelijks veranderde) partij stemt, geeft dat te denken. Tel daarbij de kiezers van een partij die een migratiestop (‘Iedereen buiten houden!’) propageert, dan kom je al een kleine helft van de volwassenen in deze regio die wie niet van hier is hier ook niet welkom wil heten, wat ook de achtergrond moge zijn van die persoon. Wegkijken van miserie zegt iets over het inlevingsvermogen en de menselijkheid van mensen. En dan is er nog die sociaaleconomische kortzichtigheid, want niet alleen is migratie een perfect normaal historisch verschijnsel, we kunnen ook niet zonder, maar dan wel gecontroleerd, dat is juist.

Op sociale media is het al een poos bon ton om eender wat tegen eender wie te roepen. Na zijn gemiste strafschop tegen Club Brugge kreeg de Nigeriaanse KRC Genk-spits Tolu Arokodare de wind van voren van zijn eigen fans. Ik kan nog begrijpen dat heetgebakerde fans hem in the heat of the moment een lange slungel noemen, iemand die best nooit nog achter de bal gaat staan als die op de stip ligt, een sukkelaar, een speler die liefst zo snel mogelijk wordt verkocht, maar nooit — nóóit! – mag je zijn huidskleur misbruiken om hem te bejegenen. Dat is racisme, een andere definitie bestaat er niet. Het is vanuit je eigen, witte superioriteitsgevoel iemand die er net iets anders uitziet bekladden omdát hij er net iets anders uitziet. Vintage racisme.

Sinds de fameuze uitspraak van N-VA-politica Liesbeth Homans dat racisme een relatief begrip is, hebben heel wat bewoners van dit kleine stukje aardkluit die retoriek in woorden en daden overgenomen. In de eerste plaats haar partijgenoten, zelfs zij die zelf een niet-witte huidskleur en een migratieachtergrond hebben. Wellicht kadert dit in dezelfde attitude waarmee Vlaams-nationalisten ook de klimaatopwarming als een relatief begrip beschouwen, en bij uitbreiding alles wat niet met de Vlaamse identiteit te maken heeft. Als reële maatschappelijke problemen als relatief worden beschouwd, hoeven we er geen aandacht aan te besteden. Simpel (en helaas ook effectief).

Normaal hadden Paul Beloy en ik op 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme, een lezing over racisme en discriminatie moeten geven in Maaseik. Die werd een paar dagen geleden afgelast bij gebrek aan belangstelling. Dat zegt iets, in de eerste plaats over de Maaseikenaars. Twee jaar geleden schreven wij We have a dream!, over racisme vroeger en nu, een boek dat voor geen meter liep. Een paar honderd kopers vond het vehikel, dat nochtans als eerste ‘Vlaams’ boek een uitgebreide geschiedenis van racisme en discriminatie bracht, de problematiek belichtte in een aantal dominante maatschappelijke regionen en op het eind concrete suggesties deed om het probleem aan te pakken en, wie weet, een aanzet tot oplossing te bieden. Laat ons gerust, dacht de potentiële lezer.

Najaar 2016 hadden Paul en ik al racisme in het voetbal aangekaart in Vuile zwarte. Ook dat boek deed het niet te best in de handel (een eufemisme). Toen ontwikkelde ik de theorie dat voetballiefhebbers niet willen gestoord worden in de beleving van hun favoriete spelletje en dat niet-voetballiefhebbers het in de eerste plaats zagen als een boek rond een sport die hen niet interesseerde. Na We have a dream! heb ik mijn theorietje bijgestuurd: racisten zijn uiteraard niet geïnteresseerd in het aanpakken van iets wat zij niet als een probleem percipiëren. Eigen volk eerst, de anderen moeten weg, wij zijn superieur. Een grote middengroep heeft geen mening en laat begaan. Het interesseert hen gewoon te weinig of helemaal niet. Het ergst vind ik nog — als mijn cynische theorie tenminste klopt — dat ook antiracisten niet geïnteresseerd zijn. Ze weten het allemaal al (denken ze). Zelfs de organisaties die professioneel en gesubsidieerd bezig zijn met de strijd tegen het racisme, gaven niet thuis. Op onze vraag om mogelijke oplossingen aan te reiken, dacht (naïeve) ik dat ze die gewoon uit een figuurlijke lade moesten halen en doorsturen. Niets ontvingen we van Hand in Hand tegen Racisme, Kif Kif en consoorten, helemáál niets. De cynicus in mij denkt dan: natuurlijk sturen ze geen suggesties voor oplossingen, want stel je maar even voor dat ze dat wel doen en dat de samenleving uiteindelijk het juk van het racisme kan afschudden, dan vallen zij zonder subsidies en dus zonder werk. Overdrijf ik? Ik weet het niet. Het is ofwel dat, ofwel is er ook bij deze organisaties een gebrek aan échte interesse, ofwel mogen we spreken van incompetentie. Kies maar. Vrolijker zult u er niet van worden. Tenzij u een racist bent en het allemaal wel oké vindt, natuurlijk.

Voor de media is racisme al vele jaren een fait divers. Iets waarover geschreven wordt na een incident, waarna de maatschappelijke verontwaardiging wegebt en het wachten is op een volgend incident. Een nieuw fait divers op pagina zeven. Ik mocht deze week een stuk leveren aan de krant De Morgen met getuigenissen over racisme in de Belgische lagere voetbaldivisies. Eerst ging dat een bijdrage van 20.000 lettertekens (vier pagina’s) worden in de weekendbijlage Zeno. Dan werd mijn voorstel voor een artikel op de voorpagina en een dubbele pagina binnenin (samen goed voor 14.000 lettertekens) weggewimpeld. Uiteindelijk werd het ongeveer anderhalve pagina (9.000 tekens).

Natuurlijk moet ik dankbaar zijn, als freelancer, dat mijn stuk überhaupt gepubliceerd werd en dat ik eind deze maand een factuur mag insturen. Toch geeft het een wrang gevoel. Een schouderklopje links en centrumlinks (niet rechts, uiteraard), ‘Goed gedaan, jongen!’, maar minder maatschappelijke impact dan het had kunnen hebben.

Ik vind dat jammer: voor mezelf, voor de geïnterviewden, voor de voetbalbond, die sinds een paar jaar oprecht bezig is met de materie.

Ik vind dat schrijnend: voor al wie met racisme te maken krijgt.

Ik vind dat typisch: de media focussen op individuele incidenten en verliezen de context uit het oog.

ik vind dat ergerlijk: we staan stil bij wat vandaag gebeurt, niet bij wat vroeger is gebeurd of later zou kunnen gebeuren.

Nou, wie toch de oorspronkelijke volledige tekst wil lezen — inleidend artikel met het nieuws en de uitgebreide weergaven van de getuigenissen — kan hieronder terecht.

Racisme is geen fait divers. Niet voor de slachtoffers, niet voor de grotere groep geviseerde medemensen, niet voor de samenleving. In de zoektocht naar oplossingen kan een opsomming van individuele gevallen en incidenten nuttig zijn, maar dan wel als opstapje naar een concrete aanpak. Anders is het wachten op het volgende voorval, waarna de ene groep weer ‘Schande!’ zal roepen en de andere ‘Ja, maar wat doe je dan met racisme tegen blanken?’ Aan dovemansgesprekken, die per definitie niet oplossingsgericht zijn, hebben we niets.

Racisten hebben altijd ongelijk. Als we dat nu ook eens blijven benadrukken, door leugenachtige beweringen systematisch te weerleggen en door hen geen forum meer aan te bieden?

***

Racismemeldingen in ons voetbal blijven toenemen

Vorig seizoen werd het meldpunt van de voetbalbond 452 keer gecontacteerd om discriminatie te signaleren. In 2021-2022 waren dat nog 372 meldingen, een toename met meer dan 20 procent. 85 procent van die meldingen draait rond racisme. Dat heeft volgens de voetbalbond vooral te maken met een hogere alertheid en toegankelijkheid, niet met een groter wordend racismeprobleem.

Oerwoudgeluiden. Denigrerende opmerkingen. Het n-woord dat nog gretig gehanteerd wordt door spelers en supporters. Van hoog tot laag en van volwassen tot heel jong is het racisme dat in de samenleving prominent aanwezig is, ook in het voetbal omnipresent. Racistische kreten worden geslaakt om voetballers van de tegenstander te intimideren, maar niet zelden gebeurt dat ook gewoon uit onversneden racisme. Voetbal is de enige sporttak waarin dergelijke incidenten veelvuldig voorkomen.

In het voetbalseizoen 2021-2022 waren er 372 meldingen, wat toen al een flinke stijging was ten opzichte van het seizoen daarvoor. Het afgelopen seizoen ging het om 452 meldingen, een stijging met bijna 22 procent. Voor de voetbalbond geen reden tot paniek.

“Collega’s schrokken ervan dat er plots veel meldingen binnenkwamen”, zegt hr-verantwoordelijke van de voetbalbond Sylvie Marissal. “Wij vinden dat net een goed teken: mensen vinden de weg.”

Volgens de bond is er dan ook geen sprake van méér racisme, maar zijn slachtoffers en omstanders alerter geworden, en vullen ze bijgevolg sneller het online formulier in om een incident te melden. Wie actief is in de lagere klassen, vanaf Eerste Amateur, kan ook een e-mail sturen naar Voetbal Vlaanderen of de Association Clubs Francophones de Football (ACFF), die respectievelijk de niet-professionele voetbalclubs in Vlaanderen, Brussel en Wallonië verzamelen.

Wij tegen zij

Het probleem is niet nieuw, de aanpak evenmin. De jongste jaren kwam er binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond een diversity board — een klankbord van ervaringsdeskundigen — en een meldpunt voor racistische incidenten, worden er workshops georganiseerd in clubs, worden er acties georganiseerd onder de Come Together-koepel en wordt racisme aangepakt door een aparte kamer binnen het bondsgerecht. Met Samia Ahrouch werd ook een inclusiemanager aangesteld.

“De déclic is er gekomen na dat racistisch incident met Romelu Lukaku in september 2019 in Cagliari”, zegt ze. “De toenmalige ceo van de bond, Peter Bossaert, vond dat er een actieplan moest komen. We hebben dit opgesteld samen met twintig experten en ervaringsdeskundigen, om zoveel mogelijk expertise rond de tafel te verzamelen. Daarnaast hebben we twee onderzoeken gedaan, samen met de VUB en de KU Leuven, waaruit bleek dat een op de drie jongeren al eens het slachtoffer was geweest van discriminatie. Bij meisjes was dat zelfs een op de twee. Racisme en fatphobia waren daarbij de vaakst voorkomende vormen.”

Daders worden naar de Kazerne Dossin gestuurd in Mechelen, het AfricaMuseum in Tervuren, RainbowHouse, de Brusselse thuisbasis van LGBTQIA+-verenigingen, of Play for Peace, een inclusieacademie.

Marissal: “Die organisaties zetten vooral in op het tegengaan van het ‘Wij tegen Zij’-verhaal. Polarisatie. Iets wat je in de hele samenleving terugvindt, dus ook op en rond voetbalvelden. Wij noemen onszelf realistische believers: we geloven dat we op middellange en lange termijn binnen onze eigen biotoop, het Belgisch voetbal, een verandering kunnen teweegbrengen. We doen dat niet alleen met sancties. Soms is dat de enige mogelijkheid, maar daarmee veroorzaak je geen mentaliteitswijziging. Daarvoor is een pedagogische aanpak nodig, zeker bij jongeren. Laat hen inzien dat wat ze doen, fout is. Zo plant je zaadjes.”

Woensdag lanceerde de bond een nieuwe campagne van Come Together, waarbij de nadruk dit keer ligt op online haatspraak. Vorig jaar werd gewerkt met voetballertjes die een tattoo droegen met de verwensingen die ze geregeld te horen krijgen. Die campagne wordt nu doorgetrokken naar het online gebeuren. Toby Alderweireld, die in mei vorig jaar op sociale media zelf te lezen kreeg dat zijn kinderen ontvoerd zouden worden, is het gezicht van de campagne.

Meer grensoverschrijdend gedrag

Ook in andere sporten zijn slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag alerter geworden. Het Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES) noteerde vorig jaar 143 meldingen over alle sportfederaties heen. In 2022 waren dat er nog 80, bij de aanstelling van de AanspreekPersonen Integriteit, de zogeheten API’s, in 2018 45.

Die verdrievoudiging in vijf jaar tijd heeft volgens het ICES niet te maken met een toename van grensoverschrijdend gedrag. Getroffen sporters vinden makkelijker de weg naar de verantwoordelijke personen binnen hun federatie.

***

RACISME OP EN NAAST HET VOETBALVELD: SLACHTOFFERS STAAN OP

‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’

In twee jaar tijd is het aantal meldingen van discriminatie in ons voetbal met ruim 20 procent toegenomen: van 372 in het seizoen 2021-2022 naar 452 vorig seizoen. In 85 procent van de gevallen draait het rond racistische opmerkingen. Wordt het probleem alleen maar groter of weten slachtoffers intussen waar ze terecht kunnen? Drie van hen getuigen, de voetbalbond kijkt niet langer de andere kant op. “Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”

“De hele wedstrijd door riepen ze ‘Vuile zwarte’ en ‘Vuile aap’. Ik heb dat meermaals aan de scheidsrechter gemeld. Ik pakte een gele kaart uit frustratie, waarna de trainer mij tien minuten voor tijd wisselde omdat ik volgens hem helemaal opgefokt was. ‘Voor je eigen veiligheid’, zei hij. Ik stapte naar de kleedkamers. Op de tribune moest ik onder die supporters doorlopen. Drie vrouwen riepen me toe: ‘Ja, ga maar van het veld, je bent al vuil genoeg!’ Een van hen spuwde naar me, ik zag het speeksel op mijn schouder kleven. Toen werd alles zwart voor mijn ogen. Ik sprong over het hekken en wilde haar, zonder haar fysiek aan te vallen, vragen waarom dat spuwen nodig was, maar supporters van onze ploeg hielden me tegen. De wedstrijd moest zelfs tien minuten worden stilgelegd. Mijn medespelers wilden eigenlijk stoppen, maar onze trainer vond dat we moesten verder spelen. In de kleedkamer heb ik voor het eerst in mijn leven geweend. Om wat er gebeurd was, maar ook omdat dit blijkbaar normaal bevonden wordt. Ik had mijn limiet bereikt.”

Aan het woord is Germaj Rousseau (23), toenmalig middenvelder bij tweedeprovincialer KSK Snaaskerke en de enige speler van kleur op het veld in een wedstrijd op bezoek bij KWS Houthulst op zaterdag 4 februari vorig jaar. “De dag na de wedstrijd kwam de voorzitter van Houthulst naar mij thuis met een krat bier. Hij verontschuldigde zich, zei dat hij en zijn club daar niet voor staan en dat hij er iets aan wilde doen. ‘We weten om welke vrouwen het gaat en we gaan proberen om hen niet meer welkom te heten’, beloofde hij.”

De scheidsrechter had vreemd genoeg geen verslag opgemaakt van het voorval. Toch werd de zaak door het bondsparket behandeld, omdat de fans van Houthulst intussen een kwalijke reputatie hadden opgebouwd in de reeks. Tijdens de hoorzitting werd de voorzitter vergezeld door een advocaat. Hij beweerde opeens dat het allemaal leugens waren. “Hij noemde het een persoonlijke kwestie tussen mij en die drie vrouwen.”

Er kwamen nog meer bewijzen naar voren tijdens een tweede hoorzitting. De voorzitter van Houthulst werd daarop veroordeeld tot het betalen van een geldboete en moest een antiracistische campagne voeren binnen zijn club. “Ik vind het fout dat de club wordt gestraft en de individuen vrijuit gaan. Maar ik ben wel tevreden hoe de voetbalbond dit heeft aangepakt.”

Even terug in de tijd. Op zijn vijfde werd Germaj samen met zijn jongere broertje in een Ethiopisch weeshuis geadopteerd door een West-Vlaams koppel. Zo ontkwamen zij aan de burgeroorlog in hun vaderland en belandden ze op prille leeftijd in Tielt. Naar school ging Germaj in Wingene. “We waren de enige twee jongeren met een andere huidskleur. Als er al een opmerking over gemaakt werd, had dat te maken met het onbekende. Er zat geen kwaad opzet achter. Ik herinner me nog wel een ruzie in een winkel. Mijn broer maakte een opmerking over een man met een nektapijt. Dat was nieuw voor hem, hij had dat nog nooit gezien. ‘Stuur uw kinderen terug naar hun land’, zei die man tegen onze ouders. Mijn mama was gechoqueerd. Het was de eerste keer dat ze geconfronteerd werd met dit soort racisme. Door haar reactie besefte ik dat het om iets serieus ging.”

De jonge Germaj bleek talent te hebben. Hij speelde onder meer bij de jeugd van Club Brugge, KV Oostende, Cercle Brugge en KAA Gent, en ging naar de Topsportschool. “In het jeugdvoetbal is er maar één akkefietje geweest, toen we met Gent tegen KV Mechelen speelden”, blikt hij terug. “Ik ben van nature heel kalm, maar als iemand de hele tijd ‘Aap’ naar je roept, wordt het te veel. Na de wedstrijd sprak ik die speler daarop aan. Achteraf zaten we samen op de Topsportschool en bij de nationale jeugdploeg: het is goed gekomen.”

Op z’n achttiende stond hij bij de beloften van Oostende op het punt om door te breken. “Onze trainer, Gert Verheyen, zei me tijdens de voorbereiding dat ik de conditie had van een speler uit de Premier League.”

Toen sloeg het noodlot toe: gescheurde meniscus, te lang wachten met de operatie, de chirurg die het verkeerde stuk uit zijn knie wegsneed, nieuwe operatie, lange revalidatie. En dan was er als toemaatje ook nog de coronacrisis, waarin er niet kon gevoetbald worden. De box-to-boxspeler zette alles op zijn lerarenopleiding en ging nog louter voor zijn plezier voetballen in provinciale.

“Op hoger niveau zitten ze er waarschijnlijk iets korter op, want daar heb ik niets meegemaakt. In provinciale ligt dat anders. Zowel met tegenspelers als supporters. ‘Vuile zwarte’. ‘Zou je niet beter met de bananenboot terug naar Afrika gaan?’ ‘Moet je niet mee met Sinterklaas, Zwarte Piet?’ Ik vroeg elke keer aan de scheidsrechter om dat te noteren, maar er gebeurde niets mee. Na de wedstrijd zeiden die spelers dan ‘Goed gespeeld, man’ tegen me. Zo hypocriet! Ik kreeg het niet over mijn lippen om hen succes te wensen.”

“Ik heb een dik vel. Ik kan er niet aan doen dat sommige mensen geen open kijk op de wereld hebben. En ik voetbal te graag om mijn plezier te laten kwijtspelen. Tot die ene keer dat ik wel gereageerd heb. Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”

***

In het boek Vuile zwarte, over racisme in het Belgische voetbal, eindigden Paul Beloy en ikzelf zeven en een half jaar geleden met elf concrete en goedkope oplossingen om het probleem in onze competities, van hoog tot laag, aan te pakken. Zoals: vraag een time-out aan bij een racistisch incident, wees solidair met je onheus bejegende ploegmakker, leg wedstrijden stil en zet ze definitief stop bij herhaalde incidenten, installeer een meldpunt op de voetbalbond. En toen… gebeurde er jarenlang niets. Niet eens de eenvoudigste ingrepen, die alleen wat moeite kostten, geen geld.

Pas drie jaar geleden ging het licht aan en kwam er dan toch een meldpunt bij de bond. Opeens steeg het aantal meldingen van racistische incidenten van het totaal ongeloofwaardige nul in het seizoen 2016-2017 (toen er nog geen officieel meldpunt was) naar een veelvoud daarvan: 372 in het seizoen 2021-2022, 452 in 2022-2023. 85 procent van die meldingen heeft te maken met racisme en discriminatie, de rest met onder meer homofobie, seksisme, islamofobie en antisemitisme. Er was dus echt wel een nood.

Dat bleek ook al uit de vijfdelige studie Mixed-methods onderzoek naar discriminatie in het Belgische jeugdvoetbal van Jeroen Scheerder, Ellen Huyge en Joris Corthouts van de Leuvense onderzoeksgroep Sport & Bewegingsbeleid, het resultaat van grondig onderzoek tussen juni 2020 en maart 2021. Acht op de tien voetballende jongeren had tijdens de laatste twee seizoenen een vorm van discriminatie ondervonden, zo bleek, slechts vijf op de honderd kregen er nooit mee te maken. Een op de vijf gaf aan zelf al gediscrimineerd te hebben. Langs de zijlijn hadden drie op de vier supporterende ouders vormen van discriminatie opgemerkt tijdens wedstrijden. Racisme overheerste daarbij, veel meer dan opmerkingen over seksuele geaardheid (homofobie), lichaamsvorm, religie en moedertaal.

***

“We speelden een uitwedstrijd in derde provinciale. We stonden 2-3 voor. Een minuut of tien van het einde tackle ik bal en man tegelijk buiten. Ingooi voor ons, besliste de scheidsrechter. Toen ik wilde inwerpen, hoorde ik achter mij iemand roepen: ‘Hoe kan dat nu, die vuile zwarte heeft de bal toch als laatste geraakt?’ Ik ging er niet op in: je staat voor, je zit vol adrenaline, je wil vooral verder spelen. Maar toen ik mij omdraaide, riep die man ‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’ We maakten er nog 2-4 van.”

“Na het laatste fluitsignaal keek ik de man recht in de ogen. Hij flipte compleet. ‘Vuile zwarte aap. Dit is de reden waarom we mensen zoals gij niet moeten!’ Niemand langs de lijn ging tegen hem in. Ik werd er emotioneel van. En razend. Mijn kwaadheid was een cumulatie van wat ik al vele jaren had gehoord, en niet alleen op een voetbalveld. Gelukkig stond er nog wat volk tussen, ik weet niet wat er anders zou gebeurd zijn.”

“Achteraf hoorde ik dat het zijn zoon was die ik stevig had getackeld. ‘Hoe kun je als volwassen man zo gefrustreerd reageren?’ dacht ik. ‘Wat heb ik jou misdaan?’ In de kleedkamer was ik nog altijd zwaar onder de indruk. Zijn zoon kwam zich een beetje halfslachtig verontschuldigen. ‘Ik heb met u te doen dat je zo’n vader hebt’, zei ik. Nadien zag ik dat de Facebook-pagina van die man volstond met berichten van Vlaams Belang. ‘#nietmijnregering’ en dat soort dingen. Maar is het verlies van een wedstrijd voldoende om ‘Aap’ tegen mij te roepen?”

De feiten speelden zich af op zondag 8 januari 2023. Slachtoffer was Umar (*), op dat ogenblik 29. Op aanraden van zijn ploegafgevaardigde maakte hij melding van de racistische opmerkingen, ook al zei de scheidsrechter dat hij niets gehoord had. “Ik was verrast dat er vrij snel en zeer correct mee werd omgegaan. Die persoon zelf was niet aanwezig op de zitting, de afgevaardigde en de voorzitter van zijn club wel, zij beweerden dat ze niets gehoord hadden. ‘Het is de eerste keer dat we dit meemaken’, verdedigden ze zich.”

De dader kreeg een voorwaardelijk stadionverbod opgelegd en de club de verplichting om de Come Together-campagne uit te rollen. “Die straf kwam er omdat mijn verhaal door verschillende mensen werd bekrachtigd. Ik merkte dat er zwaar aan werd getild binnen de bond. Voor mij was dat voldoende om het af te kunnen sluiten. Als ik vergelijk met de eerste keer dat ik racisme meemaakte, meer dan twintig jaar geleden, zijn er veel stappen gezet. Ik weet nu waar ik terecht kan als het mij nog eens zou overkomen.”

Umar werd hier geboren, zijn vader is afkomstig van Nigeria. Opgroeien deed hij in Mechelen. Op z’n zevende werd hij voor het eerst geconfronteerd met racistisch gekleurde opmerkingen langs de lijn. “Meestal had dat te maken met het gebruik van het n-woord, daarom niet direct in een slechte connotatie. Oudere generaties gaven het n-woord gewoon door aan hun kinderen. Zelf ervoer ik dat als kleine jongen ook nog niet als racisme. Mijn vader heeft me daar later pas voorzichtig op attent gemaakt. Ik was de enige jongen van kleur in die ploeg én in het dorp. Eén keer riep een moeder tegen haar zoontje ‘Stampt die n**** van het veld!’ Mijn vader zei me dat ik dat moest oppikken als frustratie, omdat haar zoon niet even goed was als ik. Het n-woord kwam de jaren nadien weleens terug als een tegenstander mij wilde jennen. ‘Vuile n****’. Of: ‘Ga terug naar uw land, gij hoort hier niet thuis.’ Ik heb dat altijd proberen om te zetten in positivisme voor mezelf.”

“Toen ik nog in de spits stond en geregeld scoorde, werden er vaker dingen naar mij geroepen. Puur uit frustratie. Ik wil niet alle ploegen over één kam scheren, maar in de kleinere dorpen kom je het meer tegen dan elders. Ik vraag me dan altijd af: voelen die mensen niet dat ze verkeerd bezig zijn of zijn ze effectief racistisch?”

***

Romelu Lukaku is al vaak het slachtoffer geweest van racisme. Dat begon bij de jeugd van Lierse. De toekomstige Rode Duivel was een kop groter dan zijn leeftijdsgenoten en moest geïntimideerd worden, vonden zijn tegenstanders en de supporters van het andere team. Onlangs nog heeft iemand zijn foto in het jeugdcentrum van Lierse in Kessel verscheurd en beklad. Het n-woord stond er in het Amerikaanse slang op.

Zowel in België als in Engeland en Italië werd de topschutter van de nationale ploeg geregeld bejegend. Berucht zijn de beelden van zijn penalty in een uitmatch met Inter op Cagliari in september 2019. Thuissupporters zetten het filmpje waarin ze oerwoudgeluiden slaakten trots op sociale media. De spits trapte rustig binnen en poseerde ostentatief voor de schuimbekkende massa.

Vorig jaar waren het Juventus-fans die Lukaku uitscholden. Toen hij vervolgens salueerde en een vinger voor zijn mond hield, schoof de scheidsrechter hem een tweede gele kaart onder de neus. Vandaag is Lukaku actief bij Roma, waar hij ongetwijfeld ook dingen te horen krijgt, alleen halen de meeste de pers niet.

Dat Italië een racismeprobleem heeft, is bekend. Op 13 juni 2016 kon ik dat zelf vaststellen, toen ik samen met mijn echtgenote op de eerste dag van onze vakantie in Padua een Ierse pub betrad om er het EK-duel tussen Italië en België in Lyon te volgen. Het café zat afgeladen vol, het terras eveneens. In de 73ste minuut werd een teleurstellende Lukaku vervangen door Divock Origi. De Franse regie bracht hem close in beeld. Een volle zaak begon ‘Oe-oe-oe!’ te roepen, een eenstemmig koor van wel honderd man. Daarna werd een close-up van Origi getoond: weer die oerwoudgeluiden. En dan staat Padua niet eens bekend als een extreemrechts nest. Zo moet dat dus die avond op alle plekken in Italië waar de wedstrijd op groot scherm vertoond werd, geklonken hebben.

Ook in Spanje is racisme een probleem in het voetbal. Vinicius Jr., de aalvlugge dribbelaar op de linkervleugel van Real Madrid, ondervindt dat bijna iedere uitwedstrijd. De speler zit nu een speciale commissie van de wereldvoetbalbond Fifa voor om te proberen racisme uit te bannen. Diezelfde Fifa die nota bene in 2018, vlak voor het WK in Rusland, een van de ergste landen op het vlak van racisme in het voetbal, nog een speciale commissie had opgedoekt omdat er zogezegd geen probleem meer was met racisme in dat land. Ook de Europese voetbalbond Uefa treedt weifelend op. Of beter: ze treedt nauwelijks of niet op.

***

Wilson ‘Willy’ Manzi Kabera werd in juni 1993 geboren in Rwanda. Een jaar later sloeg hij samen met zijn familie op de vlucht voor de burgeroorlog en genocide in zijn land, “afwisselend op de rug van mijn moeder en de schouders van mijn vader”. Na omzwervingen kwamen ze in 2000 terecht in Dendermonde, waar de dan zevenjarige Willy ging voetballen bij FC Baasrode. “Mijn vader was intussen overleden, moeder zat thuis met mijn jongere broertje. Ik was de enige niet-witte jongen in de ploeg. Geregeld hoorde ik racistische verwijten. ‘Vuile zwarte’. ‘Vuile aap’. ‘Keer terug naar uw eigen land!’ Ontzettend kwetsend. Ik sprak de taal, verstond elk woord. ‘Dit ís mijn land!’, reageerde ik soms. In een kranteninterview zei ik stoer dat ik als reactie dan wel een goaltje meer zou scoren. ‘Trek het je niet aan’, zeiden mijn ploegmaats, maar zo simpel is het natuurlijk niet. Het was niet oké, nooit. Ik was daar telkens een hele week slecht van.”

Met de U16 van Vigor Wuitens Hamme speelde hij eens tegen Antwerp. Bij een inworp riep er iemand achter de balustrade ‘Hé, vuile zwarte!’ “Als stoere jongen van vijftien dacht ik: ik ga dit niet laten gebeuren. Ik riep: ‘Uw moeder ziet zwart vanonder’. De lijnrechter had dat gehoord en begon met zijn vlag te zwaaien. Gele kaart. In de kleedkamer kreeg ik een uitbrander van mijn coach. ‘Je moet je daarover zetten’, zei hij. En ik mocht gaan douchen. Mijn reactie was niet oké, maar ik was een puber die beschermd moest worden.”

Toch waren er ook lichtpunten. “Voetbal verbindt”, zegt hij. “Het is als die slogan van Sport Vlaanderen: ‘Sporters beleven meer’. Dat klopt helemaal. Ik kom met mensen in contact die ik anders nooit ontmoet zou hebben. Dat verrijkte me enorm en hielp me om te integreren in de Vlaamse samenleving.” Zo speelde hij mee in de Jan Verheyen-films Buitenspel en F.C. De Kampioenen 3: Forever. Een jongen van bij ons, die er net iets anders uitziet.

Twee jaar geleden was er een tegenstander die hem tot twee keer toe het n-woord toebeet. Willy ging op diens tenen staan, waarna er een akkefietje ontstond. “Het siert de scheidsrechter dat hij in zijn verslag niet alleen mijn actie noteerde, maar ook getuigenissen verzamelde over wat er voordien gebeurd was. De voetbalbond heeft die andere speler geschorst, omdat er voldoende aanwijzingen waren. Dat sterkt mij enorm: ik weet dat er nu tenminste iets aan gedaan wordt. Tegelijk besef ik wel dat het nooit zal ophouden. Racisme zal niet verdwijnen. In Rwanda hebben we de ergste vorm meegemaakt. De mens zal altijd geneigd zijn om tweespalt te zaaien: dit zijn wij en dit zijn zij.”

Sinds dit seizoen is de middenvelder actief bij FC Ganshoren, een Brusselse club uit de tweede amateurklasse die onder de ACFF valt, de Franstalige tegenhanger van Voetbal Vlaanderen. “Na drieëntwintig jaar actief te zijn geweest bij Vlaamse clubs zijn mijn ogen hier opengegaan. Op het vlak van omgaan met diversiteit staat Vlaanderen ver achter op Brussel. Een voorbeeld: ik ben heel gelovig, protestants. Voor een match ga ik op mijn knieën en bid ik. In Vlaanderen trok ik dan naar het toilet, ik durfde dat niet in het openbaar te doen. Een kruisteken mocht nog net, maar liefst niet te veel. In Ganshoren leggen de islamitische spelers hun handdoek op de grond van de kleedkamer en beginnen ze gewoon te bidden. Dat wordt door iedereen gerespecteerd. De eerste keer dat ik dat zag, als Vlaming, verschoot ik, terwijl het normaal is. Apprecieer elkaar, geef iedereen de ruimte die nodig is, leef en laat leven.”

“Als ik praat over wat ik allemaal te horen heb gekregen in het verleden, kijken de blanke Brusselaars en Walen mij vol ongeloof aan. ‘Wie doet er nu nog zoiets?’ Voor hen is dat onbegrijpelijk. Terwijl er bij een vorige club van mij nog een supporter was die zich openlijk afvroeg waarom er zoveel zwarten in de ploeg stonden. En dat ging dan om twee Congolezen, een Braziliaan en ikzelf, vier spelers op drieëntwintig. Die man deelde op Facebook voortdurend posts van Vlaams Belang waarin migratie als bron van alle kwaad werd afgeschilderd, maar als je hem tegenkwam, zei hij vriendelijk goeiedag. Dat is de zeer schizofrene context waarin heel wat spelers met Afrikaanse roots moeten voetballen.”

Willy Kabera is ‘ambassadeur’ van Come Together, een actieplan dat twee jaar geleden binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond werd ontvouwd om discriminatie, racisme, homofobie en andere vormen van ongelijkheid in ons voetbal aan te pakken. “Mensen die racistische opmerkingen maken voelen zich nog altijd erg comfortabel, maar er komt wel reactie”, stelt hij vast. “Dat is bemoedigend. Als Romelu Lukaku in het nieuws komt na een incident, weet je: hij kan tegen een stootje. Ik intussen ook. Dat is niet hetzelfde voor een kind van zeven jaar.”

***

In maart vorig jaar was er een opgemerkte mediacampagne in het kader van Come Together, waarbij slachtoffers, onder wie één jongetje, een tattoo droegen met een provocerende tekst, om aan te geven dat je door sommige uitspraken voor het leven getekend kunt worden. Woensdag lanceerde de voetbalbond de nieuwe campagne: de tatoeages zijn gebleven, maar de focus wordt nu meer gelegd op online haatspraak, los van de wedstrijden. Antwerp-aanvoerder en Gouden Schoen Toby Alderweireld, die zelf in mei vorig jaar op sociale media bedreigd werd met het ontvoeren van zijn kinderen, is het gezicht van de campagne.

“We moeten weg van het hokjesdenken”, zegt inclusiemanager Samia Ahrouch. “Naar onze workshops met de clubverantwoordelijken, medewerkers en trainers vertrekken wij niet met een ‘Het is zo en niet anders’-houding, wij zien dat als uitwisselingsmomenten. Het is niet de bedoeling dat de aanwezigen alleen maar ja-knikken. We leren van elkaar, zodat ieder op zijn niveau zijn verantwoordelijkheid kan nemen.”

“Status quo is uit den boze, we moeten vooruitgaan, maar dat kan voor de ene club met kinderstapjes gebeuren en voor de andere met reuzenschreden”, vertelt hr-manager van de bond Sylvie Marissal. “Er is echt wel iets in beweging gezet. Vandaag blijken clubs zelf vragende partij te zijn om zo’n workshop te kunnen volgen. Ik vergelijk het soms met de evolutie in het autorijden. Toen ik klein was vergat ik soms mijn veiligheidsgordel aan te doen: niemand vond dat erg. Nu word je daar onmiddellijk op attent gemaakt door medepassagiers. Dat is een duidelijk voorbeeld van een mentaliteitswijziging. Zo zou het ook op de tribune moeten zijn, dat mensen aan elkaar zeggen: stop!”

Ahrouch: “In een ideale wereld weet elke club wat ze moet doen en zorgt ze voor een veilige en inclusieve omgeving, maar zover zijn we nog niet. Nu komt vaak nog heel veel initiatief van ons uit. In de toekomst zullen clubs dit steeds meer zelfstandig kunnen aanpakken, omdat ze nu over de juiste tools beschikken.”

(*) Umar is een schuilnaam. Zijn volledige identiteit is bij de redactie bekend.



Meningen

Journalistiek, Samenleving Posted on za, maart 02, 2024 12:18:58

Ze zijn met veel te veel, raken het zelden eens met elkaar, botsen voortdurend, buitelen over elkaar heen, nodigen anderen uit om hen te komen helpen in de boksring, houden van scherpte, houden niet overdreven veel van nuance, focussen vaak op ‘wij’ tegen ‘zij’, lijken zeer hardnekkig, vormen stilaan een groter leger dan dat van Rusland.

Meningen.

Ze zijn vaak ongerijmd. Niet voor niets rijmt er niets op ‘opinie’ en weinig op ‘mening’. (Ja, ‘lening’, maar dat is niet geruststellend, want ofwel heb je iets uitgeleend en is het angstig afwachten of je ooit zult worden terugbetaald, ofwel heb je geleend en is het al even angstig afwachten of je zult kunnen terugbetalen.)

Ik weet van mezelf dat ik een meningenfabriekje ben. Veertien maanden lang heb ik me bewust gedeisd gehouden, op een uitzonderlijke opmerking op Facebook na. Dat was soms slikken, moet ik toegeven. Maar ik heb volgehouden. Dus hebt u niet in een blogpost van mij vernomen dat Bart De Wever niet altijd consequent is (17x), dat diezelfde BDW heel sterk lijkt op een pester op de speelplaats die zelf begint te huilen omdat er niemand nog met hem wil spelen (5x), dat er door mensen & media de hele tijd aan victim blaming wordt gedaan richting zwakkere weggebruikers in het verkeer (3x), dat we moeten afleren om van een ongeval te spreken als de dader roekeloos of onder invloed (of een combinatie van beide) reed (tig x), en dat politieke partijen niet de kiezer moeten nahollen maar vanuit hun, gemoderniseerde, ideologische principes moeten praten en handelen (elk uur van de dag).

Enfin, u hebt dat niet gemist, want er waren ontelbare anderen die dat wel schreven, of het tegenovergestelde ervan, of nog iets anders, of iets compleet ridicuul (Mia Doornaert, Rik Torfs).

Wat ik maar wil zeggen in deze voor één keer korte bijdrage: het meningenfabriekje is terug vanaf volgende zaterdag (als ik het zolang uithoud). Er komt weer stoom uit mijn oren en straks veelkleurige rook uit de schoorsteen. Het zal kiezen worden tussen de onderwerpen die zich struikelend aandienen.

The bitch is back, pardon: I’m back, bitches!



Kerstgedachten

Samenleving Posted on za, december 24, 2022 11:20:43

“Kerstmis is dien dag dat ze niet schieten. Dat er geen bommen uit de lucht worden gestrooid. Dat mitrailleurs van hun verdiende rust genieten. En de kanonnen met een kerstboom zijn getooid.”

U moet er zijn Antwerpse tongval maar zelf bij denken, de tekst van de onvergetelijke Wannes Van de Velde blijft hoe dan ook, euh, onvergetelijk. Ik associeerde het lied met de jaren 60, maar het staat op de lp Ne zanger is een groep uit 1976, zo leerde ik na een korte maar intense zoektocht. Ik kan u de hommage-website wannesvandevelde.be hierbij warm aanbevelen. Die goede Wannes (1937-2008) heeft ongetwijfeld niet zelf zijn site ontworpen, zo wereldvreemd was hij wat het alledaagse betreft. Als het op het diepere begrijpen van wat de mens drijft aankomt, was Wannes echter allesbehalve wereldvreemd. Dat wrange kerstlied toont dat eens te meer aan.

In het verdere en dichtbije verleden werden oorlogen vierentwintig uur stopgezet om de troepen Kerstmis in (tijdelijke) vrede te laten beleven, desnoods samen met de vijand rond een kerstboom en een warm vuur. Zo cynisch is het allemaal wel: op de dag van de vrede zal er vredevol met elkaar worden omgegaan, de dag nadien wordt het schieten gewoon hervat en moet die vriend van gisteravond zo snel mogelijk uit de weg worden geruimd. Oorlogsbusiness as usual. Vreugdevuur der kerstijdelheden.

Ik dwaal af.

Ik vraag me af of een psychopaat als Poetin rekening zal houden met Kerstmis. Zullen de moderne kanonnen zwijgen vanavond, vannacht en morgen overdag? Of is dit juist het geschikte momentum om een minder alerte vijand aan te vallen, zoals de verenigde Arabische krachten in 1973 deden op de Joodse feestdag Jom Kipoer, wat nota bene staat voor ‘Grote Verzoendag’. Die oorlogsdaad heeft Israël toen veel sympathie opgeleverd. Timing is alles in het leven. Zou Poetin een verrassingsaanval in gedachten hebben? Of Zelensky? Best niet, want de Russische beer zou opeens mededogen kunnen oogsten.

Er woedt vandaag precies tien maanden oorlog op dit continent, iets wat we tot voor kort ondenkbaar achtten. Zelfs begin dit jaar dachten we dat het wel zou overwaaien, dat oorlogszuchtige stoken vanuit het Kremlin. Hadden we niet met succes al bijna zevenenzeventig jaar een stabiele vredessituatie gecreëerd? Ja, er was die burgeroorlog in Joegoslavië van dertig jaar geleden, maar dat was een implosie. Dit is een explosie, een land dat binnenvalt in een ander land, terwijl de wereld er verbaasd op toekijkt. Kiev ligt op iets meer dan tweeduizend kilometer afstand van Brussel, dat is ongeveer even ver als van hier tot aan de Costa del Sol.

En toch lijkt die oorlog veel verder weg. We lezen de berichten, we zien de vernielingen in de journaals, we horen de stoere taal in Moskou en Kiev, we weten dat we slechts één escalatie verwijderd zijn van een veel groter conflict, en toch hebben we hier, in het vooralsnog veilige westen van het continent, niet het gevoel dat er een Derde Wereldoorlog zit aan te komen. We doen vrolijk verder op sociale media. We liggen meer wakker van wat derderangs-BV’s zeggen, dan van de conflictretoriek. Is het inderdaad een lokaal of regionaal conflict, onderschatten we de potentiële dreiging, of willen we het gewoon niet weten? Vreemde vaststelling: Oekraïne is in onze gedachten, maar met mate.

Heel even waren Oekraïense vrouwen en kinderen hier welkom. Heel even leek het dat we solidair kunnen zijn met mensen in nood. Heel even was er die illusie van mededogen en menselijkheid. Tot we alleen nog maar de overlast konden zien. Is de oorlog nog niet voorbij? Kunnen we ze nog niet terugsturen? Hoe lang moeten wij, sukkelaars die vloeken over onze energiefactuur, dit nog volhouden?

Terwijl de Oekraïners nog enigszins mochten en mogen rekenen op onze goedheid, slapen er in Brussel mensen op straat. Vluchtelingen met een andere huidskleur, afkomstig van een ander continent, die een ander geloof belijden. Voor hen is er nauwelijks mededogen en menselijkheid, we kijken de andere kant op, zoals we dat al jaren doen als er een stroom niet-Europese vluchtelingen op ons afkomt, aangevuurd door een onmenselijk discours uit rechtse hoek. Populisme doodt solidariteit. De staatssecretaris voor Asiel en Migratie zei vorige week nog in De zevende dag dat ze er niet aan denkt om burgemeesters te verplichten opvang te voorzien in hun gemeente. Maar wat dan wel? En hoe dan wel? Het is nu even iets minder koud, maar vanaf maandag flirten de nachtelijke temperaturen weer met het vriespunt. Moeten er doden vallen vóór de ogen opengaan? Wie als beleidsmaker blind blijft voor deze onmenselijke toestand, is zelf een onmens. Mensen in nood negeren, is van het laagste wat de mens kan doen.

Ondertussen bakkeleien onze elfendertig regeringen, het is heus niet alleen binnen de federale Vivaldi-coalitie dat het putje winter is. In nagenoeg alle overheden van dit land zit de sterkste oppositie binnen de meerderheid. Dat is onhoudbaar. Partijvoorzitters, ministers en staatssecretarissen laten zich leiden door peilingen, niet door gezond verstand, vaderlandsliefde en ideologie. Goed bestuur is een mythe. Goed-bestuur-met-ons-mee-aan-de-macht is het uitgangspunt. Daar mag alles voor sneuvelen, het principe van ‘goed bestuur’ in de eerste plaats.

Twee jaar had de zogeheten Congocommissie nodig om het koloniale verleden te bestuderen en te helpen verwerken, met als enige slotakkoord dat er geen slotakkoord komt. Geen eindtekst, geen excuses, zelfs geen spijtbetuigingen, wat juridisch minder zwaar weegt. Het eigen imago, het volgende verkiezingsresultaat en de apathie van de publieke opinie gaven de doorslag. De doorsnee Belg ligt niet wakker van dat koloniale verleden. Hooguit willen we horen dat Leopold II een schrikbewind had geïnstalleerd in zijn Afrikaanse speeltuin, maar dat is wel héél lang geleden, in 1908 moest de vorst Kongo Vrijstaat afstaan aan België. Dat er in de periode 1908-1960, tot aan de onafhankelijkheid, nog altijd misdaden plaatsvonden, dat we — ja, wij allemaal, ook al waren de meesten er nog niet — ‘onze’ kolonie systematisch hebben leeggeplunderd, dat we vanuit een paternalistisch en kolonialistisch racisme de Congolezen als tweederangsburgers beschouwden, willen we niet meer geweten hebben. En, wat nog veel erger is, dat we ook na de onafhankelijkheid onze invloed, zoals het dan omfloerst heet, zijn blijven uitoefenen, wordt al snel vergeten. De moord op de democratisch verkozen premier Lumumba, de steun aan het dictatoriale regime van Mobutu, de blijvende plunderingen van de rijkdommen ter plekke: wir haben es nicht gewußt. (Natuurlijk weten we dat wél, maar we wíllen het niet weten!)

Congo krijgt geen excuses uit vrees dat Congo dan geld zal eisen. Herstelbetalingen, in het jargon. Nog los van die uitkomst: zijn de leden van de Congocommissie — en bij uitbreiding de partijhoofdkwartieren — die de finale tekst torpedeerden dan niet intelligent genoeg om te beseffen dat het Congolezen ginder en hier om veel meer gaat dan om centen? Het gaat om erkenning van wandaden. Het gaat om erkend worden als volwaardige en evenwaardige handelspartner. Het gaat om het stopzetten van eenzijdige plunderingen. Het gaat, kortom, om het beëindigen van dat postkoloniale, racistische, paternalistische bedisselen van de toekomst van Congo en de Congolezen.

Terwijl ik dit schrijf, staat een voormalige president van de Verenigde Staten weer volop in de belangstelling. Een man die verkozen werd door meer dan vijftig miljoen Amerikanen. Vijftig miljoen mensen die in het stemhokje stilzwijgend riepen: jij bent ónze man, jij mag óns land besturen, meer nog, jíj mag de koers van de wereld bepalen. Als onmensen democratisch verkozen raken, is het einde in zicht.

“De mens, ge kunt gij daar niet aan uit”, wist Gerard Walschap. “De mens, ge zult gij daar nooit aan uit kunnen”, weet ik, bescheiden blogpostschrijvertje. Neen, ik word niet vrolijker van mijn eigen kerstgedachten. Toch maar weer eens iets van Wannes opleggen.

“Maar hou die herderkes er buiten / Want die zijn niet bij d’n troep / Die kennen zeker nog geen mijn uit een granaat / En de moeder van het kinneke / Zucht in ’t midden van die hoop / Mijne zoon wordt binnen twintig jaar soldaat.”



Kutbelgjes

Samenleving, Sport Posted on za, december 03, 2022 11:00:46

Disclaimer: ja, al wie na België-Marokko actief deelnam aan vernielingen, het aanbrengen van verwondingen of intimidatiepraktijken verdient correct berecht en, waar nodig, passend gestraft te worden. Daar mag geen discussie over bestaan.

***

Het is een ‘Marokkanenprobleem’, riepen Vlaams Belang-kopstukken vorige zondag zo snel ze dat konden, en wees gerust: dat was héél snel. Alsof de tweets en Facebook-posts al klaarstonden ‘voor het geval dat’. Van een partij die alle ‘vreemdelingen’ nog altijd liefst in één chartervliegtuig terug naar de thuislanden zou laten transporteren, mag je dat soort racistische oprispingen verwachten. Politieke business as usual. Je mag (neen, je moét) dat blijven veroordelen, maar in de Blokhut worden nu eenmaal lelijke dingen geroepen. Het tegendeel zou pas verbazen.

Veel erger is dat de Blokretoriek overgenomen wordt door zogeheten deftige, ‘democratische’ partijen. Zelfs partijen die zich naar eigen zeggen ‘moedig in het midden’ situeren, of centrumlinks. Ook daar spraken ze van ‘Marokkanen’ en ‘allochtonen’. Terwijl de realiteit is dat de meeste van die jongeren gewoon de Belgische nationaliteit hebben, of de dubbele.

Zoals het (extreem)rechtse discours het maatschappelijke debat over vluchtelingen en asielzoekers bezoedeld heeft (‘vreemdelingen’, ‘gelukzoekers’, ‘geïmporteerde terroristen’, ‘vol is vol’), zo worden ook standpunten over migratie uit die hoek populistisch en opportunistisch overgenomen. Denk aan Conner Rousseau die zich niet thuisvoelt in Molenbeek of die nu zelf roept dat we bepaalde wijken ‘moeten opkuisen’. Tom Van Grieken had het niet beter kunnen zeggen. Alleen Filip Dewinter, Sam Van Rooy en Dries Van Langenhove zouden het nog iets krachtiger (en dus misplaatster) hebben uitgedrukt.

Twintig jaar geleden had toenmalig De Morgen-hoofdredacteur Yves Desmet het in een essay in zijn krant over ‘kutmarokkaantjes’. Hij was daarmee de eerste progressieveling die een reëel maatschappelijk probleem durfde aan te kaarten: er lopen criminele jongeren met een migratieachtergrond rond die de boel voor de anderen verpesten. Toen vonden we dat goed dat het eindelijk eens benoemd werd, nu zeg ik: dit kan niet. Het zijn immers geen ‘Marokkaantjes’, het zijn Belgen. Ze hebben óók de Belgische nationaliteit. Noem ze dan best gewoon ‘kutbelgjes’. Ze zijn óns probleem.

***

In ons boek We have a dream! Racisme vroeger en nu (Houtekiet, 2022) diepen Paul Beloy en ikzelf een pijnlijk voorval op, dat perfect illustreert hoe de (extreem)rechtse gedachtegang de algemene, zogeheten parler vrai is geworden, van centrumlinks tot extreemrechts. Een citaat.

“In de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019 was het zeer onrustig rond de metrostations Zwarte Vijvers en Ribaucourt in Molenbeek. Jongeren met een migratieachtergrond maakten zich schuldig aan brandstichting en plunderingen. Op nieuwjaarsdag belde de redactie van Radio 1 met Theo Francken om te peilen naar zijn inschatting van de rellen. We vermoeden dat er op de eerste dag van een nieuw jaar, een feestdag, geen uitgebreide redactievergadering was aan voorafgegaan om de geschikte nieuwscommentator te zoeken, maar zelfs een individuele journalist had hier een andere inschatting moeten maken. Om te beginnen was Francken niet langer staatssecretaris voor Asiel en Migratie, nadat de N-VA drie weken eerder uit de federale regering-Michel was gestapt. Hij kon dus alleen als extern, niet-betrokken waarnemer commentaar geven, zoals heel veel mensen — ook échte experten — hadden kunnen doen. Maar het verbijsterende zit er in dat een redacteur belde met een politicus die tot voor kort verantwoordelijk was voor de domeinen ‘asiel’ en ‘migratie’, terwijl de meeste van die relschoppende jongeren hier geboren zijn. Zij hadden, kortom, niets te maken met ‘migratie’ en al zeker niet met ‘asiel’. Het waren Belgische ettertjes, het probleem zat dus niet bij migratie — die zich in een vorig stadium had afgespeeld, bij de ouders of grootouders van de jongeren —, maar maakte integraal deel uit van onze samenleving. Door net Theo Francken over dit onderwerp aan het woord te laten, benadrukte die journalist, en bij uitbreiding Radio 1, allicht onbewust, dat die jongeren er nooit zullen bij horen, want het zijn en blijven migranten, nietwaar?”

“Een bijzonder contraproductieve reflex en koren op de molen van (extreem)rechtse tegenstanders van de multiculturele samenleving. Ook in latere interviews mocht Francken trouwens zijn licht laten schijnen over ‘migranten’, terwijl het in realiteit geregeld om Belgen ging, mensen van hier, maar met een andere achtergrond en een andere huidskleur.”

***

Ik herhaal: het is óns probleem, niet dat van hún. Het zijn ónze baldadige jongeren — noem ze desnoods hooligans of criminelen —, niet die van hún. Wíj moeten er iets aan doen, niet zíj alleen. En wie een Marokkaanse achtergrond heeft, hoeft zich heus niet te distantiëren of verontschuldigen, zoals ook niet elke voetbalsupporter zich moet excuseren voor het gedrag van de hooligans die zich namens ‘zijn’ club manifesteren.

De disclaimer van hierboven indachtig — het blijven hoe dan ook criminele acties die plaatsvonden op 27 november 2022 — wil ik er toch nog aan toevoegen dat deze vorm van hooliganisme, die eerder te maken heeft met maatschappelijk verzet dan met een reactie op een voetbalwedstrijd, ook een diepere oorzaak heeft dan alleen maar het bewust willen plegen van geweld-om-het-geweld.

Als we blijven benadrukken dat die jongeren er niet bijhoren en dat ook in de dagelijkse praktijk blijkt, creëren we getto’s en achtergestelde groeperingen, en bieden we een voedingsbodem aan opstandigheid. (Ik zet die ‘we’ eventjes in italic, omdat uiteraard niet iedereen dit op dezelfde manier kadert of begrijpt. Zelf distantieer ik me helemaal van die ‘we’.) Als we structureel en systemisch racisme blijven tolereren, zullen er tegenreacties volgen, via rechtmatige betogingen of deelname aan het maatschappelijk debat, of door geweld en vernielzucht. Als we doen alsof dit protest — want dat is het! — alléén maar te catalogeren valt onder hooliganisme en zinloos geweld, zullen we nog vaker met dit fenomeen geconfronteerd worden.

Straf die geweldplegers, maar zie wat ze gedaan hebben niet als iets wat losstaat van de maatschappelijke realiteit. Begrijp het foute signaal dat die jongeren uitsturen beter dan zij dat zelf doen, want zij laten zich natuurlijk opjutten en meesleuren in een negatieve spiraal. Zorg dat zij er al van bij de geboorte bijhoren, met alle rechten en plichten die dat met zich meebrengt.

Als we ons blijven vastpinnen op de anekdotiek van omgedraaide en uitgebrande auto’s of ingeslagen winkelramen, zien we alleen de bomen, niet het bos. Ontbossing is op alle vlakken nefast voor de toekomst van deze planeet.



Boerentoren

Geschiedenis, Samenleving Posted on za, november 26, 2022 11:19:41

We zijn een conservatief volkje. Conservatief hoeft niet pejoratief te klinken of slecht te zijn. Wie conservatief is inzake natuurbehoud, is eigenlijk progressief — hij, zij of hen wil letterlijk de wereld verbeteren —, maar dus ook behoudsgezind. Tene quod bene, behoud wat goed is, was de slogan van mijn favoriete voetbalclub. Tene quod bene klonk deze week uit vele monden toen werd aangekondigd dat de Boerentoren een uitbouw zou krijgen. Opeens wilden de meesten — die in onbewaakte ogenblikken doorgaans pleiten voor drastische verandering — behouden wat er is.

Ik ben een atypische Antwerpenaar: mooie stad, ik kom er graag, maar dat misplaatste chauvinisme is er te veel aan. Nergens goed voor. Nergens voor nodig ook.

Als ik als uitwijkeling nog eens te voet door ’t stad wandel, kan ik niet om de Boerentoren heen. Ik sta er niet meer bewust bij stil, om dat art-decogebouw uit 1931 elke keer opnieuw te bewonderen. Terwijl ik dit tik, kijk ik naar een foto. Het gebouw heeft wel iets, vind ik. Eigenlijk is het een beetje onhandig dat er zoveel omheen gebouwd is, waardoor je minder onder de indruk komt van die 95,75 meter in de hoogte. Dat zal wel aan mij liggen, ik had dat gevoel ook bij de Empire State Building in New York, met zijn 381 meter net iets hoger en imposanter, maar ook omringd door (te) hoge gebouwen. Zonde, omdat zowel de Empire State Building als de Boerentoren nu alleen op foto’s van de skyline helemaal tot hun recht komen. De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal heeft tenminste nog een plein voor zich, dat was de Boerentoren niet gegund.

De eigenaar van de Boerentoren, de eigengereide Fernand Huts, baas van de Katoen Natie en notoir kunstliefhebber/verzamelaar, wil zijn eigendom nu laten pimpen. Daarvoor contacteerde hij gerenommeerde architecten van over de hele wereld. De Pools-Amerikaanse architect Daniel Libeskind kreeg de voorkeur. Deze 76-jarige joodse man, wiens ouders de Holocaust overleefden, heeft onder meer een nieuwe vleugel van het Jüdisches Museum in Berlijn ontworpen, het Holocaust Namenmonument in Amsterdam en Złota 44, een wolkenkrabber in Warschau. Hij ontwikkelde ook een masterplan voor een nieuw World Trade Center in New York. Libeskind houdt duidelijk van meetkundige figuren, puntige uitstulpingen en heel veel glas.

U weet hoe dat gaat met smaken en kleuren, er valt nauwelijks over te discussiëren, maar ik hou wel van die gedurfde stijl. Architectuur mag, net als andere kunstvormen, best provoceren en zelfs een beetje choqueren. Of je nu voor of tegen de ontwerpen van Libeskind bent, ze doen wel iets met je. Dat net deze man wordt aangezocht voor een koterij-op-niveau in een op wereldschaal bekeken provinciestadje-met-grootstedelijke-allure vind ik prima. Antwerpen verdient, naast een flinke portie bescheidenheid, ook wel een dosis lef.

Waar ik het moeilijker mee heb, is dat een beschermd monument op deze manier zou worden aangepakt. Ziet u dit al gebeuren met wereldberoemde buitenlandse landmarks? Een koepel bovenop de Eiffeltoren, bijvoorbeeld? Een extra verdieping bovenop de Arc de Triomphe? Een modernistische uitbouw van de Big Ben? Een luxueuze hotelverdieping binnenin de Sagrada Família, ze zijn daar nu toch al een tijdje aan bezig? Een bungeejumpplatform bovenaan de toren van Pisa? (Ja, zult u opwerpen, en die glazen piramide bij het Louvre dan? U heeft een punt, maar bedenk wel dat die constructie (1989) toch net wat afstand houdt van het hoofdgebouw (1793), alsof die moderne architecten ook wel beseften dat je niet mag raken aan zo’n klassiek museum.)

(Terloops gezegd, ik ben geen fan van het hernieuwde Museum van Schone Kunsten in Antwerpen, maar ik durf me nu pas voorzichtig te outen op dat vlak, na alle grenzeloze lofbetuigingen in de dagen en weken voor en na de heropening. Die gecontesteerde witte vloer in het moderne gedeelte tot daaraan toe, maar ik wil in een museum geleid en begeleid te worden, en dan wil ik a) meer informatiepanelen, b) informatie die niet alleen lijkt te mikken op twaalfjarigen, en c) dat een modern accent in een klassieke zaal (of omgekeerd) toch ook functioneel is, en niet louter wil opvallen om op te vallen. En nog iets: heeft men daar werkelijk twaalf jaar voor nodig gehad?)

Benieuwd of de verbale revolte van de andere architecten en bouwmeesters het stadsbestuur zal nopen tot meer voorzichtigheid, of dat ze op het Schoon Verdiep zelf vinden dat de uitbouw van Libeskind te veel afwijkt van de oorspronkelijke art deco van de Boerentoren. Cultuurpatrimonium, nietwaar. Als u het mij vraagt — wat u zelden doet en wat uw volste recht is — zou men de Boerentoren beter met rust laten en Daniel Libeskind elders in de stad aan het werk zetten. Antwerpen verdient moderne, gedurfde architectuur, maar, wat mij betreft, liefst niet daar. Al zal ik er zeker mijn slaap niet voor laten, mocht het toch gebeuren. Tenzij er moderne slaven zullen worden ingezet om de bouw te voltooien, natuurlijk, dan weer wel.



Zwarte P.

Geschiedenis, Samenleving Posted on za, november 05, 2022 11:18:47

We moeten het weer eens over Zwarte Piet hebben. ’t Is er de tijd van het jaar voor. Over een maand regent het zoals elk jaar cadeautjes, ouders maken hun jongste kinderen wijs dat het de sint is die de waardevolle dingetjes via de schoorsteen tot in de klaarstaande schoentjes heeft gedropt. Leugentje om bestwil, ach, voor kinderen is dit gewoon een spannende en prettige periode. Dat Sinterklaas niet bestaat, komen ze later wel te weten. Houden zo, er is al genoeg miserie in de wereld.

De man met de baard zorgt voor weinig controverse, tenzij hij, Toon Hermans indachtig, een tafelkleed draagt als mantel en uit zijn bek stinkt, een mengeling van alcohol en sigaretten. Dat hij niet echt uit Spanje komt, maar uit Turkije, och ja, laat maar zitten. Wel controverse is er al een poos rond de zwarte knecht van Sinterklaas. Nog net iets heviger bij onze noorderburen, maar ook hier zorgt de donkere helft van het duo in het najaar voor enig heen-en-weer gediscussieer. In Kortrijk benadrukten ze begin deze week nog dat ze vasthouden aan de traditie: Zwarte Piet moet zwart blijven. Want dat is nu eenmaal onze manier van sinterklaas vieren en die is ‘eeuwenoud’, zoals schepen van Cultuur Axel Ronse (N-VA) opwierp. In Aalst knikten ze goedkeurend, ook daar speelt N-VA een prominente rol. En er is niets racistisch aan Zwarte Piet, zo wordt in die kringen, waar ze racisme doorgaans relatief noemen, gretig geroepen.

Laten we toch even de juiste context schetsen.

In de alleroudste sinterklaasliederen is nog geen sprake van een zwarte knecht. Het oorspronkelijke sinterklaasfeest gebeurde zonder poespas. Hoezo, Zwarte Piet is traditie? Van Zwarte Piet was geen sprake. Dus, als je het op de traditie werpt, is het eenvoudig. Het sinterklaasfeest verloopt zonder Piet. Punt.

Pas in 1828 dook voor het eerst een ‘kroesharige n****’ op die de naam ‘Pieter me knecht’ kreeg toebedeeld. Acht jaar later maakte de Nederlandse rijksarchivaris Laurens Philippe Charles van den Bergh gewag van ‘den zwarten knecht van St. Nikolaas’, maar in de alleroudste sinterklaasliederen is er van een zwarte knecht nog lang geen sprake. Nogmaals, hij behoort niet tot de aloude traditie.

Onze hedendaagse versie van het sinterklaasfeest hebben we te danken aan de Nederlandse onderwijzer Jan Schenkman. De man was in zijn vrije tijd dichter, prominent lid van het genootschap Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen — die sinds haar oprichting in 1784 streefde naar individuele en maatschappelijke ontplooiing op het vlak van onderwijs en cultuur —, schrijver van kinderboeken en bedenker van het poppenspelpersonage Jan Klaassen. Zijn prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht uit 1850 introduceerde de sint zoals we die nu nog kennen: in een rood priestergewaad, met een lange, witte baard, een staf en een mijter op zijn hoofd. ‘Zie, ginds komt de stoomboot, uit Spanje weer aan’, schreef Schenkman bij een van de eerste plaatjes. Aan de zijde van Sint Nikolaas stond een zwarte page, een knecht zoals de meeste rijke kooplieden die in die tijd hadden. Dat personage had dan nog geen naam.

Mogelijk liet Schenkman zich inspireren door het vijf jaar eerder verschenen jeugdboek Struwwelpeter van de Duitse schrijver Heinrich Hoffmann, waarin een zwarte jongen tegen pesterijen van blanke kinderen wordt beschermd door ‘grosze Nikolas’, een grote man met een lange baard. Maar de oorsprong kan nog veel vroeger liggen, bij de literaire onderwereldfiguur Schwarze Peter uit de middeleeuwen. Zwarte knechten pasten in een lange traditie die samenviel met de transatlantische slavenhandel. Met andere woorden: in een tijd van opkomend kolonialisme kan Zwarte Piet onmiddellijk gelinkt worden aan slavernij en absolute onderdanigheid van mensen met een andere huidskleur, die dan ook nog eens een gebrekkige intelligentie blijken te bezitten, tenminste… volgens witte westerlingen.

In de jaren 1870 dook de knecht in prenten voor het eerst op als schoorsteenveger. Hij kreeg de naam Zwartjan. In de volksmond werd dat algauw ‘zwartejan’. Pas tegen het einde van de 19de eeuw werd er opnieuw, net als in 1828, gesproken over Pieter-me-knecht, de bestraffer van stoute kinderen, die rammelde met kettingen en soms sloeg met een roe, en die op een ezel reed naast Sinterklaas op zijn schimmel. De naam Zwarte Piet werd vanaf 1895 gemeengoed. Een angstaanjagende man moest hij voorstellen, niet al te slim, een krom taaltje brabbelend, ideaal om de kleintjes bij de les te houden: wie braaf is, krijgt lekkers, wie stout is, de roe.

In de loop van de decennia evolueerde Zwarte Piet zachtjes aan van boosaardige knecht naar kindervriend. Hij stopte geen kinderen meer in zijn zak, maar stak die vol met snoepgoed, die hij vervolgens tot groot jolijt van de kleintjes uitdeelde. Wie jong was in de jaren 1960 herinnert zich nog de goedheiligman die, in het gezelschap van een of meerdere pieten, op een geïmproviseerde troon zat in de supermarkt. Handig voor de ouders, konden ze daar meteen hun cadeautjes kopen. Nog veel handiger voor de winkel: kassa, kassa. Op menige, intussen vergeelde, foto’s zie je piepjonge jongens en meisjes verschrikt kijken of zelfs huilen. Zo prettig was het blijkbaar allemaal niet.

Het was wachten tot 1992 alvorens Vlaanderen zijn eigen Sinterklaas op tv kreeg, met dank aan Bart Peeters en Hugo Matthysen, en ook aan Jan Decleir (Sinterklaas), Frans Van der Aa (Zwarte Piet) en de schimmel Slecht-weer-vandaag. Dag Sinterklaas was een prettig gestoorde kinderserie waarin Zwarte Piet geen dommige boeman meer was, maar een welbespraakte gezel. Een emancipatorisch figuur.

De roetpiet, die recenter geïntroduceerd werd, is een stap weg van de door kolonialisme geïnspireerde zwarte knecht van weleer. Als politici als Axel Ronse en pro-Zwarte Piet-activisten blijven pleiten voor het handhaven van de traditie — die dus geen echte traditie is, zie hierboven —, weigeren ze in het beste geval te beseffen dat de figuur van Zwarte Piet wordt ingegeven door een raciale kijk op de wereld: witte mensen zijn de baas, mensen van kleur zijn de onderdanen. Dat werd ooit als normaal bevonden, maar iedereen met een klein beetje gezond verstand, historisch inzicht en empathisch vermogen zou moeten inzien dat die Zwarte Piet een diepe belediging is ten opzichte van mensen van kleur, die in deze discussie nooit aan bod komen. In het slechtste geval zijn de Zwarte Piet-voorstanders gewoon racistisch. Dat kan het ook best zijn in Vlaanderen en Nederland, uiteraard. Zwarte Piet past maar in één traditie: de traditie om mensen met een andere huidskleur of afkomst als minderwaardig te beschouwen.

Heeft er al eens iemand van die voorstanders de mening gevraagd van kinderen met een donkere huidskleur? Neen, dus, want het is ónze traditie (wat niet klopt!) en daar moeten anderen afblijven (wat vloekt met een multiculturele omgeving). Zwarte Piet is ongetwijfeld een stereotype van de zwarte medemens, zoals kolonialisten die destijds zagen en zoals hun nakomelingen dat zonder pruttelen overnamen.

Een volwassen samenleving gaat hierover in dialoog, op basis van historische informatie en actuele samenlevingsgegevens. Die dialoog wordt nu geweigerd. Weigeren te praten over Zwarte Piet komt neer op het oude ‘Waarom?’ ‘Daarom!’ dat ongeduldige ouders hun kroost toebeten, om vooral niet te moeten nadenken over hun eigen gedrag en hun eigen beslissingen. Een open samenleving laat zich niet dicteren door de angst voor verandering.

Tiens, was er nu geen partij die opkwam onder de slogan ‘Kracht van verandering’?

Meer over dit en andere stereotypes in het boek We have a dream! Racisme vroeger en nu, Paul Beloy en Frank Van Laeken, Houtekiet, 24,99 euro.



Liever een Purnelleke dan een Zuhalleke

Samenleving Posted on zo, oktober 30, 2022 12:15:55

Macht corrumpeert. Niet bij iedereen in een machtspositie, misschien zelfs alleen bij een kleine minderheid, maar alleen al het bezit van macht maakt het verleidelijk om die macht te gebruiken, op onnatuurlijke wijze uit te breiden en jezelf onaantastbaar te wanen.

Absolute macht corrumpeert absoluut. Gewoon enkele namen vermelden volstaat hiervoor: Mussolini, Hitler, Poetin. Niet toevallig drie voorbeelden van politici die op democratische wijze een opstapje kregen om de democratie vervolgens brutaal uit te schakelen.

Deze week ging het uiteraard over die verkrachtingszaak in Barcelona uit 2016, met professor F.D. als dader en een onbekende jonge studente als slachtoffer. Terloops gezegd, opmerkelijk dat iemand alleen met zijn initialen genoemd wordt in een artikel, ook al is hij intussen juridisch formeel schuldig verklaard. Wie een beetje googelt, diept al snel de ware identiteit van de man op, maar de terughoudendheid van de media is opmerkelijk (en, voeg ik er snel aan toe, aanbevelenswaardig in het geval van beschuldigden die nog niet veroordeeld werden en die dus geacht worden om onschuldig te zijn tot het tegendeel bewezen wordt).

Over machtsstructuren las ik vrijdag een prachtig opiniestuk van Bieke Purnelle in De Standaard, over #metoo enerzijds en de manier waarop de samenleving daarmee omging en omgaat anderzijds. Omdat ik daar weinig aan toe te voegen heb, verwijs ik u gaarne door naar die bijdrage (Waarom was #metoo ook weer nodig?). Ik ben geneigd om te zeggen dat de directeur van Rosa, kenniscentrum voor gender, feminisme en gelijke kansen, opnieuw een Purnelleke heeft gedaan. Dat wil zeggen: een bijzonder lezenswaardig, ogen openend, weinig aan de verbeelding overlatend stuk schrijven.

Een Purnelleke valt niet te verwarren met een Zuhalleke. Vlaams minister Demir liet vorige zondag stoer weten dat ze een projectsubsidie voor de KU Leuven tijdelijk bevroor, tot er duidelijkheid was over de verkrachtingszaak. Versta: ze vond dat de universiteit had meegewerkt aan een doofpotoperatie. In De zevende dag van vandaag verklaarde de minister van Omgeving, Justitie, Toerisme en Energie dat ze zich voor die tweet en die demarche had gebaseerd op artikels in kranten. Ironisch toch, iemand uit een partij waar zowat elk persartikel met argusogen en vaak meewarig bekeken wordt, die zich voor een beleidsdaad laat inspireren door, jawel, een persartikel. Als ze in die tweet had gewezen op de vele slachtoffers van seksueel misbruik en de angst die velen voelen om naar de politie te stappen, dan had ze een reëel probleem aangekaart in de marge van die verkrachtingsaffaire. Nu liet ze zich verleiden door profileringsdrang, niet gehinderd door enige dossierkennis.

Een Zuhalleke betekent: impulsief en zeer luidruchtig reageren op een maatschappelijk probleem met als ultieme doel zelf in het centrum van de belangstelling te komen staan. Een Purnelleke wil zeggen: vanuit wetenschappelijke bevindingen en betrouwbare studies het maatschappelijke probleem dieper duiden. Ze produceren daarbij allebei voldoende decibels om gehoord te worden, maar in het geval van een Zuhalleke is de bedoeling vooral om zelf in the picture te komen staan, een Purnelleke heeft als belangrijkste doel de problematiek zelf onder de aandacht te brengen of houden. Dat tweede is nodig, dat eerste meestal overbodig of voorbarig.

Terug naar de essentie. Omdat het juist heel verleidelijk is om in een machtspositie de ware omvang van die macht groter te achten dan ze in werkelijkheid is, heb je meer controle nodig. Organismen die waken over zij die macht hebben. Mensen die veel alerter toezien op mogelijke vormen van machtsmisbruik dan vandaag gebeurt. Structuren die toelaten om preventief te werken en — als dat niet gelukt is — kordater in te grijpen achteraf. Dat het slachtoffer van die ene verkrachtingszaak absolute discretie had gevraagd, moeten we uiteraard honoreren, maar zelfs dan nog moet het mogelijk geweest zijn om discreet te achterhalen wat die professor F.D. nog allemaal aangericht had. Een patroon van machtsmisbruik, seksueel grensoverschrijdend gedrag en een gevoel van onaantastbaarheid kan je snel detecteren, als je dat tenminste wil. F.D. kon jarenlang zijn gang gaan, hier en in Nederland. Je moet het wel wíllen zien, natuurlijk.

Universiteiten zouden na de herfstvakantie, die hen gegund is, alles moeten doen om dringend en dwingend een structuur op te zetten met meer vertrouwenspersonen, die daadwerkelijk gehoord worden, en met meer momenten waarop het functioneren van het academisch personeel wordt afgetoetst aan wat maatschappelijk en universitair wenselijk is. Het moet mogelijk zijn om wie beschuldigd wordt, tijdelijk op een zijspoor te zetten. Niet om het aantal verdachtmakingen de hoogte in te jagen of om een heksenjacht te organiseren, maar om in het geval van betrouwbare informatie of veelvuldige aantijgingen over één persoon, die man (en hoogst uitzonderlijk die vrouw) even op een zijspoor te zetten, tot de zaak (of zaken) is (zijn) uitgeklaard.

Dat is het minste wat we voor de slachtoffers kunnen doen, zonder hen daarom zelf in beeld te brengen. Wat het gerecht er daarna eventueel mee doet, is weer een andere zaak. Het is niet omdat een slachtoffer anoniem wil blijven — wat absoluut gerespecteerd moet worden —, dat de dader mag verder gaan alsof er niets aan de hand is.



Onmensen

Communicatie, Samenleving Posted on za, oktober 22, 2022 11:09:51

De blokkeerknop op Twitter heeft deze week weer zijn dienst bewezen. Ik deed iets wat ik de jongste tijd uit lijfsbehoud steeds minder vaak doe, ik las de reacties onder nieuwsberichten dat Meryame Kitir tijdelijk moet afhaken als minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Grootstedelijk Beleid. Voor haar ‘mentale welzijn’, schreef ze zelf op Facebook. Ze geeft terecht alle aandacht aan haar geestelijke gezondheid, bevestigde haar partijvoorzitter Conner Rousseau. De premier en collega-ministers wensten haar een voorspoedig herstel toe. Onder al die tweets werd gif gespuid, alsof dat momenteel in flinke afslag staat in de gifwinkels. Soms werd dat gif zelfs begeleid door een gifje.

Diezelfde dag publiceerde Knack een artikel waarin stond dat het momenteel een zootje is op het kabinet van Kitir. Medewerkers die afhaken, een burn-out krijgen, gedegouteerd zijn door de chaos die er heerst. Wie ben ik om aan een bijdrage in een gerespecteerd weekblad te twijfelen? Maar het sluit niet uit dat Kitir én een slecht georganiseerde minister is én het zelf mentaal moeilijk heeft. Dat kan perfect samenvallen. In dat geval zou ze best niet terugkeren op haar ministerpost, maar verdient ze nog altijd mededogen en een adequate behandeling. (Net zoals Sihame El Kaouakibi het verdient om beoordeeld te worden op haar vermeende misdrijven — een zaak voor de rechtbank, niet voor het volksgericht — en niet op haar uiterlijk of afkomst. In een Vlaams Belang-filmpje op Facebook werd ze met racistische en seksistische ondertoon ‘sjoemelpoedel’ genoemd, degoutant gewoon!)

Dat gegeven was niet besteed aan tientallen verzuurde, walgelijke onmensen. Anders kan ik ze niet omschrijven. Bijna zonder uitzondering te situeren in de (extreem)rechtse hoek. De hoek waar ze Knack als een extreemlinks blaadje bestempelen, maar nu het hen uitkwam werd er volop uit geciteerd.

De reden waarom ik er zovelen heb geblokkeerd, had niet zozeer te maken met wat er in Knack stond, maar in de steeds terugkerende opmerking — trollen zijn niet bijster origineel en bovendien bedient één trol vaak meerdere accounts — dat Kitir ‘ons’ geld had verbrast aan ontwikkelingssamenwerking, in het kader waarvan ze talloze ‘snoepreisjes’ had gemaakt. Zo stond het er dikwijls letterlijk: ‘snoepreisjes’. Diezelfde trollen die de traditionele media niet lusten omdat ze in hun (extreem)rechtse ogen te links zijn, maar die bezwarende artikels voor (centrum)linkse politici in diezelfde media naar eigen goeddunken helpen verspreiden, zeggen doorgaans dat we de vluchtelingencrisis ter plaatse moeten aanpakken, zodat mensen in nood niet naar hier moeten vluchten, maar als er dan geld aan uitgegeven wordt, is dat opeens weer ‘ons’ geld dat toekomt aan ‘onze’ mensen. Ontwikkelingssamenwerking wordt in hun ogen maar best afgeschaft.

Alleen wie het zelf goed heeft, kiest voor dit ieder voor zich-principe.

Help uzelf.

Ieder voor zich.

Consequent zijn ze dus niet, die trollen. Luidruchtig wel, en dat is net het probleem. Zo krijg je de indruk dat ze met heel veel zijn, ja, dat ze zelfs ‘de’ stem van ‘de’ Vlaming vertolken. Omdat er bij de meerderheid hoofdzakelijk zwijgers zitten, lijkt het alsof die luidruchtige minderheid de meerderheid vertegenwoordigt. Het is een les voor wie de samenleving niet zo cynisch bekijkt als die trollen: we mogen niet langer zwijgen over onrecht en ongelijkheid. We moeten opstaan tegen elke vorm van discriminatie. En we moeten duidelijk maken dat de trollen níet ‘de’ stem van ‘de’ Vlaming vertolken. Terwijl de rest van het café de tirades van de decibels producerende dronkenlappen ondergaat, in de hoop dat die snel een ander etablissement zullen opzoeken, gaan die lawaaimakers ervan uit dat ze zich onder gelijkgestemden bevinden, omdat niemand hen tegenspreekt. Ze krijgen gelijk, omdat niemand nog openlijk durft te zeggen dat ze ongelijk hebben. Zo komt het dat tafelspringers meer gedaan krijgen dan bedachtzame lieden.

Daar moeten we iets aan doen.

Daar moeten onze politici dringend iets aan doen. Ze moeten ophouden zich te laten leiden door de meest recente peiling of stennis op sociale media. Ze mogen zich niet alles laten dicteren door hun partijhoofdkwartieren. Ze moeten terug naar de basis, hun ideologische principes, dat wat hen in den beginne dreef, in plaats van zich te laten leiden door opportunisme. Laat dat aan de populisten over. Om even populair te proberen worden als Theo Francken moet je vooral niet zelf Theo Francken te proberen worden. Zoek je eigen stem, je eigen identiteit, je eigen authenticiteit, en wees consequent. Buikgevoel is soms beter dan het achternalopen van ingebeelde ratio.

***

Trollen liggen niet wakker van kinderen die in Brussel op straat moeten slapen, bij gebrek aan tijdelijke opvang. Creperen mogen ze. Het is niet voor niets dat de populairste politici in deze contreien jarenlang Maggie De Block en Theo Francken zijn geweest, beleidsmakers die asielzoekers alleen maar als een last beschouwden en hun strengheid graag voor de camera’s uitten.

De huidige asielcrisis is klein bier in vergelijking met die van 2015. “We worden niet ‘overspoeld’, tenzij door dodelijk cynisme”, schreef de immer lezenswaardige Bieke Purnelle gisteren in haar column in De Standaard. Zo is het maar net. Als cynici de toon gaan bepalen, verhardt een maatschappij. Liefst hadden de trollen gezien dat de vluchtelingen in eigen land crepeerden, maar als het dan toch hier moet, dan niet in hun achtertuin maar in een Brusselse straat, waar ze hen toch niet zien liggen.

Wat niet weet, wat niet deert.

Wat wel weet, maar niet ziet, evenmin deert.

Onmenselijkheid is een kanker die lelijk huishoudt in onze steden en gemeenten.

***

Daar staat dan weer tegenover dat er ook activisten bestaan voor de Goede Zaak, die niet altijd de slimste acties bedenken. Neem nu die twee die een blik tomatensoep over de — door glas afgeschermde — Zonnebloemen van Vincent van Gogh kieperden in de National Gallery in Londen. “Wat is meer waard? Kunst of leven?”, schreeuwden ze na hun daad. “Is het meer waard dan voedsel? Meer waard dan gerechtigheid? Maakt u zich meer zorgen over de bescherming van een schilderij of de bescherming van onze planeet en mensen?”

Wat een kortzichtige domheid! Viseerden de leden van Just Stop Oil Van Gogh omdat hij een Nederlander was, het land van Shell? Of omdat er zoiets bestaat als zonnebloemolie? Blijkbaar niet. Zelfs op dat niveau was het niet doordacht.

Als er iets is wat het verdient om de eeuwigheid te doorstaan, is het (grote) kunst. Dat staat los van de klimaatdiscussie. Door deze ondoordachte actie heeft dit duo de o zo noodzakelijke en dringende aanpak van het klimaatprobleem niet in goede zin onder de aandacht gebracht, wel integendeel. Voor ecorealisten en klimaatontkenners vormt dit gebeuren een excuus om voor de zoveelste keer de actievoerders te viseren en hun boodschap te negeren, om de man te spelen en niet de bal. Contraproductiever wordt het niet. Het jarenlange, volhardende werk van Greta Thunberg & co is niet gediend van dit soort lompigheid. Dat zouden ze morgen op de klimaatmars in Brussel weleens mogen benadrukken. Gooi die soep dan tegen de voorgevels of in de inkomhallen van ministeries waar onwillige of onbekwame ministers en hun kabinetsmedewerkers huizen. Of doe dat bij bewust vervuilende bedrijven die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid weigeren op te nemen. Niet in een museum. Van Gogh heeft geen oren naar hun boodschap.

Kunst vernietigen of (proberen te) beschadigen zit op dezelfde lijn als boekverbrandingen, een activiteit die we associëren met dictatoriale regimes, waarvan de leiders bang zijn voor hun eigen schaduw en waar paranoia troef is. Wil je je daarmee werkelijk associëren als actievoerder? Of vind je het best wel oké dat je tot op het niveau van de pesterige trollen afdaalt?



« VorigeVolgende »