Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

En de winnaar is… de radio

Journalistiek Posted on za, maart 19, 2016 12:53:55

‘We hebben
hem’. Staatssecretaris Francken liet zich voor zijn tweet inspireren door Paul
Bremer, de Amerikaanse bestuurder van Irak ten tijde van de tweede Golfoorlog,
toen die na de arrestatie van Saddam Hoessein op 13 december 2003 de
geïmproviseerde persconferentie opende met ‘Ladies
and gentlemen, we got him!’
Cowboytaal, typisch Amerikaans, nu stoer
overgenomen door Francken, die snel werd teruggefloten door andere
regeringsleden, want zijn tweet werd kort daarna verwijderd. ‘We hebben hem’ is
dan ook geen taal voor een regeringsfunctionaris, laat dat aan de yankees over.

***

‘We hebben
het’. Zo moet het op verschillende nieuwsredacties geklonken hebben. Een
cameraploeg van VTM stond ’toevallig’ in de buurt, een ploeg van Het Journaal was blijkbaar zelfs een uur
voordien al ter plekke (maar maakte geen beelden omdat de politie dit
vriendelijk gevraagd had), nieuwssites braakten ‘Breaking’ uit alsof het om een
ordinaire indigestie ging. Ik ben een nieuwsjunkie,
ik volg het nieuws via verschillende platformen, maar ik ben ook een
voorstander van slow journalism.
Liever nog wat tijd te verliezen door te triplechecken dan ongecontroleerd iets
in de ether te pleuren ‘want de anderen doen dat ook’. Ik word daar, eerlijk
gezegd, een beetje ziek van. Als journalistiek hoernalistiek wordt — denk aan
de redactioneel lijkende advertenties waarmee we steeds vaker om de oren worden
geslagen — is dat heel erg, als er alleen nog plaats is voor de snelle wip
wordt deze oudere jongere weemoedig. Niet dat het vroeger beter was, nee, hoor:
andere tijden, andere tekortkomingen.

Wat ik
gisteravond alweer geleerd heb tussen al die ongecheckte berichten, de primeurs
van min of meer betrouwbare bronnen en de eindeloze stand-ups om te zeggen dat
er voorlopig niets te zeggen was door: leve de radio! Zeer alert: zodra de
eerste geruchten over een huiszoeking bevestigd werden, werd dit sec gebracht,
met de melding ‘Zo dadelijk meer’. To the point: geen geleuter, maar korte,
zakelijke updates. Feitelijk: af en toe iets in de voorwaardelijke wijs, maar
pas groots uitpakken wanneer het waar bleek te zijn. Eens te meer bleek de kracht
van radio: je hebt geen beelden nodig, goed geïnformeerde journalisten
volstaan. En als er niets te melden valt, draai je gewoon een plaatje. Geen
gezeur. Gezien de bijzondere omstandigheden werd de uitzending van De Wereld Vandaag met een uur verlengd, zoals
het hoort, want de actualiteit moet natuurlijk op de voet gevolgd worden.

Ik herhaal:
leve de radio!

***

‘We hebben
hem’. Het werd ook in diverse toonaarden en in iets meer passende bewoordingen
herhaald door andere regeringsleden, maar op een totaal misplaatst triomfalistisch
toontje. Goed zo, de boosdoener werd gevat (al moeten we de rol van die hele
Salah Abdeslam ook onmiddellijk relativeren: een mislukte zelfmoordterrorist,
die wellicht in de ogen van iS een overbodig stukje onbenul is, een loser, niet bepaald een ‘brein’ of ‘de
gevaarlijkste man van het land’). Schouderklopje links, een glaasje cava rechts
— champagne is in het kader van de begrotingsinspanningen nogal ongepast —,
straks misschien ook een promotie voor wie mee op de eerste rij stond. Volledig
akkoord, maar zullen we toch ook in rekening brengen dat die Abdeslam vier
maanden lang spoorloos was, terwijl hij zich al die tijd gewoon op een paar
honderd meter van het ouderlijke huis bevond? Eigenlijk heeft ie de hele tijd
de Ronde van Molenbeek gelopen, inclusief een etappe met aankomst in Vorst. Dat
zegt voor mij drie dingen: 1) het speurwerk was op z’n zachtst gezegd niet
perfect, 2) de man heeft vrienden en kennissen die zijn daden vergoelijken en
hem onderdak boden, 3) de strijd tegen de terreurnetwerken is niet gestreden.
Er is werk aan de winkel. Cava, ça va,
maar daarna moet er weer gespeurd worden.

Ik zag een
foto passeren van premier Michel en minister van Binnenlandse Zaken Jambon die
trots voor een jeep met op het dak vijf gewapende en onherkenbare militairen
poseren. De foto werd niet gisteren gemaakt, gezien het daglicht. Maar hij werd
wel vrijdagavond door Jan Jambon zelf verspreid met als tekst ‘You got him,
boys! so proud of you. Together we can fight terrorism’. Wat ik daarin zie zijn
law and order-ministers die zichzelf
voordoen als diegenen die het internationale terrorisme een kordate halt hebben
toegeroepen, terwijl ze in werkelijkheid een onbeduidende, maar stevig
spartelende vis gevangen hebben. Wat ik zie zijn een soort wassen beelden die
de opening van een Molenbeekse vestiging van Madame Tussaud’s moeten
onderstrepen.

Vergelijk
dit met de zakelijke toon van de Franse minister van Binnenlandse Zaken
Cazeneuve: ‘La menace reste élevée: la
lutte contre le terrorisme doit se poursuivre sans relâche. Pensées pour les
victimes du 13 novembre’
. Kijk, zo hoort dat. Geen stoerdoenerij, geen hol
gejuich, geen euforie. Communicatie zoals je die van de overheid mag
verwachten. Zonder franjes. Het mag gerust een beetje saai lijken.

***

‘Ik heb het
weer’. Zo zou je de tweet die kamervoorzitter Siegfried Bracke gisteren om
19u22 de wereld instuurde kunnen begrijpen. Hij schreef: ‘Of u dat nu leuk/goed
vindt of niet, de waarheid gebiedt mij het opnieuw te zeggen: vtm is een uitstekende
openbare omroep. Wake up, vrt!!’

Wat me
tegenvalt: slechts twee uitroeptekens achter een Engelstalige (!) zin, en dat
voor iemand die zopas de longen uit zijn lijf zong op het Vlaams Nationaal
Zangfeest. Wat u moet weten: Bracke heeft de VRT niet als een vriend des huizes
verlaten. De man die twintig jaar geleden nog stiekem tekstjes pleegde voor
sociaaldemocratische blaadjes onder de nom
de plume
Valère Descherp, die prat ging op zijn lidmaatschap van de loge en
die tijdens een lunch met de toenmalige CEO van de VRT het ontslag eiste én
verkreeg van zijn hoofdredacteur — kortom, een man die het gewend was om zijn
zin te doen én te krijgen ­—, wil nu op alle mogelijke en onmogelijke momenten
wraak nemen omdat hij de VRT langs een achterpoortje heeft moeten verlaten. Dat
een van zijn beste vrienden algemeen hoofdredacteur is van de VTM-nieuwsdienst,
is geen probleem: je kiest je vrienden nog altijd zelf. Maar het is al te
doorzichtig om nu al een paar jaar een hetze tegen de openbare omroep te
blijven aanwakkeren. Zó laag, zó doorzichtig.

Wat ik
vind: een kamervoorzitter — volgens de traditie nog altijd de ‘eerste burger’
van het land — moet zich terughoudend en zo neutraal mogelijk gedragen, ook al
draagt hij een partijpetje. Dat de heer Bracke een voorbeeld neemt aan zijn
partijgenoot Peumans in het Vlaams Parlement. Die wordt gerespecteerd door álle
partijen, omdat hij zijn rol correct invult. Wake up, Siegfried!!



Mea culpa

Politiek Posted on za, maart 12, 2016 11:51:40

Het spijt
me. Excuses. Oeps, zo bedoelde ik het niet. Mijn fout, sorry. Vergeef het me.
Ik neem de schuld op mij. Verdomme, dat had ik zo niet mogen zeggen.

Woorden die
ik niet graag gebruik, maar die ik geregeld in de mond of de pen neem, en dan
nog veel te weinig. Sorry seems to be the
hardest word
wist Elton John vele jaren geleden al. Voor elke keer dat ik
me verontschuldig is er minstens één keer dat ik dat niet deed maar had moeten doen. Vergissinkjes,
foutjes, stommiteitjes. De verkleinwoorden geven het al aan: zelden zit er een
Grote Fout bij, mijn leven zit vol uitspraken en gebeurtenissen waar ik kort
daarna of veel later spijt van krijg. Dat van u ongetwijfeld ook, want zo is
het leven nu eenmaal. Niemand, zelfs Lynn Anderson niet, heeft ons ooit een
rozentuin beloofd, dus moeten we het stellen met vallen, opstaan, weer vallen,
weer opstaan, in de hoop dat we naarmate de jaren vorderen vaker recht staan
dan dat we op de grond liggen.

***

Voetbaltrainers
maken voortdurend foutjes en fouten. Toch hoor je hen altijd naar een andere
oorzaak zoeken. Intern: mijn spelers hebben mijn briljante tactische
richtlijnen niet tot in de puntjes uitgevoerd, de sukkels. Extern: de
wedstrijdleiding liet weer te wensen over, dat hebben jullie toch ook gezien,
blinde journalisten? Heel zelden zegt een trainer: dju, die tactiek was fout,
’t is mijn schuld. Hij weet: in deze samenleving is toegeven dat je fout zat
een zwaktebod. Wie weet denkt mijn voorzitter wel dat ik de job niet aankan? En
dat de scheidsrechter in de fout ging, dat was toch duidelijk? (Ja, scheidsrechters
en lijnrechters maken er een zootje van in de Belgische competitie. Te veel
richtlijnen, te vaak nieuwe instructies, te rigide. De Belgische arbitrage
verhoudt zich tot de arbitrage in de Champions League, zoals One Direction zich
verhoudt tot The Beatles. Het is ook muziek, naar het schijnt.)

***

CEO’s
vergissen zich nooit. Naar het schijnt zitten er veel psychopaten aan de top
van onze bedrijven. Dat zou veel verklaren: psychopaten hebben nooit ongelijk.
Andere managers likken naar boven en trappen naar beneden. Kloppen de
zakencijfers niet? Het ligt aan de uitvoerders op de werkvloer. Domoren. Weg
ermee. Heel soms ligt het aan de algemene strategie, zeker als ze weten dat de
stoel van de grote baas wankelt en de tomeloze ambitie het haalt op het gezond
verstand. Maar vergissen? Nee, nooit, ik toch niet?!

***

Politici,
ach.

Voor de
aardigheid zocht ik deze week een vier jaar oud opiniestuk van huidig minister
van Financiën Johan Van Overtveldt op. Terug naar 9 januari 2012 op knack.be.
Titel: ‘Begroting zet regering Di Rupo met de billen bloot’. Enkele flarden opiniërend
proza: ‘De prognoses raken kant noch wal en de becijfering van de maatregelen
is voorgekleurd gokwerk’. ‘De striemende kritiek die de regering di Rupo I moet
slikken komt van twee kanten. Enerzijds de Europese Commissie en anderzijds het
Rekenhof geven de regering zwaar lik op stuk’. ‘De regering belooft nu aan de
Commissie een bevriezing van de uitgaven maar zegt niet hoe en voor welke
uitgaven ze dat gaat doen’. ‘Het valt onmogelijk concreet te becijferen op
basis van het document van het Rekenhof hoeveel de regering finaal zal tekort
komen omdat men de maatregelen niet of met grote vooringenomenheid becijferd
heeft. Vast staat evenwel dat de begrotingscontrole van februari een erg zware
klus wordt, hetzij om de nodige correcties door te voeren, hetzij om te
trachten de realiteit te verdoezelen’.

Vervang in
de vorige citaten ‘Di Rupo’ door ‘Michel’ en ‘februari’ door ‘maart’ en de
tekst zou deze week geschreven kunnen zijn, maar dan allicht niet door Van
Overtveldt. Dat wijst op een paar dingen: a) het is niet zo makkelijk om een
begroting op te maken, b) het is heel makkelijk om langs de kant te staan
roepen dat het slecht gaat, c) dankzij het internet kun je geen hoogdravende kreten
meer slaken die niet later als een boemerang kunnen terugkeren, en d) er is een
groot verschil tussen hoofdredacteur zijn van een weekblad en nationaal
cijferwerk.

Heeft Johan
Van Overtveldt zich verontschuldigd voor dit begrotingstekort, dat ergens
tussen de 2 en 3,2 miljard euro zal liggen? Heeft zijn partij, de N-VA, zich al
verontschuldigd omdat de fetisj van het Heilige Begrotingsevenwicht eerst werd
losgelaten tot 2018 en nu waarschijnlijk over de volgende verkiezingen (2019!)
wordt heen getild? Hebben vorige regeringsleiders en ministers van Financiën en
Begroting zich ooit verontschuldigd voor het ontstaan van én het verder
vergroten van het tekort? Wat denkt u? Nee, dus.

Als het op
verantwoordelijkheid nemen aankomt, ligt ‘de kracht van verandering’ erin dat de
grootste partij van dit land net doet als al haar voorgangers, voetbaltrainers,
CEO’s en managers: het is de schuld van de anderen. Het was al de schuld van de
sossen (en al zeker van de PS), de vakbonden, Merkel en de veel te lakse
Europese leiders, nu is het de schuld van de administratie en, ja, waarom niet,
van de mensen. We hebben cadeaus gekregen en die ook aanvaard. Eigen schuld,
dikke bult. Waarom is er niet een van die ministers die toegeeft dat hij/zij zich
vergist heeft? Waarom is het zo moeilijk om fouten te zien en die proberen recht
te zetten? Waarom rijden de mensen die het land moeten leiden al vele decennia
tegen een razend hoge vaart in een doodlopende tunnel die op instorten staat?
Waarom? Waarom zegt de kopman van de populairste partij niet, in een taal die
hem lief is: ‘Mea culpa’?

***

Ik had het
een paar dagen geleden nog met enkele collega-twitteraars (excuus, ik weiger het
verschrikkelijke ’tweeps’ te gebruiken) over Belgische politici die zich in het
verleden publiekelijk hadden verontschuldigd. We kwamen uit op een rond getal.
Nul. Hooguit was er een Frank Vandenbroucke die tot voortschrijdend inzicht was
gekomen en als gevolg daarvan andere voorstellen begon te doen. Hij zei niet
‘Sorry’, maar ageerde wel zo, wat uiteindelijk nog belangrijker is.

Een politicus
die zich verontschuldigt, zou die populairder of minder populair worden,
vroegen we ons in die conversatie af. Juichen de kiezers eerlijkheid toe of
straffen ze fouten af? Ik denk: op korte termijn zal die politicus boeten, op
langere termijn zal zijn geloofwaardigheid stijgen. Maar wie zit te wachten op
de lange termijn, als er bij de volgende verkiezingen gescoord moet worden?

De
politicus die oprecht zegt ‘Dit had ik beter moeten doen’ en ‘Zo zou ik het in
de toekomst willen aanpakken’ zou de volgende keer wel eens mijn stem kunnen
hebben. Als hij voor de rest ook deugt en zijn partij een aanvaardbaar
programma heeft, uiteraard.

***

Sorry dat
ik ook deze zaterdagmiddag een stukje van uw kostbare tijd heb geroofd. Mea maxima culpa.



Vingerafdruk

Politiek Posted on za, maart 05, 2016 13:01:35

Misschien
denkt u, als trouwe lezer van deze blog, weleens: die Van Laeken heeft over
alles een mening, die zitten gewoon te garen in die hersenpan van ‘m en floepen
er op commando uit als Onderwerp X, Y of Z zich aandient. Toegegeven, ik denk dat zelf
ook soms en dat is geen compliment voor mezelf. Te snel, te hard, te
ongenuanceerd, noem het op en ik heb me eraan bezondigd. Niet deze week. Niet
in de discussie over de vingerafdrukken, een ballonnetje dat minister van
Binnenlandse Zaken Jambon op studiereis in Marokko had opgelaten.

Ik wist het
even niet. Moet ik hier nu voor of tegen zijn? Ik zag via de sociale media
allerlei middelvingers voorbij schuiven, ten teken van protest. ‘Niet met mij,
Jan Jambon!’ Ik las argumenten pro en contra privacy. Ik probeerde mezelf een
mening te vormen, maar bleef hangen. Ja, dit zou een zoveelste inbreuk op ons
privé-leven betekenen, Big Brother is
watching us
, ik weet het, de overheid die alles over u en mij wil weten,
met als voorlopig enige barrière wat er zich in onze slaapkamers afspeelt, tenzij
je deelneemt aan Temptation Island,
natuurlijk, maar dat heeft dan weer niets met de overheid te maken.
Tegelijkertijd: ja, terroristen laten zich niet meer afschrikken door grenzen,
wie niets te verbergen heeft hoeft toch geen schrik te hebben, net wat u zegt
meneer Jambon, à la guerre comme à la
guerre
. Enfin, u moet zich dan inbeelden dat er op mijn hoofd allerlei
adertjes vreemde, kronkelige bewegingen beginnen te maken, want uiteraard wil
ik op zijn minst voor mezelf een opinie kunnen vormen over dit heikele
onderwerp.

We klagen
over een omnipresente overheid die ons nauwlettend in de gaten houdt: op elk kruispunt,
in elke straat en straks misschien dus ook via dat ene document dat we altijd
op zak moeten hebben, onze identiteitskaart. Maar we zijn intussen wel zeer
actief op Facebook, Twitter, Instagram, Tinder (u, niet ik!), etcetera, waar
elke beweging die we maken wordt geregistreerd. In ruil voor zoveel
ondoordachte openheid ontvangen we pushberichten, telefoontjes van opdringerige
telemarketeers die netjes hun voorgekauwde scenario aframmelen, mails met offers we can’t refuse. In mijn mailbox
zit tegenwoordig 80 procent spam en niet alleen meer van erfgenamen van
Afrikaanse dictators die je de financiële hemel op aarde beloven. Wellustige
jongedames die met mij een afspraakje willen maken (‘Hey, ik ben Suzy,
rondborstig, en nu meteen beschikbaar. Zullen we?’). Nepmailadressen die
me namens een groot bedrijf aankondigen dat ik iets gewonnen heb. Allemaal
gevolgen van mijn aanwezigheid op sociale media. Big Brother houdt me niet
alleen in het oog, hij probeert me ook tot een dansje te verleiden. Ik doe niet
mee, wens een muurbloempje te blijven, maar verlies er wel behoorlijk wat tijd
door.

Kortom,
wees niet naïef, we worden al volop in het oog gehouden, door onzichtbare
wezens die het minder goed met ons voor hebben dan Vadertje Staat. Nóg minder
goed, zo u wil. In 2016 is privacy zó kostbaar geworden, dat haast niemand het
zich nog kan veroorloven, tenzij je ergens in een grot woont zonder
internetverbinding, maar dan ben je wellicht zelf een terrorist en op de vlucht
voor vele vijanden.

En plots
voeren mijn hersenen me naar het verkeersbeleid. Elk jaar worden er wel
hoogdravende maatregelen genomen, maar ze worden niet toegepast: bellen achter
het stuur is verboden (wie controleert? wie sanctioneert? wie heeft er nog
schrik dat ie betrapt zal worden?), bij regenweer mogen vrachtwagens niet
inhalen (zelfde vragen als hiervoor, soms denk ik dat vrachtwagenchauffeurs het
verkeerd begrepen hebben en ervan uitgaan dat het niet om een inhaalverbod maar om een inhaalplicht gaat), straks wellicht een
rookverbod als er kinderen op de achterbank zitten (opnieuw diezelfde drie
cruciale vragen). Het is haast Pavloviaans: er loopt iets grondig fout, de
bevoegde minister kondigt een stevige aanpak aan, klopt zichzelf uitgebreid op
de borst, en dat is het dan. Het doel is niet een oplossing voor een probleem
te vinden: het doel is jezelf profileren als een krachtdadige, rechtlijnige
bestuurder.

In een land
dat er na dertig jaar nog altijd niet in geslaagd is om 28 slachtoffers waardig
te herdenken door de daders van de Bende van Nijvel op te sporen, te berechten
en voor de rest van hun leven achter tralies te steken, vraag je je af of één
vingerafdruk het verschil zal uitmaken. (Zag u die cartoon in een van onze kranten,
van een computerloos lokaal waar een onderzoeker een vingerafdruk probeerde na
te tekenen?) In een land dat er ruim tien jaar over deed om het moordcomplot te
achterhalen dat het leven kostte aan een vooraanstaand politicus en dat de hulp
nodig had van een ijverige onderzoeksjournalist die het hele verhaal van
naaldje tot draadje reconstrueerde, van daders tot opdrachtgevers, maak ik de bedenking of dit vlotter zou
gebeurd zijn mét vingerafdrukken. Dat onze excellenties hiervoor een bezoekje
aan Marokko nodig hadden — volgens mensen die het kunnen weten een politiestaat — geeft ook te denken. Worden er
hier dan nooit rapporten opgesteld en voorstellen gedaan? Of is Marokko een handig
excuus om er een persoonlijk standpunt proberen door te drukken? In tijden van
terreur is méér repressie bespreekbaar, zoiets?

Als we nu
eens eerst efficiënter zouden leren omgaan met de bestaande middelen, wat denkt
u? Nergens wordt de inertie van onze overheid beter geïllustreerd dan aan het Brusselse
Justitiepaleis, waar de stellingen die bedoeld waren om het gebouw te
restaureren zelf aan restauratie toe zijn. La
belle gigue
, een surrealistische grap. Tunnels worden gesloten omdat men
vergeten is dat ze af en toe moeten onderhouden worden. Een nationaal voetbalstadion moet
op Vlaams grondgebied worden gebouwd om over vier jaar de stad Brussel in het
zonnetje te kunnen zetten. (Ik gok nooit op beloftenwedstrijden, maar ik verwed
er gerust 100 euro op dat het stadion er niet op tijd zal staan tegen Euro
2020.)

Vingerafdrukken,
ja of nee? Nu ik alles zo op een rij heb gezet, ben ik er voor dat ik tegen
ben. En als je me nu even wil verontschuldigen, ik krijg hier net een mail
binnen van iemand die me een miljoen euro belooft om zijn kapitaal naar Europa
over te hevelen. Je weet maar nooit.



Kutburgemeestertjes

Samenleving Posted on za, februari 27, 2016 13:30:24

Het
gebeurde in een verre provincie die we niet bij naam noemen, maar die we voor
de aardigheid Pest-Vlaanderen zullen dopen. Er werd aan de deur geklopt. Eerst
zacht geklopt, daarna hard geklopt. De man des huizes sloop de trappen af: hij
wilde zijn huisgenoten niet wekken, zo in het midden van de nacht, en hij wilde
de onverwachte bezoekers evenmin de indruk geven dat er iemand wakker was.
Stilletjes schoof hij de klep voor het spionnetje weg en keek wie er voor de deur
stond. Haveloze vreemdelingen, dat kon hij zelfs ’s nachts zien aan hun
getaande huidskleur en hun sjofele kleren. Haastig maar beducht om ook maar het
minste geluid te produceren, schoof hij de klep weer voor het spionnetje. Als
ik het probleem niet zie, is het er niet, dacht hij. Dat hij burgemeester was
en ook wel enige verantwoordelijkheid moest afleggen tegenover iedereen die
zich op zijn grondgebied bevond, ach, een bagatel. Dat zijn partij, de
liberalen, hun wortels hadden in de Verlichting, och ja, wie leest die veel te
dikke ideologische werken nog? Dat vrijheid en vooruitgang uitgangspunten waren
die in een antiklerikale omgeving heilig waren, goh, wat niet weet, wat niet
deert. Ze komen er niet in, dat wist hij wel zeker. En hij sliep verder de slaap der
onwetenden.

Aan de
andere kant van de kustlijn die door de ene Belgisch en door de andere Vlaams
werd genoemd — in communautair water is het haast onmogelijk om niet te
verdrinken — kreeg een collega van de burgemeester te horen dat vieze
vreemdelingen hadden gepoogd onderdak te vinden. O Heilig Toerisme, de
zondvloed was nabij! “Sluit ze op in een soort Guantanámo, maar dan met
toiletten en zonder folteringen”, zei hij. Of zei hij niet. Wat hij zeker
wel zei: ze komen er niet in, of ze nu hard of zacht aan mijn deur kloppen. Geen genade. Stel
je maar even voor dat ze hun schamele etenswaren in frigoboxen vervoeren, daar
zouden ze op het bekendste plein van de gemeente, dat door niet-inwoners van
deze overroepen enclave voor de nouveaux
riches
werd omgedoopt tot het weinig vleiende Place M’As Tu Vu, niet van
terug hebben. Nee, ze komen er niet in. Desnoods schakel ik mijn broer, de
bankier, in, dacht de burgemeester. En ik ben niet gebonden aan een of andere
ideologie, godbetert, ik doe gewoon mijn zin. Les charmes discrets de la bourgeoisie. Praat een beetje gebroken
Nederlands voor de camera en Frans in besloten kring. Ma vie, mon monde, après nous le déluge.

Niet zo ver
daar vandaan zuchtte een burgemeester van een provincienest dat door een onverlaat
lang geleden was toebedacht met een bijnaam die verwees naar een wereldberoemde
stad die stilaan door het water wordt verzwolgen, maar dat in werkelijkheid veel meer weg heeft
van Bokrijk-bij-de-Noordzee. Dat kan toch niet zijn! Armoedzaaiers, niet in
mijn achtertuin, riep hij heel wat collega’s achterna. Dat zijn sjerp ooit
dieprood kleurde, was nu bijzaak. Hij moest zijn territorium beveiligen tegen
indringers. Het charter van Quaregnon, zegt u? 1894 is wel héél lang geleden,
beste vriend. “De omvorming van het kapitalistisch stelsel in een
collectivistisch stelsel moet vergezeld zijn van het ontwikkelen van de naastenliefde
en het betrachten van de solidariteit”, ben je een haartje betoeterd? Wie
is er nu zó naïef in het jaar des broodheren 2016, mijn partij heeft dat onding trouwens afgezworen. Natuurlijk heb ik mijn
naasten lief, riep de burgemeester nog: kijk hier maar in huis rond. Ik zie hen
graag. En wat nog, zegt u? Solidari-wadde?
Word eens volwassen, jongen!

De pogingen
van drie provinciegenoten om de vreemdelingen buitenshuis en bij voorkeur ook buitenslands te houden, waren de
gouverneur van Pest-Vlaanderen niet ontgaan. Dat ze maar in Frankrijk blijven,
orakelde hij, daar hebben ze meer plaats. Geen tenten op mijn grondgebied. Kijk
eens rond op de campings, zie je daar nog tentjes? Ha! De zeven werken van
barmhartigheid die mee aan de basis liggen van het christendom en dus ook van mijn eigen christendemocratische partij? Waar gij nog mee afkomt, vriend. De hongerigen
spijzen? Dat ze hun plan trekken! De dorstigen laven? Dat ze elders hun beker
zeewater opslorpen! De naakten kleden? Een gevangenisplunje kunnen ze krijgen!
De vreemdelingen herbergen? Zeg, in welke eeuw bevindt gij u!? De zieken
verzorgen? Ze hebben niet eens een lidkaart van de ziekenkas, die drommels! De
gevangenen bezoeken? Awel ja, opsluiten wil ik hen nog doen, ja! De doden
begraven? Zijt ge helemaal zot geworden, onze kerkhoven liggen vol met onze
eigen mensen! En als ge mij nu wilt verontschuldigen, ik ga naar de mis.

Een heel
eind verderop, in een provincie die we voor het taalspelerig gemak Schandwerpen zullen noemen, was de plaatselijke burgemeester
van een stad met dezelfde naam ter ore gekomen dat er gelukzoekers onderweg
waren naar zijn rijk. Die vreemdelingen zouden niet eens tot aan onze deuren
mogen geraken, vond hij. Houd hen tegen op duizenden kilometers van
hier, dan hoeven we tenminste onze gewetens niet te laten knagen, laat staan
sussen. ‘Sussen’, dat lijkt te veel op ‘sossen’, en nu hij daar in eigen land eindelijk komaf
mee had gemaakt, wilde hij daar niet meer van horen. Dat de sossen het ginder
maar oplossen. Hij lachte even om zijn eigen rijmelarij. Heftig knikten zijn
aanhangers: de Grote Leider heeft gelijk. (De Grote Leider heeft áltijd
gelijk.)

Solidariteit,
zo las de stukjespleger op Wikipedia, “betekent dat de leden van een groep
een gemeenschappelijk belang onderschrijven, ten gunste van de groepsleden, maar
soms ten koste van zichzelf.” Solidariteit is van geen tel meer, weende
hij zachtjes. Mensen zijn statistische wezens geworden: met wie geen naam of
gezicht heeft, hoeven we niet in te zitten. Makkelijk zat, als we straks ratio
en emotie tegen elkaar moeten afwegen: dan kiezen we voor de kille ratio. In
een weemoedige bui stelde hij zichzelf de vraag der vragen: zou hij zelf straks
open doen als er aan de deur wordt geklopt, zacht geklopt, hard geklopt?
Natuurlijk, probeerde hij zichzelf te overtuigen: een mens in nood laat je niet
creperen. Nee, toch? (Ooit las hij een interessant essay over vorige generaties vreemdelingen die hier aan de deur hadden geklopt, toen die nog op een kier stond en we dringend op zoek waren naar goedkoop werkvolk, en hoe een kleine minderheid van de derde generatie door haar wangedrag het leven van de meerderheid bemoeilijkte. Hij had meteen een titel om boven zijn stuk te zetten.)



De mol

Radio en Televisie Posted on za, februari 20, 2016 13:04:16

Nee, ik zou
niet kijken dit keer. Niet dat ik De mol
destijds een waardeloos tv-programma vond, wel integendeel. Drie seizoenen lang zat
ik aan het scherm gekluisterd. Maar er is een verschil tussen de allereerste
uitzending van Sinterklaasavond 1998, de voorlopig allerlaatste van 16 maart
2003 en vandaag. Toen was reality tv
uitzondering, nu is het regel. Toen werd het scherm nog niet overbevolkt met opvallende
onbekenden en BV’s van het zevende knoopsgat, nu wel. Toen vonden we het een
verademing dat er gewone luitjes op televisie hun ding kwamen doen, in 2016 ben
ik al die aandachtshoeren kotsbeu.

Máár, ik
programmeerde toch maar voor alle zekerheid de digicorder. En ik keek, zij het
schoorvoetend, drie dagen later naar die eerste aflevering van de nieuwe De mol. Niets anders te doen, bedacht ik
voor mezelf als excuus, ook al vroeg niemand erom. Ik keek en… ik was
verkocht. En dus heb ik nu al drie afleveringen gekeken naar De mol en zal ook maandag de digicorder
overuren draaien, zodat ik ’s anderendaags met uitstel kan kijken.

Ik vroeg me
af: hoe kan dat? Hoe kan een intelligente man — beetje intellectueel, beetje
wereldvreemd, beetje elitair, gelukkig geen beetje Jan De Cock — wekenlang met
plezier kijken en actief nadenken over wie van het gezelschap de saboteur is?
Ik denk dat ik het antwoord weet: omdat De
Mol
Het Leven zelf is. Kijk om je heen: overal zie je wel een mol
rondlopen, iemand die bewust de boel saboteert om er zelf beter van te worden. Of
beter: je ziet hem niet of veel te laat, hij gaat ondergronds en pas veel later heb je door wat
voor vieze rol hij (of zij) heeft gespeeld. Dat heb je niet met pakweg Temptation Island: testosteronhaantjes
ontmoeten bimbo’s, dat is uitlachtelevisie, en voor de deelnemers een
gelegenheid om eens goed van bil te gaan voor een paar honderdduizend voyeurs.
In tegenstelling tot dat wangedrocht is De
mol
serene televisie met een avontuurlijk tintje. Er gebeurt van alles, dat
wel, het spelelement is permanent aanwezig, maar kandidaten worden niet
uitgelachen, in de zeik gezet, gekleineerd, tenzij dan voor het spelletje.

Ik ben oud
genoeg om al vele mollen in deze samenleving te kunnen aanwijzen. Mensen met
een nauwelijks verborgen agenda, querulanten, egoïsten die saboteren om het
plezier van de sabotage. Maar als je goed kijkt, zie je in je omgeving ook de
streber, die ten koste van alles wil winnen. De achterbakse, die combines sluit
en goed moet bijhouden welke afspraak hij met wie heeft lopen. De
levensgenieter, die niets wint behalve misschien wel het plezier om te leven.
De loser, die gewoon maar wat meedoet om de groep aan te vullen. De zorgzame,
die oprecht bekommerd is om het welzijn van zijn medespelers, ook al betekent
dit dat hij zelf allicht niet zal winnen. De roekeloze, die het avontuur op
zich als doel ziet.

Dat alles
en nog veel meer zie ik in De mol. Zelf
zou ik dat nooit kunnen zijn, de mol. Kan niet liegen, en als ik het probeer
val ik onmiddellijk door de mand. Houd niet van psychologische spelletjes, en
daar draait het allemaal om in dit spel. Stel altijd het belang van het team
voorop, en dat is nu net het tegenovergestelde wat een mol moet doen. Al zullen
sommige ex-collega’s mij mollenstreken verwijten, ze dwalen: ik heb altijd de
lange termijn én het team vooropgesteld. Daardoor was ik een buitenbeentje in
het management van de organisaties waar ik heb rondgelopen en waar winstbejag
op korte termijn en ‘politieke’ spelletjes schering en inslag waren. Let wel,
ik ben allesbehalve een heilige, maar ik zou nooit een mol kunnen zijn.

De mol levert iedere maandag een dwarsdoorsnede van
de samenleving: zowel de Vlaamse, als eender welke maatschappij op deze
aardbol. En het knappe is dat in deze tijden van opdringerige sociale media, het nog altijd niet uitgelekt is wie het is. Ik hoop dat dit negen afleveringen
wordt volgehouden.

***

O ja, Hanne
is de mol. (Mijn eerste favoriet was buschauffeur Marc, maar die viel al na
twee afleveringen af, omdat hij die uitstap naar Argentinië puur als een
vriendschappelijk spelletje zag, terwijl ik dacht: hé, deze mol speelt het héél
slim, door zo nonchalant rond te lopen. Quod non, dus.) Hanne is ook zo’n type dat uitermate vriendelijk en
teamgericht lijkt, maar de boel onder controle houdt en zich heel gewiekst
binnen de groep begeeft. Cathy, Gilles, Issabel en Thibaud willen absoluut het
spel winnen, Bruno en Stijn amuseren zich kostelijk, Manuella, Marc en Ruth
deden ook gewoon mee voor de fun. Maar
ik kan me vergissen: ik heb niet altijd de mollen in mijn omgeving tijdig
ontdekt. Ik blijf dus kijken.



New Hampshire

Politiek Posted on za, februari 13, 2016 13:13:42

New
Hampshire, verdorie. Van de op twee na meest noordoostelijke staat van de
Verenigde Staten had ik een slimmer resultaat verwacht in de primaries. Dat is allemaal de schuld van
president Josiah Bartlet. Nee, u zult zijn naam niet terugvinden in de lijst
van 44 Amerikaanse presidenten, maar wie net als ik verslingerd was aan de
reeks The West Wing weet dat Bartlet
de ultieme bewoner van de Oval Office was. Een droom van een president:
intelligent, visionair, scherpe tong, zin voor humor, iemand die je met plezier
tien ambtstermijnen zou toevertrouwen. Die Bartlet — personage in een tv-serie, ik weet
het — was afkomstig van New Hampshire.

Het échte
New Hampshire blijkt een stuk minder intelligent dan haar fictieve
democratische zendeling. Het echte New Hampshire heeft één president in het
echt opgeleverd, ene Franklin Pierce halfweg de negentiende eeuw, plus ook nog de
uitvinder van het prikkeldraad (Joseph Glidden), de uitvinder van Tupperware
(Earl Tupper), de succesauteurs John Irving en Dan Brown, en metalzanger Ronnie
James Dio. Het echte New Hampshire heeft afgelopen dinsdag voor Donald Trump en
Bernie Sanders gekozen. Ik moest woensdagochtend een beetje vloeken om het echte New Hampshire.

Eénendertig
republikeinse kandidaten dienden zich aan bij de lokale kiezers. Slechts acht daarvan
haalden meer dan één procent. Ik heb echt te doen met Robert Lawrence Mann en
Peter Messina, elk goed voor vier stemmen. Kleine familie, ongetwijfeld. Bij de
democraten waren er 29 namen waartussen de inwoners van de ‘granieten staat’
met het motto ‘Live free or die’ konden kiezen. Richard Lyons Weil haalde zeven
stemmen (iets grotere familie dan de heren Mann en Messina). Alleen de eerste
twee kwamen boven het procent uit.

Bernie
Sanders kreeg 60,40% van de stemmen, Hillary Clinton volgde met 37,95% op ruime
afstand. En toch kregen ze ieder 15 afgevaardigden achter zich. Een gevolg van
het ingewikkelde Amerikaanse voorverkiezingssysteem, waarbij er sprake is van
‘pledged’ stemmen (door de man in de straat) en ‘unpledged’ (de zogeheten superdelegates, door de partij
aangeduide afgevaardigden, van wie Clinton nu al weet dat ze op 355 stemmen mag
rekenen en Sanders op amper 14). Zo kon Clinton haar nederlaag (15-9) alsnog in
een gelijkspel (15-15) omzetten. Ik dacht dat het onmogelijk was, maar dit is
zowaar nóg moeilijker dan het waarnemen van zwaartekrachtsgolven en dat
vervolgens bevattelijk aan het grote publiek proberen uit te leggen. Feit is:
de morele winnaar heet Sanders.

Ook bij de
republikeinen was het verschil enorm: Trump haalde net iets meer dan
honderdduizend stemmen, goed voor 35,3%. John Kasich strandde op 15,8%, Ted
Cruz (die vorige week nog in Iowa had gewonnen) bleef hangen op 11,7%. Trump
krijgt van New Hampshire tien afgevaardigden, Kasich vier, Cruz, Jeb Bush en Marco Rubio ieder
drie.

***

Verdomme,
New Hampshire. Hoewel het aantal afgevaardigden dat deze staat mag sturen naar
de partijconventies eerder beperkt blijft, wordt het resultaat van de
voorverkiezingen om de vier jaar belangrijk geacht. In New Hampshire voelen de
eerste kandidaten dat het toch niet zal lukken, waarna ze zich terugtrekken en
hun fans aanraadden volgende keer op kandidaat X te stemmen. Na New Hampshire
weten de favorieten of ze hun rol kunnen waarmaken en vooral: of ze een tandje moeten
bijsteken met het zwartmaken van hun tegenkandidaten. Tv-spots draaien eerder
om wat de concurrent slecht doet, dan om wat de kandidaat zelf beoogt te
bereiken. Het ontdekken van een schandaal is daarbij een bonus.
Privé-detectives verdienen een aardige zakcent in een verkiezingsjaar.

***

Linkse
jongens juichen dat de ‘socialist’ Bernie Sanders het Hillary moeilijker maakt
dan oorspronkelijk gedacht. Wat de Amerikanen een ‘socialist’ noemen, zouden
wij hier met moeite een linksliberaal noemen. Daarop verkijken we ons maar al
te vaak hier in West-Europa, met zijn veel bredere politieke spectrum. We zien
democraten al te makkelijk als ‘links’ en republikeinen als ‘rechts’, terwijl in
werkelijkheid democraten ongeveer terug te vinden zijn tussen onze linksliberalen,
christendemocraten uit het centrum en rechtse sociaal-democraten. Links kun je
dat bezwaarlijk noemen. Republikeinen situeren zich, vergeleken met onze
politieke lijn, tussen extreem-rechts en centrumrechts, zeg maar tussen Vlaams
Belang en de rechtervleugel van de CD&V. Daar moeten Amerikanen het mee
stellen. Bart De Wever zou in Amerika een republikein zijn, Wouter Beke en Gwendolyn Rutten democraten.

Triomfalisme
rond de figuur van Bernie Sanders is om twee redenen voorbarig: hij is niet
echt links naar onze normen en hij zal, mocht ie verkozen geraken, volledig
tegengewerkt worden door de republikeinse meerderheid in het Congress. Als
president zou hij met handen en voeten gebonden zijn en niets van zijn op
papier bevlogen ideeën kunnen waarmaken. Als de terughoudende Obama al nauwelijks iets
gedaan krijgt van de volksvertegenwoordigers en senatoren, zal dat voor Sanders
nog veel meer het geval zijn. Gesteld dat ie de verkiezingen haalt, natuurlijk,
want de cynicus in mij vreest dat de man wel eens geliquideerd zou kunnen
worden als hij werkelijk de democratische kandidaat zou worden, waarna de
autoriteiten en de FBI snel zullen concluderen dat de schutter ‘a lone wolf’ was. Sanders
mag dan geen echte socialist zijn, hij vormt wél een bedreiging voor de één
procent kapitaalkrachtige Amerikanen die sinds Ronald Reagan het land in een zetel runnen.

Tja, en die
Trump dan… Stel je voor dat in de huidige Syriëcrisis niet Obama maar Trump
aan de onderhandelingstafel zou zitten. Je moet er niet aan denken. Hoe
achterlijk moet je eigenlijk als inwoner van de Verenigde Staten zijn om deze
volstrekt inhoudsloze, irrelevante brulboei naar voor te schuiven als
toekomstige leider van de ondanks alles nog altijd machtigste natie ter wereld?
We kunnen er nu wel om lachen, maar dat vooruitzicht vind ik bepaald angstaanjagend.
Deze man is geen Trump l’oeil, maar the real thing: een racistische,
seksistische, impulsieve idioot. Je kan de codes van het kernwapenarsenaal net
zogoed toevertrouwen aan de voorzitter van de National Rifle Association dan.

***

Op de duur
moet je haast gaan hopen dat het in november zal gaan tussen twee
vertegenwoordigers van politieke dynastieën: Hillary Clinton en Jeb Bush. Niet
omdat dat zo’n geweldige kandidaten zijn, maar omdat ze minder gevaarlijk zijn
dan de andere nitwits op de lijsten. Acht jaar geleden draaiden de
presidentsverkiezingen om hoop, om ‘Yes, we can!’. Dit keer zal het eerder om wanhoop gaan: ‘No, we couldn’t!’. Ik
begin Barack Obama nu al een beetje te missen.



Euhthanasie

Samenleving Posted on za, februari 06, 2016 12:42:35

Het levert
aandoenlijke televisie op: nabestaanden die tegen elkaar op snikken over het
verlies van een dierbare. Let wel, ik lach daar niet mee: ik heb zelf pas mijn
vader uitgewuifd, dat doet pijn, héél véél pijn. Maar in dit geval ging het om
twee zussen die ruim vijf jaar na datum hun beklag deden over de dood van
hun zus Tine, een vrouw van 38 die euthanasie had aangevraagd vanwege
ondraaglijk psychisch lijden. Dat ze toch iets langer had moeten nadenken, zo
vonden de zij aan zij zittende zussen van Tine. Dat de drie artsen nogal snel
hadden gezegd dat het oké was en zonder enig overleg met elkaar, zo oordeelden
zij. Dat de arts die het finale spuitje mocht geven een onbeleefde knoeier was,
zo werd nog even nagetrapt.

In
katholieke en christendemocratische kringen spoten de champagnekurken tot tegen
het plafond. Habemus argumentum, of zoiets. Zij die destijds vanaf de zijlijn
moesten toekijken hoe de snoodaards van paarsgroen de euthanasiewet stemden,
azen er allang op om die wet af te zwakken. Bij monde van senator Steven
Vanackere gebeurde dat deze week op een veel beschaafdere manier dan we doorgaans
gewend zijn uit die kringen. Daardoor was je geneigd om ook even mee te gaan in
de argumentatie dat er dringend een parlementair debat moet komen over de
toepassing van de euthanasiewet. En dat de hele procedure best wat langer mocht
duren: laten we zeggen een jaar, in plaats van een maand.

Je zou
haast vergeten dat het in deze en in alle andere euthanasiegevallen niet gaat
om de overlevende zussen en nog veel minder om christendemocratische
stemmingmakers. Die ene persoon om wie het werkelijk draait kan het niet meer
navertellen. Haar opinie kan niet meer gevraagd worden. Ook de mening achteraf van de drie geconsulteerde artsen doet niet
ter zake: zij moeten hun beroepsgeheim respecteren (één arts was, weliswaar
anoniem, toch bereid om zijn zegje te doen over zijn klungelende collega, hoe
laag kun je vallen?) en hun rol beperkt zich tot het inhoudelijk beoordelen van
de euthanasiewens. Lijdt de persoon in kwestie ondraaglijk, ja of nee? Is hun
conclusie in eer en geweten ‘Ja’, dan wordt het licht principieel op groen
gezet voor euthanasie. Het leven behoort de individuele mens toe, dat is de
essentie van de euthanasiewet. In religieuze kringen heeft men het daar zeer
moeilijk mee.

Vijf jaar
na de feiten deze zaak oprakelen is niet erg koosjer, tenzij wanneer je een
dubbele agenda hebt: het onderuithalen van de euthanasiewet, bijvoorbeeld. Ik
kan me iets voorstellen bij het blijvende verdriet van de zussen, maar ook zij
moeten leren aanvaarden dat hun zus voor zichzelf geen andere uitweg uit haar psychische
miserie zag én dat drie onafhankelijk van elkaar oordelende
artsen het daarmee eens waren.

Is de
euthanasiewet perfect? Nee, het is een compromistekst die iedereen een beetje
gelukkig en ongelukkig maakt. Mag de wettekst getoetst worden aan de
maatschappelijke realiteit? Jazeker, zoals dat voor alle wetten geldt. De
samenleving evolueert, wetten zouden dat ook mogen doen. Maar laat het dan
alstublieft om de juiste redenen zijn en niet omdat enkele nabestaanden met één
specifiek geval op de proppen komen, wetende dat hun zus niet meer kan en die
ene ‘knoei’arts niet mág reageren.



Mijn vader (Requiem voor een doodgewoon bijzondere man)

Memories & mijmeringen Posted on di, januari 26, 2016 12:41:43

Mijn vader
was niet de eerste de beste.

Hij was in
vele dingen wel de eerste en de laatste.

Hij was de
eerste om ’s ochtends op het werk te verschijnen en de laatste om ’s avonds uit
te prikken. Hij deed als eerste de deur open en het licht aan en als laatste
het licht uit en de deur dicht. Hij bood als eerste zijn hulp aan en was de
laatste om zelf hulp te vragen. Hij was de eerste om te trakteren en de laatste
om nog één allerlaatste rondje te bestellen. Hij lachte als eerste om een
flauwe mop en was de laatste om zijn eigen grappen op te dringen. Hij was de
eerste om de dingen des levens te relativeren, de laatste om zich in zelfbeklag
te wentelen.

Hij was de
laatste om te zeuren en de eerste om problemen van anderen te aanhoren. Als
laatste wilde hij in het centrum van de belangstelling staan, als eerste gunde
hij anderen het licht van de zon. Hij was de laatste om te zeuren als iemand zijn verantwoordelijkheid niet opnam, bleef de eerste om het zelf wél te doen.
Met ‘laatste woorden’ en zo was hij niet bezig, hij opende wel als eerste een
gesprek. Hij applaudisseerde voor de laatste én voor de eerste.

Mijn vader
was de beste, de eerste.

(Jos Van
Laeken, 23 mei 1936-24 januari 2016)



« VorigeVolgende »