New
Hampshire, verdorie. Van de op twee na meest noordoostelijke staat van de
Verenigde Staten had ik een slimmer resultaat verwacht in de primaries. Dat is allemaal de schuld van
president Josiah Bartlet. Nee, u zult zijn naam niet terugvinden in de lijst
van 44 Amerikaanse presidenten, maar wie net als ik verslingerd was aan de
reeks The West Wing weet dat Bartlet
de ultieme bewoner van de Oval Office was. Een droom van een president:
intelligent, visionair, scherpe tong, zin voor humor, iemand die je met plezier
tien ambtstermijnen zou toevertrouwen. Die Bartlet — personage in een tv-serie, ik weet
het — was afkomstig van New Hampshire.

Het échte
New Hampshire blijkt een stuk minder intelligent dan haar fictieve
democratische zendeling. Het echte New Hampshire heeft één president in het
echt opgeleverd, ene Franklin Pierce halfweg de negentiende eeuw, plus ook nog de
uitvinder van het prikkeldraad (Joseph Glidden), de uitvinder van Tupperware
(Earl Tupper), de succesauteurs John Irving en Dan Brown, en metalzanger Ronnie
James Dio. Het echte New Hampshire heeft afgelopen dinsdag voor Donald Trump en
Bernie Sanders gekozen. Ik moest woensdagochtend een beetje vloeken om het echte New Hampshire.

Eénendertig
republikeinse kandidaten dienden zich aan bij de lokale kiezers. Slechts acht daarvan
haalden meer dan één procent. Ik heb echt te doen met Robert Lawrence Mann en
Peter Messina, elk goed voor vier stemmen. Kleine familie, ongetwijfeld. Bij de
democraten waren er 29 namen waartussen de inwoners van de ‘granieten staat’
met het motto ‘Live free or die’ konden kiezen. Richard Lyons Weil haalde zeven
stemmen (iets grotere familie dan de heren Mann en Messina). Alleen de eerste
twee kwamen boven het procent uit.

Bernie
Sanders kreeg 60,40% van de stemmen, Hillary Clinton volgde met 37,95% op ruime
afstand. En toch kregen ze ieder 15 afgevaardigden achter zich. Een gevolg van
het ingewikkelde Amerikaanse voorverkiezingssysteem, waarbij er sprake is van
‘pledged’ stemmen (door de man in de straat) en ‘unpledged’ (de zogeheten superdelegates, door de partij
aangeduide afgevaardigden, van wie Clinton nu al weet dat ze op 355 stemmen mag
rekenen en Sanders op amper 14). Zo kon Clinton haar nederlaag (15-9) alsnog in
een gelijkspel (15-15) omzetten. Ik dacht dat het onmogelijk was, maar dit is
zowaar nóg moeilijker dan het waarnemen van zwaartekrachtsgolven en dat
vervolgens bevattelijk aan het grote publiek proberen uit te leggen. Feit is:
de morele winnaar heet Sanders.

Ook bij de
republikeinen was het verschil enorm: Trump haalde net iets meer dan
honderdduizend stemmen, goed voor 35,3%. John Kasich strandde op 15,8%, Ted
Cruz (die vorige week nog in Iowa had gewonnen) bleef hangen op 11,7%. Trump
krijgt van New Hampshire tien afgevaardigden, Kasich vier, Cruz, Jeb Bush en Marco Rubio ieder
drie.

***

Verdomme,
New Hampshire. Hoewel het aantal afgevaardigden dat deze staat mag sturen naar
de partijconventies eerder beperkt blijft, wordt het resultaat van de
voorverkiezingen om de vier jaar belangrijk geacht. In New Hampshire voelen de
eerste kandidaten dat het toch niet zal lukken, waarna ze zich terugtrekken en
hun fans aanraadden volgende keer op kandidaat X te stemmen. Na New Hampshire
weten de favorieten of ze hun rol kunnen waarmaken en vooral: of ze een tandje moeten
bijsteken met het zwartmaken van hun tegenkandidaten. Tv-spots draaien eerder
om wat de concurrent slecht doet, dan om wat de kandidaat zelf beoogt te
bereiken. Het ontdekken van een schandaal is daarbij een bonus.
Privé-detectives verdienen een aardige zakcent in een verkiezingsjaar.

***

Linkse
jongens juichen dat de ‘socialist’ Bernie Sanders het Hillary moeilijker maakt
dan oorspronkelijk gedacht. Wat de Amerikanen een ‘socialist’ noemen, zouden
wij hier met moeite een linksliberaal noemen. Daarop verkijken we ons maar al
te vaak hier in West-Europa, met zijn veel bredere politieke spectrum. We zien
democraten al te makkelijk als ‘links’ en republikeinen als ‘rechts’, terwijl in
werkelijkheid democraten ongeveer terug te vinden zijn tussen onze linksliberalen,
christendemocraten uit het centrum en rechtse sociaal-democraten. Links kun je
dat bezwaarlijk noemen. Republikeinen situeren zich, vergeleken met onze
politieke lijn, tussen extreem-rechts en centrumrechts, zeg maar tussen Vlaams
Belang en de rechtervleugel van de CD&V. Daar moeten Amerikanen het mee
stellen. Bart De Wever zou in Amerika een republikein zijn, Wouter Beke en Gwendolyn Rutten democraten.

Triomfalisme
rond de figuur van Bernie Sanders is om twee redenen voorbarig: hij is niet
echt links naar onze normen en hij zal, mocht ie verkozen geraken, volledig
tegengewerkt worden door de republikeinse meerderheid in het Congress. Als
president zou hij met handen en voeten gebonden zijn en niets van zijn op
papier bevlogen ideeën kunnen waarmaken. Als de terughoudende Obama al nauwelijks iets
gedaan krijgt van de volksvertegenwoordigers en senatoren, zal dat voor Sanders
nog veel meer het geval zijn. Gesteld dat ie de verkiezingen haalt, natuurlijk,
want de cynicus in mij vreest dat de man wel eens geliquideerd zou kunnen
worden als hij werkelijk de democratische kandidaat zou worden, waarna de
autoriteiten en de FBI snel zullen concluderen dat de schutter ‘a lone wolf’ was. Sanders
mag dan geen echte socialist zijn, hij vormt wél een bedreiging voor de één
procent kapitaalkrachtige Amerikanen die sinds Ronald Reagan het land in een zetel runnen.

Tja, en die
Trump dan… Stel je voor dat in de huidige Syriëcrisis niet Obama maar Trump
aan de onderhandelingstafel zou zitten. Je moet er niet aan denken. Hoe
achterlijk moet je eigenlijk als inwoner van de Verenigde Staten zijn om deze
volstrekt inhoudsloze, irrelevante brulboei naar voor te schuiven als
toekomstige leider van de ondanks alles nog altijd machtigste natie ter wereld?
We kunnen er nu wel om lachen, maar dat vooruitzicht vind ik bepaald angstaanjagend.
Deze man is geen Trump l’oeil, maar the real thing: een racistische,
seksistische, impulsieve idioot. Je kan de codes van het kernwapenarsenaal net
zogoed toevertrouwen aan de voorzitter van de National Rifle Association dan.

***

Op de duur
moet je haast gaan hopen dat het in november zal gaan tussen twee
vertegenwoordigers van politieke dynastieën: Hillary Clinton en Jeb Bush. Niet
omdat dat zo’n geweldige kandidaten zijn, maar omdat ze minder gevaarlijk zijn
dan de andere nitwits op de lijsten. Acht jaar geleden draaiden de
presidentsverkiezingen om hoop, om ‘Yes, we can!’. Dit keer zal het eerder om wanhoop gaan: ‘No, we couldn’t!’. Ik
begin Barack Obama nu al een beetje te missen.