Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Bungalow

Memories & mijmeringen Posted on za, mei 23, 2020 13:36:20

Bungalow. De naam voert me terug naar de jaren 70 van de vorige eeuw, toen mijn ouders uit het niets een lapje grond hadden gekocht in Achterbroek, een onooglijk dorp dat zelfs nog vóór de fusie van gemeenten in 1976 geen eigen leven mocht leiden, want het was onderdeel van Kalmthout. (Mijn schoolkameraden: “Wáár, zeg je?” “In Achterbroek.” “Wablieft? In Onderbroek?” Onderbroekenlol deed het ook destijds al niet onaardig op de speelplaats.)

Met het anderhalve inkomen van mijn ouders — hij, voltijds met veel overuren, zij, halftijds — werd het opeens mogelijk goedkoop een tweede verblijf aan te schaffen. Ach, het was op landbouwgebied, maar daar stonden de boeren die hun overbodig geachte weilanden te gelde wilden maken niet bij stil en de stedelijke luitjes die zich zo hun eigen stekje weg van huis of appartement bemachtigden evenmin. Hé, het waren de jaren 70, het stak allemaal niet zo nauw. Het was de onzalige tijd dat Vlaanderen één lang lint werd en het aantal goedkope vakantiehuisjes op verboden terrein explodeerde, wie kon er hen wat maken? (Achteraf werden de meeste van die illegale verblijven gewoon gelegaliseerd, dus inderdaad: wie kon er óns wat maken?)

Wie zegt bungalow, denkt aan een gelijkvloerse kleine woning in hout. Zoals mijn oom en tante op het lapje grond naast dat van mijn ouders hadden gebouwd, met vereende familiale krachten. Mijn vader dacht om een of andere reden steviger. Hij trok in een recordtempo een bungalow op in ytongstenen, eigenhandig — dat mag u letterlijk nemen, want ik deugde niet als metsershulpje, gelukkig waren er nog oom-buurman en bompa om bij te springen. Ytong, dat waren grote en zeer betaalbare betonnen blokken die heel snel op elkaar gestapeld konden worden. Slim gezien. En zo hadden ook wij een buitenverblijf, de betaalbare luxe van vijftig jaar geleden.

Zodra het weer het toeliet en het voetbalseizoen voorbij was, trokken we elk weekend naar den bungalow. Tijdens de zomermaanden gingen we eerst drie weken met congé payé naar het buitenland — meestal Zwitserland, af en toe Frankrijk — om de rest van de vakantie in Achterbroek te resideren. Vader ging van daaruit werken naar Antwerpen, in de fileloze dagen van weleer een afstand van niets. Ik fietste heel veel, herinner ik me. Op mijn eentje, want er waren geen mannelijke leeftijdsgenoten in de buurt en die ene keer dat ik met een oudere buurjongen deed alsof we op de piste achter derny’s reden — hij op een goedkoop vespaatje, ik op de fiets erachteraan, het decor was een bochtig parcours in het bos —, liep faliekant af omdat hij op zeker moment remde en ik niet, waarna ik tegen hem aan botste en een soort salto maakte die in mijn herinnering de eerste tien in het olympisch turnen had moeten opleveren, nog vóór Nadia Comaneci, en tussen de dennenbomen vloog. In werkelijkheid zal het meer hebben weg gehad van een plompe tuimeling, met als gevolg groene naalden over heel mijn gekneusde jongenslijf en een boze moeder omdat mijn truitje vuil was en we geen wasmachine hadden in de bungalow.

Van dan af reed ik veiligheidshalve opnieuw alleen, langs een steeds terugkerend traject op een ondergrond die bezaaid lag met stukjes steen, in een poging om tussen de zompige velden een verharde weg te creëren, symbool van beschaving. Ik waande me de jongen die niet zo lang daarna, als man, de alleenheerschappij van Eddy Merckx zou weten te trotseren, al viel het in werkelijkheid flink tegen met dat koerstalent. Ik reed eens een wedstrijdje tegen die oudere buurjongen en deed dubbel zo lang over de afstand, om maar te zeggen. Als ik door een mulle zandstrook van nog geen tien meter ploeterde, was dat voor mij een beklimming van de Tourmalet waard. Ik deed er ook ongeveer even lang over als de echte renners bergop. Af en toe, wanneer ik wist dat er niemand aan het kijken was, bootste ik een aankomst solo op een col buiten categorie na, al is het me nooit gelukt om rechtop te blijven met mijn twee armen in de lucht. In mijn privé-Tour won ik alle ritten, behalve die ene onbeduidende overgangsetappe die ik aan een ploegmaat gunde. Het heeft niet mogen zijn. We wachten nog altijd op de nieuwe Merckx.

Dat tweedeverblijfstoerisme beviel ons wel. Vader draaide geen ontelbare overuren in de warme maanden van het jaar, moeder zat overdag bij haar zus, mijn tante, niets te doen, een beetje te babbelen en sloten koffie te drinken, ik droomde een heel eind weg zoals tieners uit die tijd, de toekomstige sterren aan het firmament van het leven, dat nog ongestoord konden. ’s Avonds tuurden we naar een piepklein zwart-wit tv-toestelletje, dat aangesloten werd op de batterij van de auto — dus niet te lang kijken of vader kon ’s anderendaags niet naar het werk! — en waarvan de antenne voortdurend gedraaid moest worden om ietwat scherp en helder beeld te hebben op Brussel Vlaams. Of we speelden Mens erger je niet! of Monopoly. Pappen deden we ook veel, een kaartspel dat officieel Rami bridge of Rummy heet. Verveling was normaal. Verveling hoorde bij het leven. Vervelen en vervellen, in die volgorde. De zomervakantie duurde een eeuwigheid, niet de lichtflits die het tegenwoordig is, tenminste: tot vorige zomer wás. Misschien komt die verveling deze coronazomer een beetje terug, wie weet. Al hebben we heel veel virtuele ontsnappingsroutes intussen.

***

Ik heb dus niets tegen mensen die een tweede verblijf hebben. Soms wou ik dat ik er zelf nog een had, for old times’ sake, een plek waar je in het weekend naartoe kunt trekken, waardoor je toch even het gevoel hebt dat je de ratrace hebt verlaten, ook al ligt die slechts op een korte autorit van je vandaan. Een tweede verblijf, dat is de luxe om eventjes letterlijk afstand te kunnen nemen. Moet u vooral doen. Het is u gegund. U draagt al genoeg belastingen af, net wat u zegt. Maar nu even niet, dacht ik, toen eigenaars van een tweede verblijf boos waren omdat ze door de lockdownmaatregelen niet naar hun stekje konden. Vlaams minister Demir zwaaide zelfs met een cheque van tweehonderd euro, ter compensatie voor die tijdelijke onbereikbaarheid. Dat doen ministers zelden als het over mensen gaat die zich nauwelijks een éérste verblijf kunnen veroorloven, laat staan een tweede.

Sinds donderdag mogen de eigenaars van een tweede verblijf weer naar hun rechtmatige eigendom. Sommige experts hadden die versoepeling al eerder bepleit, met het argument dat die mensen van de ene bubbel (hun eerste verblijf) met de bubbel genaamd auto naar hun tweede bubbel (hun tweede verblijf) zouden rijden. Daar viel wat voor te zeggen, al is de vraag of die mensen in hun tweede bubbel zouden blijven zitten of ginds ook naar de stad, het dorp of het strand zouden trekken. Ik heb er an sich dus niets op tegen dat tweedeverblijvers hun kot mogen verlaten, maar op de prioriteitenlijst van onze politici hadden ze niet op de eerste pagina mogen staan. Zelfs niet op de tweede en de derde. Schoolvoorbeeld van een first world problem. Opportunisme is niet ver weg, natuurlijk. If you bungalow, we go lower! U hoeft daarvoor maar een politiek rekensommetje te maken. Wie zit er nu in de federale en de Vlaamse regering en uit wie bestaat hun kiespubliek voornamelijk? Of nog anders: vind je meer tweedeverblijvers bij de kiezers van de huidige regeringspartijen of bij die van de oppositiepartijen? Juist, ja.

***

Ik zie mijn vader daar nog zweten, ytongsteen voor ytongsteen aanbrengend op een laagje zelfgemaakte cement, binnensmonds vloekend op mij, zijn zoon met de twee linkerhanden, die zich onzichtbaar probeerde te maken. Hij had vandaag vierentachtig moeten worden. Vier jaar geleden ging hij veel te vroeg naar zijn derde verblijf, waar dat ook moge zijn. Dat gevoel van gemis is míjn first world problem van de dag.

Veel belangrijker dan mijn persoonlijk gevoel is dat onze beleidsmakers eindelijk eens aandacht zouden beginnen te besteden aan de mensen die het extra moeilijk hebben in deze barre tijden, maar die, helaas voor hen, niet interessant genoeg zijn als kiesvee. Kijk op uw virtuele prioriteitenlijst, dames en heren van de Nationale Veiligheidsraad, ze staan op pagina één. Denk ook eens aan hen, nu en in de toekomst. Ze zijn met velen en hun aantal groeit alleen maar. Kom uit uw ivoren bungalow!



Nostalgie

Memories & mijmeringen Posted on za, mei 02, 2020 12:44:20

Terwijl ik dit tik hoor ik Dirty ol’ man van The Three Degrees op Radio 2. Dankzij de Top 100 Aller Top 30-tijden word ik terug gekatapulteerd naar de jaren zeventig — en dan moet ik er voor de volledigheid nog bij vermelden: “van de vorige eeuw”. Ha, die heerlijke tijd. Niet veel later vragen drie jonge vrouwen wie ze aan de lijn hebben. Neen, ik heb werkelijk niets met Teleromeo van K3 uit 2001. Niet uit ‘mijn’ tijd. Gelukkig passeren daarna na elkaar Ma Baker en Tie a yellow ribbon round the ole oak tree en word ik opnieuw een pak jonger dan de leeftijd die op mijn identiteitskaart vermeld wordt. Dan wordt die zes een onbeduidend cijfertje, ongetwijfeld een vergissing van de burgerlijke stand. Dat ben ik niet, ik ben voor altijd zestien!

Gisteren probeerde ik op een stuntelige manier de allereerste BRT Top 30 van 2 mei 1970 — vandaag precies vijftig jaar geleden — te reproduceren op sociale media. Bloednerveus werd ik ervan, om die paar handvollen volgers te bedienen, want de perfectionist in mij beval dat het helemaal juist moest zitten qua timing, terwijl de hedonist in mij een deuntje van Mika floot. Relax, take it easy heeft het niet gehaald, kan ik u verzekeren. In die eerste Top 30 stonden stevige bluessongs, twee keer mijn favorietste van alle favoriete groepen Creedence Clearwater Revival, twee keer Simon & Garfunkel, The Beatles, The Bee Gees, Woodstock van Crosby, Stills, Nash & Young als opener en Spirit in the sky van Norman Greenbaum als sluitstuk, de allereerste nummer één. Veel beter dan de hitlijsten van nu, concludeerde ik in een kortzichtige bui.

Nostalgie is een slechte raadgever.

Nostalgie is je vastklampen aan een ideale wereld die achteraf bekeken toch niet zo ideaal was.

Nostalgie is een heel fijn vakantieoord waar het heerlijk vertoeven is, waarna je er met opgeladen batterijen weer tegenaan kunt.

Nostalgie is een goede vriend die je al jaren niet meer gezien hebt en die plots weer opduikt: toch maar even afwachten of hij niets van je nodig heeft.

Nostalgie vertekent de werkelijkheid. Je denkt dat het vroeger beter was en dat was heus niet zo. Alleen ben je geneigd om dat wel te denken. Wat gebeurde in je tienerjaren, heeft je verdere leven bepaald, of je dat nu wilde of niet. Toen dacht je: wat een saai leven. Nu denk je: wat een boeiende tijd. Mijn jeugd is beter dan de jouwe. De jaren zeventig zijn van mij en mijn generatiegenoten. Daar moet je afblijven. Het was de beste tijd ooit. Zoals katten hun territorium afbakenen door hun urinegeur aan de rand ervan te verspreiden, zo plaatsen mensen prikkeldraad rond hun tienerjaren: verboden terrein. Dat was de hemel en ik mocht daar rondlopen, en jij lekker niet, néh!

We vergeten dan even de kapingen, de aanslagen, de oliecrisis, de autoloze zondagen die er echt niet kwamen om groene redenen, de twaalf (!) regeringen in tien jaar tijd, de CVP-staat (de enige uitzondering was de gecorrumpeerde, eentalige Waalse socialist Edmond Leburton), dictaturen in Spanje, Portugal, Chili, Argentinië en noem maar op, Watergate, de oorlog in Vietnam die maar niet wilde eindigen, Koude Oorlog, paus Paulus VI, conservatiever dan conservatief, Sharif Dean, Freddy Breck, Un canto a Galicia, Du, en die buis voor fysica die je thuis nog moest gaan uitleggen.

Vroeger was het niet beter, beste mensenvrienden, zoals het nu evenmin beter is, maar dat valt in coronatijden iets makkelijker uit te leggen. De tijd proberen stil te zetten of terug te draaien naar die onbezorgde dagen, heeft evenveel zin als zitten knorren over die jeugd van tegenwoordig, de lossere zeden of de onbekwame politici. Zal ik u een geheimpje verklappen? Dat werd vijftig jaar geleden ook al gezegd. Alles komt terug. Of beter: alles blijft, terwijl alles ook verandert.

Oh, daar klinkt Paloma blanca en o ja, die vonden we toen al heel slecht en nu nog altijd. Plop, doet de nostalgische zeepbel.

Nostalgie in beperkte mate is dan weer zeer gezond en zelfs verkrijgbaar op doktersvoorschrift. Leest dus allen 50 jaar Top 30 van Geert De Vriese en Frank Van Laeken, uitgegeven bij Houtekiet en online verkrijgbaar (en hopelijk vanaf 11 mei ook in de boekhandel) voor de luttele som van 21,99 euro (887 frankskes).



Nieuwjaarsbrief

Memories & mijmeringen Posted on za, januari 04, 2020 12:53:32

Beste lezer van deze onbescheiden blog,

Ik wens u het allerbeste voor de nog resterende driehonderdeenenzestig-en-iets-minder-dan-een-halve dagen die ons nog resten in dit jaar waarin we twee keer twintig zeggen zonder in herhaling te vallen. Dat elke dag beter moge zijn dan de vorige en dat u dat ook anderen gunt: er is genoeg voor iedereen, als we maar willen. (Voor wie dat niet wilt, maak ik af en toe een uitzondering: dat sommige dagen toch een tikje slechter mogen zijn dan de andere en dat u daaruit het inzicht put dat u iedereen moet toelaten zoveel mogelijk goede dagen te hebben, waarna u opnieuw mag aansluiten bij de elke-dag-een-beetje-beter-dan-de-vorige-beweging.)

Voor mensen van goede wil: hou vol, volhard in de goedheid, doe ze af en toe nog eens vol, en niet alleen voor uzelf.

Voor mensen van slechte wil: ik wens u een spectaculaire comeback tot het mensdom, met nadruk op het eerste gedeelte van dat woord, want het tweede heeft u al lang genoeg aan den lijve ondervonden.

Voor politici (niet noodzakelijk onder te brengen in de vorige categorie): wees uzelf, niet diegene die u denkt dat u moet zijn om de populaire Jan (m/v, en niet noodzakelijk MP) uit te hangen.

Voor christendemocraten, lees of herlees de tweede zin van de tweede paragraaf van de statuten die op 16 november 2013 wereldkundig werden gemaakt. ‘Wij willen bouwen aan een menselijker Vlaanderen in een betere wereld.’ Denk dan eens wat u momenteel doet binnen de Vlaamse regering.

Voor sociaaldemocraten, grasduin nog eens door het Charter van Quaregnon, en zie het ruimer dan alleen maar de arbeiders waarvoor die revolutionaire tekst van eind negentiende eeuw bestemd was. Wees wat socialistischer, het zal u niet minder democratisch maken en wellicht opnieuw wat geloofwaardiger.

Voor liberalen, uw beginselverklaring uit 1992, toen de PVV vervelde tot VLD — die toen blijkbaar nog Gesloten was en pas veel later Open werd —, vermeldt zeer nadrukkelijk: ‘De openbare schuld moet worden afgebouwd en het begrotingsevenwicht definitief worden hersteld.’ Achtentwintig jaar en heel wat regeringen mét liberalen later, tja, practice what you preach, zou durven te suggereren. En walk the talk.

Voor de groenen, bedenk dat de bevolking de zinssnede ‘Groen komt op voor een samenleving waarin ecologie, solidariteit met de kwetsbaren en sociale gelijkheid centraal staan’ ofwel niet gelezen, ofwel niet goed begrepen heeft, en bedenk vervolgens dat heldere communicatie (de salariswagen, remember!) een hulp kan zijn om ooit eens de peilingen waar te maken.

Voor PVDA’ers, dat afstand nemen van vroegere ‘bevriende’ regimes zou iets consequenter, iets luider en iets geloofwaardiger mogen gebeuren, anders blijft men u sympathisanten van Pol Pot of Kim Il-sung noemen.

Voor N-VA’ers, lees artikel 1.3 van de statuten grondig en handel ernaar. U vindt het twee paragrafen onder dat fameuze artikel 1.1 waarin het walhalla, pardon: vlahalla, wordt nagestreefd. Er staat: ‘De Nieuw-Vlaamse Alliantie en haar leden verbinden er zich toe de rechten en vrijheden, zoals gewaarborgd door het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950, te bevorderen.’ Tip: dat geldt niet alleen voor het eigen volk.

Voor Vlaams Belangers, lees in uw beginselverklaring onder de noemer ‘Waarden en normen’ punt 4: ‘Solidariteit is de wisselwerking tussen de mens en die kleinere en grotere gemeenschappen waartoe hij behoort.’ Interpreteer die ‘gemeenschappen’ eens wat ruimer dan u tot nog toe deed. Doe zowat alles minder eng dan u tot nog toe deed.

Voor de boegbeelden: wees wat minder beeld en wat meer boeg.

Voor de apocalyptici: het mag wat minder. (Al is het goed dat u de problemen ziet.)

Voor de ontkenners: het moet wat meer. (Begin met de problemen te zíen.)

Voor de optimisten: stop met neuriën.

Voor de pessimisten: stop met zeuren.

Voor iedereen: het glas kan tegelijk halfleeg en halfvol zijn. Laat het niet staan en vul op tijd en stond bij.

Voor mijn dierbaren: ik zie u graag.

En onthoud bovenal: ‘Tramps like us, baby, we were born to run!’

Gelukkig nieuwjaar,

Uw Frank.



Mijn levens

Memories & mijmeringen Posted on za, november 09, 2019 13:06:08

Mijn levens. Het was zomaar een ingeving op een rustig moment tijdens een vakantie in Portugal. We waren redelijk dringend op zoek naar een titel voor de memoires van Louis de Vries, de autobiografie die ik mocht schrijven en die dus niet echt een autobiografie in stricto sensu is geworden. Op het contract met de uitgeverij stond als werktitel ‘Mijn leven. De memoires van Louis de Vries’, maar dat vond ik te oubollig klinken.

***

“Mijn oom was bloednerveus, speelde allesbehalve perfect die avond, maar kreeg achteraf toch complimenten van die andere Louis. ‘Jij bent Louis de Eerste, niet ik,’ zei die. Volgens mijn vader zag Armstrong bijna wit van bewondering die avond. Vanaf dan was ooms bijnaam ‘de blanke Armstrong’.” — uit Mijn levens, over zijn voorgeschiedenis en zijn vader (Jack) en oom (Louis) die bekende vooroorlogse jazzmuzikanten waren

***

Ik dacht aan iets wat het hoofdpersonage van het boek typeerde en kwam uit bij ‘De man die altijd op de eerste rij stond’. Omdat dat zo was én is: eerste muziekcafé die naam waardig (Pannenhuis), eerste manager van beatgroepen (o.m. The Pebbles), eerste festivalorganisator (Folk & Blues Festival in Deurne, rockdag op Jazz Bilzen, 1st International Pop Event, ook in Deurne), eerste moderne manager in het voetbal (Antwerp), eerste voetbalmakelaar op professionele basis (Marc Degryse, Cisse Severeyns, Nico Claesen, enzovoort enzoverder), eerste en enige organisator van een wereldtitelkamp in het boksen in ons land (Jean-Marc Renard, 1989, Namen), eerste Vlaming die een buitenlandse voetbalclub ging leiden (Honvéd), eerste algemeen directeur in het Belgische voetbal (Germinal Beerschot Antwerpen), eerste werkelijk professionele boksmanager (Sugar Jackson), eerste zeventiger die nog een club overneemt (Sporting Lokeren)… De lijst is schier eindeloos. Maar Louis is behalve een pionier op vele vlakken, ook iemand die zijn plaats kent in de wereld. Hij vond de titel te pretentieus klinken. ‘De man die altijd op de eerste rij stond’ terug naar af.

Eerder uit balorigheid en om eens te zien hoe de anderen erop zouden reageren had ik een lijstje gemaakt waarop ‘Mijn levens’, meervoud, bovenaan stond. En het is dus Mijn levens geworden. Daar ben ik nu wel blij mee, omdat die titel het ook wel zegt: Louis de Vries heeft vele spreekwoordelijke waters doorzwommen.

***

“Zijn totaal gebrek aan professionalisme maakte dat Ferre nooit internationaal is doorgebroken. Als hij succes had, was dat ondanks zichzelf. Een authentiekere mens heb ik nooit gekend” — uit Mijn levens, over Ferre Grignard, van wie Louis de Vries de manager was

***

Jaloezie. Dat was, heel eerlijk, het eerste wat ik voelde toen ik Louis twee en een half jaar geleden voor het eerst interviewde voor Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden?, het boek dat Geert De Vriese en ikzelf schreven naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van dat belangrijke gebeuren. Geboren in 1946 had hij de jaren 60 niet alleen beleefd, hij had ze vormgegeven. Organiseerde het eerste optreden van Pink Floyd in ons land, toen al zonder de weggestuurde Syd Barrett. En dat van Jimi Hendrix, al was dat meer een open repetitie waar hooguit een paar handvollen nieuwsgierigen opdaagden. Een week later kwam Hey Joe uit en was Hendrix op slag wereldberoemd. Zo gaat dat soms. En ik, geboren in 1959, had de jaren 60 wel meegemaakt, maar niet méé-gemaakt, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik was niet eens een toeschouwer, ik leerde kruipen, stappen, lopen, hoorde op de achtergrond een flard Beatles, zag de Innovation in brand staan en studenten met stenen smijten, en toen was het al voorbij. Ik had er willen bij zijn — niet in de Innovation, voor alle duidelijkheid —, maar ik zat niet eens op de tribune. En deze dynamische man wel. ‘Ik moet ooit eens op papier zetten wat ik allemaal gedaan heb,’ zei hij toen tussen neus en lippen. Gewoon, een opmerking terzijde, waar verder geen aandacht aan besteed werd. Toch niet door mij.

***

“‘Take me to the zoo, man!Maar jij moet wel de entree betalen, want ik heb geen geld op zak.’ Dus ging ik, Louis de Vries, op een donderdagnamiddag met Lionel Hampton naar de dierentuin van Antwerpen” — uit Mijn levens, over de wereldberoemde vibrafonist Lionel Hampton, die kwam optreden in het Pannenhuis

***

Een jaar later zat ik weer tegenover hem, voor een nieuw boek: Woodstock in België. De eerste festivals. Eerder dit jaar verschenen, bij deze nogmaals warm aanbevolen, al schrijf ik het zelf. Over het muziekjaar 1969. Seven horses in the sky van The Pebbles (manager: Louis de Vries). 1st International Pop Event in de Arenahal (organisator: Louis de Vries). Het bandje stond af, toen hij voorzichtig polste, of ik misschien-wie-weet-wel-geïnteresseerd zou zijn om hem te helpen met het schrijven van zijn autobiografie. Hij had eerst een veel gerenommeerdere journalist aangesproken, maar die wilde dat hij, Louis, de basistekst zou leveren en daar had Louis geen zin in.

***

“Die hebben daar werkelijk furore gemaakt: ze speelden iedereen weg met Seven horses in the sky. Vuurwerk op het podium, letterlijk. En dat in een zaal met zoveel volk. Als je dat nu zou toelaten, steken ze je in de bak” — uit Mijn levens, over The Pebbles op het 1st International Pop Event

***

Enter Frank Van Laeken. Gewapend met een oude iPhone, waarvan ik de dictafoon gebruik om interviews op te nemen, een paar stylo’s, om tussentijdse vragen te noteren, en heel veel nieuwsgierigheid en, jazeker, nog altijd die beheerste jaloezie. Hoeveel sessies van een volledige ‘werk’dag we hebben samengezeten? Ik ben de tel kwijtgeraakt. De jaloezie bleef, maar geleidelijk aan nam de bewondering de overhand. Respect. Dankbaarheid voor iemand die de weg geplaveid had, in de muziek, in het voetbal, in het leven. Urenlang heb ik bandjes uitgetikt, een structuur trachten te respecteren, terloopse anekdotes in het juiste tijdvakje gestopt, de stem van Louis proberen te vereenzelvigen met woorden op papier, extra informatie opgezocht, héél hard gewerkt mag ik wel zeggen. Het resultaat ligt nu in de boekhandel. Ik ben er bijzonder blij mee, Louis is er opgetogen over, nu u nog.

***

“Ik ben heel tevreden over hoe mijn leven gelopen is, dat ik de kans heb gehad om mijn eigen weg te zoeken. Tijdens het herlezen van de tekst van dit boek vroeg ik me soms af: heb ik dit allemaal meegemaakt? Ben ik dat wel? Een weelde. Wynton Marsalis die je vraagt of je zijn soundcheck wil doen: rijker kun je niet zijn” — uit Mijn levens, slotbedenkingen

***

Louis de Vries. Mijn levens, Frank Van Laeken, Willems Uitgevers, 295 blz., 20 euro.



Bericht van de Tijdgeest

Memories & mijmeringen Posted on za, augustus 17, 2019 19:00:04

Nog eentje, om het — vooral niet — af te leren. Zondagmiddag mag ik, als Tijdgeest, mijn laatste drie gasten van deze zomer ontvangen, en ik benadruk: ‘déze zomer’, want als journalist en interviewer mag ik alleen maar hopen dat er een vervolg gebreid mag worden aan mijn tweede ‘verschijning’ als Tijdgeest op het jaarlijkse evenement MoMeNT in de stad-op-mensenmaat die Tongeren is. Oud en jong, tegelijk, statig en dynamisch, old fashioned en modern. Drie restaurants met een ster, dat moet zo’n beetje een Michelin-wereldrecord zijn, en net die culinaire etablissementen tonen perfect aan waar de stad Tongeren voor staat: klassiek (met de nadruk op ‘het betere product’), respectvol en eerder gedurfd.

Minister van Staat Willy Claes, maker van replica’s en taxidermiste Hedwig Snoeckx, en ‘Royal Doctor’ Joris Vanvinckenroye zijn mijn laatste drie gasten uit een reeks van in totaal zevenentwintig. Dat waren, tot nog toe, vierentwintig individuele levensverhalen, tweeënzeventig kantelmomenten uit hun leven (subthema deze editie van MoMeNT), vreugde, verdriet, emotie, humor, ernst, sit down comedy. En dan liefst gemengd in één sessie van twee uur.

Mijn ‘probleem’ is dat ik zodanig opga in het gesprek, dat je mij na afloop niet meer moet polsen naar wat er nu precies gezegd is geweest. De vraag werd gesteld of de gesprekken te zien/horen waren via Facebook Live. Het antwoord was: neen. Dat vond ik eerst nog jammer en zelfs een tikje vervelend, maar snel daarna dacht ik: het is goed zo. Zo wordt het een exclusief gesprek voor een dertigtal aanwezigen en genieten de drie gasten de intimiteit van een huiskamer, zonder dat ze rekening hoeven te houden met mee-kijkers. Uitspraken van de gasten worden de dag nadien opgepikt in het dagkrantje van MoMeNT. Laat het gerust maar een beetje elitair en uniek zijn. Kijk-, luister- en leescijfers zijn even van geen belang. Zo voelen de gasten zich veilig, in een serene omgeving. En wie het wil meebeleven moet maar naar Tongeren komen: afgelegen, maar de moeite meer dan waard. Een half jaar lang vibreert de eerste/oudste stad van het land op het ritme van MoMeNT, tien dagen in augustus wordt dat geïntensifieerd.

Als gastheer (pardon, Tijdgeest) was het een eer, een genoegen en een voorrecht om met heel interessante mensen te mogen praten: er waren er bij die ik persoonlijk kende, er waren er bij die ik vanop afstand volgde, er waren er ook die ik nooit voordien ontmoet had. De mix maakte het tot een fijne dagschotel. De Tijdgeest is dankbaar. En prettig moe.



60

Memories & mijmeringen Posted on za, januari 26, 2019 13:06:30

Mijn rechtervoet staat al op de trede van Tram
6. Antwerpenaren weten: die rijdt van Luchtbal naar Wilrijk. Ik vind dat wel
een prettige rit, want ze passeert langs de plek waar ik geboren ben en jaren
gewoond heb (Merksem) en die waar ik ontelbare uren vertoefde (het Kiel). Je
kan met die tram naar Kinepolis, het Sportpaleis, het Centraal Station,
deSingel, het Bouwcentrum (pardon: Antwerp Expo) en Beerschot. Een film, een concert,
een uitstap, een voorstelling, nieuwe boeken spotten, voetbal. Meer moet dat
soms niet zijn, Het Leven.

Mag ik mij na 59 jaar en 365 dagen in dit
leven een korte terug- en vooruitblik permitteren? Welaan dan!

DE
JAREN 0… met de N van… Naïviteit

Ik heb de jaren 60 ge- en overleefd, maar niet
echt beleefd. Ik was bijna één toen
ze begonnen, ik was niet eens elf toen ze gedaan waren. En ze zijn
voorbijgevlogen. The Beatles of the Stones, revolte, Woodstock, de mens op de
maan: het is pas in het volgende decennium tot me doorgedrongen hoe interessant
dat allemaal wel was.

De sixties
staan symbool voor een nieuwe start: de oorlog lag een generatie in het
verleden, de economische verdoemenis lag nog niet in het verschiet. Ware het
niet dat ik al die fijne mensen (m/v) die ik nu familie, vrouw en vrienden mag
noemen, niet zou gekend hebben, ik zou wat graag die periode intens meegemaakt
hebben. Stel je voor dat je geboren zou zijn in 1946: nieuwe hoop, verre horizonten,
een wereld in beweging, het gevoel dat er van alles gebeurt, de verbeelding een
heel klein beetje aan de macht.

Mei ’68 heb ik pas goed leren kennen door er
dit jaar, samen met Geert De Vriese, een boek over te publiceren en meer dan
dertig mensen te interviewen over die periode. Nu was Mei ’68 voor mij alleen
die stoere kerel van een jaar of veertien — uit het zevende of achtste studiejaar, waar de jongens zaten die
voor niets deugden, behalve dan om op hun veertiende naar de fabriek te gaan —,
die mij met een plakkaat waarop ‘Leuven Vlaams!’ stond gekribbeld, overhoopliep
op de speelplaats.

Naïviteit is goed, als je piep bent, daarna is
het minder aangewezen.

DE
JAREN 10… met de T van… Trainen

Leren leven. Je plek zoeken. Hopen dat de
leraar je niet aanduidt om een vraag te beantwoorden waarop je het antwoord
niet weet, iets van fysica of zo. Driftig je arm opsteken als je daarentegen
gretig je kennis wil etaleren. Je eerste teksten schrijven. (Een paar jaar geleden
gaf een ex-klasgenote een boekje met rijmelarijen die ik ooit had geproduceerd.
Geloof me: gênanter wordt het niet. HET WAREN PROBEERSELS!)

De tienerjaren zijn oefenjaren. Knoei gerust
een beetje, het hoort bij het leerproces. Spijbelen voor het klimaat, bijvoorbeeld:
had ik graag gedaan, maar daar was in de jaren 70 nog lang geen sprake van,
ondanks de prille waarschuwingen van de Club van Rome. Oliecrisis, autoloze
zondagen, de eerste werkloosheidsgolven, terroristische aanslagen. Geen dingen
om vrolijker van te worden en toch was daar nog altijd dat goede gevoel uit de
jaren 60: niet álles kan, maar toch wel heel veel.

DE
JAREN 20… met de T van… Temporiseren

Studeren. Afstuderen. In 1982 gedropt worden
in de grote boze buitenwereld, waar een crisis heerste, rechtse figuren aan de
macht kwamen (Reagan, Thatcher, de tandem Martens-Gol en kort daarna -Verhofstadt
bij ons), er geen jobs waren. No future! Al
zeker niet voor iemand die nog zijn legerdienst moest doen, die ik met mijn
gewetensbezwaren inruilde voor het dubbele van de normale plicht aan de
samenleving. Twintig lange maanden. Liefde & leudeuveudeu. Oppassen voor aids, die stok achter de deur. De Sovjets
komen! Eén keer meelopen in een grote betoging, tegen de raketten, met bijna
een half miljoen gelijkgestemden, en geholpen dat het heeft! Dan toch een job
vinden, maar niet als journalist. Een beetje geld op de bankrekening. Veel
schrijven in je vrije tijd, weinig verdienen. De stiel leren. Vrienden voor het
leven maken. Denken dat je het zult maken in de muziekwereld en beginnende
bands begeleiden. Daar geld in steken, in plaats van erop te verdienen.

Temporiseren past nog het beste als term bij de
niet zo olijke jaren 80. Een opstapje naar betere tijden. Duistere dagen met voldoende
lichtpuntjes.

DE
JAREN 30… met de D van… Dromen waarmaken, en ook… Doorzetten

En dan toch, aan het eind van dat boze
decennium, de Liefde vinden, met hoofdletter. Een job die je niet graag deed,
verliezen. Een job die je graag zou doen, doen. Die jeugddroom waarmaken
(sportjournalist worden), maar voor het geestelijk evenwicht de meest
uiteenlopende onderwerpen bestuderen, heel veel lezen en razend interessante
mensen mogen interviewen.

Mógen. In goede dagen is journalist zijn een
voorrecht. In minder goede dagen is het gewoon een job, maar nog altijd te
prefereren boven welk ander bestaan ook. Vind ik. Het is geen waardeoordeel. Het
is gewoon de vaststelling: ik mag meestal doen wat ik graag doe. En de economie
draaide in de jaren 90, het waren een soort sixties
voor wie er dertig jaar eerder nog niet of nog niet helemaal bewust bij was.

(Tip voor wie na zijn studies niet dadelijk
een job heeft gevonden die bij hem of haar past: doorzetten!)

DE
JAREN 40… met de V van… Vertrouwen

En toen werd ik leidinggevende. Het jongetje
van acht dat op het kamerbreed tapijt voor de tv voetbalwedstrijden speelde met
geïmproviseerde spelertjes die binnen denkbeeldige lijnen met een in verhouding
veel te groot stalen balletje werden voortbewogen tussen de handgeschreven
papieren reclameborden, en die daarbij én het spel deed voortgaan én wedstrijdcommentaar
gaf én de kreten van het publiek nabootste, werd opeens tot baas van dé
sportredactie gebombardeerd. Dromen komen niet uit? Of het prettig was? Dat is
iets anders.

Als baas ben je niet meer die sympathieke
collega. Je moet moeilijke knopen doorhakken, mensen teleurstellen, zeggen dat
iets niet kan, of dat iets móet, op elk woord drie keer kauwen alvorens je het
uitspuwt, flauwe grappen doseren. Vertrouwen is daarbij het sleutelwoord. Vertrouwen
in je eigen capaciteiten. Vertrouwen in de mensen die boven je staan (niet
makkelijk! soms onterecht!). Een evenwicht zoeken.

Geef je te veel vertrouwen aan wie dat niet
verdient, zit je met een probleem.

Geef je te weinig vertrouwen aan wie dat wel
verdient, zit je met een probleem.

Voelen de medewerkers dat je zelf niet het
vertrouwen geniet van bovenaf, zit je met een probleem. Voortdurend balanceren
op een heel dunne koord tussen twee hoge wolkenkrabbers, met een versleten
vangnet onder je, dat is: de leiding nemen.

Anderen moeten maar oordelen of ik een goede
baas ben geweest. Ik ben tien jaar lang op drie verschillende plekken
hoofdredacteur geweest: nationaal, regionaal en op een betaalzender. Ik kwam al
eens belangrijke mensen tegen. Ik werd door sommige mensen al eens een
belangrijke man bevonden. Ach ja, goed voor het ego, zullen we maar zeggen, maar
er zijn prettiger dingen om te doen en te zijn. Ik ben, denk ik, hoop ik, vermoed
ik, altijd eerlijk en rechtlijnig geweest, dat is toch al iets.

DE
JAREN 50… met de V van… Veerkracht, maar ook… Verontwaardiging

Een sprong wagen, weg van de journalistiek, in
de donkere krochten van het profvoetbal, en dan nog wel bij je favoriete club.
Ook dat was niet eens een droom, vanwege: veel te onrealistisch. Achteraf
bekeken: een misstap, tijdverlies, op je 53ste denken dat een cv van vier volle
pagina’s je overeind zal houden en de muren oplopen omdat er niemand op Frank
Van Laeken zit te wachten.

Veerkracht tonen, met kleine stapjes
herbeginnen, boeken schrijven, zelfvertrouwen heroveren, opnieuw doen wat je
graag doet: journalist zijn. En columnist. Meningenspuier. Daarvoor heel vaak verontwaardiging
gebruiken als motor.

De jaren 10 zijn, door een nieuwe economische
crisis, niet de vrolijkste geweest tot nog toe en toch zit hier een tevreden
man, die niet vindt dat het vroeger allemaal beter was. Ik sta middenin het
leven en ik wil dat nog een hele poos volhouden. Pensioen is, hopelijk, voor
véél later. De gewrichten sputteren geregeld tegen en vragen zich af: “Van
Laeken, denkt ge nu echt dat ge nog twintig zijt?”. Het geheugen spijbelt
weleens — en niet alleen op donderdag. Soms zijn er nostalgische momenten die
zich opdringen.

Maar voor de rest: laat dat rond getal maar
komen, ik weet er wel raad mee. En sta me nu maar toe om op tram 6 te springen,
nou ja: te stappen. Mijn clubje speelt vanavond thuis, dat komt goed uit.

DE
JAREN 60… met de Z van… Zalig

Toch?



We moeten de tijd naar onze hand zetten

Memories & mijmeringen Posted on vr, oktober 26, 2018 12:46:03

(Deze tekst heb ik gisteren gebruikt als
gastspreker op het TIJDcongres van MoMeNT in Tongeren.)

Dames en heren, ik
heb deze zomer tien dagen lang de eer genoten om mij Tijdgeest te mogen noemen.
Alleen al die titel verschafte me enig genoegen, het staat zo schoon op een
visitekaartje. Uitgebreid kennismaken met de sympathieke stad Tongeren was eveneens
bijzonder leuk. Maar het was vooral prettig om dertig interessante gasten te
mogen interviewen over Tijd en over het subthema van deze tweede editie van
MoMeNT: deadlines. Want wat is er mooier dan heel even heel diep in de ziel van
een ander te mogen kijken?

Ik ben, dames en
heren, een journalist — een jobnaam die tegenwoordig eerder op fluistertoon wordt
uitgesproken, maar ik ben nog altijd trots om me zo te mogen noemen, dus, bij
deze: JOURNALIST!

(U merkt het, het dak
komt niet spontaan naar beneden.)

Deadlines behoren voor
journalisten tot hun natuurlijke habitat. En toch haten we ze. Ze zijn opdringerig,
ze zijn altijd te dichtbij, ze zijn nooit geruststellend, ze zijn de stok
achter de deur, ze zijn zelden stimulerend, maar vooral: ze zíjn er. Ik ben oud
genoeg om me tijden te herinneren dat nieuws nog niet ‘breaking’ heette en dat
het nog niet op gespecialiseerde nieuwssites stond. Ik ben zelfs oud genoeg om
me nog gsm- en internetloze dagen te herinneren. Ik ben zó oud, dat ik me
herinner dat het nieuws van vanavond pas overmorgen in de krant zou staan. Het
leek wel alsof de tijd vroeger aan onze zijde stond. Haalde je de deadline
niet, ach, morgen was een nieuwe dag.

Weet u trouwens waar
het woord ‘deadline’ vandaan komt? De term, zo leerde rondsnuisteren op Wikipedia
me, werd voor het eerst gebruikt tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, en die
liep van 1861 tot 1865, een tijdje geleden. Toen zat er ook al een republikein
in het Witte Huis, maar wel een bijzonder intelligente, hij werd dan ook
vermoord in een theaterzaal. Daar zal je Donald zelden zien. Op de binnenkoer
van een gevangenis in Andersonville, Georgia, werd toen bij gebrek aan
beveiliging een krijtlijn getrokken. Donald zou daar een muur hebben gezet,
betaald door de Mexicanen, maar soit. De gevangenen die het waagden hun voet
over die lijn te zetten, werden zonder pardon doodgeschoten. Vandaar dus:
deadline, lijn des doods. Letterlijk. Was die gevangene een journalist of een schrijver, dan zat
je bijgevolg met een letter-lijk.

Journalisten worden gelukkig
zelden doodgeschoten als ze de tijdlijn die hen werd opgelegd overschrijden.
Maar de deadline wordt steeds krapper, dames en heren. Het is niet meer overmorgen,
of vanavond, of over een paar uur, het is: nu. Altijd: nú. Als iemand van
nieuwssite X een bericht de wereld instuurt, zal de eindredacteur van
nieuwssite Y zeggen: hé, dat moeten wij ook hebben. En wel: nú. Verander er een
paar woorden aan, zet er een nieuwe titel boven, zoek een pakkende foto en
hupsakee, weg ermee. Waarna een collega van nieuwssite Z hetzelfde zal doen.
Copy/paste-journalistiek, ik hoor het u denken.

Weet u wat ik destijds,
toen de dieren nog spraken en ik begon te studeren, zo aantrekkelijk vond aan
journalistiek? Degelijkheid, deugdelijkheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid,
check – double check – en als het effe kon ook – triple check. Het moest vooral
juíst zijn. Vandaag moet je éérst zijn, en als dat niet lukt op z’n minst kort
daarna komen en doen alsóf je een primeur te pakken hebt. Ben ik een ouwe zak
aan het worden als ik die deugdelijkheid mis? Neen, beste mensen, ik ben geen
adept van Donald, ik roep niet ‘fake news’ als er iets vreemds verschijnt, maar
vaak is het resultaat slordig, onvolledig of gewoon onleesbaar. En, neen, ik
roep evenmin dat het vroeger beter was, toen vertoonde de journalistiek andere
mankementen. Journalisten moesten een partijkaart hebben, bijvoorbeeld.

Deadlines zijn de
peper en zout van de journalistiek, dames en heren, laten we hen koesteren,
maar ook af en toe relativeren en hen niet de baas laten worden over ons
bestaan. Daar komen alleen maar burn-outs van en we doden er de creativiteit
mee. En daarmee kom ik stilaan tot de stelling die ik hier geacht word te
formuleren: we zien tijd te vaak als onze vijand, als een gesel, als iets
onoverkomelijks — wat het overigens ook is —, maar dat is mede omdat we ons
laten domineren door tijd en deadlines en het besef van onze eindigheid en dat
we zo dadelijk die trein nog moeten halen en dat onze baas in onze nek staat te
hijgen en dat de mensen van MoMeNT vragen waar die tekst blijft, enzovoort,
enzovoort. We moeten durven onze voet over die lijn des doods te zetten. We
moeten, letterlijk, weer onze tijd durven te nemen, óók in de journalistiek. Liever
een langer stuk dat helemaal correct is, dan drie korte stukjes die snel-snel
in elkaar geflanst werden. Beter die primeur die straks het nieuws zal
domineren nog één keer extra checken, dan hem zomaar op het internet te
pleuren. Eerst denken, ná-denken, dan doen. Maar ook: als we weten dat die
deadline er is, moeten we ons daarop organiseren, pro-actiever worden,
vooruitplannen. Niet alleen journalisten, maar wij met z’n allen. Het eerste
moment is evengoed om aan iets te beginnen als het laatste, waarom wachten we
dan altijd tot het laatste moment? Procrastinatie, heet dat met een geleerd
woord. Uitstelgedrag. Studies tonen aan dat 95 procent van de procrastineerders
minder zouden willen procrastineren, maar dit geheel terzijde. Geleerde mensen
zeggen dat we dit zouden kunnen oplossen met tussenliggende deadlines. Dus niet
die ene deadline helemaal op het eind, maar verschillende momenten tussendoor
waarop we iets moeten gepresteerd hebben.

En dus eindig ik met mijn
stelling:

WE MOETEN DE TIJD
NAAR ONZE HAND ZETTEN.



Schuld van de sossen

Memories & mijmeringen Posted on za, juli 07, 2018 12:57:00

Trein, tram en bus zijn altijd te laat, voor
je verbinding moet je crossen.

(Niet over nadenken: ’t is de schuld van de
sossen)

Dat gat in de begroting valt maar niet op te
lossen.

(Kijk naar ’t verleden: schuld van de sossen)

We kunnen nog altijd met onze nieuwe
vliegtuigen geen schot lossen.

(Met al hun mails: schuld van de sossen!)

Tijdens de Sudancrisis heeft een
staatssecretaris heel wat tranen zitten versmossen.

(Een schande, schuld van de sossen)

U heeft een parking nodig? Geen probleem, we kappen
de bossen.

(En wie denkt u dat het gedaan heeft? Schuld
van de sossen)

Aan wie ligt het dat we geen traditie meer
hebben in kantklossen?

(Wat dacht u? Schuld van de sossen)

Arme mensen kunnen hun schuld weer niet
aflossen.

(Natuurlijk: schuld van de sossen)

Onze jeugd weet niet meer dat 2 x 144 is: 2
grossen.

(Hé hé, schuld van de sossen)

De Seleçao ligt eruit, bij onze uitblinkers zat
een rossen.

(Schuld van de (Braziliaanse) sossen)

Dat je je binnenkort op de tweede zit weer
piekfijn moet uitdossen.

(Schuld van de sossen)
Een senior writer schrijft: links is dood, ze zijn aan ’t brossen.
(Schuld van de sossen)

Overal extra bewaking, aan de ingangen staan
kolossen.

(Schuld van de sossen)

We vroegen stieren en kregen een stel ossen.

(Schuld van de sossen)

De tuin wordt overwoekerd door glibberige mossen.

(Schuld van de sossen)

Club Brugge verspeelt de titel door een owngoal
van Jelle Vossen.

(Schuld van de sossen)

Het is al heel lang geleden dat we nog een
wereldkampioen hadden in ’t motorcrossen.

(Schuld van de sossen)

Laatste bergrit en in het zicht van de streep
moet Thomas De Gendt lossen.

(Schuld van de sossen)

Er wordt te veel gezopen op al die
cyclocrossen.

(Schuld van de sossen)

Op 11 en 21 juli is er weinig feest, mensen
willen niet meer hossen.

(Schuld van de sossen)

Daarstraks kreeg ik tandpijn van het flossen.

(Auw, schuld van de sossen)

We spelen wind tegen, verkeerde keuze bij het
tossen.

(Schuld van de sossen)

In de krant staan te veel opiniestukken en te
weinig epossen.

(Schuld van de sossen)

Heel zelden gooien we in dit land los alle
trossen.

(Schuld van de sossen)

In Planckendael hebben ze een schrijnend
tekort aan rinocerossen.

(Schuld van de sossen)

Er zijn te veel Maria’s en te weinig Jossen.

(Schuld van de sossen)

’t Water blijft niet warm, het gaat achteruit
met de kwaliteit van onze thermossen.

(Schuld van de sossen)

Oei, de toiletdeur is langs de buitenkant afgesloten,
kan iemand mij komen verlossen?

(Schuld van de sossen)

Ik dacht: ik probeer eens iets leuks, maar ik
kan weer de verwachtingen niet inlossen.

(Allemaal úw schuld, sossen!)



« VorigeVolgende »