Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Het voetbal zal sociaal zijn of het zal niet zijn

Sport Posted on za, december 08, 2012 16:43:37

Voetbal was deze week een belangrijk gespreksonderwerp en
dit keer niet alleen bij de voetballiefhebbers. Eerst was er de gewelddadige
dood van een Nederlandse grensrechter, daarna de Panorama-reportage over
zwartgeld in het Belgische voetbal. Allerlei stemmen gingen op, niet altijd
gaven ze blijk van veel zin voor nuance of kennis van zaken.

De voetbalbond en de Pro League waren er als de kippen bij
om maatregelen aan te kondigen. Een zevenpuntenplan om de fraude aan te pakken,
met onder meer een licentiesysteem voor derde en vierde klasse, en strengere
fiscale controles in de hogere afdelingen. Een plan is maar iets waard wanneer
het in daden wordt omgezet, maar positief is alleszins dat de voetbalbonzen
zich niet verschuilen achter dooddoeners als ”t Is allemaal overdreven’, ‘Men
laat alleen de negatieve kanten zien’ of ‘Met anonieme getuigen kunnen we niets
aan.’ Of de favoriete uitspraak van ex-bondsvoorzitter D’Hooghe: ‘Wij zijn de
grootste sociale beweging van het land.’

Met Steven Martens heeft de voetbalbond een manager aan de
top die van aanpakken weet. Geen ontkenningen, geen doofpotoperatie, eerlijk
toegeven dat je gechoqueerd bent en iets aan de wanpraktijken wil doen.
Hopelijk krijgt hij voldoende steun. Ook Ronny Verhelst, die ik zelf heb leren
kennen en appreciëren als een daadkrachtige en consequente man in onze
gezamenlijke periode bij Telenet, zal als nieuwe topman van de Pro League niet
nalaten om te proberen het zwarte circuit kort te sluiten.

Hoewel de getuigen nagenoeg onherkenbaar waren gemaakt, zijn
de meeste clubs die wilden meespelen in het zwartgeld-spel vrijwel onmiddellijk
na de uitzending geïdentificeerd. Vierdeklasser Excelsior Veldwezelt legt de
boeken neer. ‘De club, die ook genoemd werd in de Panorama-reportage,’ schrijft
de Sporza-website ten onrechte, want de club werd helemaal niet genoemd. Geen
enkele van de betrokken clubs trouwens. Maar ze hebben zichzelf wel herkend. Bij RC Mechelen nam een financiële
verantwoordelijke ontslag en in het geruchtencircuit wordt gemeld dat Beerschot
de eersteklasser zou zijn die het niet zo nauw nam met wit en zwart, en dat
Antwerp één van de tweedeklassers zou zijn, waar facturatie tot 80% in het
zwart zou kunnen.

Maar terug naar de dood van die grensrechter in Almere. Ook
daarover veel reacties, gissingen, “galspuwerij”. Eén van de
prominentste spuwers was Hans Vandeweghe, sportjournalist, columnist van De Standaard,
maar ook voorzitter van de Vlaamse wielerbond. (Een mens vraagt zich af waarom
Vlaanderen een aparte wielerbond vandoen heeft, maar dit geheel terzijde.)

Van Vandeweghe is bekend dat hij geen blad voor de mond
neemt. Daarvoor apprecieer ik hem ook als collega die dieper durft graven dan
wat er op het terrein gebeurt, het soort “slecht karakter” dat je
veel te weinig vindt in de idolate sportjournalistiek. ‘Voetbal is in de eerste plaats
een foute uitlaatklep voor foute lui,’ schrijft hij. Daar is een hele
argumentatie aan voorafgegaan, maar het is die oneliner die blijft hangen.

Het zinnetje dat erop volgt is echter complete nonsens.
‘Vergeet de community-werking, vergeet de mediatieke bezoeken aan klinieken en
drugshuizen.’ De columnist schuine streep wielervoorzitter gaat hier tegen hoge
snelheid uit de bocht. Want voetbalclubs kunnen wél het verschil maken met hun
community-werking. Op voorwaarde dat de verantwoordelijken vanuit de
voetbalbond en de Pro League voldoende steun (blijven) krijgen en ze binnen hun
clubs genoeg maneuvreerruimte genieten, ook financieel (en liefst niet in ’t
zwart).

Community-werking in de ons omringende voetballanden –
Engeland op kop, maar ook in Duitsland, Nederland, Frankrijk en de
Scandinavische landen – bewijst net dat je veel kunt bereiken door hoog in te
zetten op de wisselwerking tussen de voetbalclub en de omringende
leefgemeenschap. Indien goed uitgevoerd, zorgt de community manager ervoor dat
er een betere buurtwerking komt, dat het clubbeleid wordt afgestemd op de noden
(en angsten) van de buurtbewoners, dat de lokale jongeren actief kunnen zijn in
en rond de club, en dat bestuur, spelers en supporters worden gesensibiliseerd
om zich achter belangrijke maatschappelijke acties te scharen.

Als invloedrijke stemmen als die van Vandeweghe met één
pennentrek het community-gebeuren met de grond gelijkmaken, dreigen ook
aarzelende clubbestuurders straks een excuus te hebben gevonden om de
community-werking af te bouwen. Voorzitters zijn meestal uit op het snelle
gewin en zien de community manager eerder als een zeurpiet dan als een
gewaardeerde medewerker, iemand die bovendien niet voor extra inkomsten zorgt
(wit of zwart). Slechts een handvol Belgische clubs vindt “community”
vandaag belangrijk, de rest hinkt maar wat achterna omdat er nu eenmaal
subsidies aan vasthangen en omdat de lokale politieke wereld dit van hen eist.

Een goed uitgebouwde community-werking kan en zal ervoor
zorgen dat breedmaatschappelijke problemen als racisme, kansarmoede, armoede tout court en zelfs
seksisme worden aangepakt op clubniveau. Het zal jonge voetballertjes een
geweten schoppen en volwassen spelers voor hun verantwoordelijkheid stellen. Het zal
uitgeslotenen opnieuw opnemen in de lokale samenleving. En het zal iedereen de
beginselen van fair play, op alle vlakken, meegeven. Om voormalig
sp.a-voorzitter Steve Stevaert te parafraseren: het voetbal van de toekomst zal
sociaal zijn of het zal niet zijn.



Ook dit seizoen spelen we in ’t zwart

Sport Posted on vr, december 07, 2012 12:39:23

(Deze bijdrage verscheen vandaag ook als opiniestuk in De Morgen.)

Panorama besteedde gisteravond een hele uitzending aan zwart
geld in het voetbal. Het duidingsmagazine van Canvas laat zich uitermate zelden
in met sport, dus als het dat dat doet weet je als kijker dat er iets grondig
fout moet zitten. Niet dat het thema uit de lucht komt vallen: zwart geld is
bij ons aanwezig sinds het voetbal professioneel werd en allicht zelfs van lang
daarvoor. In dit land van gefoefel, waar een beetje achterbaks zijn eerder
wordt gestimuleerd dan afgeremd, beschouwen we dit ook als normaal. Wij moeten
zowat het enige land ter wereld zijn waar de belangstelling voor een sport waar
de topatleten jarenlang vals hebben gespeeld, blijft toenemen. Kijk maar naar
het wielrennen.

De sheriff

Lang geleden, zo zullen oudere jongeren zich herinneren,
speelden Belgische clubs een vooraanstaande rol op het Europese toneel. De
jaren zeventig en tachtig waren glorieuze jaren voor ons land, met vier
gewonnen en zes verloren Europacupfinales. Voeg daar nog de finale van Antwerp
in 1993 aan toe en je hebt elf Europacupfinales met een Belgische club. Dat
waren nog eens memorabele tijden!

Van de jaren zeventig weten we intussen dat er intens werd
vals gespeeld. Dat hebben we te danken aan onderzoeksrechter Bellemans,
bijgenaamd: de sheriff, die in 1984 een zwart geldcircuit blootlegde bij
topclubs als Anderlecht, Standard en Antwerp. Voorzitters werden ondervraagd, sommige
zelfs opgesloten, en kwamen onveranderlijk als gebroken mannen terug van het
gerechtsgebouw. En dat allemaal omdat ze jarenlang topvedetten deels onder
tafel hadden uitbetaald. Het verklaart meteen waarom er in die tijd bij ons spelers
rondliepen die meespeelden in wereldbekerfinales. Het zou vandaag ondenkbaar
zijn. Boekhoudingen werden minder streng gecontroleerd. Dus werden de
cijfertjes van inkomende transfersommen gehalveerd en van uitgaande verdubbeld.
Handig toch, en veel minder omslachtig dan zelf geld beginnen drukken.

Half wit, half zwart?
Geen probleem!

Als ik schrijf “vandaag ondenkbaar”, wil dat niet
zeggen dat er geen zwart geld meer omgaat in ons voetbal. Maar het probleem
heeft zich verplaatst. In bevordering en in de provinciale reeksen worden de
betere spelers sommen geld toegeschoven die voor ons, modale Vlamingen,
neerkomen op een netto-maandloon. De reportagemakers gaven in Panorama aan dat
sommige provinciale voetballers op tien jaar tijd hun huis kunnen afbetalen met
hun zwarte inkomsten. Die clubs worden niet of nauwelijks gecontroleerd, men
doet maar wat. Voor lokale neringdoeners is het een manier om hun zwart geld
nuttig te spenderen.

In de hogere afdelingen, met zijn strengere fiscale
controles, zijn de lonen intussen grotendeels wit, maar of dat ook zo is voor
de premies? Panorama suggereert het tegendeel. En als het gaat om sponsoring
blijkt er plots wel weer veel mogelijk in een grijze of pikzwarte zone.
Inkomsten zijn inkomsten, zo luidt de redenering. Zeker als je wil meedraaien
aan de top. Een businessloge half wit, half zwart betalen? Geen probleem. De
factuur een beetje aanpassen? Moet kunnen.

Soepelheid is des bestuurders op dat vlak. Als je erover
begint, zal zo’n financiële directeur van een profclub uit eerste of tweede
klasse snel zeggen dat een club veel kosten maakt en dat de inkomsten, ondanks
de flink gestegen tv-rechten, nogal tegenvallen. Nochtans liggen voetbalclubs
al sinds de jaren tachtig in de bovenste lade van de politieke wereld. Toen
dokterde ene Jean-Luc Dehaene, minister van Sociale Zaken, de zogeheten
Assubel-deal uit, waardoor voetbalclubs een minimale bijdrage betalen aan
sociale zekerheid. Een fiscale gunstmaatregel die blijkbaar nog niet voldoende is.
Diezelfde Dehaene werd een tijdje geleden door de Europese voetbalbond, UEFA,
gevraagd om de financiële fairplay-regel te doen toepassen.

Vicieuze cirkel

De oplossing lijkt voor de hand te liggen: een verzakelijking van ons voetbal. Geef de
clubs in handen van managers die gepokt en gemazeld zijn in het bedrijfsleven,
vorm die vzw’s nu eindelijk om in NV’s, run een club zoals eender welke andere
KMO. Maar wat blijkt: de zakenmensen die de jongste decennia ons voetbal kwamen
binnensijpelen, vervallen al heel snel in de oude gewoonten. De reden is
simpel: ze willen winnen. In het traditionele bedrijfsleven doen ze dat door
slimme deals af te sluiten, door te wheelen
en dealen, door elke eurocent in twee
te bijten.

In de sport, en zeker in het voetbal, gaat dat anders: daar
denken diezelfde doorgewinterde businesslui dat je je concurrent moet
overbluffen door snelle deals af te sluiten en door het geld te laten rollen.
Die in twee gebeten eurocent uit hun bedrijf wordt nu wel vlot gespendeerd, en
vaak ondoordacht. Want realisme is niet meer toegelaten.

Manchester City en Chelsea kijken op naar Barcelona, Real
Madrid en Manchester United en creëren dank zij een gulle weldoener een
kunstmatig imperium. Onze topclubs willen aansluiting bij de Europese (sub)top.
Een modale eersteklasser wil wedijveren met de clubs van de G-5. En de
tweedeklassers willen zo snel mogelijk naar het walhalla van de Jupiler Pro League.
In die vicieuze cirkel leven ze allemaal boven hun stand, want tegenover de
uitgaven (dure en, zeker in België, middelmatige spelers) staan beperkte
inkomsten (sponsoring, ticketverkoop, tv-rechten). Een aspirant-boekhouder kan
die zeepbel snel doorprikken.

En wat doen onze politici? Ze zitten erbij en kijken ernaar.
Letterlijk. Veel politici zijn meer dan supporter (of ze doen zich tenminste uit
electorale overwegingen voor als een fanatieke fan); ze laten zich zo nauw betrekken
bij hún club dat ze vergeten afstand te bewaren. Ze beseffen maar al te goed
dat de eerstvolgende verkiezing in dit land altijd nabij is en dat supporters ook
kiezers zijn. En dus worden ze met veel plezier medeplichtig.

Zelfs de supporters en de sponsors dragen een verpletterende
verantwoordelijkheid in dit verhaal. Ze eisen het onhaalbare en dwingen het
clubbestuur om de lat veel te hoog te leggen. Die van Anderlecht willen
overwinteren in Europa, die van een bescheiden middenmoter in België moeten
playoff 1 halen. De clubbesturen volgen gedwee, want supporters – dat is bekend
– kunnen niet relativeren en sponsors associëren zich liever niet met losers.

Goede huisvaders

Alleen met een realistische aanpak, vertrekkend vanuit de
reële inkomsten (niet de gebudgetteerde, want dat blijken al te vaak wensdromen
te zijn) en met daaraan gekoppelde uitgaven (niet meer uitgeven dan je aan
inkomsten verwacht), kan je deze cirkel doorbreken. Maar dan moeten we wel met
z’n allen toegeven dat het Belgische voetbal boven zijn stand leeft, dat we
tevreden moeten zijn met een internationale tweedeplansrol en dat de tering
naar de nering zetten geen fout uitgangspunt is. Anders gezegd: je budget
beheren als een goede huisvader. Dat doen u en ik toch ook? Pas dan zal men
kunnen proberen om het zwarte circuit kort te sluiten.



Anderlecht in/uit de Champions League

Sport Posted on wo, december 05, 2012 13:25:06

En plots hebben we weer een ploeg die het Europees
fantastisch heeft gedaan, als we de commentaren van voetbaljournalisten,
columnisten en twitteraars mogen geloven na de 2-2 van Anderlecht in Málaga.
Als Dieumerci Mbokani niet was uitgegleden in de slotminuut – waardoor hij
pardoes tegen de keeper aanschoot – was het zelfs een eerste uitzege geworden
voor paarswit. Niet dat het iets had uitgemaakt, want door de winst van Zenit
Sint-Petersburg in Milaan was Anderlecht sowieso Europees uitgeschakeld.

Maar laten we nu vooral de voetjes terug op de grond zetten.
Anderlecht speelde enkel na de rust mee in Málaga, op die afgekeurde goal vlak
voor het einde van de eerste helft na. Met een 1-0 achterstand ging de
Belgische landskampioen na de pauze noodgedwongen initiatief nemen en dat
loonde tegen – het dient gezegd – het veredelde B-elftal van de vijfde in de
stand in de Primera División. Het punt was uiteindelijk meer dan verdiend. Toch
herhaal ik: tegen een subtopper uit Spanje (vierde geworden vorig seizoen, nu
dus vijfde na veertien wedstrijden, op achttien (18!) punten van leider
Barcelona), die voordien nog maar één keer Europees had gespeeld, inmiddels
alweer tien jaar geleden. Een club die in 2010 werd overgenomen door de
Qatarese miljardair sjeik Abdullah Al-Thani, maar die momenteel financieel in
de rats zit omdat de schatrijke eigenaar blijkbaar een andere hobby heeft
gevonden. Afgelopen zomer moest Málaga zijn beste speler, Santí Cazorla, nog laten
vertrekken naar Arsenal.

Andere tegenstander in groep C was het grote AC Milan.
“Groot”, als je de erelijst van de rossoneri erop nagaat. Liefst
zeven keer won Milan de Europabeker voor Landskampioenen/Champions League,
waarmee het historisch op de tweede plaats staat qua aantal eindzeges, na het
ongenaakbare Real Madrid (9 gewonnen finales), maar vóór Liverpool, Ajax,
Bayern München en Barcelona.

Milan eindigde vorig seizoen nog tweede in Italië, na Juventus,
maar moet nu ook de tering naar de nering zetten en liet vedetten als Zlatan
Ibrahimovic en Thiago Silva vertrekken naar PSG. Gevolg is dat het favoriete
speeltje van Silvio Berlusconi na vijftien speeldagen in de Serie A slechts
zevende staat, op veertien punten van leider Juventus. Anders gezegd: Milan is,
net als Málaga in Spanje, een subtopper in financiële nood.

Tenslotte was er Zenit. De op papier sterkste tegenstander
voor Anderlecht, de enige andere landskampioen in de poule ook. Dat Zenit begon
echter lamentabel aan de Russische competitie en is nu dank zij een goeie reeks
in de jongste weken toch weer opgerukt naar een derde plaats. Zenit wordt
verscheurd door interne discussies, die ontstonden na de peperdure aankopen van
Axel Witsel en Hulk. Op het ogenblik dat Anderlecht in Sint-Petersburg ging
spelen, was die club nog in volle crisis. Het werd wel 1-0 voor de Russen.

Laten we even de wedstrijden van RSC Anderlecht overlopen.
In Milaan werd het 0-0. Verdienstelijk, maar er zat zoveel meer in tegen een
ploeg die half september bijna op de bodem van de put zat. Anderlecht hield het
voorzichtig en verzuimde het zo om Milan nog wat dieper in die put te duwen.
Vervolgens werd het in het Astridpark helemaal tureluurs getikt door Málaga:
0-3. Het verschil tussen Belgische top en Spaanse subtop pijnlijk duidelijk
gemaakt.

Daarop volgde de 1-0 in Sint-Petersburg. Een onverdiende
nederlaag, dat wel, maar Anderlecht verdiende zeker ook niet te winnen in
Rusland. Daarvoor speelde het te gereserveerd. De terugwedstrijd werd wel
netjes gewonnen (1-0): een correcte uitslag, na een match zonder veel glans.

Wedstrijd vijf werd weer een afgang. In het begin van de
match tegen Milan kreeg Anderlecht enkele mooie kansen, die het niet wist te
verzilveren. Dan weet je dat je tegen een Italiaanse counterploeg problemen
krijgt. Na de rust werd de paarswitte defensie helemaal gek gedraaid, met als
gevolg alweer een 0-3 thuisnederlaag. En dan was er dus dat puntje van
gisteravond in het zuiden van Spanje.

Vijf punten op achttien, da’s er eentje meer dan pakweg
Manchester City, zou je kunnen opmerken. Klopt, maar City presteerde dan ook
bijzonder ondermaats in een uitermate sterke groep met verder nog Real Madrid,
Borussia Dortmund en Ajax. Anderlecht is voor de zoveelste keer laatste in een
modale groep en mag opnieuw niet Europees overwinteren.

Wees dus realistisch. In deze formule van de Champions
League is de Belgische landskampioen gedoemd om een bijrol te blijven spelen.
Dat heeft met budgetten te maken én met het feit dat de oude formule
(landskampioenen!) werd opengetrokken, zodat nu ook de tweede tot en met de
vierde uit de sterkste Europese competities mogen meespelen, teams die stuk
voor stuk beter zijn dan eender welke Belgische (of Nederlandse) club.

Kortom: prima puntendeling, proficiat Anderlecht, maar –
zoals de Engelsen zeggen – let’s not get
carried away!



Hou toch op over dat gemeenschappelijk stadion in Antwerpen!

Sport Posted on wo, november 21, 2012 14:31:17

De onderhandelaars die een bestuursakkoord moeten
uitdokteren voor de stad Antwerpen hebben vandaag het netelige dossier van het
voetbalstadion voor Beerschot AC en Antwerp FC besproken. N-VA, CD&V en Open
VLD willen duidelijkheid en stellen de clubbestuurders van beide gewezen voetbalgrootheden
voor een ultimatum: willen ze nu al dan niet meewerken aan de bouw van een gemeenschappelijk
stadion op de site Petroleum Zuid?

Het antwoord zal twee keer duidelijk zijn. Antwerp zal
volmondig “Ja” zeggen: de aftandse Bosuil wordt stilaan onherbergzaam en
ronduit gevaarlijk, de club met stamnummer 1 heeft dringend nood aan een nieuwe
voetbaltempel (het adjectief “dringend” gaat trouwens al een decennium of drie
mee in deze materie…). Roodwit beseft dat de Bosuil een aflopend, om niet te zeggen: instortend, verhaal is.

Beerschot zal even volmondig “Neen” antwoorden. Het
Olympisch Stadion (waar overigens nauwelijks nog een herinnering terug te
vinden is aan de Spelen van 1920) is twaalf jaar geleden pas gerenoveerd en
onderging afgelopen zomer nog een opfrisbeurt (nieuwe stoeltjes, hier en daar
een likje verf). Paarswit kan gerust nog een tijdje op het Kiel blijven, eventueel kan het
daar zelfs de hoeken volbouwen en de capaciteit uitbreiden tot 14 à 15.000
toeschouwers, wat voorlopig voldoende is. De dag dat de Champions
League-karavaan op het Kiel passeert, ligt nog even van ons af:
Waasland-Beveren, OH Leuven en Bergen klinken de Beerschot-supporter
vertrouwder in de oren dan Barcelona, Chelsea of Ajax.

Beerschot-voorzitter Patrick Vanoppen blies in het recente verleden
warm en koud inzake het stadiondossier: eerst was hij vierkant tegen, dan wilde
hij plots weer onderhandelen, daarna was het weer van “Over mijn lijk!”. De
Leuvense projectontwikkelaar kwam bij de club terecht omdat hij duidelijke ideeën
had over de bouw en de exploitatie van een eigen stadion. Niemand kon toen, een
jaar of vier geleden, vermoeden dat hij in februari 2011 daadwerkelijk de club
in handen zou nemen, met 99,7% van de aandelen in zijn portefeuille. De vroegere eigenaars, de zogeheten clan-Verhaegen, vluchtten ironisch genoeg naar Deurne-Noord, om daar de aartsrivaal te gaan besturen.

Vanoppen vindt dat een club er alleen maar beter van wordt,
wanneer het een eigen stadion heeft; een stadion dat het niet moet delen met
andere ploegen en waarvan het de opbrengsten integraal kan opstrijken. Studies
van KPMG en andere gereputeerde bureaus onderstrepen zijn standpunt. De tendens
is om af te stappen van gemeenschappelijke stadions en daar waar er nog wel
twee of meerdere ploegen in één stadion spelen, is er altijd minstens één die steen en been klaagt. In München wordt München 1860 helemaal “weggespeeld” door het machtige
Bayern. In Turijn zijn Juventus en Torino blij dat ze sinds dit seizoen niet meer op dezelfde
plek zitten. In Brugge wil Club al een tijdje afscheid nemen van die andere
vereniging in Jan Breydel. Alleen in Milaan lijken Milan en Inter een eeuwigdurende consensus
gevonden te hebben.

Als een club een stadion volledig zelf kan exploiteren
(verkoop naamrechten, allerlei handelszaken onderdak bieden, organisatie van
evenementen, enz.), wordt het lucratief. Dat bewijzen de voorbeelden van nieuwe
of vernieuwde stadions in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Als je moet delen,
heb je niet alleen minder inkomsten, maar moet je ook een modus vivendi vinden.
Dat leidt soms tot absurde toestanden, zoals in Brugge, waar je naargelang wie
er thuis speelt een verschillend merk van cola geserveerd krijgt (met alle
logistieke problemen vandien).

Ik ben het op vele punten oneens geworden met Vanoppen, maar in het stadiondossier
volg ik hem helemaal. Gemeenschappelijke stadions zijn een achterhaald idee:
iets van de jaren zeventig en tachtig.

De stad Antwerpen wil dus snel weten waar ze aan toe is. Jaar na jaar
werd in de begroting de mooie som van 25 miljoen euro ingeschreven, aan te
vullen met eenzelfde sponsorbedrag van de havensector. Als wederdienst zou het
stadion dan “Port of Antwerp Stadium” moeten gaan heten. Vanoppen beweert dat
hij een veelvoud aan dat bedrag voor de naamrechten zal kunnen versieren. Dat
valt nog af te wachten. Maar zijn vraag waarom er per se een gemeenschappelijk
stadion moet komen is zeer pertinent.

‘Geef die 25 miljoen aan het OCMW, die hebben het veel
harder nodig dan de clubs,’ is het kort-door-de-bocht samengevatte standpunt
van de paarswitte praeses. En hij voegt er in één adem aan toe dat de clubs
zelf maar in staat moeten zijn om professioneel en economisch verantwoord te
werken, en op die manier de broodnodige fondsen te verzamelen om een eigen
stadion te kunnen bouwen. Gelijk heeft-ie. Waarom moet de Antwerpenaar –
waarvan velen géén voetballiefhebber zijn of alleszins geen supporter van Antwerp of
Beerschot – dit geld ophoesten als de stad zoveel andere noden heeft die wél
voor iedereen gelden?

De vraag stellen is ze beantwoorden. Het gemeenschappelijke
stadion is een persoonlijke dada van uittredend burgemeester Patrick Janssens,
hevige Beerschot-fan, en schepen van Sport Ludo Van Campenhout, diehard
Antwerp-supporter. Omwille van hun persoonlijke prestige sleept het
stadiondossier al jaren aan en wordt het geregeld opgerakeld, terwijl de
politiek eigenlijk de clubs zou moeten loslaten. Zit als politicus gerust in de
tribune, als supporter, maar bemoei je niet met het beleid (of wanbeleid) van
de clubs.

Her en der, zeker in het Janssens-kamp, wordt nog steeds
luidop gedroomd van één grote Antwerpse club, die dan wel Champions League zou
spelen. Ook dat is een bekrompen redenering. Eén, stel dat er zo’n fusieclub
komt, dan is het nog allesbehalve zeker dat die zakelijk goed gerund zal worden
én dat ze sportief resultaten zal boeken.

Twéé, men verkijkt zich vaak op de gelukte fusie in Genk,
waar ook twee min of meer gelijkwaardige teams (Winterslag en Waterschei) in
1988 samengingen en waar RC Genk vandaag behoort tot de grote clubs van ons
land. Er wordt dan wel vergeten dat die fusieclub in den beginne heel veel
tegenwerking kreeg van de hardgekookte fans van Winterslag en Waterschei, dat
ze al heel snel in tweede klasse belandde en dat ze pas na een decennium een
vaste waarde werd in de hoogste afdeling van het Belgisch voetbal.

Bovendien vergeet men dat de impact van zo’n fusie in het,
met alle respect, bescheiden Genk veel kleiner is dan in de grootste stad van
Vlaanderen, waar je dan nog met twee clubs zit die wel een rijke traditie
hebben (zij het dan dat de gloriejaren zich vooral afspelen vóór 1975; Beerschot behaalde
zeven titels tussen de twee wereldoorlogen, Antwerp werd voor het laatst
kampioen in 1957 en draaide begin jaren zeventig mee bovenin het klassement. Daarna bleef het bij enkele opflakkeringen, al pochen ze op de Bosuil nog
altijd over dat ene avondje-uit in mei 1993 op Wem-be-ley).

Als er één stad in België is, waar twee clubs kunnen
meedraaien op het hoogste niveau, dan is het wel Antwerpen. Veel meer dan
Brugge, Brussel of Luik. Het zou goed zijn dat de politiek haar handen afhoudt
van het voetbalspel en zich gaat bekommeren om die zaken die àlle burgers
aanbelangen. Geloof me: dat zijn er nogal wat!



Georges Leekens: ‘Natuurlijk zit ik in een schietstoel’

Sport Posted on ma, november 05, 2012 11:17:54

(Opgelet: oud
interview! Dubbel opgelet: lang interview!!! Onderstaand gesprek met Georges Leekens dateert al van 1998. Ik nam
het samen af met gewezen hoofdredacteur Eddy Daniëls van het weekblad
Intermediair. Het werd gepubliceerd op 9 juni 1998, net voor de start van de
wereldbeker voetbal in Frankrijk. Een aantal tijdsaanduidingen zijn dus meer
dan een decennium oud en achterhaald, maar de visie van Leekens is nog altijd
actueel. Denk ik…)

Straks slaat de voetbalgekte toe en staat het land weer op
zijn kop: de wereldbeker voetbal komt eraan. België is er voor de vijfde
opeenvolgende keer bij, een unieke prestatie. Winnen we, dan wordt er gejuicht.
Verliezen we, dan wordt er gesakkerd. Bondscoach Georges Leekens ziet verder
dan die korte-termijnreactie. Vervang in het volgende artikel het woord
‘voetbalclub’ door ‘bedrijf’ en je zit met een visie die ook voor de
bedrijfswereld kan gelden.

In alles wat hij doet en zegt, benadrukt bondscoach Georges
Leekens het belang van een lange-termijnvisie. In de op korte-termijnresultaten
geënte voetbalwereld is hij daarmee een roepende in de woestijn, zij het dat
andere ‘verlichte’ coaches als Eric Gerets en Walter Meeuws duidelijk op
dezelfde lijn zitten. Maar in de tribune zitten supporters en die zijn van
oudsher blind voor nuances en toekomstgericht denken, zeker wanneer hun club
zonet verloren heeft. Wat erger is: in de bestuurskamer zitten lokale
neringdoeners – aangevoerd en -gevuurd door een voorzitter die niet zelden een
stevige reputatie heeft opgebouwd in de bedrijfswereld -, die precies hetzelfde
als die supporters redeneren. Ze redeneren níet, dus, en ze willen hun ploeg
zien winnen. Wat er morgen komt, zien we morgen wel. En dan heb je nog de pers.
Het gezegde ‘de krant sterft alle dag’ vertaalt zich in de praktijk in
korte-termijnkritiek op de coach. Het is de ploeg die wint en de coach die
verliest. De sport, voetbal op kop, zit raar in mekaar, Leekens zal de eerste
zijn om het beamen.

‘Als je je visie laat bepalen door de resultaten van de
laatste week of de laatste maand, ben je verkeerd bezig,’ zegt hij. ‘Je moet
structuren creëren, een visie op termijn ontwikkelen. Spijtig genoeg zitten er
aan voetbal zoveel emoties vast. Vele mensen in en om het voetbal denken
emotioneel in plaats van realistisch. Er moet vooral meer bedrijfsmatig gedacht
worden. Wanneer je in dit vak stapt, word je automatisch een soort
conflictmanager. Dat weet je.’

‘Belgische clubs zijn nu eindelijk begonnen met de uitbouw
van een commerciële structuur. In Nederland staat men duidelijk veel verder op
dat vlak. Bij ons is Anderlecht een voorloper. De infrastructuur is er
uitstekend.’

Emoties

Het eerste wat Leekens na zijn aanstelling als technisch
directeur, zeg maar: bondscoach, bij de voetbalbond deed, was het op papier
zetten en uitbouwen van een professionele structuur. Gedaan met de bondscoaches
die de Rode Duivels benaderden als een veredelde hobby. ‘Ik ben begonnen met de
omkadering van het elftal. Rekening houdend met de middelen die er zijn. Mijn
job is multi-functioneel: ik stel zowel de ploeg samen, als dat ik adviseer in
de marketingraad en de structuur verder help uitbouwen. In de toekomst wil ik
meer beginnen delegeren en iedereen op zijn positie laten werken.’

‘We weten nu waar we staan. De bedoeling is dat ook de clubs
afstappen van het engmatig denken aan het resultaat van morgen. We moeten weer
aandacht besteden aan de jeugdwerking in plaats van altijd maar meer
buitenlanders aan te kopen. Nu zitten we in een vicieuze cirkel, die we alleen
maar kunnen doorbreken door initiatief te nemen. Ik wil niet meehuilen met het
leed dat er is, daar los je niks mee op. Ik zoek naar oplossingen.’

Het klinkt logisch, maar de uitwerking ervan ligt niet
zomaar voor de hand. Leekens: ‘België is een klein landje waarin het logisch
denken het niet altijd haalt, zeker niet in het voetbal. We hebben te lang
stilgestaan bij de successen die we gehad hebben. Als klein landje hebben we
het heel goed gedaan, maar daardoor zijn we niet mee geëvolueerd en is de
noodzakelijke progressie er niet gekomen. De successen hebben ons een beetje
verzadigd en in slaap gewiegd. Maar morgen zal er helemaal anders uitzien dan
vandaag. We moeten dus heel flexibel denken en twee stappen vooruit denken.’

De opmerkingen van Leekens gelden niet alleen voor België.
Neem een club als AC Milan, geleid door Silvio Berlusconi, politicus en grote
baas van het Fininvest-imperium. Die club verhandelde een tiental spelers
tijdens het voorbije voetbalseizoen. Leekens vindt dat getuigen van een gebrek
aan visie. ‘Dat zijn paniekreacties als gevolg van emotioneel denken. Omdat de
clubbestuurders zichzelf belangrijk vinden, zoeken ze onmiddellijk naar
noodoplossingen. Echte, concrete oplossingen vind je echter niet met een reeks
grote transfers. Je moet een team creëren. Dat doe je niet per se door de
tweeëntwintig beste spelers van de wereld te kopen.’

Rechtlijnigheid

Leekens is nooit euforisch na successen, net zomin als dat
hij zwaar ontgoocheld is na een nederlaag. ‘Wat is succes? Onze kwalificatie
voor de wereldbeker? Vergeet niet dat we via een achterpoortje bij de grote
mensen terecht zijn gekomen. Nu pas kunnen we kijken waar we ergens staan.’

‘Sinds onze kwalificatie op 15 november tegen Ierland is er
heel veel kritiek geweest. Dat heeft te maken met het niveau waarop je je
bevindt. Als je bovenaan de ladder staat, zal je altijd meer kritiek krijgen.
Al wat je doet en wat goed is, wordt normaal gevonden. Al wat niet in de lijn
ligt van wat sommigen als de te volgen politiek naar voor schuiven, wordt
genadeloos gekraakt. Ik probeer dat soort egoïsme af te stoten. Ik ben er ook
de man niet naar om rekening te houden met communautaire compromissen. Ik ben
voor de rechtlijnigheid. Kleine stormen mogen ons niet uit koers brengen. Er is
niets makkelijker dan meedeinen met de golven -als dat in de goeie richting
gebeurt, ga je uiteraard mee – maar ik denk dat we nog altijd in de fase zitten
waarbij we soms tegen de stroom in moeten gaan. Af en toe draait die stroom dan
nog.’

‘Een winnersteam wint niet alle wedstrijden, maar
functioneert altijd als een hecht team,’ tekent Leekens op in het boek ‘Winnen
door teambuilding (Samen naar de top)’, dat hij samen met bedrijfsconsulent
Roland Juchtmans schreef. Probleem is wel dat in een voetbalclub die tien
wedstrijden na elkaar zeer goed speelt, maar telkens nipt verliest, de coach
uiteindelijk steeds de kop van Jut zal zijn. Leekens: ‘Het probleem is de
buitenwereld. Je schat een bepaald verwachtingspatroon in en baseert je doelstellingen
daarop. Uiteraard wil je elke wedstrijd winnen, maar voor mij is het resultaat
niet heilig. Dat is weer die kortstondige visie. Neem onze thuiswedstrijd tegen
Ierland. We winnen met 2-1, maar het was een rotwedstrijd, doorspekt met
slechte voorzetten. Wat er wel was, was de mentale weerbaarheid. Dat bewijst
nogmaals dat kwaliteit niet alleen van talent afhangt, maar ook van de
groepsmentaliteit en het samenhorigheidsgevoel. We hadden de dagen voordien
lekker gewerkt, alleen lukte het die avond niet zo. Sommige factoren heb je nu
eenmaal niet onder controle. Dat geldt ook voor de bedrijfswereld. Als de markt
in mekaar stort, helpt het niet dat je schitterend gewerkt hebt. Diegenen die
de bedrijfsstrategie uitdokterden, hadden moeten voorzien dat de markt in
mekaar kon storten. Door dat niet te doen, werkten de teams voor niets. Toch
zullen die teams er het slachtoffer van zijn.’

‘Ik zal mijn spelers nooit iets verwijten, wanneer ze er het
maximum voor gedaan hebben. Natuurlijk zit ik in een schietstoel: je wordt
beoordeeld of veroordeeld. Dat hoort erbij, daar moet je je bij neerleggen. Als
je hoog op de ladder staat, is dat gevaar reëel. Wie zijn voet op de eerste
sport zet, krijgt weinig wind tegen. Hoe hoger je gaat, hoe meer tegenwind.’

Leekens werd binnengehaald door de voetbalbond op een
ogenblik dat België quasi uitgeschakeld was in de voorronde van de wereldbeker.
De nieuwe bondscoach moest de Rode Duivels klaarstomen voor Euro 2000, het
veelbesproken Europees Kampioenschap voetbal dat België en Nederland over twee
jaar samen organiseren. Hij had dus in principe alle tijd om rustig te werken.
Onder Leekens won ons land echter vier van de vijf resterende groepswedstrijden
en na een dubbele barragematch tegen Ierland was de kwalificatie voor Frankrijk
plots daar. Geen sprake meer van rustig naar Euro 2000 toe werken. Pech? ‘Als
dát pech is, dan wil ik wel vaker pech hebben,’ lacht hij. ‘Wanneer je de kans
krijgt, probeer je iets te realiseren. Bij Excelsior Moeskroen (de club waar de voetbalbond Leekens in
februari 1997 wegplukte, nvdr)
had ik een contract voor vijf jaar.
Bedoeling was na drie jaar naar eerste klasse te stijgen. Dat lukte al na één
jaar. Na anderhalf jaar Moeskroen had ik alle doelstellingen al gerealiseerd en
voelde ik dat ik nog maar aan vijftig of zeventig procent aan het werken was.
Ik was er trainer, manager, architect, sportief directeur, noem maar op. Ik
vond dat mijn taak volbracht was en net toen kreeg ik dit aanbod van de
voetbalbond. Een fantastische onmogelijke opdracht: een nieuw team creëren naar
Euro 2000 toe. En intussen toch proberen de kleine kans op kwalificatie waar te
maken. Dat is gelukt. Dit is een geschenk uit de hemel, een gevolg van veel en
hard werken.’

Flexibiliteit

‘De Belgische mentaliteit maakt dat we te snel verzadigd
geraken aan succes, terwijl je dán pas meer en harder moet beginnen werken dan
vroeger,’ stelt Leekens. ‘Twee dagen na de zege tegen Ierland zaten we al samen
om een Comité ’98 op te richten. Daar mochten we geen drie maanden mee wachten,
anders zouden we onvoorbereid zijn geweest en hadden we tegen de tijd moeten
lopen.’

‘Tegen de tijd lopen is een serieus probleem in de
voetbalwereld. Er wordt niet meer gevormd, in de moderne context. Het is
bijvoorbeeld niet omdat je een buitenlander op een appartement steekt met alles
erop en eraan dat hij daarom aanvaard wordt. Er zijn andere waarden die daarbij
spelen. Hij moet voelen dat hij geholpen wordt wanneer dat nodig blijkt, dat
hij de taal kan leren, dat hij menselijk opgevangen wordt. Als je zelf in het
buitenland hebt gezeten, weet je wat dat inhoudt, buitenlander zijn.’

Trainers vervullen een cruciale rol in een voetbalploeg,
maar in het dagelijks clubbeleid hebben ze meestal geen inbreng. Leekens:
‘Trainers worden zelfs verantwoordelijk gesteld voor de transfers die hun
voorganger of het bestuur gedaan heeft. Clubbestuurders gebruiken hun trainer
vaak als kop van Jut. Dat is natuurlijk fout. Je mag niemand gebruiken, spelers
noch trainers. De tijd van de dictatuur, van het autocratisch leiderschap, is
voorbij. Totale anarchie kan ook niet, er zijn bepaalde regels nodig.’

‘Clubbestuurders die verwijzen naar het Bosman-arrest (dit
arrest van het Europees Hof van Justitie van december 1995 bepaalt dat spelers
vrij van club kunnen veranderen aan het eind van hun contract, nvdr) om géén
jeugdbeleid te voeren, slaan de bal volledig mis. Dan ben je puur egoïstisch
bezig en egoïsme is de dood van vele zaken. Ik háát egoïsme. We moeten nu juist
méér investeren in onze jeugd.’

Leekens is voorstander van het Britse systeem, waar trainers
manager worden genoemd en een scharnierfunctie hebben binnen de club. Managers
mogen er meestal jarenlang hun visie ontwikkelen, de resultaten moeten al enorm
tegenvallen wil een club haar manager ontslaan. Leekens: ‘Je moet een politiek
uitstippelen. Let wel: niet zomaar een verbale politiek, hij moet ook kunnen
werken. We zullen hier nooit krijgen wat in Engeland gebeurt, maar ik vind wel
dat we in die richting moeten duwen. Je moet daar positief tegenover staan. Een
negatieve benadering leidt alleen maar tot negatieve reacties bij de anderen.
Als je de zaken positief benadert, krijg je vaker positieve feedback.’

Stoute vraag: waarom veranderde Leekens, met zijn
lange-termijnvisie, in het verleden al zo vaak van club? ‘Om te beginnen moet
je je kunnen terugvinden in het beleid van een club. Ik ben begonnen bij Cercle
Brugge. Na drie jaar vertrok ik daar met de bedoeling drie jaar Anderlecht te
trainen.’ Bij Anderlecht werd Leekens na enkele maanden gewipt omdat de
resultaten uitbleven (in 1994 geleden gebeurde overigens hetzelfde toen de
Duitser Herbert Neumann triomfantelijk werd ingehaald als ‘de grote vernieuwer’
en na anderhalve maand weer werd doorgestuurd omdat hij teveel wou
vernieuwen…). Leekens, over Anderlecht: ‘Het is niet omdat je aan de top
staat, dat je niet moet veranderen. Precies aan de top moet je héél flexibel
zijn, want morgen ben je misschien voorbijgestreefd. Je kan niet leven op het
verleden, een palmares is een belasting. Iedereen wil aan de top geraken, maar
de meesten willen er niet de inspanningen voor leveren. De vraag is eigenlijk:
hoe blijf je in succesperiodes voldoende kritisch om nóg beter te kunnen
worden?’

Toch heeft hij ook veel zelfkritiek. ‘Ik heb misschien mijn
momenten niet altijd even goed gekozen. Als je bij een club komt, die volop
afbouwt en die haar betere spelers verkoopt, is het moeilijk. Anderzijds moet
je altijd de moeilijkheidsgraad verhogen. Eens je voelt dat er verzadiging
optreedt, kan je beter vertrekken. Ik wil niet op mijn lauweren rusten.
Natuurlijk word je er zelf ook beter van wanneer de club goede resultaten
neerzet. Maar de bedoeling is eigenlijk dat je een structuur op poten zet, die
ook na jou nog werkt en die zelfs nog beter wordt.’

Sportief directeur

‘Een Belg heeft altijd enkele goeie eigenschappen gehad: hij
werkt veel en hard, klopt meer uren dan anderen, is – ondanks het feit dat hij
het verbaal niet zo goed kan zeggen als zijn noorderbuur – heel intelligent, is
bescheiden, soms zelfs té. Maar hij is helaas ook te vlug tevreden. Dat is een
gevolg van in zo’n klein land te wonen. Er komen echter hoe langer hoe meer
mensen die overtuigd zijn van hun eigen mogelijkheden.’

Leekens is bijzonder collegiaal ingesteld en geeft dus geen
kritiek op het gedrag van collega-trainers die zichzelf in het middelpunt van
de belangstelling wringen. Hij maakt er enkel een algemene opmerking over. ‘Als
iemand zichzelf verheerlijkt, is hij een slechte teamleider, ook al blijkt hij
een goeie coach. Zo iemand gebruikt de mensen. Je moet je kwaliteiten en je
beperkingen kennen. Voor domeinen waar je zelf niet goed in bent, zoek je best
mensen die daar wel goed in zijn.’

Leekens is pas 49 geworden. Het is niet zijn bedoeling om
tot het eind van zijn dagen trainer/coach te blijven. ‘Ik ga niet tot mijn
zeventigste op die bank zitten. Rond mijn vijfenvijftigste wil ik sportief
directeur worden en meer aan begeleiding gaan doen. Ik wil me wel blijven
nuttig maken, mijn know-how doorgeven.’

Winnen door
teambuilding

Leekens’ boek, dat hij samen met bedrijfsconsulent Roland
Juchtmans schreef en dat werd geredigeerd door sportjournalist Frank Buyse, is
niet bestemd voor voetballers, maar voor de staf eromheen. De principes gelden
voor de gehele bedrijfswereld. ‘De elf beste muzikanten vormen daarom nog niet
het beste orkest,’ doceert Leekens, ‘want die willen zich misschien teveel
manifesteren ten opzichte van hun collega’s.’

De auteurs onderscheiden vijf stadia van groepsontwikkeling:
oriëntatie, ontgoocheling, oplossing, productie en ontbinding. Leekens: ‘Je
weet meestal in welk stadium ieder individueel lid zich ongeveer bevindt, maar
waar situeer je de groep? Als bondscoach weet ik dat Marc Wilmots anders is dan
Luis Oliveira of dat Emile Mpenza anders is dan Luc Nilis, maar hoe zorgt de
begeleidende staf ervoor dat ze samenwerken? Ook iemand die op de bank zit,
moet zich goed voelen in functie van het team. Dat is niet zo evident op
topniveau. Iedereen moet beseffen dat je pas individueel succes kan hebben, als
de ploeg succes heeft. Zelfs de spelers die op de bank zitten, krijgen een
hogere handelswaarde als het team succes heeft. Anderzijds: als iemand
individueel succes zoekt, gaat dat ten koste van de ploeg. Van iemand die wat
meer kan, verwacht je dus ook meer. Zo iemand kan diegene die naast hem speelt,
ook beter maken. Daar komt het op neer. In mijn spirit heb ik 22 titularissen,
geen 11.’

Hoe vertaal je die visie naar hyperindividualisten die door
het publiek op handen worden gedragen, type-Rik Coppens in de jaren vijftig
bijvoorbeeld, die wel eens dronken op het veld stapte en doorgaans gewoon zijn
zin deed? ‘De tijden zijn veranderd, het spel wordt hoe langer hoe collectiever
gespeeld,’ vertelt Leekens. ‘Ik word doodziek van mensen die zeggen dat het in
hún tijd beter was. Ik word nóg zieker van mensen die zeggen dat de jeugd
slechter is dan vroeger. Neen, de jeugd is anders, omdat wij een ander klimaat
hebben gecreëerd. Jongeren zijn vandaag even revolutionair als wij in onze
tijd.’

‘De dag dat ik nostalgisch word, ga ik aan de toog een pint
drinken, maar ik zal mij dan wel op de hoek zetten en weinig over mezelf
praten. Mensen die veel over zichzelf praten, zijn slecht bezig. Dat kunnen
nooit goeie teamleiders zijn. Ik hou van persoonlijkheden, niet van ego’s. Met
échte toppers heb je trouwens nooit problemen.’

‘Je moet geen grijze mussen creëren, maar het individueel
talent gebruiken in functie van de groep. Alleen moeten de regels van de groep
ten allen tijde gerespecteerd worden. Als ik straks 160 per uur rijd, word ik
gestraft en hoef ik daar achteraf niet verontwaardigd over te zijn.’

Goede communicatie is onontbeerlijk binnen elk bedrijf,
vindt Leekens. ‘Dit verklaart waarom de beste verkoper niet altijd een goeie
sales manager wordt, de beste speler niet altijd een goeie trainer en de beste
leerling niet altijd een goeie onderwijzer.’

In welk stadium bevindt de nationale voetbalploeg zich vlak
voor de start van de wereldbeker? ‘Ik hoop niet in de ontbindingsfase,’ lacht
de bondscoach. ‘Ik denk in de beginfase, de oriëntatie. De manifestatiedrang en
de motivatie bij de spelers zullen bijzonder groot zijn, maar de teamspirit zal
nog niet zó hoog zijn. Op een bepaald moment komt er allicht wat ontgoocheling
bij, terwijl de productiviteit dan nog nergens staat. Het zal er voor ons van
afhangen of we snel door de ontgoochelingsfase heen geraken. Wij hebben niet de
beste ploeg van de wereld, maar als iedereen meer dan het maximale doet, kan
niemand ons wat verwijten.’

Georges Leekens & Roland Juchtmans – Winnen door
teambuilding (Samen naar de top) – Standaard Uitgeverij, 116 blz., ISBN
90-02-20698-4.



Laat de scheids weer rechter zijn

Sport Posted on zo, november 04, 2012 17:42:26

De West-Vlaamse scheidsrechters in de provinciale afdelingen
staken. In ‘De Zevende Dag’ mocht hun woordvoerder uitleggen waarom, al hadden we
dat zelf wel kunnen raden. Agressie, zowel verbaal als fysiek, onvoldoende steun
vanuit de nationale en regionale voetbalbonden, schamele vergoedingen: je moet
al bijna halfgek zijn om je nog in korte broek te hijsen, een anders gekleurd tenue
aan doen dan de twee ploegen op het veld, je twee keer drie kwartier verrot te
laten schelden en daar nog sereen onder blijven ook. Robert Jeurissen, de
scheidsrechtersbaas binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond, mocht op tv de
officiële versie verdedigen.

De onverkwikkelijke scènes zijn intussen bekend:
luidruchtige, boertige en dreigende supporters, ongedisciplineerde spelers,
maar vaak ook onbekwame refs. Samen geeft dat een zeer giftige en explosieve
cocktail. In de jeugdreeksen zijn het de overambitieuze ouders en de door hen opgejutte
en geterroriseerde spelertjes die over de schreef gaan. Niet zelden zijn het doordeweeks
rustige mensen die – in de buurt van een met krijtlijnen omzoomde rechthoek en
met zoonlief, in wie ze vanzelfsprekend de nieuwe Messi zien, prominent
aanwezig op de groene vlakte – totaal uit de bol gaan en zich ongecontroleerd
beginnen gedragen.

Het probleem terugbrengen op agressieve ouders is te
eenzijdig en simplistisch. Het probleem is namelijk tweeërlei. Enerzijds heb je
clubbestuurders, spelers en supporters die zich moeten leren gedragen. Een
strenge gedragscode dringt zich op. Verschillende ploegen hebben al zo’n soort code,
maar helaas blijft die doorgaans dode letter als de eigen ploeg zich benadeeld
voelt. Bij Beerschot AC, de club waar ik bijna een jaar Pers &
Communicatiemanager was, organiseerde de jeugdopleiding geregeld sessies om
ouders “op te voeden”. Hoofd Opleidingen Steven Smet had die methode meegebracht
van bij zijn vorige clubs, Lokeren en Eendracht Aalst. Wie zich niet gedraagt,
wordt gesanctioneerd. Wie zich herhaaldelijk niet gedraagt of wie heel ver over
de schreef gaat, vliegt eruit. Zo hoort het.

Mits consequent toegepast kun je zo een deel van de agressie
kanaliseren en afremmen. Je leert ouders anders om te gaan met hun jonge
voetballers, door te relativeren (of dat op zijn minste toch te proberen) en te
vermijden dat hun eigen balorigheid wordt overgedragen op hun kinderen. Maar je
kunt dit net zogoed toepassen op volwassen voetballers. Clubs moeten beseffen
dat hooliganesk en brutaal gedrag niet kan en dat je er drastisch moet tegen optreden.

Er is echter nog een tweede probleem: de scheidsrechters
zelf. Voetbal is op papier geen al te eenvoudige sport (u kent het cliché:
probeer eens op een simpele manier de buitenspelregel uit te leggen). De jongste
jaren is het er door diverse reglementswijzigingen en vooral door de talloze
uitzonderingen op die regels niet makkelijker op geworden voor de refs. Komt
daarbij dat de voetbalbond eist dat de regels heel strikt worden toegepast.

Gevolg is dat de scheidsrechter anno 2012 in België wordt gedegradeerd
tot een soort robot. Of noem hem een politieagent die alleen nog maar goed
wordt geacht om blind bekeuringen uit te schrijven, versta: gele en rode
kaarten uit te delen. In andere landen krijgt de scheidsrechter meer ruimte tot
interpreteren en gaat ie in dialoog met de spelers. In Engeland, toch de
bakermat van het voetbal, zie je bijna elke wedstrijd dat de ref praat met één
of meerdere spelers. Het geven van gele en rode kaarten wordt er eerder als een
noodoplossing gezien, als het echt niet meer anders kan. Bij ons is het snel
uitdelen van gekleurde kartonnetjes een verplichting.

Dat is ooit anders geweest. Scheidsrechters als Marcel Van
Langenhove en Frans Van den Wyngaert gingen nog in dialoog met de spelers. Niet
dat ze minder streng waren dan hun opvolgers, maar ze hadden veel meer gezag.
Vandaag hebben de refs vooral macht en veel minder gezag. Het gevolg is dat de
discussies die vroeger op het veld werden gevoerd, nu voor en na de match
plaatsvinden. En het respect voor de man-in-het-zwart is nagenoeg verdwenen.

Wat in West-Vlaanderen is gebeurd, is een noodkreet. Op
korte termijn kan je er weinig aan doen, maar tegen volgend seizoen is het
perfect mogelijk om een gedragscode op te leggen (vanuit de bond en binnen de
clubs zelf) en tegelijkertijd de scheidsrechters interpretatiemogelijkheden te bieden.
De opdracht is: laat de scheids weer rechter zijn!



Georges Leekens kan geen topclub aan

Sport Posted on vr, november 02, 2012 17:25:11

In de Amerikaanse filmwereld worden er, naast de
prestigieuze Oscars, elk jaar prijzen uitgereikt aan de slechtste films en
acteurs van het jaar. De Golden Raspberry Award, kortweg: Razzie, bestaat sinds
1980 en werd in het leven geroepen om de draak te steken met B-films (of
A-films die eruit zien als een B-film…). Niet alleen nobele onbekenden
krijgen zo’n weinig begerenswaardige trofee; het overkwam ook Hollywood-sterren
als Bill Cosby, Tom Selleck, Eddie Murphy, Ben Affleck, Halle Berry en Sandra
Bullock.

Mocht er in de Belgische voetbalwereld een vergelijkbare
trofee worden gecreëerd voor slecht gecaste trainers of spelers, dan zou er in
2012 maar één grote favoriet zijn: Georges Leekens. De jobhopper par excellence
– 20 clubs of nationale teams in 28 jaar tijd! – bewijst bij Club Brugge dat
hij niet gemaakt is voor een topclub. In 1987 werd hij als jonge, ietwat
arrogante coach al na enkele maanden bij het groot huisvuil gezet door
Anderlecht. Twee passages bij de Rode Duivels zorgden eveneens voor weinig vreugde. Hij
kwalificeerde België nog wel voor het WK van 1998, maar in Frankrijk was het weinig soeps. En in de periode 2010-2012 slaagde hij er, ondanks een zeer
getalenteerde groep voetballers, niet in om het EK in Polen en Oekraïne te
bereiken. (Achteraf dan verklaren dat het werk al voor 90% werk af was, bij
zijn vaandelvlucht naar Brugge, is een verschrikkelijk domme uitspraak die hem voor
eeuwig zal blijven achtervolgen).

Alleen bij zijn vorige passage bij Club Brugge, tussen 1989
en 1991, wist Leekens te overtuigen: hij werd kampioen in 1990 en won de beker
in 1991. En dan deed hij wat hij altijd doet als het ergens goed gaat:
vertrekken. Want dat is een constante in de trainerscarrière van Georges
Leekens: als hij aanvoelt dat zijn methodes en zijn wollige praatjes niet meer aanslaan, is hij
weg. Meestal na een seizoen of twee. Toch verdient hij respect en een welgemeende
schouderklop voor het werk dat hij leverde bij Cercle Brugge, Moeskroen (twee
keer) en Kortrijk (de tweede keer).

Je hebt zo van die trainers die niet geschikt zijn om te
functioneren in een topclub. René Vandereycken was er zo één (ik gebruik de
verleden tijd omdat de man al tweeëneenhalf jaar in de luwte leeft en niet van zin lijkt
om zich opnieuw kandidaat te stellen om ergens trainer te worden). Hij deed het
aardig tussen 1989 en 1993 bij AA Gent, toen nog lang niet de G5-club die het vandaag is, en
schitterend bij RWDM, waarmee hij in 1994-1995 vierde eindigde en Europees
voetbal afdwong. Het dient gezegd: met afschuwelijk, ultra-defensief, cynisch
voetbal. Niet om aan te zien! Maar hij slaagde er wel in om een bescheiden middenmoter boven
zichzelf te doen uitstijgen. Bij Standard, Anderlecht en RC Genk werd hij
echter al snel doorgestuurd omdat de resultaten tegenvielen en omdat hij al van
bij het begin met het bestuur en de meeste spelers in de clinch lag. Bij de nationale ploeg
werd het helemaal een afgang. Drie verdedigende middenvelders opstellen in een thuiswedstrijd tegen
Kazakhstan, zoals bekend één van de grootste voetballanden ter wereld, il faut le faire.

Jacky Mathijssen is een ander voorbeeld van een trainer die
geen topclub aankan. Nadat hij met Sporting Charleroi verrassend op een
Europese plek eindigde, werd hij beloond met een transfer naar Club Brugge.
Daar viel hij in twee seizoenen volledig door de mand. Daarna volgden
mini-opdrachten bij Lokeren en Charleroi, en een wat langer uitgesponnen
passage bij (Germinal) Beerschot. Ook daar was zijn omgang met de media krampachtig en onvriendelijk.

Wat hebben Georges Leekens, René Vandereycken en Jacky
Mathijssen gemeen? Het zijn drie defensief ingestelde coaches. Op alle vlakken.
Niet alleen tactisch, maar ook in hun omgang met bestuur, spelers en pers zijn
ze voortdurend achterdochtig, kribbig en
extreem op hun hoede. Ze laten nooit het achterste van hun tong zien. Ze voelen
zich alleen thuis in een underdogrol, maar dat kan je bij een topclub niet
maken, omdat de verwachting daar is dat je het veld opstapt om te winnen. Op
persconferenties wringen Leekens, Vandereycken en Mathijssen zich altijd in
bochten om vooral niet als favoriet afgeschilderd te worden. “Geen te hoge
verwachtingen creëren, dan kan het resultaat niet al te veel tegenvallen,” zo
lijkt het wel.

En daarom is de invasie van Nederlandse trainers er gekomen,
beste oud-gedienden van het Belgische trainersgild. Nederlanders profileren
zich als aanvallend, durven het intiatief nemen en deinzen er niet voor terug
om zichzelf, hun spelers en de hele entourage druk op te leggen. Zijn ze daarom
betere trainers? Neen, niet direct, maar ze kunnen zichzelf zoveel beter verkopen.
En aangezien we in een tijd leven waarin perceptie realiteit dreigt te worden
en woorden in eerste instantie hoger scoren dan daden, zijn we dit seizoen in
de Jupiler Pro League gestart met 6 Nederlandse trainers op zestien clubs. Laat ze dan maar een beetje “naïef” voetballen en minder “realistisch” dan we hier gewend zijn.

Het oude Belgische underdog-gevoel (remember de Rode Duivels in de jaren zeventig en tachtig) is niet
meer aan de orde, tenzij je trainer van Waasland-Beveren, Lierse of Charleroi
bent. Wie Anderlecht, Club Brugge of Standard traint, moet met de druk om
kunnen. Met zijn nietszeggend gewauwel bewijst Leekens voortdurend dat hij daar niet tegen
bestand is. Het is zoals dat Amerikaanse gezegde: If you can’t stand the heat, stay out of the kitchen!



Positief supporteren

Sport Posted on ma, oktober 22, 2012 17:34:59

Charter voor positief supporteren

(Deze tekst heb ik spontaan ontworpen na het
Fukushima-incident op 19 augustus 2011, waarbij een aantal Beerschot-supporters
“Fukushima” riepen naar de toenmalige keeper van Lierse, Eiji Kawashima. Het
incident leidde tot een rechtszaak die lang aansleepte. Beerschot heeft zich
een maand na de feiten verontschuldigd bij de Japanse doelman en bij de Japanse
ambassadeur. Het voorstel van charter is helaas dode letter gebleven. Anders had Beerschot AC misschien een boete van 2.480 euro kunnen vermijden, omdat de supporters “Uw moeder is een h***” zongen naar scheidsrechter Gumienny tijdens de thuiswedstrijd tegen AA Gent…)

Met dit
charter willen we pleiten voor “positief supporteren” enerzijds en duidelijke
limieten stellen aan wat wenselijk en aanvaardbaar is in een voetbalstadion
anderzijds. In dit charter beperken we ons tot verbale uitlatingen van
supporters; ander gedrag wordt voldoende behandeld door de specifieke wetten
van het land in het algemeen en door de Voetbalwet in het bijzonder.

Algemeen
uitgangspunt: uitspraken van supporters moeten altijd bekeken worden in het
licht van de “vrijheid van meningsuiting”. Dit is de vrijheid van burgers en
verenigingen om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder voorafgaande controle
door de staat. De vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. Onder bepaalde
omstandigheden zijn belediging en smaad strafbaar.

WETTELIJK
KADER

De vrijheid
van meningsuiting is verankerd in artikel 10 van het Europees Verdrag van de
Rechten van de Mens (EVRM). De vrijheid mag enkel beperkt worden als: de
beperking voorzien is bij wet, de beperking in een democratische samenleving noodzakelijk
is in het belang van de nationale veiligheid, de territoriale integriteit, de openbare
veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de
bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede
naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke
mededelingen te voorkomen, om het gezag en de onpartijdigheid van de
rechterlijke macht te waarborgen.

Volgens het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) omvat de vrijheid van
meningsuiting ook het recht om te beledigen. Uit het arrest van 24 februari
1997 in de zaak “De Haes and Gijsels vs. Belgium”: “(…) Freedom of expression
is applicable not only to ‘information’ or ‘ideas’ that are favourably received
or regarded as inoffensive or as a matter of indifference, but also to those
that offend, shock or disturb the State or any section of the community (…).”

De vrijheid
van meningsuiting is verankerd in artikel 19 van de Belgische Grondwet. Deze
bepaling wordt afgezwakt door een wijziging van artikel 150 van diezelfde Grondwet,
waarin persmisdrijven “die door racisme en xenofobie ingegeven zijn” voortaan door
een gewone rechtbank met beroepsrechters kunnen beoordeeld worden.

De zogeheten
“Voetbalwet” uit 2007 bepaalt dat sommige gedragingen van voetbalsupporters
aanleiding kunnen geven tot een administratieve boete en/of stadionverbod. Dit
geldt onder meer voor: het verstoren van het verloop van de wedstrijd door het
aanzetten tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van één of
meer personen die zich in het stadion bevinden; het aanzetten tot slagen en
verwondingen, haat of woede ten opzichte van één of meer personen die zich in
de perimeter bevinden.

ORGANISATORISCH
KADER

Supporters
moeten een grote mate van vrijheid behouden om hun team aan te moedigen
enerzijds en om het andere team verbaal te destabiliseren anderzijds. Onder
“positief supporteren” verstaan we: aanmoedigingen die gericht zijn op het
eigen team, de eigen spelers, de eigen technische staf, het eigen bestuur en de
eigen supporters.

De spelers en
supporters van het andere team proberen te destabiliseren mag, op voorwaarde
dat de uitlatingen niet extreem beledigend zijn op het vlak van de persoonlijke
integriteit, inzonderheid qua huidskleur, etnische afkomst, sexuele geaardheid
en .

Hoewel de
vrijheid van meningsuiting in een zo groot mogelijke mate moet worden
gerespecteerd, zijn een aantal uitlatingen niet aanvaardbaar en kunnen ze
aanleiding geven tot het stilleggen of stopzetten van de wedstrijd, een
administratieve boete en/of stadionverbod. Dit geldt met name voor: racistische
uitspraken, inclusief de zogeheten “oerwoudgeluiden”, waarbij de supporters van
het ene team spelers, leden van de technische staf, bestuurders en/of
supporters van het andere team vanuit een door het eigen ras ingegeven
superioriteitsgevoel te beledigen; het aangrijpen van door nationale of
internationale overheden erkende rampen om spelers, leden van de technische
staf, bestuurders en/of supporters van het andere team te beledigen; het
aangrijpen van persoonlijke drama’s om een speler, een lid van de technische
staf, een bestuurder en/of een supporter van het andere team te beledigen;

Bij de
bestraffing van overtredingen pleiten we voor een alternatieve aanpak, naast de
eventuele financiële straf. Zo kunnen supporters verplicht worden om mee te
werken aan projecten in het kader van het maatschappelijke engagement van de
club, de zogeheten “community”-werking.

Naast de
sanctionering van overtredingen, zou er ook een beloning moeten zijn voor clubs
en supporters die “positief supporteren”. Zoals er quoteringen zijn voor de
prestaties van spelers, zouden er ook quoteringen moeten bestaan voor clubs en
supporters, best ook toegekend door erkende sportjournalisten. De club waarvan
de supporters zich op het eind van het seizoen het positiefst hebben gedragen,
moet daarvoor beloond worden, bijvoorbeeld door een deel van de tv-gelden
hiervoor beschikbaar te stellen.

TOELICHTING

“Racistische
uitspraken”: in België houdt dit doorgaans in dat blanke autochtonen zich
denigrerend, kwetsend en misplaatst superieur gedragen ten opzichte van
niet-blanken. Vallen hier niet onder: uitlatingen als “Les Wallons, c’est du
caca” en “Kosovo, Kosovo”. Beide kunnen weliswaar gecatalogeerd worden onder de
noemer “smakeloos” maar zijn niet racistisch. In het eerste geval gaat het over
een superioriteitsgevoel van de ene taalgroep ten opzichte van de andere, maar
is er geen sprake van belediging omwille van etnische afkomst. In het tweede
geval gaat het om het roepen van de naam van een autonome staat, die – hoewel
storend en destabiliserend voor personen die afkomstig zijn van andere staten –
niets te maken heeft met racisme.

“Erkende
rampen”: nationale of internationale gebeurtenissen die erkend zijn als “ramp”
en waarover de gemeenschap het eens is dat ze een grote impact hebben op het
leven in het land. Hieronder vallen bijvoorbeeld: de ingestorte tribune in
Enschede, de kernramp in Tsjernobyl, de aardbeving gevolgd door tsunami en
lekke kernreactor in Japan, de windhoos op Pukkelpop, enz.

“Persoonlijke
drama’s”: gebeurtenissen die een diepe negatieve impact hebben gehad op individuën
of groepen. Hieronder vallen bijvoorbeeld: het overlijden van het zoontje van
Dieumerci Mbokani, de aan terminale kanker lijdende echtgenote van Louis van
Gaal, de dood van medespeler Julien Bailleul, enz.

Andere
uitspraken als “X Y, uw moeder is een hoer”, “Z homo” en dergelijke zijn
smakeloos en ongewenst, maar vallen niet onder één van de vorige categorieën.
Clubs moeten worden aangemoedigd om dit soort uitlatingen te weren, maar ze
mogen geen aanleiding zijn tot het stilleggen of stopzetten van de wedstrijd.
In de meeste gevallen worden deze uitspraken trouwens niet als beledigend
ervaren door de personen aan wie ze gericht zijn en sorteren ze nauwelijks
effect.



« Vorige