Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Gestommel in de vergeetput

Sport Posted on wo, oktober 10, 2018 11:47:00

(Deze bijdrage in de reeks ‘De Bankzitter’ verscheen
op maandag 10 september in
De
Standaard.)

Zelfs in een weekend dat er geen competitievoetbal is
in de Jupiler Pro League kregen de wedstrijden in de Proximus League nauwelijks
aandacht. Nog liever een zoveelste na- of voorbeschouwing over de Rode Duivels
dan een bijdrage over 1B, de vergeten afdeling.

Mocht het u ontgaan zijn, de voorbije dagen
stonden Lommel-OH Leuven, Westerlo-Tubize, Union-KV Mechelen en Roeselare-Beerschot
Wilrijk op het programma. Dat kan aan u liggen: u bent niet geïnteresseerd in
de lagere regionen van ons voetbal, bijvoorbeeld. Moet kunnen. Maar net zo goed
wil u wel geïnformeerd worden, maar is het hopeloos zoeken naar uitslagen, stand,
interviews en beschouwingen.

De tweede klasse van ons voetbal wordt al veel
langer een kerkhof genoemd. Dat heeft met die gebrekkige media-aandacht maken,
maar in de eerste plaats ook met de economische realiteit: in een kleine markt
als de Belgische gaat het grootste deel van de beperkte tv-gelden naar de
eersteklassers. De kruimels die dan nog van tafel vallen, zijn voor de
tweedeklassers. Eigenlijk moet ik Proximus League schrijven, naar de sponsor
die zijn naam heeft verbonden aan deze competitie, of 1B, een eufemistische
benaming om te benadrukken dat dit ook een soort eerste klasse is en tegelijk
ook weer niet.

Absurdistan

Het Belgisch profvoetbal telt 24 clubs, niet
zo netjes verdeeld over 1A (16) en 1B (8). Die ongelijkheid heeft met het
recente verleden te maken. In de zomer van 2009 werd het aantal clubs in de
hoogste klasse gereduceerd van achttien tot zestien. Zeven jaar later werd
grote schoonmaak gehouden onder de tweedeklassers, vanwege de economische
onleefbaarheid. Er bleven nog 24 profclubs over. Om toch een beetje sop en kool
te sparen, mochten ze in de Jupiler Pro League met zestien blijven voortboeren,
met als gevolg dat de Proximus League uit amper acht teams bestaat. Die spelen
vier keer tegen elkaar, 28 wedstrijden in totaal. In de praktijk wil dat zeggen
dat je om de acht weken tegen dezelfde tegenstander speelt. De winnaar van de
eerste periode (14 wedstrijden) speelt tegen de winnaar van de tweede periode
om de kampioenstitel én – veel belangrijker nog – promotie naar het sportief en
commercieel aantrekkelijkere 1A.

Om het helemaal ingewikkeld te maken, is de
kampioen dan uitgespeeld. Geen competitieve wedstrijden meer vanaf half maart,
geen inkomsten, wel de wortel van 1A die een paar maanden voor de neus van de financieel
directeur blijft hangen. De clubs die tweede, derde en vierde eindigen in de totaalstand,
mogen deelnemen aan Play-off 2, de nacompetitie met de ploegen op plaatsen
zeven tot en met vijftien uit 1B. De zestiende degradeert en is ook al half
maart uitgespeeld. En nu moet ik u even wegwijs maken in Absurdistan. Wie geen
kampioen wordt in 1B, maar wél op de ereplaatsen eindigt, maakt nog kans om het
seizoen daarop Europees voetbal te spelen, mits winst in Play-off 2 en daarna
in een onderling duel met de vierde uit Play-off 1. Omgekeerd kan ook: als de
periodewinnaar die de finale in 1B verliest na 28 wedstrijden bij de laatste
vier geklasseerd stond, moet die ook nog eens play-downs spelen, wat in theorie
tot degradatie naar de Eerste Amateurliga kan leiden.

Je kunt dit wiskunde voor gevorderden noemen.
Of gewoon, wat het in werkelijkheid is, een ongeloofwaardig, amateuristisch
idee dat op een of andere vreemde manier toch in de praktijk werd omgezet. Op
een onbewaakt moment door een meerderheid in de Pro League goedgekeurd. Dat
doen ze daar wel meer, denk aan de indicatieve tabel.

Buitenlandse
suikernonkels

Het voetbal in 1B is potiger dan in 1A. Nog
meer gericht op het vermijden van tegendoelpunten, nog meer fysieke duels, nog
minder artistieke hoogstandjes. En nog minder volk op de tribunes. Vorig
seizoen kwamen er gemiddeld 4.073 toeschouwers kijken. Tubize moest het met
1.284 eenheden stellen, Roeselare en Union deden niet zoveel beter. Daar kan je
geen profclub mee runnen. Al zal dat gemiddelde stijgen nu KV Mechelen de
plaats van Cercle Brugge heeft ingenomen.

Het aantal buitenlanders valt nog mee (91 op
209 contractspelers, 44 procent, tegenover meer dan 63% in 1A). Lommel en
Westerlo geven zelfs volop kansen aan Belgische spelers, met respectievelijk
slechts twee en zeven buitenlanders in de kern. De vreemde vogels vind je
vooral in de bestuurskamers, want vijf van de acht clubs zijn geheel of
gedeeltelijk in handen van een buitenlandse investeerder. KV Mechelen, Westerlo
en Lommel zijn voorlopig nog helemaal Belgisch (al is Westerlo al jaren op zoek
naar een overnemer), Beerschot Wilrijk is voor de helft eigendom van een Saudische
prins. De andere clubs zijn Thais (Oud-Heverlee Leuven), Chinees (Roeselare),
Brits (Union) of Zuid-Koreaans (Tubize). Ook in 1A rekenen vijf clubs op de
inbreng van een buitenlandse suikernonkel.

Gerochel
op het kerkhof

Het is best wel spannend dit seizoen. Na vijf
speeldagen – de heenronde van de eerste periode zit er bijna op (volgt u nog?) –
leidt Westerlo voor Lommel. O ironie, op de eerste vier plekken staan clubs die
nog hoofdzakelijk zwart-geel-rood kleuren in de bestuurskamer. Het kan toeval
zijn. Maar het kan ook wijzen op de weinig deskundige inbreng van de
buitenlandse geldschieters die geen voeling hebben met ons voetbal en die nu
ook niet bepaald even kapitaalkrachtig zijn als de sjeik Mansours of Abramovitsjen
van deze wereld. Avonturiers met een halfgevulde portemonnee, daar zijn ze hier
al content mee. Kijk naar wat Lierse is overkomen. Mismeesterd door
Egyptenaren.

Als u de voorbije dagen al iets vernomen heeft
uit 1B, noem het dan gerust gerochel op het kerkhof of gestommel in de
vergeetput. Met de huidige formule zijn de clubs gedoemd om in de
semi-anonimiteit te blijven. Bovendien: 24 profclubs, dat is niet leefbaar in
dit land. Veel beter zou men van 1B resoluut de Eerste Amateurliga maken, met
zestien clubs. Wie kampioen wordt na een reguliere competitie mag naar 1A, op
voorwaarde dat er aan strenge licentievoorwaarden wordt voldaan. ’t Is maar een
ideetje.



Failliet van het scoutingbeleid

Sport Posted on di, oktober 09, 2018 14:07:21

(Deze bijdrage in de reeks ‘De Bankzitter’ verscheen
maandag 3 september in De Standaard.)

Eindelijk weten we hoe onze clubs er de volgende vier
maanden zullen bijlopen: na het sluiten van de transfermarkt weten trainers met
welk materiaal ze het moeten stellen. Opvallende ultieme transfer: Bubacarr
Sanneh. Anderlecht betaalde 8 miljoen euro voor de Gambiaan, die een half jaar
geleden nog veertig keer minder had gekost.

Zo rustig de zomer begonnen was voor Mogi
Bayat – naar Belgische normen een supermakelaar à la Jorge Mendes of Mino
Raiola, betrokken bij ontelbare deals – zo onstuimig eindigde die. Dankzij
Twitter kun je dat perfect reconstrueren: @BayatMogi, 6307 volgers, kent weinig
geheimen. Hij is naar het WK geweest, liet zich in Rusland portretteren in het
gezelschap van Didier Reynders (wie deed dat niet?), maar werd pas echt actief
in de maand augustus. Hij hielp Kaveh Rezaei eerst aan een nieuw vierjarig
contract bij Charleroi, club van zijn broer Mehdi, om hem vervolgens te
transfereren naar Club Brugge. Anderlecht, waar hij na het gedwongen vertrek
van Herman Van Holsbeeck op een zijspoor was gezet door de nieuwe sterke mannen
Marc Coucke en Luc Devroe, riep zijn hulp in om dure vogel Lukasz Teodorczyk te
verkassen: het werd Udinese, een club waar Bayat kind aan huis is.
Vriendendienst in beide richtingen.

Anthony Limbombe ondertekende in het
gezelschap van Bayat een contract bij Nantes, de contractloze Mbaye Leye vond
onderdak bij Moeskroen, Adrien Trébel versierde een verbeterd contract en werd zo
de duurste speler ooit bij Anderlecht, en Massimo Bruno ging op de valreep nog
naar Charleroi. Telkens weer post Bayat een trotse selfie. Tussendoor
schoffeerde hij een journalist van La Dernière Heure omdat die had geschreven
dat Kara Mbodji naar Nantes zou vertrekken (‘Romain VDP doit absolument arrêter
l’alcool ou la drogue ou les deux!!!! AMATEURISME!!!’), waarna Kara zes dagen
later verhuurd werd aan… Nantes.

Op 31 augustus tweette Bayat ’s ochtends: ‘Bon
aujourd’hui c’est le tour de mon frère’. Waarop Charleroi op de valreep nog
vier nieuwe spelers mocht verwelkomen. Om maar te zeggen: Mogi Bayat bleek na
een aarzelende start van de zomer toch weer alomtegenwoordig in het Belgische
voetbal.

Mbappé

Internationaal viel vooral de transfer van
Cristiano Ronaldo van Real Madrid naar Juventus op. Voor 117 miljoen euro en
een jaarsalaris van 30 miljoen, waarmee de Portugees de op vier na duurste
speler aller tijden wordt en alleszins de prijzigste 33-jarige. Een speler die
zich extreem goed verzorgt, maar wiens beste jaren ongetwijfeld in het verleden
liggen. Dan zijn dat exuberante sommen, die meer met prestige dan met sportieve
verbetering te maken hebben.

Opvallend: in de Top 10 van duurste transfers
staan drie doelmannen. Chelsea betaalde maar liefst 80 miljoen euro voor de
23-jarige Spanjaard Kepa Arrizabalaga, vier keer meer dan zijn marktwaarde. De
Braziliaan Alisson Becker vertrok voor 62,5 miljoen van AS Roma naar Liverpool.
En onze Thibaut Courtois mocht voor een prikje vertrekken naar Real, om dichter
bij zijn kinderen te kunnen vertoeven: 35 miljoen, dat is net iets meer dan de
helft van zijn transferwaarde. Wie echt weg wil, hou je niet tegen als club,
contract of niet.

We zouden haast vergeten dat de duurste
transfer werd gerealiseerd door PSG, alweer. Na Neymar in de zomer van 2017,
222 miljoen, werd nu Kylian Mbappé definitief binnengehaald. Vorig seizoen werd
die nog gehuurd, om de Financial Fair Playregels te kunnen omzeilen. De beste
jonge speler van het WK, amper negentien, kostte 135 miljoen, 45 miljoen minder
dan vorig jaar was afgesproken.

Geen nieuw individueel transferrecord de
voorbije drie maanden, wel weer collectief waanzinnige getallen. In de Premier
League gaven 19 van de 20 clubs (Tottenham Hotspur deed opmerkelijk genoeg geen
transfers) samen 1,4 miljard euro uit, minder dan de 2,1 miljard van vorig
jaar. De netto-transferuitgaven (uitgaven min inkomsten) tikken de voorbije
twee zomers af op 1,838 miljard. Crazy! De Serie A kwam voor het eerst boven
het miljard euro transferuitgaven uit.

Geld moet rollen, ook in de Jupiler Pro League,
die op de achtste plaats staat in de ‘Big Spender’-ranking: er werd voor 96,5
miljoen ingekocht en voor 118,4 miljoen verkocht. Die ‘winst’ werd vooral
opgestreken door AA Gent en Standard. Club Brugge gaf bijna 4 miljoen euro meer
uit dan het ontving, Anderlecht zelfs 10 miljoen.

Xenofobie

Op 31 augustus waren er om middernacht 301
buitenlanders geregistreerd bij de eersteklasseclubs. Dat zijn er verrassend
genoeg twee minder dan we op 24 juli op deze plek telden, maar op een totaal
van 472 contractspelers nog altijd goed voor 63,8 procent, bijna twee op drie
dus. Gemiddeld telt een club 29,5 spelers. Daar zit heel wat ballast tussen,
spelers die gedoemd zijn om maandenlang hun conditie te onderhouden bij de
B-kern in afwachting van een vertrek.

Xenofobie bestaat ook in het voetbal, in de
zin van: angst voor onbekende gezichten. Luciano D’Onofrio haalt bij Antwerp
opmerkelijk veel voormalig personeel van Standard binnen. En het duo
Coucke-Devroe zocht het bij enkele oude bekenden van bij KV Oostende
(Dimata-Milic-Musona). Voorspelbaarheid is veilig.

Duurste vogel was de Gambiaanse centrale
verdediger Bubacarr Sanneh, bijna 24. Volgens Deense media betaalde Anderlecht
acht miljoen euro aan FC Midtjylland, waarmee hij meteen de op een na duurste
aankoop ooit is in de Jupiler Pro League. Amper zes maanden geleden betaalde
Midtjylland zelf nog 200.000 euro aan een andere Deense club, AC Horsens. Daar
kun je drie conclusies aan verbinden. Eén, loyauteit bestaat nauwelijks nog in
het voetbal, als je al na een half jaar weer vertrekt. Twee, op een half
seizoen tijd veertig keer meer waard worden, dat is een mirakel. Drie, waarom vallen
dat soort spelers nooit op aan de clubscouts?

De transfer van Sanneh bewijst het definitieve
failliet van het scoutingbeleid van onze clubs. Komt ervan als topclubs liever
aan het handje van een bevriende makelaar lopen dan zelf op zoek te gaan naar talenten.



Ellebogenwerk tijdelijk door de vingers gezien

Sport Posted on zo, oktober 07, 2018 12:29:07

(Deze
bijdrage in de reeks ‘De Bankzitter’ verscheen op maandag 27 augustus in
De Standaard.)

Club-Anderlecht
was een half geslaagde topper, verdiend gewonnen door de thuisploeg met 2-1. Maar
door een administratieve blunder binnen de Pro League en de voetbalbond ging
het dit weekend minder over de wedstrijd dan over de zogeheten ‘indicatieve
tabel’ en de spitsvondigheid van enkele clubadvocaten, waardoor geschorste
spelers alsnog aan de aftrap stonden.

Het was mijn oprechte bedoeling om het
uitsluitend over sportieve aspecten van de voetbaltopper van gisteren te
hebben. Helaas, de ondoorgrondelijke wegen van clubadvocaten en bondsinstanties
beslisten daar anders over. Wesley (Club Brugge), Carcela (Standard), Ocansey
(Eupen) en Brogno (Beerschot Wilrijk, 1B) mochten ondanks een recente
uitsluiting dit weekend gewoon meevoetballen.

De ‘indicatieve tabel’, daar draaide het de
voorbije dagen allemaal om. Dat is een onderdeel van het bondsreglement, meer
bepaald artikel B1905.1: een soort menukaart van sancties na een uitsluiting. Voorbeeld:
een elleboogstoot die geen blessure veroorzaakt levert drie speeldagen
schorsing op, een elleboogstoot die een blessure veroorzaakt twee speeldagen en
een elleboogstoot die een blessure in het aangezicht als gevolg heeft zes
speeldagen. Dat was het geval met Wesley tegen Excel Moeskroen. Hij moest zes
matchen brommen, de vorige twee zat hij al in de tribune. Tot een slimme jurist
van Standard vaststelde dat die indicatieve tabel – die er overigens gekomen
was op vraag van de trainers, om een rechtspraak met meerdere maten en
gewichten proberen te vermijden – nog niet was goedgekeurd door de leden van de
Pro League, de clubs dus. Wél waar, zei de bondsprocureur, die een e-mail van
de CEO van de Pro League als bewijs toonde. Niet waar, zei de juridisch
directeur van Standard, er bestaat geen proces-verbaal van die stemming binnen
de Pro League. En dus besliste de Geschillencommissie om de schorsingen van
Carcela, Ocansey en Brogno ongedaan te maken, en die van Wesley tot twee
wedstrijden te beperken. De beslissing over het aantal schorsingsdagen voor
Ognjen Vranjes, de Anderlecht-verdediger die vorige speeldag was uitgesloten na
een tweevoetige tackle, werd uitgesteld tot ná Club Brugge-Anderlecht. Belhamels
Wesley en Vranjes konden dus gewoon meespelen. Vrij dankzij een procedurefout.

Eeuwig
amateurisme

Een administratieve blunder die dateert van
januari, meer dan een half jaar geleden, is de oorzaak, zo benadrukte
Anderlecht-voorzitter Marc Coucke zaterdag in een reeks tweets. Hij betreurde
de impasse, toonde begrip voor procedure-argumenten en verwees naar de volgende
bijeenkomst van de Pro League om dit recht te trekken: ‘sorry a
voetballiefhebbers voor deze omstandigheden, die puur juridische oorzaken
hebben. We houden ook niet v dergelijke toestanden’.

Waarom gaven Coucke, tevens voorzitter van de
Pro League, en Bart Verhaeghe, voorzitter van Club én ondervoorzitter van de
voetbalbond, dan niet het goede voorbeeld en legden ze hun trainers dan niet op
dat ze Wesley en Vranjes niet mochten opstellen, zoals het sportief hoorde? Ach
ja, naïef van me, fair play is bijzaak in de economische sector genaamd
Profvoetbal. En wat meer is: ook voor de net voorbije en de volgende speeldag
zijn rode kaarten facultatief. Elke clubadvocaat zal verwijzen naar
precedenten, geen enkele speler zal geschorst worden. Onderliggende boodschap:
elleboogstoten en tweevoetige tackles leveren tot minstens na de interlandbreak
van begin september wél een rode kaart, maar geen schorsing op. Je kunt
gewiekste advocaten niet verwijten dat ze hun cliënt met alle mogelijke
rechtsmiddelen verdedigen. Wat kan hen het sportieve verloop van een competitie
schelen!

De Pro League komt hier heel slecht uit:
administratieve vergissingen ogen amateuristisch. Maar ook binnen het
bondsparket, een onderdeel van de bond, had men veel alerter moeten zijn voor
het ontbreken van een juridisch sluitend reglement. Naast de bestaande 43
overtredingen met passende sancties, mag aan de indicatieve tabel een
vierenveertigste worden toegevoegd voor flaterende bondslieden.

In 1995 schreef François Colin, gewezen chef Sport
van Het Nieuwsblad en senior writer van deze krant, het schotschrift ‘Eeuwige
amateurs’, naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke
Belgische Voetbalbond. Komende zaterdag bestaat de bond precies 123 jaar en ondanks
een in grote lijnen professionelere aanpak gedragen sommige departementen zich nog
altijd bijzonder amateuristisch.

Jeugd
krijgt kansen

Voetbal dan. De eerste helft was Club-Anderlecht
een ouderwetse pot: positieve ingesteldheid, stevige duels, halve kansen en
hele doelpunten. De videoref keek werkloos toe. In de tweede helft werd er
verkrampt gebikkeld. Club teerde op de kleine voorsprong, Anderlecht kon
onvoldoende een vuist maken. En de VAR greep op een cruciaal moment, terecht,
in door een overtreding van Poulain op Amuzu te beoordelen als een vrije trap
buiten het strafschopgebied. Scheidsrechter Vertenten had net voordien naar de
stip gewezen.

‘De vier vleugelspelers zijn samen nog geen
tachtig jaar oud’, zei commentator Filip Joos haast triomfantelijk bij het
begin van de wedstrijd. Om precies te zijn: 79. Ook al presteerden ze niet
fantastisch – alleen de rushes van de Nigeriaan Emmanuel Dennis (20) zorgden
voor opwinding, hij scoorde ook de openingsgoal -, is het zonder meer een goede
zaak dat onze topclubs volop kansen geven aan jonge voetballers. In het geval
van Anderlecht zelfs spelers (Saelemaekers, Amuzu, Bornauw) die hun
jeugdopleiding bij de club genoten. Dit staat haaks op het hapsnapbeleid van de
meeste clubs in de Jupiler Pro League.

De sterkte van Club Brugge is dat het zijn
sterkhouders wist te behouden: aan de aftrap stonden zeven basisspelers van het
vorige (kampioenen)seizoen. De sterkte van Anderlecht is dat het een volledig
nieuwe kern wist samen te stellen: amper drie spelers die aan de wedstrijd
begonnen, waren er in mei al bij. Dat heet, in beide gevallen, een spelersgroep
managen.



Zomervoetbal betekent inkomstenverlies voor de clubs

Sport Posted on vr, oktober 05, 2018 17:13:14

(Mijn vierde ‘De Bankzitter’-bijdrage ging over
zomervoetbal, economisch onverantwoord volgens mij. Verscheen in
De Standaard van maandag 20 augustus.)

Speeldag vier in de Jupiler Pro League is achter de
rug. Nog veel te vroeg om conclusies te trekken, behalve deze: door al eind
juli te starten, lopen de clubs heel wat toeschouwers en dus ook inkomsten mis.
Op de eerste speeldag lag dat aantal zelfs 2.000, of 17%, onder het gemiddelde
van vorig seizoen.

Terwijl de grotere (ik schreef bijna:
beschaafde) voetballanden pas half of eind augustus aan hun competitie
beginnen, start de Jupiler Pro League sinds de invoering van het
play-offsysteem al eind juli. Dat is nodig om tegen het derde weekend van mei
veertig speeldagen plus een bekertoernooi af te kunnen werken. Het gevolg is
wel dat er die eerste wedstrijden van het seizoen gemiddeld een pak minder volk
komt kijken. Eind juli en begin augustus zijn er heel wat fans met vakantie.
Niet verwonderlijk: het bouwverlof, om maar iets te noemen, is dan nog volop
bezig. Niet dat er alleen bouwvakkers naar het voetbal komen kijken, ook andere
supporters onderbreken hun – vaak door hun bedrijf opgelegde – vakantieperiode
niet.

Vorig seizoen kwamen er gemiddeld 11.502
toeschouwers kijken naar een match in onze hoogste klasse. In het weekend van
27 tot en met 29 juli 2018 waren dat er amper 9.554, bijna tweeduizend minder. Ofwel:
min zeventien procent, een op zes supporters.

Hoger?
Lager!

Een jaar geleden lokte de eerste speeldag nog
minder volk dan drie weken geleden: 67.087 toeschouwers, gemiddeld 8.386. Vier
van de vijf topclubs speelden toen echter buitenshuis. Dit jaar begonnen Club
en Standard met een thuiswedstrijd, in totaal passeerden er de openingsdagen
76.435 mensen langs de draaihekkens. Op speeldag 2 waren dat er 84.107
(gemiddeld: 10.513), op de derde speeldag 89.423 (11.178). Dat was vorig
weekend, toen ze er ook in Engeland, Frankrijk en Nederland aan begonnen.

We baseren ons op de cijfers die via www.sport.be worden beschikbaar gesteld,
een site waarnaar je automatisch doorgelinkt wordt als je naar proleague.be surft. Met andere woorden,
de officiële gegevens zoals de clubs die doorgeven aan de Pro League. Voor speeldag
4 waren die nog niet beschikbaar.

Eerste opmerkelijke gegeven: Club Brugge lokte
vorig seizoen gemiddeld 26.183 toeschouwers naar het Jan Breydelstadion. Nu
waren dat er respectievelijk 19.408 en 21.732 tegen Eupen en Kortrijk –
toegegeven: zwakke tegenstanders. Wellicht zullen er nog heel wat abonnees niet
present geweest zijn: zeker van hun zitje, maar nog geen zin om de verplaatsing
naar Brugge te maken. Anderlecht kwam aan 19.207 tegen Oostende en (officieus)
20.000 tegen Moeskroen, tegenover 19.275 in 2017/2018. AA Gent zat met 17.067
(Zulte Waregem) en 16.047 (Waasland-Beveren) een eind onder het gemiddelde van
vorig seizoen (18.571). Idem voor Standard (21.985 toen, nu 21.169 tegen Gent
en 18.018 versus Cercle). Alleen bij RC Genk is er mogelijk een nieuw elan
merkbaar: vorig seizoen gezakt naar 15.623 gemiddeld, de eerste thuismatch van
deze jaargang goed voor 17.445, al was dat de zwaarbeladen derby tegen STVV.

Clubs
zonder fans

Ronduit armoedig is de toestand bij Eupen (amper
3.315 gemiddeld vorig seizoen, nu 2.444 tegen Charleroi – veruit het laagste
toeschouwersaantal tot nog toe!), Waasland-Beveren (3.833 tegen, nochtans,
Standard, nog minder dan het al lage gemiddelde van vorig jaar, 4.592) en Excel
Moeskroen (5.497 toen, nu 4.814 tegen Club en 2.954 tegen Antwerp, dat zelf
meer dan duizend supporters meebracht). Hebben clubs zonder fans wel een
toekomst op het hoogste niveau van ons voetbal? Een vraag die je zowel sportief
als qua financiële slagkracht mag stellen.

Toppers over de vloer krijgen brengt overigens
niet altijd soelaas. KV Kortrijk zat op de openingsspeeldag tegen Anderlecht
nauwelijks boven het gemiddelde van vorig seizoen, en dan brachten de bezoekers
nog een kleine negenhonderd fans mee. Lokeren speelde al tegen Genk én
Standard, maar bleef telkens ruim duizend eenheden onder het vorige gemiddelde.
Verder zat Zulte Waregem ruim beneden het gemiddelde van vorige jaargang
(-3.000 zelfs), zag STVV ook telkens duizend mensen minder langs de kassa
passeren en zit Cercle voorlopig onder het gemiddelde dat het in 1B bereikte.
Lichte stijgingen waren er voor Antwerp, Charleroi en KV Oostende, maar die
mochten al een topclub ontvangen.

Vicieuze
cercle

Sinds het seizoen 2012/2013 was het gemiddelde
toeschouwersaantal jaar na jaar lichtjes toegenomen, tot er een dipje volgde in
de jaargang 2016/2017, toen OH Leuven in de Jupiler Pro League vervangen werd
door Eupen. Vorig seizoen was er weer een stijging op te merken. Eén simpele
verklaring daarvoor: de terugkeer van Antwerp, ten koste van Westerlo. Door de
degradatie van KV Mechelen (gemiddeld 12.998 fans in 2017/2018) en de promotie
van Cercle Brugge (wellicht ‘goed’ voor zo’n 6.000 trouwe aanhangers) mogen we
dit seizoen weer een terugval verwachten. Laten we ’t een vicieuze cercle
noemen. Als Anderlecht, Club of Antwerp op bezoek komen, rinkelt de lokale
kassa en loopt de penningmeester met een brede glimlach rond. Dat heb je niet in
het geval van de éénenzestig Eupenaren die de verplaatsing naar Waregem
maakten: goed voor een volle bus en twee personenwagens. Profvoetbal in
amateuristische vorm. Een soort deurenkomedie, zij het dat er nauwelijks iemand
door het deurgat stapt.

Kleinere publieke belangstelling in de eerste
competitieweken vertaalt zich in minder inkomsten. Dit zijn dure speeldagen
voor de meeste clubs. En dat kan alleen maar verholpen worden door het seizoen
later aan te vatten, maar dan moet het aantal speeldagen worden
teruggeschroefd, wat dan weer neerkomt op… minder inkomsten. Ook dat is een vicieuze
cirkel. Alhoewel: als er niet gespeeld wordt, zijn er ook geen aan de wedstrijd
verbonden kosten. Winstpremies, bijvoorbeeld.

Hoe dan ook, voetbal zal nooit een zomersport
worden in onze contreien. De supporters zitten daar echt niet op te wachten.



België sportnatie (of toch bijna en heel eventjes)

Sport Posted on do, oktober 04, 2018 09:52:06

(Derde bijdrage in de reeks ‘De Bankzitter’, eerder
verschenen in De Standaard van maandag 13 augustus 2018.)

Negentien medailles, waaronder zes gouden, dat klinkt
als een ongezien succes. Laten we dat vooral uitgebreid toejuichen en de
atleten gepast fêteren. Het waren mooie Europese kampioenschappen, een
uitstekend nieuw initiatief. En toch: euforie mag, relativeren moet.

Eerst iets over het Belgische voetbal. Na drie
speeldagen is het nog veel te vroeg om conclusies te trekken en je aan
voorspellingen te wagen: over een paar weken zien de meeste spelerskernen er weer
helemaal anders uit. Toch al een paar voorzichtige opmerkingen. Club Brugge is
flink gestart (9 op 9), maar speelde tegen het voetbalequivalent van Janneke en
Mieke: Eupen, Moeskroen en Kortrijk. Een ruime meerderheid van de spelers die
vrijdagavond aan de wedstrijd tegen KV Kortrijk begonnen, waren vorig seizoen
al actief in het Jan Breydelstadion. Anderlecht (ook 9 op 9) deed het met een
totaal vertimmerd elftal en met een nieuw koningskoppel: Santini-Dimata, samen
goed voor alle elf doelpunten. Antwerp haalde een knappe 7 op 9, kreeg nog geen
doelpunt tegen, maar scoorde ook nog maar twee keer. Dat heet (bijna-)maximale
efficiëntie. Vier van de G5-leden deden het behoorlijk tot uitstekend, dat is
ooit anders geweest bij het seizoensbegin. Of AA Gent – dat financieel
uitstekende zaken deed deze zomer – sportief kan bijbenen is afwachten.

19
medailles

De betere sportactualiteit kwam de voorbije
elf dagen uit Glasgow en Berlijn, waar voor het eerst zeven sporten gebundeld
werden onder de noemer ‘Europese kampioenschappen’. Schitterend initiatief,
want samen kregen atletiek, golf, gymnastiek, roeien, triatlon, wielrennen en
zwemmen een pak meer aandacht dan ze apart zouden hebben gekregen. Laten we
zeggen: maal tien. Goed voor atleten, sponsors, sportbonden en tv-zenders.

Gymnaste Nina Derwael, baanwielrenners Kenny
De Ketele en Robbe Ghys, en tijdrijder Victor Campenaerts maakten ons in de
loop van de week al warm voor een heet atletiekweekend, met zowaar een gouden
medaille per dag: Nafi Thiam in de zevenkamp en de Belgian Tornados op de 4×400
meter, dat kwam niet onverwacht. Thiam rondde zo haar ‘Grand Slam’ af, met
achtereenvolgens goud op Olympische Spelen, WK en EK. De familie Borlée had het
al gelapt op de EK’s van 2012 en 2016. Kevin, Jonathan en Dylan kregen dit keer
het gezelschap van Jonathan Sacoor, die recent als eerste Belg ooit
atletiekgoud had behaald op de wereldkampioenschappen voor -20-jarigen. De
jongeman wordt over tweeënhalve week 19. Toptalent, dat met Jacques Borlée als
trainer de best denkbare begeleiding kent. Verrassender was de marathonzege van
Koen Naert, op z’n 28ste gestart als outsider.

Zes keer goud, vijf keer zilver, acht keer
brons. Negentien medailles: een vreugdedansje mag, sportliefhebbers mogen licht
euforisch reageren. Heel eventjes toch. (Hoera, we zijn min of meer een
sportnatie.)

Afwezige
wereldtop

Relativeren dan. Met die fraai ogende
medailleoogst staat ons land niet eens in de Top 10. Nederland, iets meer dan
anderhalve keer het aantal inwoners van België, was goed voor veertien keer
goud, dat is bijna tweeënhalve keer de Belgische verzameling. Negenendertig
medailles in totaal, dat is meer dan het dubbele van het Belgische aantal. Oranje
valt net buiten de medaille-top 3. Vlak boven België prijken ook Zwitserland
(8,2 miljoen inwoners) en Hongarije (9,9 miljoen). Het kan dus nóg beter in de
categorie ‘relatief kleine landen’.

En hoe goed de prestaties ook waren, het
blijven in heel wat disciplines máár Europese kampioenschappen. De wereldtop
was, zoals die term het al aangeeft, niet altijd aanwezig. Zeker in de atletiek
scheelt dat. Niet dat we wat Naert en de Tornados voor elkaar kregen nu moeten
geringschatten, maar hun prestatie in het juiste perspectief plaatsen is
noodzakelijk. Op de Spelen in Rio waren de Amerikanen en de Jamaicanen een
flink eind sneller dan de Belgische estafettemannen. In de marathon eindigde Naert
twee jaar geleden op een 22ste plaats. Van de atleten die toen vóór hem
eindigden, mochten er gisteren vijftien niet meelopen, waaronder de Top 6. Omdat
het geen Europeanen zijn.

Alleen Nafissatou Thiam mag zich zonder enige
twijfel de beste van de wereld (blijven) noemen. Op haar 23ste kan ze die
status nog wel een tijdje aanhouden, als de honger groot blijft tenminste. Gouden
Thiam, Senegalese vader, gouden Sacoor, Portugees-Indiase vader, en zilveren
Bashir Abdi, Somalische vluchteling, gaven tevens een welgekomen duwtje in de
rug van de multiculturele gedachte.

Où était
Didier?

Waar zat Didier Reynders, trouwens, in Glasgow
en Berlijn? De minister van Buitenlandse Zaken ontpopte zich tijdens de
ceremonie voor de derde plaats op het WK Voetbal in Rusland nog als een
volleerde partycrasher door breed lachend mee op de foto te gaan met de
vierende Rode Duivels. Verkiezingsjaar, dan is een voetbalstadion waar ook camera’s
op de eretribune gericht staan interessanter dan minder bekeken sporten als atletiek,
turnen of zwemmen. Politiek opportunisme is van alle tijden. Zo tweette de
Vlaamse minister van Sport, Philippe Muyters, zich de voorbije dagen suf. Hij
was wel consequent: hij stuurde ook triomfantelijke boodschappen rond als een
Brusselse of Waalse sporter het goed deed. Of hij was enthousiast over Vlaamse
atleten die zich recentelijk bij gebrek aan Vlaamse steun hadden aangesloten
bij het Waalse Adeps, de tegenhanger van Sport Vlaanderen. En terwijl de
medailles werden behaald onder de roepnaam (Team) Belgium is de vaststelling
dat we wel drie gemeenschapsministers van Sport hebben en nog iemand die zich
in het Brussels Gewest met sportinfrastructuur bezighoudt, maar geen federale
verantwoordelijke.

Neen, een sportnatie zijn we nog lang niet. We
hebben wel uitstekende sporters. Dat is meer te danken aan talent, karakter,
koppigheid, uitstekende individuele begeleiding en heel af en toe een verlichte
sportfederatie, dan aan een structurele aanpak door overkoepelende bonden of
overheden. Ook dat dient gezegd.



Wat zijn de criteria om criteriums al die aandacht te geven?

Sport Posted on wo, oktober 03, 2018 18:05:35

(Deze
bijdrage verscheen op maandag 6 augustus 2018 in
De
Standaard), als tweede in een reeks
bijdragen als ‘De Bankzitter’.)

Hectoliters
bier, volksvermaak tot diep in de nacht en de verwachte winnaars: het was weer
de week van de na-Tourcriteriums. Fijn lokaal vertier, maar waarom moest dit zo
breed worden uitgesmeerd in de nationale media, die weer deden alsof dit
ernstige topsport is?

Het meervoud van criterium is criteriums.
Tenminste, als je het hebt over, bijvoorbeeld, wielerwedstrijden, zoals: de
na-Tourcriteriums. Heb je ’t over kenmerken, maatstaven, voorwaarden en normen
dan is dat meervoud criteria. Er wordt weleens gezondigd tegen deze
meervoudsvormen. Er wordt dan gesproken van stadia, als meervoud van stadions
en niet van stadium. Of men denkt dat media een enkelvoud is. ‘De media vergist
zich’: je leest dat echt geregeld op de sociale media. En ik geef toe, ik heb
het voor alle zekerheid zelf ook maar opgezocht, dat van die criteriums.

Regionale en nationale sportpagina’s,
-websites en -zenders brachten vorige week uitvoerig verslag uit van de
criteriums die traditioneel aansluitend op de Tour worden gereden. In
Vlaanderen gebeurde dat in Aalst, Roeselare, Sint-Niklaas, Herentals en Putte,
woensdag volgt er nog eentje in Antwerpen. In Nederland werden onder meer rondjes
gereden in Boxmeer, Surhuisterveen, Chaam, Wateringen en Heerlen. Vanavond is
er, we verzinnen het niet, de ‘Draai van de Kaai’ in Roosendaal.

Afspraken

Criteriums zijn folklore. Lokale festiviteiten
waar het bier rijkelijk vloeit, de toeschouwers onveranderlijk jolig zijn en de
renners ontspannen. Volks amusement, zoals ook de kermis in de wijk dat is.
Daar is niets op tegen, op voorwaarde dat we dit niet ernstiger nemen dan het
is. En dat we beseffen dat het voor de deelnemers in de eerste plaats een
bijkomende manier is om hun bankrekening te spijzen. ‘Take the money and run’
is van alle tijden, al is het wel opvallend dat goed betaalde renners dit blijkbaar
moeten doen om een zakcentje bij te verdienen. Het wordt echter pas
problematisch als we dit te ernstig gaan nemen. Dan lees je op nieuwssites serieus
bedoelde zinssneden als ‘Sagan won in 2012 en 2015 reeds in het groene shirt
het criterium van Aalst en start ook morgen als topfavoriet.’

Peter Sagan start niet als topfavoriet, Sagan
start als winnaar, omdat dat zo afgesproken is. Een interessant verhaal lazen
we daarover vorige week in een populaire krant: over onderlinge afspraken die
worden gemaakt, over rijden met een klein verzet zodat het lijkt alsof de
coureurs zich de pleuris rijden en over wie er uiteindelijk mag winnen. Bij
voorkeur de grote vedette, hij die de hoogste gage ontvangt of die uitblonk in
de Tour. Vreemd genoeg stond er diezelfde dag op de sportpagina’s van diezelfde
krant een sportief verslag van dat criterium. Alsof er echt gekoerst was
geweest. Quod non.

Zelfs Chris Froome – die anders nooit wint op
een vlak parcours – won twee edities van het criterium van Aalst. Ik heb er
ooit een bijgewoond, in 2006. Robbie McEwen mocht winnen, hij had net voordien
drie etappes in de Tour gewonnen en de groene trui mee naar huis genomen. Hij
was de topvedette die dag. Zijn medevluchter moest vol in de remmen om McEwen
als eerste over de streep te kunnen loodsen.

Opium
voor het volk

Peter Sagan won dus maandag in Aalst. En
dinsdag in Roeselare. Woensdag was Greg Van Avermaet aan het feest in
Sint-Niklaas. Van Avermaet is afkomstig van Hamme, tien kilometer verderop.
Donderdag reed Sagan weer mee in Herentals. ‘Peter de Grote kwam, zag en
peuzelde Herentals helemaal op’, schreef een site. En vrijdag, in Putte, mocht
de Belgische kampioen het halen. ‘Yves Lampaert heeft zijn tricolore trui in de
verf gezet op het na-Tourcriterium van Putte’, lezen we op de grootste
sportwebsite. Neen, Lampaert mócht winnen, zo was het overeengekomen. (Op de
Nederlandse criteriums wonnen respectievelijk Bram Tankink, Geraint Thomas –
een site: ‘Thomas heeft zijn goede vorm van de Tour de France meegenomen’, Tom
Dumoulin, Dylan Groenewegen en nogmaals Tom Dumoulin, stuk voor stuk typische
criteriumrenners.)

Ach ja, mensen worden nu eenmaal graag
bedrogen. Ze weten heus wel dat het doorgestoken kaart is. En ze wensen niet
liever dan dat Sagan, Van Avermaet of Lampaert wint. Stel je voor dat een
nobele onbekende écht zou koersen… Op uitslovers zit werkelijk niemand te
wachten. Toeschouwers willen dat er ronde na ronde nieuwe gezichten vooraan
rijden, bekende koppen, die ze kunnen herkennen en waarover ze achteraf op café
kunnen zeggen dat ze zo schoon op hun fiets zaten. Een naar de sport vertaald spreekwoord
met de woorden ‘opium’ en ‘volk’ doemt op.

Leuke lokale sportbelevenissen horen niet
altijd – meer niet, dan wel – thuis in de nationale media. Het is pseudosport,
geen topsport. De uitslag is geen serieuze waardemeter. Voor regionale media
zijn dit topdagen, gun hen dit en blijf er weg als nationale verslaggevers, of
ga gezellig een pint drinken in het café bij de aankomstlijn. En laat de
criteriums waar ze thuishoren: in het regionieuws.

Oefenpartijtjes

Heel veel aandacht besteedden sportsites de
voorbije dagen ook aan de International Champions Cup, een voetbaltoernooi met
achttien Europese topteams (zes Engelse, vier Italiaanse, drie Spaanse, twee
Franse, twee Duitse en eentje uit Portugal). Het loopt van 20 juli tot en met
11 augustus in 23 stadions, waaronder maar liefst 15 in de Verenigde Staten en
zelfs een in Singapore. Ik wil niet zover gaan om te beweren dat de winnaar
vooraf vastligt, maar dit commerciële vehikel dient vooral om de Amerikaanse
betaalsportzender ESPN aan abonnees te helpen. Die willen ook weleens Real
Madrid, Barcelona, Manchester United, PSG en Bayern aan het werk zien.

Laten we het evenement realistisch omschrijven:
een reeks vriendschappelijke wedstrijden om het nieuwe seizoen voor te
bereiden, waar een boel wk-gangers ontbreken omdat die nog met vakantie zijn. Hetzelfde
geldt voor die oefenpartijtjes die grote clubs geregeld spelen in Azië: niet al
die media-aandacht waard.



Gij zult een gokje wagen!

Sport Posted on di, oktober 02, 2018 18:12:41

(Sinds eind juli schrijf ik voor de
maandagkrant van
De Standaard een wekelijks stuk over het afgelopen
sportweekend. ‘”Frank Van Laeken fileert het weekend”, heet dat in wervende
termen. Onderstaande bijdrage was de eerste die verscheen, op maandag 30 juli
2018.)

Wedden wie er na afloop van het pas begonnen voetbalseizoen
kampioen wordt, is wellicht nog wat vroeg, al zullen de gokkantoren dat wel
appreciëren. Met een online-gokbedrijf als ‘officiële partner van de Pro
League’ wordt de indruk gewekt dat gokken normaal is. Doe mee, of je doet niet
mee. Maar hoeven we dat wel normaal vinden?

Vorige week was het
nog voorpaginanieuws: het sportgokken piekte tijdens het wereldkampioenschap
voetbal. In België alleen al telde de Kansspelcommissie 150.127 nieuwe gokkers.
Vooral mannen tussen 18 en 29 jaar, die gezamenlijk 344 miljoen euro inzetten
en die gemiddeld 87 euro verloren. 236,4 miljoen werd online ingezet, iets meer
dan honderd miljoen in een kantoor. En dat ondanks de campagne rond ‘FC Losers’,
die de Kansspelcommissie specifiek rond dit WK had opgezet om jongeren te
waarschuwen voor de kwalijke gevolgen van het gokken. Het aantal gokverslaafden
in ons land wordt op veertigduizend geschat. Laten we zeggen: een goedgevuld
Koning Boudewijnstadion. Of de optelsom van het aantal toeschouwers dat
Standard en Anderlecht vorig seizoen gemiddeld haalden bij hun
thuiswedstrijden.

Stepping stone

Bij druggebruikers
wordt weleens de stepping stone-theorie
gehanteerd. Kort gezegd komt die hierop neer: wie cannabis gebruikt, komt later
automatisch bij heroïne uit. Die theorie blijkt niet op wetenschappelijke fundamenten
te berusten. ‘De misvatting bestaat omwille van de verwarring tussen het
statistische verband en het oorzakelijke verband’, lezen we op de site van de
Druglijn. ‘Als men naar de statistieken kijkt, zullen alle
“harddruggebruikers” voorheen ook wel melk gedronken hebben. Maar
daarmee is nog niet bewezen dat melk de oorzaak is van harddruggebruik.’

Her en der wordt een war on drugs uitgevochten, die zo
ongeveer nergens ter wereld al tot positieve resultaten heeft geleid, alleen
tot stoere verklaringen. Ook in het gokken kun je een stepping stone-theorie ontwikkelen: wie ooit een lottobiljet heeft
gekocht, zal later al zijn spaarcenten opsouperen in een casino. ‘Gij zult een
gokje wagen!’ is een van de verlokkingen van het oncontroleerbare internet.
Nochtans lijkt een war on gambling
nog niet voor morgen.

Sigaret van de sportman

Het is ooit anders
geweest. Op 14 juni 1972 verbood Wim De Gruyter, toenmalig hoofdredacteur van
de BRT-sportredactie, de rechtstreekse uitzending van de halve finale van het
EK tussen België en West-Duitsland, omdat er op de Bosuil zeventien extra
reclamepanelen waren geplaatst met naar de Duitse consument lonkende
boodschappen. Vlaamse kijkers moesten naar de Franstalige RTB zappen, die
minder heilig dan de paus was.

In datzelfde
tijdsgewricht maakten Eddy Merckx en Johan Cruijff, de grootste sportcoryfeeën
van de Lage Landen, reclame voor sigaretten: Merckx voor R6, Cruijff voor Roxy
Dual (‘Rook verstandig, Roxy Dual’). Cruijff overleed twee jaar geleden aan de
gevolgen van longkanker. Daar lag men in de jaren 70 minder wakker van dan van
een reclamepaneel naast het veld. Het waren andere tijden. Wie zich op zijn
veertiende niet opsloot in de schooltoiletten om er eentje te paffen, was een
seut. In de voetbalstadions werd voor en na de wedstrijd en tijdens de rust een
reclamespotje uitgezonden. ‘Steek er één op met St. Michel. St. Michel, de
sigaret van de sportman!’

Die reclame verdween
in de jaren 80, andere kwam in de plaats. Topsport kon alleen overleven dankzij
de inbreng van sponsors. In het wielrennen moest de sponsornaam goed zichtbaar
zijn tijdens de koers. Jarenlang hadden commentatoren het over ‘de
ploeg-Godefroot’, pas eind jaren 90 werd dat ‘Telekom’. Toen was het ondenkbaar
om te spreken over ‘Quick-Step’, het zou ‘de ploeg-Lefevere’ geweest zijn.
Zonder grote sponsors geen topsport meer.

Verbod op gokreclame?

Wie die sponsors van
het scherm wil bannen, zal de uitzendrechten niet kunnen verwerven en dus ook
geen kijkcijfers en marktaandelen scoren met sport. Evenementen dragen meer wel
dan niet de naam van een sponsor. Proximus Diamond Games. Omloop Het
Nieuwsblad. Jupiler Pro League. Zonder Heineken, MasterCard, Nissan en Gazprom
geen kampioenenbal in het voetbal. ‘Deze wedstrijd wordt u aangeboden door…,
officiële sponsor van de UEFA Champions League.’ Sponsors zijn onlosmakelijk
verbonden met een sportcompetitie.

Naast Jupiler is het
online-gokbedrijf Unibet sponsor van de – laten we die oude term nog eens uit
de kast halen – Belgische eerste klasse. Dat zal de kijker geweten hebben. Voor
de match, twee keer tijdens de rust en op het eind van de uitzending. Idem rond
het samenvattingenmagazine Sports Late
Night
. Bij een live-omkadering op een van de betaalzenders krijg je het
logo van Unibet zelfs tot zes keer toe te zien. En dat van Jupiler, maar die
prijzen tegenwoordig 0,0% bier aan. Alcoholvrij. Bierdrinken ligt momenteel
iets gevoeliger dan een pronostiekje.

In februari 2016
werden twee spelers van toenmalig eersteklasser Oud-Heverlee Leuven verdacht
van gokken op eigen wedstrijden. Een paar maanden later werd de doelman van
Waasland-Beveren, Laurent Henkinet, om die reden op staande voet ontslagen. Niet
zo lang daarna mocht ie een contract tekenen in… Leuven. Ook Olivier
Deschacht kwam in opspraak en moest een boete van 24.000 euro betalen voor het
gokken op matchen van Anderlecht, wat hij altijd is blijven ontkennen. Zijn
contract in het Astridpark liep in juni af en sindsdien is de 37-jarige
ex-international op zoek naar een nieuwe werkgever. Vanwege dat vermeende
gokverleden?

Als er een verbod is
om reclame te maken voor tabak en er al een tijdje gedebatteerd wordt over een
totaalverbod op alcoholreclame, moet dan niet stilaan ook nagedacht worden over
een verbod op reclame voor gokbedrijven? Het verslavend effect is bewezen, de
maatschappelijke kost eveneens. Iets voor de federale minister van Justitie? Die
van Volksgezondheid? Of toch de regionale minister van Sport of Media?

Of dat verbod er ooit
komt? U kunt er maar beter geen geld op inzetten.



De vergeten finale

Sport Posted on zo, juli 15, 2018 12:44:56

22 juni 1980.
Alleen oudere voetballiefhebbers kunnen daar dadelijk plaats (Rome), evenement
(EK) tegenstanders (België en West-Duitsland) en uitslag (1-2) aan koppelen. De
enige keer dat de Rode Duivels de finale van een groot toernooi haalden, een
feit dat helaas weleens onder de mat van de geschiedenis wordt geveegd, zo geobsedeerd zijn we met de Mundial 1986 en de wereldbeker vandaag. Toen was verliezen
een eer en helemaal niet erg. Het verhaal van
zeroes die onder bondscoach Guy Thys bijna heroes werden. ‘Vanaf toen begonnen de Rode
Duivels iets los te maken bij het volk.’

GEERT DE
VRIESE & FRANK VAN LAEKEN

Zaterdagochtend
21 juni 1980, de dag voor de grote finale. De krantenkoppen spreken voor zich.
‘Heel België achter de Rode Duivels!’, ‘Miljoenen tv-kijkers voor strijd tussen
de favoriet en de underdog’, ‘Rode Duivels op één hindernis van de titel’… Het
contrast met de donkere Duivelsjaren, die dan nog maar pas achter de rug
liggen, is groot. ‘Kunnen de Duitsers ons kloppen?’ vraagt François Colin zich
af in De Standaard. Het hele land is in elk geval weer helemaal
gewonnen voor de Rode Duivels, stipt hij aan. En niet alleen dat… ‘Zondagavond, lang vóór half negen,
zal Vlaanderen aan de kijkbuis hangen om de finalebewegingen van de Rode
Duivels te volgen. Tegen de West-Duitsers wordt het theoretisch alweer een
ongelijke strijd, maar de Belgische spelers zijn zo gretig om de titel Europees Kampioen op hun naamkaartjes te
zetten, dat alles mogelijk is.’

Hofleverancier
van de Mannschaft is in 1980 het tot Europese grootheid uitgegroeide Hamburger SV,
met Manfred Kaltz, Caspar Memering, Felix Magath en een 29-jarige laatbloeier
die met slechts twee interlands op de teller aan het EK is begonnen: Horst
Hrubesch. ‘Das Ungeheuer’, noemen ze
hem in zijn vaderland. Het Monster, onder
meer omdat de centrumspits niet echt de looks van een aartsengel heeft. Goed voetballen kan Hrubesch eigenlijk
ook niet, maar gooi een betonblok op en hij kopt het weg. Desnoods net vóór een
aanstormende trein.

1980 is in niets te vergelijken met 2018. De gewone burger heeft
nog geen computer op zijn bureau staan. Gsm’s zijn een verre toekomstdroom.
Internet? Connais pas! Sociale media
bestaan nog lang niet. Nieuwssites evenmin. Voor nieuws over de Rode Duivels
moeten we het stellen met de radio en zijn schaarse sportbulletins, de
televisie en zijn weinige bijdragen van ter plekke, en de kranten met hun
nieuws van gisteren, weggemoffeld in het tweede katern, omdat sport dan nog de
belangrijkste bijzaak is en het échte nieuws voorrang krijgt. Dus vernemen onze
helden met veel vertraging dat hun
prestaties door hun landgenoten bejubeld worden. ‘Dat er veel enthousiasme was op
het thuisfront kwamen we pas te weten toen we al terug thuis waren,’ getuigt
Erwin Vandenbergh. ‘Je las dat nauwelijks of niet in de kranten. We leefden
echt op een eiland ginder. Je kan dat niet vergelijken met nu.’ Diezelfde
Vandenbergh zal de finale niet spelen. Te veel averij opgelopen in die korte
invalbeurt in de laatste groepswedstrijd, een soort halve finale, tegen Italië.
Een voetbaloorlog die op 0-0 was geëindigd, een typische uitslag voor beide
landen in die tijd.

Decompressie

Zondagavond
22 juni, een halfuurtje voor de grote finale. Hoog bezoek voor de Belgen.
Prins Albert en prinses Paola zullen voor het eerst in hun leven een voet in
een voetbalkleedkamer zetten. Zij komen de Rode Duivels een hart onder de riem
steken. Helaas, geen speler te bespeuren. Ze zijn namelijk allemaal het veld op
voor de opwarming. Albert drentelt wat onbeholpen en doelloos rond, stapt
daarna met de spelers de kleedkamer binnen, en maakt met elk van hen het
obligate praatje. Door de kieren van het prinselijke colloque singulier waait na de wedstrijd door dat een van de Rode
Duivels Albert gevraagd heeft of hij iets van voetbal kende. En? ‘Hij heeft ons
in elk geval niet gevraagd of we op
buitenspel
gaan spelen.’

‘Het
vertrouwen was er, we waren er klaar voor’, zegt Jan Ceulemans, 23 op dat
ogenblik en stilaan in de fleur van zijn voetballeven. ‘Al was er geen
discussie mogelijk: de Duitsers waren favoriet. Rummenigge, Hrubesch, Schuster,
Briegel, Kaltz: dat waren beren!’ En, jawel, daar is het underdoggevoel al. Centrale
verdediger Luc Millecamps: ‘We zeiden tegen elkaar: “We mogen verliezen,
maar met niet te veel.” Dat bleek de goede ingesteldheid. Je moet altijd
spelen voor wat je waard bent. Het mooie aan voetbal is dat je de mindere kunt
zijn en toch kunt winnen.’ Ook oude rat Wilfried Van Moer blijft rustig. ‘Je
hebt altijd stress, maar wij stonden zeker niet te bibberen voor die finale.
Niemand had dit verwacht van de Belgskes.
Verliezen we, dan zou iedereen gezegd hebben dat we toch een goed resultaat
hadden neergezet.’

Walter
Meeuws drukt het zelfs nog iets sterker uit. ‘Na de 0-0 tegen Italië kwam de
decompressie. “Dat pakken ze ons niet meer af!” was wat er in de
groep leefde. Zie van waar we kwamen: acht jaar niks bereikt, drie toernooien
gerateerd, drie jaar gesukkeld onder Guy Thys en daar stonden we in de finale. Zoiets gebeurt onbewust. Nog voor de
finale begon, hadden we een eindstadium bereikt: Italië voor eigen publiek
uitschakelen gaf een voldaan gevoel. Het was op.’

Abführen!

De
eerste helft worden de Rode Duivels weggedrukt. Na tien minuten is het al 1-0
voor de Duitsers en er zijn een goede Pfaff en wat geluk nodig om die kleine
achterstand tot de rust te bewaren. ‘Wat een ploeg!’ klinkt Meeuws bewonderend.
‘Rummenigge was een voorlijn op zich,
Briegel was een tank, Schuster strooide achteloos met passen buitenkantje
voet.’

‘De
eerste helft waren zij oppermachtig,’ ziet ook aanvoerder Julien Cools, die
traditiegetrouw vele kilometers afmaalt. ‘Wij konden alleen maar een paar keer
dreigen. Maar misschien hebben de Duitsers zich vergaloppeerd. Ik herinner me
nog dat Schuster, een arrogante aap,
ons denigrerend bekeek.’

De
decompressie maakt in de pauze plaats voor realisme én de terugkeer van de
onverzettelijkheid: zo kan het niet verder. Zonder strijd te leveren ten onder
gaan, nooit! ‘Tijdens de rust zijn we wakker geschoten,’ weet Meeuws nog. ‘We
hadden zó’n mooi parcours afgelegd en nu werden we weggespeeld door de
Duitsers, dat konden we niet laten gebeuren. Zo wilden we dat EK niet
afsluiten. Die typische samenhorigheid in onze groep borrelde opnieuw op.’

Voor
één speler is de start van de tweede helft een signaal om een tandje bij te
steken: René Vandereycken. Hij wordt ook een beetje opgenaaid door zijn
medespelers, ziet Luc Millecamps. ‘René stond daar tegenover Hans-Peter
Briegel, een paracommando, die ons de eerste helft van het kastje naar de muur
speelde. Tijdens de rust zei er iemand: “Zeg,
René, die Duitser speelt een beetje met uw kloten hé.” “’t Zal niet
lang meer duren,”
antwoordde René. “Hoeveel
champagne hebt g’er voor over?”
En wie moest er na tien minuten in de
tweede helft af? Juist ja, Briegel. Abführen!’

Minuut 88

‘Wij
waren baas, zij kropen terug,’ vat Julien Cools het wedstrijdverloop na de rust
samen. In de zesentwintigste minuut van die bewonderenswaardige tweede helft
gebeurt het ondenkbare: België krijgt een strafschop in cadeauverpakking.
Scheidsrechter Rainea en zijn lijnrechter zien niet dat de Duitse libero
Stielike Swat Van der Elst een metertje buiten het strafschopgebied ten val
brengt. Knipoogt Julien Cools: ‘De Swat was zo rap dat de linekesman dat niet goed kon volgen. Och, over die vijf centimeter
gaan we nu niet discussiëren.’

René
Vandereycken knalt binnen en plots is er hoop en geloof. Uitblinker Jan
Ceulemans daarover: ‘De eerste helft waren ze veel beter, dat is zo. Maar na
die penalty voelden we dat we even sterk waren, zelfs fysiek.’ ‘We zijn
gegroeid in die wedstrijd,’ zegt Luc Millecamps. ‘Spelen we extra time, dan wil ik het nog weleens
zien!’

Maar
dan is er die vermaledijde achtentachtigste minuut. De verlengingen zijn nu
zeer nabij en als er nog gescoord wordt – zo denken de meeste waarnemers – zal
het door een Rode Duivel zijn. Niet, dus.
‘Renquin kopte de bal een beetje ongelukkig in corner en Jean-Marie maakt
daarna toch een noodlottig foutje,’ roept Julien Cools het pijnlijke moment nog
één keer op.

‘Hrubesch
was mijn rechtstreekse tegenstander, ja,’ geeft Luc Millecamps toe. ‘Ik heb de
beelden van die tweede goal al duizend keer gezien en ik blijf erbij: een
fataal misverstand. Jean-Marie komt uit, roept en zet dan een stapje terug. Ik
schermde zoals altijd de keeper af, zodat hij kon uitkomen. Maar op dat moment
hou je je tegenstrever niet meer in de gaten. Spijtig.’

‘Helaas
bleek nog maar eens dat je met de Duitsers pas klaar bent als de match voorbij
is,’ diept Walter Meeuws een huizenhoog voetbalcliché op. ‘En ja, Jean-Marie
kwam verkeerd uit, maar ik denk dat niemand hem dat kwalijk heeft genomen. Ik
stond in de buurt, maar ik wist: als hij roept, is de bal voor hem. Kan
gebeuren.’

Lege bar

‘Dat
we een unieke kans hebben gemist, leefde toen niet,’ zegt Walter Meeuws. ‘De
eerste vijf minuten na affluiten waren we kapot, daarna overheerste het gevoel
dat we een fantastisch toernooi gespeeld hadden. Een jaar voordien werden we
nog uitgelachen, nu waren we plots nationale helden.’ Luc Millecamps gaat snel
over tot de orde van de dag. ‘Zó ontgoocheld waren we nu ook weer niet.
Formidabel toernooi gespeeld, iedereen was tevreden. We kwamen met de nationale
ploeg uit een heel diep dal en nu stonden we dáár. Er zijn er niet veel die
kunnen vertellen dat ze ooit in een finale van een EK stonden. In België zijn
het er precies elf.’ Ook Jan Ceulemans is het type dat een verloren EK-finale
kan relativeren. ‘Achteraf kun je zeggen dat we de kans hebben laten liggen en
is er wel wat spijt, maar er valt ons niets te verwijten. We zijn ervoor
gegaan.’ ‘Misschien zijn we te snel content,
dat klopt,’ geeft Van Moer aan. ‘Nederlanders of Engelsen zouden wekenlang
teleurgesteld zijn na een nederlaag in de finale, wij niet.’

Julien
Cools sluit na het laatste fluitsignaal een hoofdstuk af. ‘Al bij al was het
een geslaagd toernooi, maar op één manier blijft het een gemiste kans. Ik heb
twee Europabekerfinales verloren en die finale van het EK, drie keer zilver,
maar het was toch het begin van een nieuwe generatie en van meer
zelfbewustzijn. Voor mij was het mijn allerlaatste interland. Ik had dat vooraf
met Guy Thys aan het zwembad afgesproken. Wat ik het meest jammer vind aan mijn
carrière, is dat ik nooit op een WK gespeeld heb. Maar ja, we zaten in een dal
in de jaren zeventig.’

In
een hoekje zitten huilen doen de Duivels alleszins niet. Op naar de bar,
ouderdomsdeken Van Moer op kop. ‘Van contentement
zijn we terug naar het hotel gegaan en daar hebben we alles opgedronken. Er was werkelijk niets meer te krijgen
in de bar.’

Het
onthaal in België verrast de hele delegatie, Walter Meeuws niet in het minst.
‘Er stonden vijfduizend mensen ons op te wachten op Zaventem, dat waren er
evenveel als bij de laatste oefenwedstrijd vóór het EK, tegen Roemenië.
“Wat is er nu gaande?” vroegen we ons af. Voor het toernooi kwam
niemand ons uitwuiven, maar achteraf werden we wel feestelijk onthaald. Vanaf
toen begonnen de Rode Duivels iets los te maken bij het volk.’

België-West-Duitsland 1-2

Zondag 22
juni 1980, 20u30 –
Stadio Olimpico
(Rome) – Scheidsrechter: Rainea (Roemenië).

België:
Pfaff, Gerets, L. Millecamps, Meeuws, Renquin, Cools, Van Moer, Vandereycken,
Mommens, Van der Elst en Ceulemans.

West-Duitsland: Schumacher, Kaltz, Stielike, K. Förster, Dietz, Briegel (56’ Cullmann),
Schuster, H. Müller, Rummenigge, Hrubesch en Allofs.

Doelpunten: 10’ Hrubesch (0-1), 71’ Vandereycken (1-1, pen.) en 88’ Hrubesch (1-2)

De citaten komen
uit ‘De Grote Duivels. Het volledige verhaal achter het EK 1980’ van Geert De
Vriese en Frank Van Laeken, uitgeverij Houtekiet, 19,99 euro. Online is dat
boek zeker nog terug te vinden. Ook de hoofdstukken over de lamentabele
prestaties van de Duivels in de aanloop naar het WK 1978 en het EK 1980 zijn zeer
de moeite, al zeg ik het zelf.



« VorigeVolgende »