Migratie is dus een thema tijdens de zoveelste moeder aller verkiezingen. Het Thema, zelfs. Dat heeft De Vlaming ons laten weten in enkele recente opiniepeilingen. Partijen die van migratie hun electorale broodwinning hebben gemaakt, snoepen hiervan, Vlaams Belang op kop.
Ook N-VA wil een migratiestop. Dat dit indruist tegen zowat de hele geschiedenis van de mensheid, ach, historici bij die partij klinken al jaren meer hysterisch dan historisch. Dat het indruist tegen internationale verdragen, ach, al die wereldvreemde wereldverbeteraars en naïeve deugpronkers toch, met hun menslievendheid. Dat het indruist tegen internationale solidariteit, empathie en mededogen, ach, daarmee scoor je niet in dit tijdsgewricht. Dat begrippen als ‘migranten’, ‘vluchtelingen’ en ‘asielzoekers’ op één hoop worden gegooid, ach, voor De Mensen is dat allemaal hetzelfde: ze zien er anders uit, laten we ze dan vooral als één coherente groep beschouwen, dan kunnen we ze vervolgens collectief proberen weg te duwen uit onze samenleving. Negeren. Er niet naar omkijken. Doen alsof ze er niet zijn en, als ze iets te veel opvallen, zeggen dat ze er niet zouden mogen zijn. Makkelijk zat. Retoriek kost niets, alleen wat speeksel of gerikketik op een klavier.
Neen, De Vlaming is niet per definitie een racist, maar als een kwart van de stemgerechtigde Vlamingen op een openlijk racistische (en eerder daarvoor veroordeelde en ondanks een naamsverandering nauwelijks veranderde) partij stemt, geeft dat te denken. Tel daarbij de kiezers van een partij die een migratiestop (‘Iedereen buiten houden!’) propageert, dan kom je al een kleine helft van de volwassenen in deze regio die wie niet van hier is hier ook niet welkom wil heten, wat ook de achtergrond moge zijn van die persoon. Wegkijken van miserie zegt iets over het inlevingsvermogen en de menselijkheid van mensen. En dan is er nog die sociaaleconomische kortzichtigheid, want niet alleen is migratie een perfect normaal historisch verschijnsel, we kunnen ook niet zonder, maar dan wel gecontroleerd, dat is juist.
Op sociale media is het al een poos bon ton om eender wat tegen eender wie te roepen. Na zijn gemiste strafschop tegen Club Brugge kreeg de Nigeriaanse KRC Genk-spits Tolu Arokodare de wind van voren van zijn eigen fans. Ik kan nog begrijpen dat heetgebakerde fans hem in the heat of the moment een lange slungel noemen, iemand die best nooit nog achter de bal gaat staan als die op de stip ligt, een sukkelaar, een speler die liefst zo snel mogelijk wordt verkocht, maar nooit — nóóit! – mag je zijn huidskleur misbruiken om hem te bejegenen. Dat is racisme, een andere definitie bestaat er niet. Het is vanuit je eigen, witte superioriteitsgevoel iemand die er net iets anders uitziet bekladden omdát hij er net iets anders uitziet. Vintage racisme.
Sinds de fameuze uitspraak van N-VA-politica Liesbeth Homans dat racisme een relatief begrip is, hebben heel wat bewoners van dit kleine stukje aardkluit die retoriek in woorden en daden overgenomen. In de eerste plaats haar partijgenoten, zelfs zij die zelf een niet-witte huidskleur en een migratieachtergrond hebben. Wellicht kadert dit in dezelfde attitude waarmee Vlaams-nationalisten ook de klimaatopwarming als een relatief begrip beschouwen, en bij uitbreiding alles wat niet met de Vlaamse identiteit te maken heeft. Als reële maatschappelijke problemen als relatief worden beschouwd, hoeven we er geen aandacht aan te besteden. Simpel (en helaas ook effectief).
Normaal hadden Paul Beloy en ik op 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme, een lezing over racisme en discriminatie moeten geven in Maaseik. Die werd een paar dagen geleden afgelast bij gebrek aan belangstelling. Dat zegt iets, in de eerste plaats over de Maaseikenaars. Twee jaar geleden schreven wij We have a dream!, over racisme vroeger en nu, een boek dat voor geen meter liep. Een paar honderd kopers vond het vehikel, dat nochtans als eerste ‘Vlaams’ boek een uitgebreide geschiedenis van racisme en discriminatie bracht, de problematiek belichtte in een aantal dominante maatschappelijke regionen en op het eind concrete suggesties deed om het probleem aan te pakken en, wie weet, een aanzet tot oplossing te bieden. Laat ons gerust, dacht de potentiële lezer.
Najaar 2016 hadden Paul en ik al racisme in het voetbal aangekaart in Vuile zwarte. Ook dat boek deed het niet te best in de handel (een eufemisme). Toen ontwikkelde ik de theorie dat voetballiefhebbers niet willen gestoord worden in de beleving van hun favoriete spelletje en dat niet-voetballiefhebbers het in de eerste plaats zagen als een boek rond een sport die hen niet interesseerde. Na We have a dream! heb ik mijn theorietje bijgestuurd: racisten zijn uiteraard niet geïnteresseerd in het aanpakken van iets wat zij niet als een probleem percipiëren. Eigen volk eerst, de anderen moeten weg, wij zijn superieur. Een grote middengroep heeft geen mening en laat begaan. Het interesseert hen gewoon te weinig of helemaal niet. Het ergst vind ik nog — als mijn cynische theorie tenminste klopt — dat ook antiracisten niet geïnteresseerd zijn. Ze weten het allemaal al (denken ze). Zelfs de organisaties die professioneel en gesubsidieerd bezig zijn met de strijd tegen het racisme, gaven niet thuis. Op onze vraag om mogelijke oplossingen aan te reiken, dacht (naïeve) ik dat ze die gewoon uit een figuurlijke lade moesten halen en doorsturen. Niets ontvingen we van Hand in Hand tegen Racisme, Kif Kif en consoorten, helemáál niets. De cynicus in mij denkt dan: natuurlijk sturen ze geen suggesties voor oplossingen, want stel je maar even voor dat ze dat wel doen en dat de samenleving uiteindelijk het juk van het racisme kan afschudden, dan vallen zij zonder subsidies en dus zonder werk. Overdrijf ik? Ik weet het niet. Het is ofwel dat, ofwel is er ook bij deze organisaties een gebrek aan échte interesse, ofwel mogen we spreken van incompetentie. Kies maar. Vrolijker zult u er niet van worden. Tenzij u een racist bent en het allemaal wel oké vindt, natuurlijk.
Voor de media is racisme al vele jaren een fait divers. Iets waarover geschreven wordt na een incident, waarna de maatschappelijke verontwaardiging wegebt en het wachten is op een volgend incident. Een nieuw fait divers op pagina zeven. Ik mocht deze week een stuk leveren aan de krant De Morgen met getuigenissen over racisme in de Belgische lagere voetbaldivisies. Eerst ging dat een bijdrage van 20.000 lettertekens (vier pagina’s) worden in de weekendbijlage Zeno. Dan werd mijn voorstel voor een artikel op de voorpagina en een dubbele pagina binnenin (samen goed voor 14.000 lettertekens) weggewimpeld. Uiteindelijk werd het ongeveer anderhalve pagina (9.000 tekens).
Natuurlijk moet ik dankbaar zijn, als freelancer, dat mijn stuk überhaupt gepubliceerd werd en dat ik eind deze maand een factuur mag insturen. Toch geeft het een wrang gevoel. Een schouderklopje links en centrumlinks (niet rechts, uiteraard), ‘Goed gedaan, jongen!’, maar minder maatschappelijke impact dan het had kunnen hebben.
Ik vind dat jammer: voor mezelf, voor de geïnterviewden, voor de voetbalbond, die sinds een paar jaar oprecht bezig is met de materie.
Ik vind dat schrijnend: voor al wie met racisme te maken krijgt.
Ik vind dat typisch: de media focussen op individuele incidenten en verliezen de context uit het oog.
ik vind dat ergerlijk: we staan stil bij wat vandaag gebeurt, niet bij wat vroeger is gebeurd of later zou kunnen gebeuren.
Nou, wie toch de oorspronkelijke volledige tekst wil lezen — inleidend artikel met het nieuws en de uitgebreide weergaven van de getuigenissen — kan hieronder terecht.
Racisme is geen fait divers. Niet voor de slachtoffers, niet voor de grotere groep geviseerde medemensen, niet voor de samenleving. In de zoektocht naar oplossingen kan een opsomming van individuele gevallen en incidenten nuttig zijn, maar dan wel als opstapje naar een concrete aanpak. Anders is het wachten op het volgende voorval, waarna de ene groep weer ‘Schande!’ zal roepen en de andere ‘Ja, maar wat doe je dan met racisme tegen blanken?’ Aan dovemansgesprekken, die per definitie niet oplossingsgericht zijn, hebben we niets.
Racisten hebben altijd ongelijk. Als we dat nu ook eens blijven benadrukken, door leugenachtige beweringen systematisch te weerleggen en door hen geen forum meer aan te bieden?
***
Racismemeldingen in ons voetbal blijven toenemen
Vorig seizoen werd het meldpunt van de voetbalbond 452 keer gecontacteerd om discriminatie te signaleren. In 2021-2022 waren dat nog 372 meldingen, een toename met meer dan 20 procent. 85 procent van die meldingen draait rond racisme. Dat heeft volgens de voetbalbond vooral te maken met een hogere alertheid en toegankelijkheid, niet met een groter wordend racismeprobleem.
Oerwoudgeluiden. Denigrerende opmerkingen. Het n-woord dat nog gretig gehanteerd wordt door spelers en supporters. Van hoog tot laag en van volwassen tot heel jong is het racisme dat in de samenleving prominent aanwezig is, ook in het voetbal omnipresent. Racistische kreten worden geslaakt om voetballers van de tegenstander te intimideren, maar niet zelden gebeurt dat ook gewoon uit onversneden racisme. Voetbal is de enige sporttak waarin dergelijke incidenten veelvuldig voorkomen.
In het voetbalseizoen 2021-2022 waren er 372 meldingen, wat toen al een flinke stijging was ten opzichte van het seizoen daarvoor. Het afgelopen seizoen ging het om 452 meldingen, een stijging met bijna 22 procent. Voor de voetbalbond geen reden tot paniek.
“Collega’s schrokken ervan dat er plots veel meldingen binnenkwamen”, zegt hr-verantwoordelijke van de voetbalbond Sylvie Marissal. “Wij vinden dat net een goed teken: mensen vinden de weg.”
Volgens de bond is er dan ook geen sprake van méér racisme, maar zijn slachtoffers en omstanders alerter geworden, en vullen ze bijgevolg sneller het online formulier in om een incident te melden. Wie actief is in de lagere klassen, vanaf Eerste Amateur, kan ook een e-mail sturen naar Voetbal Vlaanderen of de Association Clubs Francophones de Football (ACFF), die respectievelijk de niet-professionele voetbalclubs in Vlaanderen, Brussel en Wallonië verzamelen.
Wij tegen zij
Het probleem is niet nieuw, de aanpak evenmin. De jongste jaren kwam er binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond een diversity board — een klankbord van ervaringsdeskundigen — en een meldpunt voor racistische incidenten, worden er workshops georganiseerd in clubs, worden er acties georganiseerd onder de Come Together-koepel en wordt racisme aangepakt door een aparte kamer binnen het bondsgerecht. Met Samia Ahrouch werd ook een inclusiemanager aangesteld.
“De déclic is er gekomen na dat racistisch incident met Romelu Lukaku in september 2019 in Cagliari”, zegt ze. “De toenmalige ceo van de bond, Peter Bossaert, vond dat er een actieplan moest komen. We hebben dit opgesteld samen met twintig experten en ervaringsdeskundigen, om zoveel mogelijk expertise rond de tafel te verzamelen. Daarnaast hebben we twee onderzoeken gedaan, samen met de VUB en de KU Leuven, waaruit bleek dat een op de drie jongeren al eens het slachtoffer was geweest van discriminatie. Bij meisjes was dat zelfs een op de twee. Racisme en fatphobia waren daarbij de vaakst voorkomende vormen.”
Daders worden naar de Kazerne Dossin gestuurd in Mechelen, het AfricaMuseum in Tervuren, RainbowHouse, de Brusselse thuisbasis van LGBTQIA+-verenigingen, of Play for Peace, een inclusieacademie.
Marissal: “Die organisaties zetten vooral in op het tegengaan van het ‘Wij tegen Zij’-verhaal. Polarisatie. Iets wat je in de hele samenleving terugvindt, dus ook op en rond voetbalvelden. Wij noemen onszelf realistische believers: we geloven dat we op middellange en lange termijn binnen onze eigen biotoop, het Belgisch voetbal, een verandering kunnen teweegbrengen. We doen dat niet alleen met sancties. Soms is dat de enige mogelijkheid, maar daarmee veroorzaak je geen mentaliteitswijziging. Daarvoor is een pedagogische aanpak nodig, zeker bij jongeren. Laat hen inzien dat wat ze doen, fout is. Zo plant je zaadjes.”
Woensdag lanceerde de bond een nieuwe campagne van Come Together, waarbij de nadruk dit keer ligt op online haatspraak. Vorig jaar werd gewerkt met voetballertjes die een tattoo droegen met de verwensingen die ze geregeld te horen krijgen. Die campagne wordt nu doorgetrokken naar het online gebeuren. Toby Alderweireld, die in mei vorig jaar op sociale media zelf te lezen kreeg dat zijn kinderen ontvoerd zouden worden, is het gezicht van de campagne.
Meer grensoverschrijdend gedrag
Ook in andere sporten zijn slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag alerter geworden. Het Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES) noteerde vorig jaar 143 meldingen over alle sportfederaties heen. In 2022 waren dat er nog 80, bij de aanstelling van de AanspreekPersonen Integriteit, de zogeheten API’s, in 2018 45.
Die verdrievoudiging in vijf jaar tijd heeft volgens het ICES niet te maken met een toename van grensoverschrijdend gedrag. Getroffen sporters vinden makkelijker de weg naar de verantwoordelijke personen binnen hun federatie.
***
RACISME OP EN NAAST HET VOETBALVELD: SLACHTOFFERS STAAN OP
‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’
In twee jaar tijd is het aantal meldingen van discriminatie in ons voetbal met ruim 20 procent toegenomen: van 372 in het seizoen 2021-2022 naar 452 vorig seizoen. In 85 procent van de gevallen draait het rond racistische opmerkingen. Wordt het probleem alleen maar groter of weten slachtoffers intussen waar ze terecht kunnen? Drie van hen getuigen, de voetbalbond kijkt niet langer de andere kant op. “Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”
“De hele wedstrijd door riepen ze ‘Vuile zwarte’ en ‘Vuile aap’. Ik heb dat meermaals aan de scheidsrechter gemeld. Ik pakte een gele kaart uit frustratie, waarna de trainer mij tien minuten voor tijd wisselde omdat ik volgens hem helemaal opgefokt was. ‘Voor je eigen veiligheid’, zei hij. Ik stapte naar de kleedkamers. Op de tribune moest ik onder die supporters doorlopen. Drie vrouwen riepen me toe: ‘Ja, ga maar van het veld, je bent al vuil genoeg!’ Een van hen spuwde naar me, ik zag het speeksel op mijn schouder kleven. Toen werd alles zwart voor mijn ogen. Ik sprong over het hekken en wilde haar, zonder haar fysiek aan te vallen, vragen waarom dat spuwen nodig was, maar supporters van onze ploeg hielden me tegen. De wedstrijd moest zelfs tien minuten worden stilgelegd. Mijn medespelers wilden eigenlijk stoppen, maar onze trainer vond dat we moesten verder spelen. In de kleedkamer heb ik voor het eerst in mijn leven geweend. Om wat er gebeurd was, maar ook omdat dit blijkbaar normaal bevonden wordt. Ik had mijn limiet bereikt.”
Aan het woord is Germaj Rousseau (23), toenmalig middenvelder bij tweedeprovincialer KSK Snaaskerke en de enige speler van kleur op het veld in een wedstrijd op bezoek bij KWS Houthulst op zaterdag 4 februari vorig jaar. “De dag na de wedstrijd kwam de voorzitter van Houthulst naar mij thuis met een krat bier. Hij verontschuldigde zich, zei dat hij en zijn club daar niet voor staan en dat hij er iets aan wilde doen. ‘We weten om welke vrouwen het gaat en we gaan proberen om hen niet meer welkom te heten’, beloofde hij.”
De scheidsrechter had vreemd genoeg geen verslag opgemaakt van het voorval. Toch werd de zaak door het bondsparket behandeld, omdat de fans van Houthulst intussen een kwalijke reputatie hadden opgebouwd in de reeks. Tijdens de hoorzitting werd de voorzitter vergezeld door een advocaat. Hij beweerde opeens dat het allemaal leugens waren. “Hij noemde het een persoonlijke kwestie tussen mij en die drie vrouwen.”
Er kwamen nog meer bewijzen naar voren tijdens een tweede hoorzitting. De voorzitter van Houthulst werd daarop veroordeeld tot het betalen van een geldboete en moest een antiracistische campagne voeren binnen zijn club. “Ik vind het fout dat de club wordt gestraft en de individuen vrijuit gaan. Maar ik ben wel tevreden hoe de voetbalbond dit heeft aangepakt.”
Even terug in de tijd. Op zijn vijfde werd Germaj samen met zijn jongere broertje in een Ethiopisch weeshuis geadopteerd door een West-Vlaams koppel. Zo ontkwamen zij aan de burgeroorlog in hun vaderland en belandden ze op prille leeftijd in Tielt. Naar school ging Germaj in Wingene. “We waren de enige twee jongeren met een andere huidskleur. Als er al een opmerking over gemaakt werd, had dat te maken met het onbekende. Er zat geen kwaad opzet achter. Ik herinner me nog wel een ruzie in een winkel. Mijn broer maakte een opmerking over een man met een nektapijt. Dat was nieuw voor hem, hij had dat nog nooit gezien. ‘Stuur uw kinderen terug naar hun land’, zei die man tegen onze ouders. Mijn mama was gechoqueerd. Het was de eerste keer dat ze geconfronteerd werd met dit soort racisme. Door haar reactie besefte ik dat het om iets serieus ging.”
De jonge Germaj bleek talent te hebben. Hij speelde onder meer bij de jeugd van Club Brugge, KV Oostende, Cercle Brugge en KAA Gent, en ging naar de Topsportschool. “In het jeugdvoetbal is er maar één akkefietje geweest, toen we met Gent tegen KV Mechelen speelden”, blikt hij terug. “Ik ben van nature heel kalm, maar als iemand de hele tijd ‘Aap’ naar je roept, wordt het te veel. Na de wedstrijd sprak ik die speler daarop aan. Achteraf zaten we samen op de Topsportschool en bij de nationale jeugdploeg: het is goed gekomen.”
Op z’n achttiende stond hij bij de beloften van Oostende op het punt om door te breken. “Onze trainer, Gert Verheyen, zei me tijdens de voorbereiding dat ik de conditie had van een speler uit de Premier League.”
Toen sloeg het noodlot toe: gescheurde meniscus, te lang wachten met de operatie, de chirurg die het verkeerde stuk uit zijn knie wegsneed, nieuwe operatie, lange revalidatie. En dan was er als toemaatje ook nog de coronacrisis, waarin er niet kon gevoetbald worden. De box-to-boxspeler zette alles op zijn lerarenopleiding en ging nog louter voor zijn plezier voetballen in provinciale.
“Op hoger niveau zitten ze er waarschijnlijk iets korter op, want daar heb ik niets meegemaakt. In provinciale ligt dat anders. Zowel met tegenspelers als supporters. ‘Vuile zwarte’. ‘Zou je niet beter met de bananenboot terug naar Afrika gaan?’ ‘Moet je niet mee met Sinterklaas, Zwarte Piet?’ Ik vroeg elke keer aan de scheidsrechter om dat te noteren, maar er gebeurde niets mee. Na de wedstrijd zeiden die spelers dan ‘Goed gespeeld, man’ tegen me. Zo hypocriet! Ik kreeg het niet over mijn lippen om hen succes te wensen.”
“Ik heb een dik vel. Ik kan er niet aan doen dat sommige mensen geen open kijk op de wereld hebben. En ik voetbal te graag om mijn plezier te laten kwijtspelen. Tot die ene keer dat ik wel gereageerd heb. Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”
***
In het boek Vuile zwarte, over racisme in het Belgische voetbal, eindigden Paul Beloy en ikzelf zeven en een half jaar geleden met elf concrete en goedkope oplossingen om het probleem in onze competities, van hoog tot laag, aan te pakken. Zoals: vraag een time-out aan bij een racistisch incident, wees solidair met je onheus bejegende ploegmakker, leg wedstrijden stil en zet ze definitief stop bij herhaalde incidenten, installeer een meldpunt op de voetbalbond. En toen… gebeurde er jarenlang niets. Niet eens de eenvoudigste ingrepen, die alleen wat moeite kostten, geen geld.
Pas drie jaar geleden ging het licht aan en kwam er dan toch een meldpunt bij de bond. Opeens steeg het aantal meldingen van racistische incidenten van het totaal ongeloofwaardige nul in het seizoen 2016-2017 (toen er nog geen officieel meldpunt was) naar een veelvoud daarvan: 372 in het seizoen 2021-2022, 452 in 2022-2023. 85 procent van die meldingen heeft te maken met racisme en discriminatie, de rest met onder meer homofobie, seksisme, islamofobie en antisemitisme. Er was dus echt wel een nood.
Dat bleek ook al uit de vijfdelige studie Mixed-methods onderzoek naar discriminatie in het Belgische jeugdvoetbal van Jeroen Scheerder, Ellen Huyge en Joris Corthouts van de Leuvense onderzoeksgroep Sport & Bewegingsbeleid, het resultaat van grondig onderzoek tussen juni 2020 en maart 2021. Acht op de tien voetballende jongeren had tijdens de laatste twee seizoenen een vorm van discriminatie ondervonden, zo bleek, slechts vijf op de honderd kregen er nooit mee te maken. Een op de vijf gaf aan zelf al gediscrimineerd te hebben. Langs de zijlijn hadden drie op de vier supporterende ouders vormen van discriminatie opgemerkt tijdens wedstrijden. Racisme overheerste daarbij, veel meer dan opmerkingen over seksuele geaardheid (homofobie), lichaamsvorm, religie en moedertaal.
***
“We speelden een uitwedstrijd in derde provinciale. We stonden 2-3 voor. Een minuut of tien van het einde tackle ik bal en man tegelijk buiten. Ingooi voor ons, besliste de scheidsrechter. Toen ik wilde inwerpen, hoorde ik achter mij iemand roepen: ‘Hoe kan dat nu, die vuile zwarte heeft de bal toch als laatste geraakt?’ Ik ging er niet op in: je staat voor, je zit vol adrenaline, je wil vooral verder spelen. Maar toen ik mij omdraaide, riep die man ‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’ We maakten er nog 2-4 van.”
“Na het laatste fluitsignaal keek ik de man recht in de ogen. Hij flipte compleet. ‘Vuile zwarte aap. Dit is de reden waarom we mensen zoals gij niet moeten!’ Niemand langs de lijn ging tegen hem in. Ik werd er emotioneel van. En razend. Mijn kwaadheid was een cumulatie van wat ik al vele jaren had gehoord, en niet alleen op een voetbalveld. Gelukkig stond er nog wat volk tussen, ik weet niet wat er anders zou gebeurd zijn.”
“Achteraf hoorde ik dat het zijn zoon was die ik stevig had getackeld. ‘Hoe kun je als volwassen man zo gefrustreerd reageren?’ dacht ik. ‘Wat heb ik jou misdaan?’ In de kleedkamer was ik nog altijd zwaar onder de indruk. Zijn zoon kwam zich een beetje halfslachtig verontschuldigen. ‘Ik heb met u te doen dat je zo’n vader hebt’, zei ik. Nadien zag ik dat de Facebook-pagina van die man volstond met berichten van Vlaams Belang. ‘#nietmijnregering’ en dat soort dingen. Maar is het verlies van een wedstrijd voldoende om ‘Aap’ tegen mij te roepen?”
De feiten speelden zich af op zondag 8 januari 2023. Slachtoffer was Umar (*), op dat ogenblik 29. Op aanraden van zijn ploegafgevaardigde maakte hij melding van de racistische opmerkingen, ook al zei de scheidsrechter dat hij niets gehoord had. “Ik was verrast dat er vrij snel en zeer correct mee werd omgegaan. Die persoon zelf was niet aanwezig op de zitting, de afgevaardigde en de voorzitter van zijn club wel, zij beweerden dat ze niets gehoord hadden. ‘Het is de eerste keer dat we dit meemaken’, verdedigden ze zich.”
De dader kreeg een voorwaardelijk stadionverbod opgelegd en de club de verplichting om de Come Together-campagne uit te rollen. “Die straf kwam er omdat mijn verhaal door verschillende mensen werd bekrachtigd. Ik merkte dat er zwaar aan werd getild binnen de bond. Voor mij was dat voldoende om het af te kunnen sluiten. Als ik vergelijk met de eerste keer dat ik racisme meemaakte, meer dan twintig jaar geleden, zijn er veel stappen gezet. Ik weet nu waar ik terecht kan als het mij nog eens zou overkomen.”
Umar werd hier geboren, zijn vader is afkomstig van Nigeria. Opgroeien deed hij in Mechelen. Op z’n zevende werd hij voor het eerst geconfronteerd met racistisch gekleurde opmerkingen langs de lijn. “Meestal had dat te maken met het gebruik van het n-woord, daarom niet direct in een slechte connotatie. Oudere generaties gaven het n-woord gewoon door aan hun kinderen. Zelf ervoer ik dat als kleine jongen ook nog niet als racisme. Mijn vader heeft me daar later pas voorzichtig op attent gemaakt. Ik was de enige jongen van kleur in die ploeg én in het dorp. Eén keer riep een moeder tegen haar zoontje ‘Stampt die n**** van het veld!’ Mijn vader zei me dat ik dat moest oppikken als frustratie, omdat haar zoon niet even goed was als ik. Het n-woord kwam de jaren nadien weleens terug als een tegenstander mij wilde jennen. ‘Vuile n****’. Of: ‘Ga terug naar uw land, gij hoort hier niet thuis.’ Ik heb dat altijd proberen om te zetten in positivisme voor mezelf.”
“Toen ik nog in de spits stond en geregeld scoorde, werden er vaker dingen naar mij geroepen. Puur uit frustratie. Ik wil niet alle ploegen over één kam scheren, maar in de kleinere dorpen kom je het meer tegen dan elders. Ik vraag me dan altijd af: voelen die mensen niet dat ze verkeerd bezig zijn of zijn ze effectief racistisch?”
***
Romelu Lukaku is al vaak het slachtoffer geweest van racisme. Dat begon bij de jeugd van Lierse. De toekomstige Rode Duivel was een kop groter dan zijn leeftijdsgenoten en moest geïntimideerd worden, vonden zijn tegenstanders en de supporters van het andere team. Onlangs nog heeft iemand zijn foto in het jeugdcentrum van Lierse in Kessel verscheurd en beklad. Het n-woord stond er in het Amerikaanse slang op.
Zowel in België als in Engeland en Italië werd de topschutter van de nationale ploeg geregeld bejegend. Berucht zijn de beelden van zijn penalty in een uitmatch met Inter op Cagliari in september 2019. Thuissupporters zetten het filmpje waarin ze oerwoudgeluiden slaakten trots op sociale media. De spits trapte rustig binnen en poseerde ostentatief voor de schuimbekkende massa.
Vorig jaar waren het Juventus-fans die Lukaku uitscholden. Toen hij vervolgens salueerde en een vinger voor zijn mond hield, schoof de scheidsrechter hem een tweede gele kaart onder de neus. Vandaag is Lukaku actief bij Roma, waar hij ongetwijfeld ook dingen te horen krijgt, alleen halen de meeste de pers niet.
Dat Italië een racismeprobleem heeft, is bekend. Op 13 juni 2016 kon ik dat zelf vaststellen, toen ik samen met mijn echtgenote op de eerste dag van onze vakantie in Padua een Ierse pub betrad om er het EK-duel tussen Italië en België in Lyon te volgen. Het café zat afgeladen vol, het terras eveneens. In de 73ste minuut werd een teleurstellende Lukaku vervangen door Divock Origi. De Franse regie bracht hem close in beeld. Een volle zaak begon ‘Oe-oe-oe!’ te roepen, een eenstemmig koor van wel honderd man. Daarna werd een close-up van Origi getoond: weer die oerwoudgeluiden. En dan staat Padua niet eens bekend als een extreemrechts nest. Zo moet dat dus die avond op alle plekken in Italië waar de wedstrijd op groot scherm vertoond werd, geklonken hebben.
Ook in Spanje is racisme een probleem in het voetbal. Vinicius Jr., de aalvlugge dribbelaar op de linkervleugel van Real Madrid, ondervindt dat bijna iedere uitwedstrijd. De speler zit nu een speciale commissie van de wereldvoetbalbond Fifa voor om te proberen racisme uit te bannen. Diezelfde Fifa die nota bene in 2018, vlak voor het WK in Rusland, een van de ergste landen op het vlak van racisme in het voetbal, nog een speciale commissie had opgedoekt omdat er zogezegd geen probleem meer was met racisme in dat land. Ook de Europese voetbalbond Uefa treedt weifelend op. Of beter: ze treedt nauwelijks of niet op.
***
Wilson ‘Willy’ Manzi Kabera werd in juni 1993 geboren in Rwanda. Een jaar later sloeg hij samen met zijn familie op de vlucht voor de burgeroorlog en genocide in zijn land, “afwisselend op de rug van mijn moeder en de schouders van mijn vader”. Na omzwervingen kwamen ze in 2000 terecht in Dendermonde, waar de dan zevenjarige Willy ging voetballen bij FC Baasrode. “Mijn vader was intussen overleden, moeder zat thuis met mijn jongere broertje. Ik was de enige niet-witte jongen in de ploeg. Geregeld hoorde ik racistische verwijten. ‘Vuile zwarte’. ‘Vuile aap’. ‘Keer terug naar uw eigen land!’ Ontzettend kwetsend. Ik sprak de taal, verstond elk woord. ‘Dit ís mijn land!’, reageerde ik soms. In een kranteninterview zei ik stoer dat ik als reactie dan wel een goaltje meer zou scoren. ‘Trek het je niet aan’, zeiden mijn ploegmaats, maar zo simpel is het natuurlijk niet. Het was niet oké, nooit. Ik was daar telkens een hele week slecht van.”
Met de U16 van Vigor Wuitens Hamme speelde hij eens tegen Antwerp. Bij een inworp riep er iemand achter de balustrade ‘Hé, vuile zwarte!’ “Als stoere jongen van vijftien dacht ik: ik ga dit niet laten gebeuren. Ik riep: ‘Uw moeder ziet zwart vanonder’. De lijnrechter had dat gehoord en begon met zijn vlag te zwaaien. Gele kaart. In de kleedkamer kreeg ik een uitbrander van mijn coach. ‘Je moet je daarover zetten’, zei hij. En ik mocht gaan douchen. Mijn reactie was niet oké, maar ik was een puber die beschermd moest worden.”
Toch waren er ook lichtpunten. “Voetbal verbindt”, zegt hij. “Het is als die slogan van Sport Vlaanderen: ‘Sporters beleven meer’. Dat klopt helemaal. Ik kom met mensen in contact die ik anders nooit ontmoet zou hebben. Dat verrijkte me enorm en hielp me om te integreren in de Vlaamse samenleving.” Zo speelde hij mee in de Jan Verheyen-films Buitenspel en F.C. De Kampioenen 3: Forever. Een jongen van bij ons, die er net iets anders uitziet.
Twee jaar geleden was er een tegenstander die hem tot twee keer toe het n-woord toebeet. Willy ging op diens tenen staan, waarna er een akkefietje ontstond. “Het siert de scheidsrechter dat hij in zijn verslag niet alleen mijn actie noteerde, maar ook getuigenissen verzamelde over wat er voordien gebeurd was. De voetbalbond heeft die andere speler geschorst, omdat er voldoende aanwijzingen waren. Dat sterkt mij enorm: ik weet dat er nu tenminste iets aan gedaan wordt. Tegelijk besef ik wel dat het nooit zal ophouden. Racisme zal niet verdwijnen. In Rwanda hebben we de ergste vorm meegemaakt. De mens zal altijd geneigd zijn om tweespalt te zaaien: dit zijn wij en dit zijn zij.”
Sinds dit seizoen is de middenvelder actief bij FC Ganshoren, een Brusselse club uit de tweede amateurklasse die onder de ACFF valt, de Franstalige tegenhanger van Voetbal Vlaanderen. “Na drieëntwintig jaar actief te zijn geweest bij Vlaamse clubs zijn mijn ogen hier opengegaan. Op het vlak van omgaan met diversiteit staat Vlaanderen ver achter op Brussel. Een voorbeeld: ik ben heel gelovig, protestants. Voor een match ga ik op mijn knieën en bid ik. In Vlaanderen trok ik dan naar het toilet, ik durfde dat niet in het openbaar te doen. Een kruisteken mocht nog net, maar liefst niet te veel. In Ganshoren leggen de islamitische spelers hun handdoek op de grond van de kleedkamer en beginnen ze gewoon te bidden. Dat wordt door iedereen gerespecteerd. De eerste keer dat ik dat zag, als Vlaming, verschoot ik, terwijl het normaal is. Apprecieer elkaar, geef iedereen de ruimte die nodig is, leef en laat leven.”
“Als ik praat over wat ik allemaal te horen heb gekregen in het verleden, kijken de blanke Brusselaars en Walen mij vol ongeloof aan. ‘Wie doet er nu nog zoiets?’ Voor hen is dat onbegrijpelijk. Terwijl er bij een vorige club van mij nog een supporter was die zich openlijk afvroeg waarom er zoveel zwarten in de ploeg stonden. En dat ging dan om twee Congolezen, een Braziliaan en ikzelf, vier spelers op drieëntwintig. Die man deelde op Facebook voortdurend posts van Vlaams Belang waarin migratie als bron van alle kwaad werd afgeschilderd, maar als je hem tegenkwam, zei hij vriendelijk goeiedag. Dat is de zeer schizofrene context waarin heel wat spelers met Afrikaanse roots moeten voetballen.”
Willy Kabera is ‘ambassadeur’ van Come Together, een actieplan dat twee jaar geleden binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond werd ontvouwd om discriminatie, racisme, homofobie en andere vormen van ongelijkheid in ons voetbal aan te pakken. “Mensen die racistische opmerkingen maken voelen zich nog altijd erg comfortabel, maar er komt wel reactie”, stelt hij vast. “Dat is bemoedigend. Als Romelu Lukaku in het nieuws komt na een incident, weet je: hij kan tegen een stootje. Ik intussen ook. Dat is niet hetzelfde voor een kind van zeven jaar.”
***
In maart vorig jaar was er een opgemerkte mediacampagne in het kader van Come Together, waarbij slachtoffers, onder wie één jongetje, een tattoo droegen met een provocerende tekst, om aan te geven dat je door sommige uitspraken voor het leven getekend kunt worden. Woensdag lanceerde de voetbalbond de nieuwe campagne: de tatoeages zijn gebleven, maar de focus wordt nu meer gelegd op online haatspraak, los van de wedstrijden. Antwerp-aanvoerder en Gouden Schoen Toby Alderweireld, die zelf in mei vorig jaar op sociale media bedreigd werd met het ontvoeren van zijn kinderen, is het gezicht van de campagne.
“We moeten weg van het hokjesdenken”, zegt inclusiemanager Samia Ahrouch. “Naar onze workshops met de clubverantwoordelijken, medewerkers en trainers vertrekken wij niet met een ‘Het is zo en niet anders’-houding, wij zien dat als uitwisselingsmomenten. Het is niet de bedoeling dat de aanwezigen alleen maar ja-knikken. We leren van elkaar, zodat ieder op zijn niveau zijn verantwoordelijkheid kan nemen.”
“Status quo is uit den boze, we moeten vooruitgaan, maar dat kan voor de ene club met kinderstapjes gebeuren en voor de andere met reuzenschreden”, vertelt hr-manager van de bond Sylvie Marissal. “Er is echt wel iets in beweging gezet. Vandaag blijken clubs zelf vragende partij te zijn om zo’n workshop te kunnen volgen. Ik vergelijk het soms met de evolutie in het autorijden. Toen ik klein was vergat ik soms mijn veiligheidsgordel aan te doen: niemand vond dat erg. Nu word je daar onmiddellijk op attent gemaakt door medepassagiers. Dat is een duidelijk voorbeeld van een mentaliteitswijziging. Zo zou het ook op de tribune moeten zijn, dat mensen aan elkaar zeggen: stop!”
Ahrouch: “In een ideale wereld weet elke club wat ze moet doen en zorgt ze voor een veilige en inclusieve omgeving, maar zover zijn we nog niet. Nu komt vaak nog heel veel initiatief van ons uit. In de toekomst zullen clubs dit steeds meer zelfstandig kunnen aanpakken, omdat ze nu over de juiste tools beschikken.”
(*) Umar is een schuilnaam. Zijn volledige identiteit is bij de redactie bekend.