Vijf dagen lang maak ik op deze plek een balans op van mijn professionele leven, noem het voor mijn part memoires, maar van mijn privéleven blijft u af. Vandaag deel 3: 2001-2012, mijn jaren als hoofdredacteur. Aansluitend op deze vijfdelige reeks publiceer ik de hele maand februari, 29 dagen lang, geschreven bijdragen van mijn hand door de eeuwen heen.

***

Vanop een afstand bekeken — laten we zeggen: vanaf mijn bureau tot de plek waar u dit leest —, lijkt het misschien alsof ik een jobhopper en een carrièrejager ben (geweest). Ik veranderde inderdaad geregeld van werkplek: dat had uitsluitend te maken met mijn aanvoelen van de situatie. Voelde ik me ergens niet meer thuis of on(der)gewaardeerd, dan zocht ik een oplossing elders, liever dan mij te wentelen in zelfbeklag of besmuikte kritiek op mijn leidinggevenden en/of collega’s. Er zat geen beredeneerd plan achter het gegeven dat ik in minder dan anderhalf jaar tijd ben doorgegroeid van freelancemedewerker, ‘een losse’ in het jargon, via eindredacteur tot hoofdredacteur. Het was een gelukkige combinatie van toeval en, maak ik mezelf graag wijs, talent.

We bevinden ons nog altijd onder de toren aan de Reyerslaan 52. Op het eind van een hectisch jaar 2000 als eindredacteur op de VRT-sportredactie, toen nog uitsluitend televisie, werd ik uitgenodigd voor een gesprek bij directeur televisie Christina von Wackerbarth. Ze polste wat mijn ambities waren en of ik eventueel geïnteresseerd zou zijn om hoofdredacteur sport te worden. Ze overviel me met die vraag: natuurlijk wist ik dat mijn baas, Herman Pauwels, tegen zijn zin op de stoel van hoofdredacteur was geposteerd en ik wist eveneens dat hij hartproblemen had, waardoor hij geregeld afwezig bleef en ik hem dan mocht vervangen bij directievergaderingen. Daar zal ik wellicht in positieve zin opgevallen zijn. Maar ik had niet verwacht dat ik na zestien maanden als eindredacteur, waarvan slechts twaalf in vaste dienst, al op promotie mocht rekenen. Ik was graag eindredacteur, had een handvol nieuwe medewerkers gekneed tot degelijke journalisten, vond de job inhoudelijk uitdagend genoeg en financieel was het best oké (al verdiende ik minder dan als zelfstandige), dus: waarom veranderen?

Het aftastend opperen van mijn persoonlijke ambities door de directeur televisie maakte vrij snel plaats voor een concrete vraag. Wilde ik de nieuwe chefsport worden? In mijn hoofd, waar mijn vroegere toekomstperspectief ooit ‘de nieuwe Rik De Saedeleer’ was geweest, had ik de beslissing snel gemaakt. Dit was veel meer dan ik in mijn tienerjaren had durven te dromen. Natuurlijk zei ik dus na een kort moment van reflectie volmondig ja, ook al omdat die salariswagen (die begin 1999 nog in de weg was komen te staan bij de onderhandelingen met Hans Vandeweghe) nu wel standaard tot het vergoedingspakket behoorde.

Even leek er nog een kink in de kabel te komen, toen Het Laatste Nieuws een artikel publiceerde waarin werd gespeculeerd dat Herman Pauwels zou worden opgevolgd door een duo: Lena De Meerleer en Frank Raes. Zij zou de dienst managen, hij zou voor de inhoudelijke invulling zorgen. Von Wackerbarth was woest over dat artikel, dat ongetwijfeld was ontstaan uit een lek. Of een wensdroom. Na een een-tweetje met ceo Bert De Graeve hield ze voet bij stuk: ik en niemand anders zou vanaf 1 januari 2001 de nieuwe hoofdredacteur worden.

(Terloops gezegd, maar niet onbelangrijk: ik hapte te snel toe, was te gretig, zag de valkuilen niet. Ik had daar en dan moeten eisen om meteen een goede omkadering te krijgen, die er toen niet was en die pas twee jaar later ietwat vorm zou krijgen. Maar ja, ik wou zo graag…)

VRT

2001 was een grand cru-sportjaar, en niet omdat ik mij voortaan baas van de beste sportredactie van het land mocht noemen. Daarmee bedoel ik: de redactie met de beste medewerkers, wat daarom niet hetzelfde betekent als het beste team. In 2001 braken Kim Clijsters en Justine Henin definitief door op het allerhoogste vrouwentennisniveau. In 2001 breidde de VRT het aantal wieleruitzendingen fors uit. In 2001 speelde Anderlecht de tweede ronde van de Champions League, tegen Real Madrid, Lazio en Leeds. In 2001 kwam Tom Boonen de neus aan het wielervenster steken. In 2001 kwalificeerden de Rode Duivels zich voor het WK in Japan en Zuid-Korea.

Het eerste wat ik wilde doen, was een organisatie op poten zetten. Dat doe ik altijd en overal. Improvisatie is niet de geschikte manier om een redactie te laten draaien, vind ik. Een vedettencultus in stand houden evenmin. Nochtans was dit de realiteit op de tv-sportredactie van de openbare omroep. ‘You scratch my back and I’ll scratch yours’ was daar al decennia het onuitgesproken leitmotiv. Dictatoriale bazen, schermvedetten en commentatoren die hun zin mochten doen (en dat ook volgaarne deden), het ‘voetvolk’ dat gedwee de voorwaarden creëerde waarin de spitsen konden scoren.

Ik had dat euvel eerder al aangekaart in een kritische analyse van de redactionele werking — waarbij Christina von Wackerbarth aanwezig was, misschien was ze daardoor wel gecharmeerd door mijn (toekomstige) aanpak —, het moest maar eens gedaan zijn met journalisten die last minute met hun eisen afkwamen. Een cameraploeg nú, een commentaarcabine nú, een studio nú. Ik introduceerde het principe ‘planmatig werken’. Daar werd weleens om gelachen (of het werd straal genegeerd), maar ik slaagde er tot op zekere hoogte wel in om het productie- en regieteam meer macht en inspraak te geven. ‘De productie is het hart van de redactie’, dat zullen de oudgedienden — en al zeker de schermvedetten — niet graag gehoord hebben.

Ik meende het wel.

Ik meen het nog altijd.

Bovendien zaten de wereldwijd gerespecteerde medewerkers niet voor de camera of achter de microfoon, maar in de regiewagen. De manier waarop Sporza de koers in beeld brengt, blijft uniek. Nochtans valt die aanpak redelijk makkelijk te kopiëren — Rik De Saedeleer wist als wielerregisseur al dat je vooral het verhaal van de koers moest brengen, zijn opvolgers Philippe Lombaerts en Gunther Herregodts, ook twee toppers, perfectioneerden dat verder —, maar blijkbaar verkiezen buitenlandse tv-makers chaos boven overzichtelijkheid.

***

De uitbreiding van het wielerpakket was goed nieuws, het extra budget voor producties ook, alleen… werd er geen rekening gehouden met het extra werk voor het personeel. Ik had meer mensen nodig, FTE’s in het vakjargon, Full Time Equivalents. Die kwamen er niet, op wat meer losse opdrachten na. Bovendien werd er een nieuw financieel en organisatorisch opvolgingssysteem geïntroduceerd op basis van de SAP-software, maar werd er op de sportredactie, bij wijze van spreken, nog met een telraam gewerkt. Dat mag u bijna letterlijk nemen.

Ik had dat hele jaar geen flauw idee waar we budgettair stonden. Dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel werk je met de buikriem aangespannen en schroef je je ambities noodgedwongen terug, uit vrees om het budget te overschrijden, ofwel maak je louter inhoudelijke keuzes. Recalcitrant als ik soms (toegegeven: vaak!) ben, koos ik voor het laatste. Met alle gevolgen van dien, want we stuurden telkens uitgebreide equipes naar tennistoernooien (op de US Open stonden we met zeventien medewerkers — commentatoren, reporters, camera- en klankmannen, monteurs, producer —, wat bij mijn baas de vraag ontlokte: ‘Waarom kan de RTBf dat met drie man coveren en sturen wij een heel leger?’. ‘Wel, omdat RTBf voor alle interviews en reportages komt bedelen bij ons om ze te mogen gebruiken en ze zelf nauwelijks iets doen.’), de Tour bleef een grote operatie, voor het eerst werden buitenlandse voetbalwedstrijden ter plekke omkaderd, Mark Uytterhoeven maakte (op verzoek van de directie) een dure omkaderende uitzending rond de Ronde van Vlaanderen. Pas begin van het jaar nadien werd duidelijk dat ik ettelijke miljoenen Belgische franken over het voorziene budget was gegaan. Tant pis.

Er kwam zelfs nog méér sport op tv. ‘We hebben de rechten op de Formule 1 verworven, maar hou het nog even stil’, vertrouwde Bert De Graeve mij toe in de marge van één of ander evenement, want ik liep de schoonzoon van Maurice De Wilde (!) zelden tegen het lijf. ‘Dankjewel, mooi nieuws’, zei ik. ‘Met wie gaan we dat nu weer moeten coveren en waar krijgen we die races in godsnaam geprogrammeerd tussen al dat voetbal- en wielergeweld?’, dacht ik. Niets dan respect voor De Graeve, overigens, een rechtlijnige manager, net wat de openbare omroep na jaren van arrogant wanbeleid nodig had. Ook aan zijn opvolger, Tony Mary, houd ik goede herinneringen over. Zo koel De Graeve kon zijn, zo flamboyant was Mary. Hij liet zichzelf uitnodigen op sportcaptaties en stuurde dan achteraf een handgeschreven briefje met complimenten naar de regisseur, producer en commentator. Dagenlang zweefden die door de gangen, niet gewend om feedback te krijgen, laat staan positieve.

Ook aan de samenwerking met Christina von Wackerbarth bewaar ik goede herinneringen. Een vakvrouw, eerlijk, rechtuit, ze was veel meer dan alleen maar de ‘strenge tante’ voor wie ze werd afgeschilderd. Begin van deze eeuw had de VRT zeer bekwame figuren aan de top, niet zo toevallig mensen die van buitenaf kwamen en een frisse wind lieten waaien aan de Reyerslaan 52.

(En nu ik toch rechtuit ben: met Von Wackerbarths opvolger als directeur televisie, Aimé Van Hecke, had ik een minder prettige werkrelatie. Hij was als adviseur de drijvende kracht achter de wederopstanding van de openbare omroep, maar als leidinggevende dreef hij de omroep in de armen van marketeers, wat hij zelf trouwens ook was: lieden die te veel met de cijfers en te weinig met de mensen begaan waren, behalve dan de sterren van de omroep, die kregen carte blanche. Eén voorbeeldje van die cijferdansen: toen Sportweekend een laatavondtalkshow werd, met Frank Raes en aanvankelijk ook Tom Coninx als presentatoren, kwam de netmanager van TV1, Wim Van Severen, een aimabele en vakbekwame man, naar de opname van de eerste show. Achteraf feliciteerde hij mij en de makers voor de zeer geslaagde show, maar toen de dag nadien de kijkcijfers tegenvielen, liet hij weten dat we er toch nog flink aan moesten schroeven. Dat kijkcijferfetisjisme stoorde mij enorm: elke weekdag rond elf uur liep er een Excel binnen met de cijfers van de dag voordien. Dat was het moment dat alle managers even niet te bereiken waren. Daarna kon je aan het spontane gejuich of de doodse stilte afleiden of de cijfers goed waren voor de manager in kwestie. Kwantiteit haalde het van kwaliteit. In de tijd van Cas Goossens ging men nog uit van het BBC-adagium ‘to make good programmes popular and popular programmes good’. Dat is een veel correcter uitgangspunt: de cijfers zijn ondergeschikt aan de inhoud.)

***

In de loop van 2002 kreeg ik dan toch de redactionele ondersteuning die ik nodig had: Geert De Vriese, met wie ik al had samengewerkt bij TV Ekspres, toen hij als eindredacteur mij aanstuurde, werd chefsport Journaal. Nu werd ik zijn baas. De stevige rechterhand die ik nodig had. En een klankbord. ‘Geen gemakkelijke’, had Von Wackerbarth mij toevertrouwd toen ik zijn naam liet vallen als ideale aanwerving. Dat hoefde ze mij niet te vertellen: ik wist dat Geert ging botsen met sommige medewerkers, maar dat had ik net te weinig gedaan. Juiste man op de juiste plaats, dus. Die ook niet zou aarzelen om mij kritische feedback te geven in duidelijke bewoordingen.

Eind 2003 kwam er een dubbele ommekeer. De sportredactie werd hiërarchisch onder de nieuwsdienst geschoven, wat betekende dat hoofdredacteur Leo Hellemans mijn baas werd en dat ik niet meer rechtstreeks aan de directeur televisie rapporteerde. Mijn functietitel was dan al een tijdje hervormd tot ‘manager sport’, van hoofdredacteur of chefsport was geen sprake meer.

‘Manager’, het klinkt zo hol, niet?

Tweede belangrijke wapenfeit was de aankondiging dat er werd gewerkt aan de komst van een tijdelijk sportnet, dat voor de drukke sportzomer van 2004 (EK Voetbal, Tour, Olympische Spelen, grote tennistoernooien) een alternatief moest bieden voor het voortdurend inbreken in de reguliere Canvasprogrammering. Lena De Meerleer werd aangeduid als (tijdelijke) netmanager, Dirk Abrams (die in 1994 samen met het voetbalcontract naar VTM was verhuisd) keerde terug (wat tot stevig maar ongehoord protest op de sportredactie leidde), ik zou pendelen tussen mijn job als manager sport en het eindredacteurschap van dat nieuwe net.

Een extern bureau moest een naam bedenken en legde op een vergadering uit dat ze heel bewust slechts één voorstel zouden op tafel gooien: Sporting United. Omdat daar weinig enthousiasme voor was, geen eigenlijk, kwamen ze kort daarna met een nieuw voorstel dat wel unaniem werd goedgekeurd: Sporza. Met de look & feel die vandaag nog steeds zeer herkenbaar blijft.

Sporza moest het stellen met een minieme redactie die het begrip zestigurenweek opnieuw invoerde. En dan nog zaten er hiaten in het sportaanbod. Zo had de VRT van de Olympische Spelen in Athene slechts uitzendrechten voor vijf uur per dag gekocht. Toen ik bij Leo Hellemans aankaartte dat dit veel te weinig was op een sportkanaal dat van ’s morgens tot ’s avonds zou uitzenden, deed de directie een geste: er werd één uur extra aangekocht. Als programmator van die Spelen bleef ik met de handen in het haar zitten, want dat betekende: schipperen met uren, bijna meer omkaderende programma’s maken dan live-uitzendingen en beseffen dat, om maar iets te noemen, de integrale uitzending van het wegrennen bij de mannen onmogelijk was, wegens… langer dan zes uur. Mijn nieuwe aandringen werd genegeerd.

Twee dagen na het begin van de Spelen stond er een venijnig stukje in De Standaard, waarin meewarig werd gedaan over dat sportkanaal dat niet eens de eerste wedstrijd van Justine Henin integraal had uitgezonden. Die maandagochtend kreeg ik in de file op de Van Praetbrug een verontwaardigd telefoontje van Hellemans. Waarom we Henin niet hadden uitgezonden? Omdat we maar zes uur per dag mógen uitzenden, Leo, wil je dat we andere sporten laten vallen en bijvoorbeeld ’s avonds het turnen laten vallen en de zender vroeger afsluiten? Ja, maar, dat moet toch kunnen. Neen, Leo, reken zelf uit. Bovendien is tennis een sport waarbij je in het beste geval weet wanneer een wedstrijd begint (als die tenminste als eerste van de dag op het programma staat), maar nooit wanneer die eindigt: het kan driekwartier uur duren, het kan drie uur duren, of iets daartussenin.

Enfin, ik kan me voorstellen dat dit binnen de directie werd vertaald als: die Van Laeken is weer de koppigaard aan het uithangen.

***

De kijkcijfers van Sporza waren goed, dus zaten Leo Hellemans en Aimé Van Hecke na de sportzomer van 2004 met een dilemma: met welke structuur gaat Sporza — toen nog alleen televisie — verder? Het voorstel was dat Lena De Meerleer algemeen manager zou worden, gestut door een triumviraat bestaande uit Dirk Abrams, verantwoordelijk voor live sportuitzendingen, Geert De Vriese, verantwoordelijk voor sport in Het Journaal en verslaggeving, en ikzelf, verantwoordelijk voor de jaarlijkse eenmalige uitzending Sportpersoonlijkheid van het Jaar en de Champions League-programma’s.

Daaraan was een gesprek voorafgegaan, waarin me werd verweten dat ik te weinig people manager was. Vreemd, zo opperde ik, dat je mij dan de programma’s wil toebedelen met Carl Huybrechts, iemand waar weinigen mee wilden samenwerken omdat hij zo eigengereid was. Daarvoor had je natuurlijk wel een, euh, people manager nodig, nietwaar?

Daar kwam nog bij dat ik die tweede demotie in negen maanden tijd niet zag zitten. Waarop men mij, als tijdelijke maatregel, toch verantwoordelijk maakte voor de Sportpersoonlijkheid van het Jaar… Tja. Ondertussen werd er gezocht naar een permanentere oplossing — ik praatte onder anderen met Kris Hoflack over de eindredactie van De zevende dag, maar wist dat weekendwerk in het verleden een serieuze druk op mijn relatie had gezet en ketste het voorstel af —, die niet werd gevonden. Een exit leek onvermijdelijk. Eerst moest ik mij maar wat bezighouden in een lokaaltje in een verlaten uithoek van de VRT (ik vergeleek dat zelf met een Roemeens weeshuis ten tijde van Ceausescu), dan kreeg ik zelfs de toestemming om gewoon thuis te blijven, in afwachting van. Veel films gezien in die periode. Tot ik werd uitgenodigd voor een afscheidsgesprek.

(Ik besef dat dit een vrij lang hoofdstuk is, mijn ‘VRT-memoires’ zijn een apart boek waard, want ik heb het nog niet eens gehad over disputen en discussies met Woestijnvis. Of over die anonieme brief met kritiek op het beleid van de directie en mijn, volgens de auteur(s), te grote volgzaamheid daarin, die een vriendelijke mediajournalist van Het Nieuwsblad ertoe noopte mij te verwittigen, met de melding ‘We zijn niet van plan om daar iets mee te doen, hoor.’ Andere tijden. Vandaag zou dat bericht onmiddellijk op het internet gepleurd worden, zonder context, zonder nuance, zonder wederwoord. Om uw leestijd nog enigszins in te perken, vat ik de volgende hoofdredacteur-hoofdstukken een beetje samen.)

Kanaal 3

Ik heb weinig met lokale of regionale informatie. Ik ga altijd op zoek naar het Grote Nieuws, en dat hoeft heus geen sport te zijn. Op dat vlak ben ik een nieuwsjunkie. Maar toen de VRT-situatie uitzichtloos werd, begon ik toch de vacatures in de kranten af te schuimen. En zo mocht ik in de lente van 2005 meedoen aan de selectieprocedure van de Oost-Vlaamse regionale zender Kanaal 3, in Dendermonde.

Het moet zijn dat de twee gesprekken, eentje in Dendermonde, een volgende in Hasselt, waar moederbedrijf Concentra zich bevond, overtuigend waren. Ik vermoed dat de idee om een (bijna) ex-hoofdredacteur van de openbare omroep binnen te halen, ook zal meegespeeld hebben.

Imago.

Zo mocht deze jongen van inmiddels zesenveertig jaar zich plots naar een grijze industriezone in een Oost-Vlaamse stad begeven, waar hij leiding mocht (moest) geven aan een stel twintigers. Kanaal 3 ging voluit voor videojournalistiek: reporters waren tegelijk camera- en klankman (m/v/x) én monteur. In tegenstelling tot de kolos die de VRT is, was dit een clubje hongerige jonkies. In tegenstelling tot de vedettencultus die aan de Reyerslaan heerste, was dit een stel leerlingen die de stiel wilden leren van een leraar-met-ervaring. In tegenstelling tot de riante budgetten in Brussel, moest ik hier omgaan met een fractie daarvan in de provincie.

Ook daar kwam mijn recalcitrante persoonlijkheid naar boven. Mijn confrater van TV Limburg was bij de budgetoefening voor 2006 — die hij nog had helpen opstellen om de nieuwkomer wat te ontlasten — vergeten om rekening te houden met de gemeenteraadsverkiezingen, toch wel de core business voor een regionaal station. En ik weigerde daarop om mijn redactionele plannen — die, achteraf toegegeven, misschien ook wel een tikkeltje ambitieus en veelomvattend waren — in te perken. Geen idee hoeveel de budgetoverschrijding deze keer bedroeg.

I couldn’t care less.

Neemt niet weg dat ik de waardering voelde bij vergaderingen in Hasselt. Ernest Bujok, die verantwoordelijk was voor de audiovisuele afdeling van Concentra (waarvoor hij de fijne naam Avalon had bedacht), had de gewoonte om zijn kritiek op de man af te spuien tijdens meetings, maar mij heeft hij nooit persoonlijk aangevallen. Misschien heb ik er niet lang genoeg gewerkt?

Want ja, ondanks de fijne werkomgeving, een stel getalenteerde jonge journalisten en de interessante verloning, liet ik me na anderhalf jaar verleiden om opnieuw iets met sport te gaan doen. Dat lag me toch veel meer dan regionaal nieuws, zeker in een regio waar op dat ogenblik (te) weinig opzienbarends gebeurde.

Kort na mijn vertrek werd de zender omgedoopt tot TV Oost, iets wat overigens een constante vormt doorheen mijn carrière: telkens ik ergens vertrok veranderde de naam van het medium (de VRT-sportredactie werd Sporza, Kanaal 3 werd TV Oost, PRIME Sport werd Sporting Telenet). De huidige hoofdredacteur, Stavros Van Halewyck, heb ik nog als prille twintiger laten debuteren. Later ‘betaalde’ hij me terug, door me te vragen als anker voor de verkiezingsuitzendingen. Fijne bende.)

PRIME Sport

Het was Anouk Mertens, de vriendin van Carl Huybrechts, die mij polste of ik niet geïnteresseerd was om PRIME Sport te gaan leiden, de sportpoot van de betaalzender van Telenet, waar naast een beetje American Football en NBA-basketbal vooral buitenlands voetbal werd uitgezonden. Zeshonderd wedstrijden per jaar, maar liefst. Hoofdredacteur Wim Heidbüchel wilde meer voetbalcommentaar geven en minder met management bezig zijn. En Anouk wist dat ik, in tegenstelling tot anderen, op een constructieve manier met Carl had samengewerkt in mijn VRT-periode.

Zo belandde ik op 16 december 2006 in een ochtendfile op weg naar de redactie op de Leuvensesteenweg in Brussel, op tweehonderd meter van de hoofdingang van de VRT. Mijn nieuwe chef was zelf twee dagen eerder bevallen van een zoon en belde me even om me succes te wensen. Daar stond ik dan, als baas op een derde redactie in minder dan zes jaar tijd.

PRIME Sport was de makkelijkste job die ik ooit gehad heb. Niet dat ik niet vele uren klopte, maar ik kwam er in een geolied team terecht, waar het ego-gehalte — álle goede journalisten hebben een stevig ego! — ondergeschikt werd gemaakt aan het samen maken van interessante sportprogramma’s. De gunfactor was er groot. Als er al ergernissen waren, hadden die te maken met de verhouding tot werkgever Telenet, die ‘ver’ weg zat in Mechelen. Allemaal ingenieurs die niet begrepen hoe een redactie functioneerde.

Heel wat PRIME Sport-medewerkers hadden in de jaren 90 voor SuperSport en Canal+ gewerkt, toen de budgettaire bomen nog tot in de hemel groeiden, en moesten er nu rekening mee houden dat er winst moest gemaakt worden. Kortom, dat het budget streng bewaakt diende te worden.

Halfweg 2008 werden die medewerkers overgeheveld naar het facilitaire bedrijf Videohouse, in Vilvoorde. Dat zorgde voor een dubbele frustratie, want nu wilde niet alleen Telenet winst maken op PRIME Sport (dat hun eigendom bleef), maar ook Videohouse. Met als gevolg dat het redactionele budget permanent onder druk stond. In de SuperSport-periode werd ongeveer elke voetbalwedstrijd ter plaatse becommentarieerd, wat maakte dat iemand als Gui Polspoel vrijdagavond in het Constant Vanden Stockstadion zat, zaterdag doorreisde naar Manchester, zondag commentaar moest geven in Madrid en op maandag, als toetje, nog een andere match in de Premier League coverde. Toen ik bij PRIME Sport begon lag de verhouding al op één op vier: één wedstrijd ter plekke, drie vanuit een commentaarcabine in Brussel of Vilvoorde. Dat zinde de commentatoren niet (en terecht).

Er was ook nog een akkefietje toen ik, na overleg met de redactie, aan Anouk Mertens liet weten dat ongeveer niemand zin had om mee te werken aan de omkaderende programma’s die Carl Huybrechts rond Euro 2008 ging maken voor de zender die toen nog VT4 heette. Daar werd ik niet populairder door bij mijn bazen en opdrachtgevers. En dat jaar was al zo moeilijk begonnen, toen de afgesproken en budgettair afgeklopte uitbreiding van de uitzendingen — de Permanente WeekendOmkadering hadden we die gedoopt, afgekort tot ‘PWO’ — op het laatste ogenblik, en zonder enig overleg, uit het budget was geschrapt. Wij wilden échte tv-uitzendingen maken en niet alleen als jukebox van voetbalmatchen functioneren.

(Als u vandaag naar Play Sports kijkt en merkt hoe de voetbalwedstrijden in het weekend uiterst professioneel worden omkaderd, bedenk dan dat wij dat eenvoudiger en goedkoper wilden doen vijftien jaar geleden!)

Vanaf 2010 werden de sportuitzendingen van de betaalzender bij Telenet gecoördineerd door Manu Leroy, de vroegere nationale hockeykeeper, de latere directeur marketing en interim-ceo van de voetbalbond. De toestand was intussen gestabiliseerd. De redactie bleef haar ding doen, al werden de budgettaire restricties steeds ingrijpender. De verhouding commentaar ter plekke en commentaar in Vilvoorde werd naar één op tien gebracht. Dat de kwaliteit van het commentaar daaronder leed, leek de mensen in Mechelen niet te deren: een wielercommentator kan perfect afgaan op wat hij of zij op het scherm ziet, een voetbalcommentator verliest echter noodzakelijke informatie. Je ziet niet dat de lijnrechter heeft gevlagd voor buitenspel, bijvoorbeeld. Of het is onduidelijk of er na een duel een hoekschop dan wel een doeltrap volgt. Tegenwoordig worden de meeste wedstrijden afgehaspeld in een kleine cabine, alsof de commentator samen met de kijker naar het scherm zit te turen. Kwaliteitsverlies is het logische gevolg, o zo jammer, en zeker niet de schuld van de commentatoren.

Ik denk dat ik nog jaren actief had kunnen zijn bij PRIME Sport, dat begin 2011 de uitzendrechten op het Belgische voetbal had overgenomen van Belgacom (later: Proximus), waardoor de zendernaam werd gewijzigd in Sporting Telenet (nu: Play Sports). Maar ik voelde me als een conciërge. Zorg ervoor dat je binnen het budget blijft en dat het gemor op de redactie in Vilvoorde blijft, en we zullen je laten doen, Van Laeken, daar kwam het op neer.

Dus contacteerde ik een oude liefde van me: Beerschot. Daar was een nieuwe voorzitter gearriveerd, Patrick Vanoppen, die me heel dynamisch leek. Ik was dan wel een beetje ‘de nieuwe Rik De Saedeleer’ geworden, waarom zou ik me op mijn tweeënvijftigste dan niet in paars en wit kunnen hullen?

De vraag ‘Waarom wel, eigenlijk?’ stelde ik niet.

Morgen: Beerschot (korte episode), opnieuw werkloos, opnieuw freelancer, opnieuw een groot vrijheidsgevoel.