65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden.
Openen doe ik met het allereerste artikel dat ik gepubliceerd zag. We moeten terug naar donderdag 19 augustus 1982. Anderhalve maand nadat ik was afgestudeerd, wist ik het weekblad De Nieuwe ervan te overtuigen dat de uitgetikte versie van mijn reportage over vrouwen in het leger, die ik aan het RITCS in Brussel gemaakt had in opdracht van Maurice De Wilde, best wel een ruimer publiek verdiende dan alleen mijn leermeester. Hoe ik tot bij De Nieuwe ben geraakt, weet ik niet meer. Een brief, wellicht. Of een telefoontje. En waar had ik De Nieuwe, toch een eerder obscuur blad binnen het Vlaamse medialandschap, leren kennen? Ongetwijfeld tijdens mijn studies, toen ik verpopte van een brave student-zonder-eigenschappen tot een linkse, kritische jongen. En dus was ik best wel trots dat op de cover van De Nieuwe, onder een prachtige cartoon van GAL van premier Martens en vicepremier De Clercq, vermeld stond: ‘Dossier: de vrouwen in het leger’. Op pagina 7 stond mijn naam duidelijk te lezen, met kleine v, alsof ik van adel was: ‘door Frank van Laeken’. Ja, dat was een binnenkomer! Zeven volle pagina’s, met twee kleine foto’s en twee illustraties van GAL. Nou. (De progressieve spelling van destijds heb ik omgezet naar de voorkeurspelling van nu. En ik heb het met graagte integraal overgetikt, best wel een aardige klus, want het artikel telt maar liefst 45.000 lettertekens, oftewel 7.165 woorden, zo ongeveer het equivalent van zeven pagina’s in een weekendbijlage van een kwaliteitskrant vandaag… Kritische vaststelling zoveel jaren later: het klinkt allemaal nogal zwaar en oubollig, een stevige eindredacteur en een minder letterlijke weergave van wat de geïnterviewden vertelden, had een leesbaarder stuk opgeleverd. Dat is iets wat ik de volgende jaren zou leren.)
***
Zij kreeg een badkostuum, hij geen slip
Een reportage over de vrouwen in het Belgisch leger
*
“Vrouwen hebben op gelijke voet met de mannen en zonder enige discriminatie hetzelfde recht als de mannen om alle openbare betrekkingen te bekleden en om alle openbare ambten uit te oefenen die in de nationale wetgeving zijn voorzien.” Dit staat te lezen in het Verdrag van New York van 31 maart 1953 (officieel: “Verdrag betreffende de politieke rechten van de vrouw”), dat door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd afgesloten. Er staat wel degelijk “alle openbare betrekkingen” en “alle openbare ambten”, zodat vrouwen voortaan ook in het leger, tot dan toe een typisch mannelijk bolwerk bij uitstek, terecht konden. Toch duurde het nog tot 1961 alvorens op de NATO-conferenties werd besloten om vrouwen in “gespecialiseerde” functies toe te laten.
Natuurlijk hadden vrouwen al enige ervaring met militaire activiteiten opgedaan tijdens de wereldoorlogen, voornamelijk in de medisch-sociale sector, bij gebrek aan mankracht. Nu gebeurde het in vredestijd en op basis van vrijwilligheid. De Amerikaanse dames bleken het meest geïnteresseerd. In 1980 bestond bijna 7 procent van het hele US Army uit vrouwen in wapenrok. November 1981 werd beslist vrouwen niet meer aan te werven: ze waren niet geschikt voor het harde labeurwerk, zo heette het daar officieel.
Van Devèze tot Swaelen
In 1954 deed de toenmalige CVP-volksvertegenwoordiger Albert Devèze een wetsvoorstel tot “invoering van de vrijwillige militaire dienst voor de vrouwen, en tot vaststelling van de rechtstoestand van het vrouwelijk militair vrijwilligerskorps”. Het voorstel werd afgewezen. Het duurde tot 30 juli 1974 alvorens de gecoördineerde dienstplichtwetten werden gewijzigd en vrouwelijke militaire vrijwilligers mochten aangeworven worden. Andere wetten die het statuut van vrouwelijke militairen regelen: de Arbeidswet van 1971, waarin een reeks beperkingen op vrouwenarbeid worden opgesomd (soort werk, nachtarbeid, bescherming van het moederschap), de Globale Wet van 1976 (richtlijnen in verband met vrouwelijk personeel bij de krijgsmacht), de Wet tot Economische Heroriëntering van 1978 (die een hele titel wijdt aan de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de maatregelen opsomt die discriminatie moeten uitsluiten) en de EG-richtlijn van februari 1976 (in verband met de tewerkstelling).
Het opleidingsprogramma van de vrouwen is hetzelfde als dat van de mannen, zowel qua aard als qua duur.
De derde februari 1981 besliste minister voor Landsverdediging Swaelen (CVP) dat vrouwen voortaan ook in gevechtsfuncties worden toegelaten. Daarmee werd België, na Nederland, het tweede NATO-land dat vrouwen in strijdende functies toelaat. In geval van oorlog kunnen vrouwen dus aan het front worden ingezet. Ondanks de talloze afwijzende reacties kwam het Koninklijk Besluit er toch. Minister Swaelen baseerde zich op de reeds genoemde Wet tot Economische Heroriëntering van 1978.
Wat betekent dit concreet? Om te beginnen is zwangerschap geen beperkende factor meer voor dienstneming (tevoren mochten zwangere vrouwen niet in het leger). De minimum gestalte om dienste te kunnen nemen wordt voor vrouwen, net zoals voor de mannen, 1,52 m (voorheen 1,50 m). De toelatingsvoorwaarden tot de opleidingscyclussen van beroepsofficieren en -onderofficieren worden gelijk voor man en vrouw. De fysieke tests voor kandidaat-militairen worden voor beide geslachten gelijkgeschakeld. In een persmededeling van 4 februari 1981 zegt Swaelen: “Juridisch is de nieuwe toestand dus zeer duidelijk; in de praktijk echter is er nog heel wat te verwezenlijken. Het is een feit dat bepaalde toestanden momenteel nog de integrale toepassing van het beginsel van volledige gelijkheid kunnen bemoeilijken. In dergelijke gevallen zal de beleidsoptie erop gericht zijn deze toestanden zo vlug mogelijk te doen evolueren. Het is evengoed een feit dat de huidige beslissing ons in de toekomst nog voor talrijke problemen zal stellen waarvoor het antwoord nog niet pasklaar is. Er zijn vragen waarop alleen de ondervinding een antwoord geven kan.”
En de ‘ondervinding’ wachtte niet al te lang om te antwoorden. In mei 1981 slaagde slechts één vrouw op 60 in de praktische proeven aan de Koninklijke Militaire School (KMS) in Brussel. De KMS staat in voor de opleiding van officieren. De toelatingsproeven bestaan uit geestelijke en lichamelijke tests. Zo moeten mannen én vrouwen bijvoorbeeld de 100 meter binnen 14 seconden lopen, de 1.000 meter binnen 3’30”, twee meter verspringen zonder aanloop en zich drie keer optrekken aan een baar. Vooral dit laatste vormde onoverkomelijke moeilijkheden voor de vrouwelijke kandidaten.
Opiniepeilingen
Tot nog toe werden een drietal enquêtes gehouden over de aanwezigheid van vrouwen in het Belgisch leger, waaronder een van generaal op rust Werner, directeur van het Centrum voor Oorlogssociologie aan de Université Libre de Bruxelles (ULB): “Les femmes dans les forces armées belges” van 1979.
Voornaamste resultaten:
* alle grote politieke partijen gaan akkoord met het principe van “vrouwen in het leger”. De PSC/CVP waren de stuwende kracht achter het KB, dat vrouwen in gevechtsfuncties toelaat. Dienstplicht wordt enkel mogelijk geacht in een later stadium;
* mannelijke militairen hebben niets tegen de aanwezigheid van de andere sekse, ook niet in bevelende functies;
* als voornaamste reden voor dienstneming wordt steeds hetzelfde herhaald: een vaste bestrekking of schrik voor werkloosheid;
* de meeste vrouwen verkiezen door mannen te worden bevolen, eventueel door een gemengde groep, maar nooit door vrouwen alleen;
* 1/3 van de vrouwen in het leger is gehuwd, 3/4 is jonger dan 26 jaar, 2/3 heeft enkel lager middelbaar onderwijs gevolgd, 1/5 is lid van een vakbond (bijna niemand van een politieke partij), 63 procent verkiest “binnenwerk”;
* de overgrote meerderheid der vrouwen vindt de relatie met hun chefs (vrouwen én mannen) goed tot uitstekend.
De man, een uitstervend ras?
Het zou natuurlijk verkeerd zijn te denken dat vrouwen enkel in het Belgisch leger werden toegelaten om de eeuwenlange discriminatie op te heffen. Veeleer ligt dat aan een gebrek aan mannelijke miliciens en vrijwilligers. Het ligt bijvoorbeeld statistisch vast dat op dit ogenblik minder dan 45 procent van de jongens hun dienstplicht vervullen. Bovendien daalt in België het geboortecijfer van jongens voortdurend. Voor 1982 werd gerekend dat het contingent miliciens de 36.500 zou benaderen. In 1990 zal dat nog 29.450 zijn, en in 1994 nog maar 26.450. In 12 jaar komt er dus vermoedelijk een daling met 10.050 manschappen (27,6 procent). Vandaar dat vrouwen plots welkom zijn: die 10.000 plaatsen moeten immers worden opgevuld.
De huidige behoefte aan miliciens voor de hele krijgsmacht bedraagt ongeveer 36.000, noodzakelijk om de 15.500 voorziene functies voor miliciens en de 6.500 niet-gehomologeerde functies voor beroepsvrijwilligers permanent te bezetten. Bij een gemiddelde diensttijd van 9 maanden en een overlapping van één maand zijn er inderdaad 1,5 miliciens per jaar nodig om een functie permanent te bezetten. Voor het vervangen van vrijwilligers loopt dit zelfs op tot twee miliciens per jaar, omdat de opleiding voor deze functies (= overlapping) drie maanden bedraagt. Kortom, vrouwen zijn voor het leger een welgekomen lapmiddel.
Groeiend aantal vrouwen
De functies die vooral aan vrouwen worden toevertrouwd zijn: bedienaar van transmissiemateriaal, chauffeur, bedrijvigheid in de logistieke sector en de administratie. Dat leidt af en toe tot “oververzadiging” in sommige eenheden.
Een aantal Belgische vrijwilligsters is in de Duitse Bondsrepubliek gekazerneerd; voornamelijk in Weiden, Lüdenscheid en Aachen. De verdeling geeft soms aanleiding tot zonderlinge situaties; zo blijkt uit de geografische indeling uit 1980 dat in het Duitse dorpje Rheindalen slechts één vrouw in een eenheid met mannen was onderverdeeld.
Ongeveer 1/3 van de vrijwilligsters bevindt zich in de Bondsrepubliek. Die voorkeur ligt voor de hand: ze hebben een boel materiële voordelen, bijvoorbeeld het taksvrij kopen van sigaretten, dranken, video’s, cassetterecords, enz. De gehuwde paren genieten bovendien gratis huisvesting en de kinderen worden opgevangen in scholen, waar ze in hun moedertaal (Nederlands/Frans) kunnen leren. Op 1 november 1981 bedroeg de totale Belgische legerbevolking 94.216 militairen, onderverdeeld in 6.600 officieren, 23.661 onderofficieren, 32.297 vrijwilligers en 31.658 miliciens (dienstplichtigen). Het aantal vrouwelijke vrijwilligers: 3.788 (4 procent van de totale legerbevolking, 6 procent van de vrijwilligers en kaders).
Verdeeld over de vier machten (landmacht, luchtmacht, zeemacht en medische dienst) geeft dat:
officieren
land: 82
lucht: 25
zee: 7
medisch: 16
totaal officieren: 130
onderofficieren
land: 246
lucht: 186
zee: 43
medisch 25
totaal onderofficieren: 500
vrijwilligers
land: 1.883
lucht: 859
zee: 246
medisch: 170
totaal vrijwilligers: 3.158
TOTAAL: 3.788
Zwangerschap
De verklaringen van de eenheden zijn unaniem: een vrouwelijke beroepsvrijwilliger die zwanger wordt is gemiddeld 12 maanden niet operationeel. Men moet rekenen met 6 maanden afwezigheid uit de eenheid, nl. 14 weken zwangerschapsverlof, exclusief gewoon verlof, 3 maanden verlof wegens borstvoeding en/of bijkomende vrijstellingen om gezondheidsredenen. Daarbij komt dat na ongeveer 3 maanden zwangerschap de dokter bijna altijd toelating geeft tot het dragen van burgerkledij, wegens het ontbreken van een aangepaste militaire kledij. Dit betekent automatisch vrijstelling van wacht, piket, oefeningen en maneuvers. Over het percentage zwangerschappen bestaan nog geen betrouwbare gegevens. Nog maar eens terug naar de USA dan. Daar blijkt dat elke zwangerschap een verlies van minimum 8,5 maanden operationaliteit inhoudt. 5,4 procent van het aantal vrouwen is steeds zwanger (niet altijd dezelfde vrouwen natuurlijk!) en 3,8 procent is niet operationeel. Ongeveer 40 procent van de vrouwen verlaat het leger na de geboorte van een kind.
Desertie
Belgische vrouwelijke tijdelijke vrijwilligers blijken beter gemotiveerd dan hun mannelijke collega’s: in 1979 was het desertiepercentage respectievelijk 1,2 tegenover 4,85 (!). Mannen deserteren dus aanzienlijk meer, een vaststelling die ook in andere landen werd gedaan.
Een Belgische eenheid in de Duitse Bondsrepubliek telde in 1979 over een periode van zes maanden het aantal dagen vrijstelling van dienst samen: mannelijke beroepsvrijwilligers waren 3,8 procent van de beschikbare tijd (prestatiedagen) vrij van dienst, de vrouwelijke 6,4 procent (zwangerschapsverloven niet meegeteld). De meeste van deze vrijstellingen werden in België bij een burgerdokter bekomen. Deze Belgische cijfers liggen laag in vergelijking met bijvoorbeeld de USA, waar jaarlijks 25 à 30 procent van de vrouwen gehospitaliseerd wordt tegenover 11 à 13 procent van de mannen. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat het absenteïsme bij de vrouwen meer dan 10 procent hoger ligt dan bij de mannen.
Oplossingen gevraagd
Afgezien van de fundamentele vraag of een leger nog wel zin heeft (en of het ooit wel zin heeft gehad) rijzen er toch een aantal bedenkingen bij de aanwezigheid van vrouwen in het leger. Zo is een aanpassing van de infrastructuur volgens specifieke (vrouwelijke) normen noodzakelijk. Er is vanzelfsprekend het ethische vraagstuk of men mensen — mannen én vrouwen — aan de oorlogsverschrikking mag blootstellen. Ook de invloed van sociale contacten (“koppelvorming”) op de dienst is niet te verwaarlozen. En dan is er nog het probleem (voor het leger althans) van de operationaliteit: een volledige gelijkschakeling is niet mogelijk en zelfs niet wenselijk. Het biologische verschil is immers niet te overbruggen. Hoe kan je mannen en vrouwen dezelfde proeven onder dezelfde voorwaarden laten verrichten, als je merkt dat bij sportprestaties duidelijk verschillen bestaan? Een studie van de stafchef van de medische dienst toont dit duidelijk aan:
* de spiermassa van een vrouw bedraagt slechts 57 procent van deze van de man, wat haar prestaties op ongeveer 20 procent onder deze van de man brengt;
* vrouwen neigen meer tot depressies, wat hen zeer gevoelig maakt voor stress, afzondering en verwijdering;
* vrouwen zijn minder geschikt voor functies waarvoor een hoog niveau van prestatievermogen gekoppeld wordt aan een absolute regelmaat, gezien de typisch vrouwelijke biologische variaties.
En dan is er tot slot nog een discriminatie van de mannelijke vrijwilliger, vermits de vrouwen bij het beëindigen van hun contract niet aan de reserve (het contingent van afgezwaaiden, dat in geval van oorlog wordt opgeroepen) worden toegevoegd.
***
1975. Het Internationale Jaar van de Vrouw. De eerste vrouwelijke vrijwilligers melden zich in het Centrum voor Selectie en Recrutering, beter bekend als het Klein Kasteeltje. Daarna gaan ze naar het speciaal voor hen aangepast Opleidingscentrum Nr. 4 (OC4) in Peutie. Na hun opleiding worden ze in de verscheidene eenheden geïntegreerd.
Het leger, steeds geroemd “om het stoer verdedigen van het vaderland”, zet zijn deuren voor de vrouw-soldaat open en is nu geëmancipeerd. Of toch niet? In ieder geval staan de feministen niet als één man achter de aanwezigheid van seksegenoten in het Belgisch leger. Winny Schaillée, werkzaam in de vrouwenbeweging en lid van het feministische info-blad Lilith, zegt ons hoe de feministen tegenover “vrouwen in het leger” staan.
Schaillée: “We zijn sinds ongeveer één jaar aan ’t discussiëren over de vrouwen in het leger, dus ook over het leger zelf, binnen de vrouwenbeweging en die discussie is nog volop bezig. D’r is één groep die zegt ‘Voor ons is emancipatie het belangrijkste’. Je hebt het leger als instituut, er zijn mannen in, dus sowieso moeten er ook vrouwen in kunnen. ’t is te gek om vanuit een top te beslissen: alleen mannen en geen vrouwen.
“Da’s één kant. D’r is een tweede groep die zegt van ‘Ja, maar het leger zelf, daar hebben we een aantal kritieken op’. Bijvoorbeeld: als feministen willen we niet dat vrouwen alleen maar dezelfde rollen krijgen als mannen. Dan ben je nog niks verder. We willen een andere maatschappij, andere waarden. We zijn bijvoorbeeld tegen een hiërarchie, tegen een kleine top die beslissingen neemt en een grote basis die moet uitvoeren. Nu, het leger is zo gestructureerd. Wij willen veel meer gelijke inzet, gelijke verdeling van taken, verdelen van verantwoordelijkheden. Een tweede punt is dat we niet geloven in de macht van geweld of van wapens om conflicten op te lossen, wat het leger dus wel doet. Wij vinden dat je dit op een volwassener manier moet doen, bijvoorbeeld via onderhandelen. Een derde punt is dat we kritiek hebben op het zwart-witdenken in het leger: vriend-vijand, bevelvoerder tegenover diegenen die bevelen gaan uitvoeren. We vinden dat er ook afwijkende meningen aan bod moeten kunnen komen, dat je meer genuanceerd moet denken.
“Tenslotte vinden we dat die mensen, en dat zijn voornamelijk mannen, die in het leger functioneren, dat die niet hun volledige persoonlijkheid aan bod kunnen laten komen. Bijvoorbeeld niet hun emoties kunnen ontwikkelen, niet hun kritische zin, niet hun maatschappelijk doordenken. Dus die groep van feministen zegt: ‘Emancipatie is voor ons niet voldoende’. En daarbinnen krijg je weer twee groepen. Een aantal vrouwen die zeggen van: ‘OK, laat maar zoveel mogelijk vrouwen in het leger gaan, laat maar proberen die mentaliteit te veranderen, en eventueel ook aan die structuur werken’. En er is een andere groep, en daartoe behoor ik, die zegt: ‘Maar het leger is zo’n machtsblok, je gaat dat niet kunnen doen’. Er zijn zo’n fundamentele dingen verkeerd aan dat leger, die hiërarchie, dat geloof in geweld, als vrouwen moeten we ons daar niet engageren. We kunnen beter proberen alternatieven uitdenken en daaraan meewerken.”
Kan een vrouw zich volledig ontplooien in een instelling die steeds uit mannen heeft bestaan?
Schaillée: “Nou, ik denk dat dat kan, maar als je ’t leger bekijkt als instelling, kunnen ook mannen zich daarin niet volledig ontplooien. Wat ik daarnet al zei, die emoties ontwikkelen, kritische geest, maatschappelijk doordenken. Mannen kunnen het al niet, dus vrouwen sowieso daarin niet.”
Luitenant-kolonel Schoups is verantwoordelijk voor de personeelspolitiek van het leger. We vroegen hem waarom vrouwelijke vrijwilligers in het Belgisch leger werden opgenomen.
LtKol Schoups: “Wij zouden ons eigenlijk de vraag kunnen stellen, waarom ze niet in het leger zijn opgenomen. De maatschappij is zo snel geëvolueerd tijdens de laatste jaren, dat de vrouw een volwaardige plaats heeft verkregen en vermits het leger integraal deel uitmaak van die maatschappij, ook in het leger.”
We stelden dezelfde vraag aan Geo De Poovere, algemeen secretaris van Milac en verantwoordelijk uitgever van JoB, een driemaandelijks blad voor tijdelijke vrijwilligers. Milac staat voor Miliciens-Actie. Deze organisatie ontstond in 1945 uit katholieken huize. Milac staat in voor de opvang en de begeleiding van miliciens.
De Poovere: “Wij hebben de Conventie van New York gekend, waar man en vrouw gelijkberechtigd moesten zijn, ook overal waar de staat en anderen werkgelegenheden bieden. Toen, onmiddellijk daarop, hebben we in België reeds een voorstel gekend, een wetsvoorstel, waarbij men legerkorpsen voor vrouwen zou oprichten. Dat is er niet doorgekomen. Naderhand heeft men gezien dat het toch moest gebeuren, ofwel door het tekort dat komt optreden op de markt, toen men het plan-Vanden Boeynants heeft uitgedokterd en voor tijdelijke vrijwilligers heeft geopteerd, ofwel door de druk die uitging van een aantal organisaties om de gelijkberechtiging te bekomen. Vandaar dat men nu vrouwen in het leger aantreft. Met dien verstande dat op het ogenblik dat men in België moest beslissen, reeds de landen die in NATO-verband samen waren, een vergadering met dames hadden, die in het leger waren, waar men onmiddellijk sprak over de integratie. In ’54 dacht men aan aparte vrouwenkorpsen, maar nu stond men voor de eis van de integratie. België moest beslissen. Wat heeft men nu gedaan? Onmiddellijk de vrouwen geïntegreerd in het leger met de moeilijkheden van dien, want er waren heel wat onvoorziene omstandigheden qua logement, qua opvatting, geen voorbereiding van de mannen om ze op te vangen, en zo meer.”
Hoe verloopt de integratie van vrouwen in het leger?
LtKol Schoups: “Van bij het begin, wanneer men in het Belgisch leger vrouwen heeft aangeworven, werden ze volledig geïntegreerd met het mannelijk personeel in de eenheden en de opleidingscentra.”
Wat zet een vrouw ertoe aan in het leger te gaan?
LtKol Schoups: “Hoofdzakelijk dezelfde motieven als de man denk ik. Dat is eerst en vooral een inkomen verwerven en in mindere mate, voor de vrouw, een loopbaan maken. Maar hoofdzakelijk zijn het economische motieven. Zien dat men zijn kapitaal vergaart om zijn leven met 2 op een gemakkelijke wijze te starten in deze tijd.”
Zijn er nog andere motieven, zoals onafhankelijkheid, drang naar avontuur?
LtKol Schoups: “Die spelen in veel mindere mate, denk ik. We moeten hier een onderscheid maken, vooral tussen onze kaderleden, officieren en onderofficieren, en de vrouwelijke vrijwilligers. Daar is wel een licht onderscheid in motieven. Want vrouwelijke vrijwilligers, dat zijn meisjes die meestal niet gestudeerd hebben of weinig gestudeerd, die komen om gemakkelijker hun leven te starten, wanneer ze huwen. Bij de officieren en bij de onderofficieren ligt dit wel enigszins anders. Daar is de trend meer in om voor een volledige loopbaan carrière te maken in het leger.”
De Poovere: “Waarschijnlijk zal het grootste motief zijn om werk te vinden in deze tijd en niet te moeten gaan doppen. Da’s één, maar daarnaast zal dat wel van het individu afhangen. Ik neem aan dat heel wat mensen naar het leger gaan om het milieu, waarmee ze vertrouwd zijn, vooral dan kinderen van militairen. Dan de mogelijke loopbaan: iedereen wil iemand zijn. Als men dan plots als vrouw de kans krijgt om ook officier te worden, wat toch nog een status is in dit land, en generaal te worden in de toekomst, dat ook. Maar d’r zijn ook bijmotieven, denk ik. Dat men zegt: ‘Wij verkiezen deze mannenmaatschappij, wie weet slaan we er geen aan de haak’, en zo van die dingen meer. Het milieu dat er is, het wegzijn van thuis, dat is ook bij de mannen zo. Ik denk dat die motieven weinig verschillen tussen vrouwen en mannen. Maar bij de man wordt het heel wat vlugger aanvaard dat hij in een leger is.”
(De hiernavolgende getuigenissen kwamen uit een reportage van het BRT-magazine Panorama, FVL.)
Apothekeres (Medische Dienst): “Ik had eens gehoord van kennissen, dat er plaatsen vrij waren voor apothekers in ’t leger. Ik heb meegedaan aan de examens en ben redelijk gerangschikt. Daarvoor werkte ik als adjunct-apotheker in een apotheek, maar dat bood weinig toekomstmogelijkheden.”
Vrouwelijke mecanicien (Luchtmacht): “Ik kon geen werk vinden en daarom heeft het leger mij geïnteresseerd, omdat ik daar zeker ben dat het een vaste baan is.”
Tekenares (Zeemacht): “Zeven jaar geleden stond ik in het onderwijs. Maar ik kreeg enkel ad interims aangeboden. Toen heb ik geprobeerd van les te geven aan de kinderen van militairen. Dat is ook nog niet gelukt. Dan ben ik maar zelf bij het leger gegaan, bij de zeemacht.”
Als u weer een keuze mocht maken, zou u dan weer in het leger gaan?
Mecanicien: “Ik zou wel een andere richting binnen het leger hebben gekozen.”
Apothekeres: “Zeker en vast.”
Tekenares: “Waarschijnlijk niet.”
Wat zijn jullie ambities in het leger?
Apothekeres: “Zover mogelijk geraken, zo ver als de huishoudelijke toestand het toelaat, natuurlijk.”
Mecanicien: “Ik hoop om na zes jaar in het beroepskader te treden, omdat ik nu tijdelijk onderofficier ben en ik zou graag in het leger blijven. En daarom zou ik een examen willen afleggen en carrière maken.”
Tekenares: “Voor ’t ogenblik heb ik weinig ambities, omdat ik toch niet kan blijven bij het leger. Ik kan niet overgaan tot het beroepskader. Mijn ambitie is gewoon blijven werken waar ik werk, bij de mensen met wie ik werk.”
Wat vindt u ervan dat er vrouwen in het leger zijn?
Milicien A: “Ik vind het een zeer positief punt, zeker en vast in het teken van de emancipatie van de vrouw.”
Milicien B: “Ik ben altijd een grote voorstander geweest van gelijkberechtiging van man en vrouw, dus ik maak er helemaal geen punt van dat zij ook deel uitmaken van het leger. Maar ik zou die lijn willen doortrekken en stellen dat ook de vrouwen dus hun dienstplicht mogen vervullen in ’t vervolg.”
Dienstplicht ja? Dienstplicht nee?
Bestaat er een reële mogelijkheid en een wenselijkheid dat er een dienstplicht komt voor vrouwen?
De Poovere: “Er zou een dienstplicht kunnen komen voor vrouwen, een algemene dienst. Maar men moet aan het leger niet meer dienstplichtigen geven dan het nodig heeft. Dus wanneer men het al kan met mannen, waarom zou men dan de vrouwen meebrengen? Wat doet men dan met vrouwen in oorlogssituaties, en zo meer? Dus zeg ik ‘Nee’, maar wanneer u zou praten over een algemene dienstplicht, dat is iets anders, waar ook vrouwen een stuk van hun leven aan deze staat en de noden in deze staat gaan offeren. Dat kan ziekenzorg zijn, bejaardenzorg, en dergelijke dingen meer. Dan zeg ik om de gelijkberechtiging tussen de jongeren, zowel man als vrouw, te hebben ‘Ja’.”
LtKol Schoups: “Die mogelijkheid bestaat natuurlijk altijd. Of dat wenselijk is, dat is een andere vraag, omdat op zeer korte of zelfs middellange termijn, zeg een tiental jaren, het ondenkbaar is dat een leger, dat sedert jaren zo’n mannenmaatschappij geweest is, in één keer voor vijftig procent uit vrouwen en voor vijftig procent uit jongens zou samengesteld worden.”
Maar volgens statistieken zal in 1994 het aantal mannelijke miliciens gedaald zijn met 27 procent. Kan dit tekort worden aangevuld met vrouwelijke vrijwilligers?
LtKol Schoups: “Wanneer men spreekt van aanvullingen, dan is dat perfect mogelijk. Het is inderdaad juist dat na 1990 de cijfers van de mannelijke geboortes fel dalen, met 20 tot 25 procent. Het komt niet aan ons toe om te zeggen welk personeel wij nodig hebben. De dienstplichtwetten vallen onder departement Binnenlandse Zaken. Wij drukken juist onze behoefte uit en wie naar het leger komt is een probleem van onze politici, van onze ministers en meer bepaald van Binnenlandse Zaken. Maar het spreekt vanzelf dat ook in het kader van de gelijkberechtiging tussen jongens en meisjes, er zou kunnen gestreefd worden naar een nationale dienst, maar niet meer zoals nu dat één jongen op vier de dienstplicht doet, maar dat er een bredere basis aan een dienst voor het land wordt onderworpen.”
Een dienst voor het land, dus niet alleen militaire dienst?
LtKol Schoups: “Niet alleen militaire dienst. Er zijn andere verplichtingen tegenover het leger, waarvoor een jongen zich kan inzetten gedurende een bepaalde duur van zijn leven.”
Onderluitenant Carmen Vanden Bossche behoorde in september 1977 tot de eerste vrouwelijke sessie als Kandidaat Tijdelijke Officier. Zij werd de eerste vrouwelijke officier bij de landmacht en werkt sinds 1979 op de dienst Public Relations van de generale staf in Evere. Vindt zij een dienstplicht voor vrouwen wenselijk?
OLt Vanden Bossche: “Helemaal niet. Vrouwen bij het leger, dat moet gebeuren op vrijwilligersbasis. Dus een vrouw die zich bij het leger inlijft, die moet dat doen naar eigen goeddunken en naar haar eigen vrije wil.”
Mecanicien: “Er moet ergens een limiet staan, omdat anders, denk ik, de status van de vrouw teloor zal gaan.”
Apothekeres: “Als we dezelfde rechten hebben als de mannen, waarom dan niet dezelfde plichten?”
Tekenares: “Dat mag wel. Dan zouden ten minste de anderen ook eens weten wat het is, werken bij de zeemacht of in ’t leger. Dan zou misschien ons werk een beetje meer geapprecieerd worden.”
Vrouwen aan het front?
Vindt u dat vrouwen mogen worden ingezet voor gevechtsfuncties?
LtKol Schoups: “Het Belgisch leger heeft tot nog toe geen ervaring met vrouwen in gevechtsfuncties. En het openen van de gevechtsfuncties voor vrouwen komt tegemoet aan de eerbiediging van de individuele verzuchtingen van jongens en meisjes. Het maken van een mooie loopbaan, het beantwoorden van de fysieke en intellectuele capaciteiten, aan een beroepskeuze.”
De Poovere: “Men zou kunnen zeggen in vredestijd: ‘Dat gaat nog’, hoewel het mij persoonlijk niet ligt. Het is al slecht dat mannen moeten gevechtsfuncties waarnemen, dus waarom ook nog dat aan vrouwen gaan geven? Maar ik ben ertegen omdat men deze vrouwen in oorlogssituaties, waarvoor men toch wordt opgeleid, niet kan inzetten. Temeer, wanneer én man én vrouw in dergelijke omstandigheden worden ingezet, wat gaat er dan weer met de kinderen gebeuren? Vooral wanneer beiden militair zijn?
Kolonel Vuylsteke (commandant van het OC4 in Peutie): “Persoonlijk ben ik daar niet erg voor. Eerst en vooral zijn d’r effectief maar een paar die het aankunnen. Maar dan zullen we voor het probleem staan van een isolering in welbepaalde eenheden en daar moeten wij absoluut tegen vechten. Wij kunnen niet toelaten dat één of zelfs twee welbepaalde vrouwen ingedeeld worden tussen een hele groep of een peloton mannen.”
OLt Vanden Bossche: “Vrouwen kunnen nooit gelijkgeschakeld worden met mannen, noch op fysiek noch op moreel vlak. In de maatschappij waarin we leven zijn er altijd zaken die typisch mannelijk of typisch vrouwelijk zijn.”
Mecanicien: “Wat gaat er gebeuren met de gehuwde vrouwen? Ge kunt niet zomaar gehuwde vrouwen oproepen, hé, dat gaat niet.”
Tekenares: “Ik zie er het nut niet van in. Lichamelijk zijn we niet in staat hetzelfde te doen als mannen”
Is een volledige gelijkberechtiging lichamelijk en moreel haalbaar?
De Poovere: “Nee, men heeft bewezen dat de fysieke weerbaarheid van de vrouwen lager ligt. Dat kan ook niet, wanneer men met zo’n zware materialen van één vierde van z’n lichaamsgewicht moet oefeningen doen, meedragen dagenlang, dan is het onmogelijk. Vandaar ook dat men de moeilijkheden heeft gekend, wanneer men de gelijkstelling heeft verkregen in het leger, dat zo weinig dames nog kunnen aanvaard worden in de Militaire School.”
(De volgende twee getuigenissen komen opnieuw uit een Panorama-reportage, FVL)
Eerste leerlinge Koninklijke Militaire School: “Men kan een man niet vergelijken met een vrouw. Dat is hetzelfde in het burgerlijke als in het militaire leven, dat mannen en vrouwen niet aan dezelfde normen kunnen voldoen. We zien het goed bij topprestaties. Dat gaat niet.”
Tweede leerlinge KMS: “Fysiek gezien kunnen ze nooit aan dezelfde eisen voldoen. Intellectueel vind ik dat het moet. Een officier die vrouw is moet even goed zijn als een officier die man is.”
Stelt de opleiding de vrouwen voor specifieke problemen?
Kol Vuylsteke: “Wel ja… in die zin… de vrouw is niet gelijk aan de man, en hij die dat zegt, die kent er niets van. Dus, effectief, een militaire opleiding is eigenlijk aan de bron, enfin, nog altijd een typisch mannelijke opdracht. Het is ruw, het vergt kracht, en wij moeten toegeven, de vrouwen zijn zwakker. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, we zien dat op de Olympische Spelen. Maar de meesten zijn zwakker en hebben dus de kracht niet in hun armen, hun hart is kleiner, hun longinhoud is minder, dus kunnen zij minder fysieke prestaties doen dan de mannen.”
Zijn vrouwen de zachtste matrassen?
Worden vrouwelijke vrijwilligers door officieren anders behandeld dan mannen?
LtKol Schoups: “Normaal zou dat niet mogen zijn. Indien dat zo is, is dat zeer slecht voor de geest van de eenheid.”
Bestaat er favoritisme in het leger?
LtKol Schoups: “Waar mannen en vrouwen samenleven is het niet ondenkbaar dat er favoritisme is. In dit geval is het de taak van de chef dit vast te stellen of van de ondergeschikte van dat te melden. En er bestaat de mogelijkheid om betrokkene te verwijderen of over te plaatsen.”
Milicien B: “Dat denk ik helemaal niet. Ik ben al een paar keer mee op kamp geweest en op bivak, en ik heb nooit wat gemerkt van favoritisme van mannelijke officieren tegenover vrouwen.”
Behandelt u de vrouwen anders dan de mannen?
Kol Vuylsteke: “Wel, ik zou zeggen op disciplinair gebied en zo: ‘Neen’. Ik tracht om iedereen op dezelfde voet te behandelen. Maar juist door het feit van het fysiek verschil en zelfs van een soort psychologisch verschil, een vrouw toont veel sneller haar emoties dan een man, ben ik eigenlijk verplicht een licht onderscheid te maken in welbepaalde takken. Bijvoorbeeld de fysieke opleiding. Voor mij telt de groep. Dus, als heel de groep niet bijzonder goed is, zijn wij als kader verplicht om ons aan te passen aan de groep. Anders volgt er niemand. Als ik de cross loop en d’r volgt mij niemand, ja, dan heb ik geen succes gehad, hé. Dus ik bereik maar succes als ik een cross loop van drie kilometer en iedereen komt aan binnen de 25 minuten. Dus ik moet mij aanpassen aan de vrouwen, dat is klaar.”
Als ge een goeie hoer zijt…
Véronique M., die 3 jaar in het leger is geweest, heeft alles van nabij meegemaakt. Haar antwoord op de vraag of vrouwen worden bevoordeeld is categoriek.
Véronique M.: “Zeker en vast. Het leger is doodgewoon, zeker in de 44ste TTR (transmissietroepen, FVL) was dat, als ge daar een goeie hoer zijt, dan komt ge het verst van allemaal. En diegenen die niet meewillen, die worden duidelijk benadeeld.”
Hoe is de relatie tussen mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers?
Kol Vuylsteke: “Ik heb hier geen mannelijke vrijwilligers bij me. Maar wat ik wel hoor uit de eenheden, en ik volg dat wel op nabije voet zou ik zeggen: de relatie is niet altijd goed. Het is een feit: de mannelijke vrijwilligers worden natuurlijk niet bevoordeeld en d’r zijn wel vrijwilligsters die door een of ander middel toch voordeel uit welbepaalde situatie halen. Ze worden bevoordeeld in die zin… ja, nu zijn we daarvan teruggekomen. Maar ze kregen bijvoorbeeld een betere uitrusting dan de mannen. Ze kregen een badkostuum en de man kreeg geen slip. Ze kreeg magnifieke turnpantoffels en de man kreeg ocharme van die ouwe turnpantoffels die niemand gebruikte. Dus, effectief, ze is bevoordeeld geweest in ’t begin. Maar nu zijn we daarvan teruggekomen. En het is een feit, in bepaalde eenheden is er werkelijk een soort gewring, zou ik zeggen, of tegenkanting van de mannelijke vrijwilligers. Maar dat is dan toch volgens mij de schuld van het kader, dat effectief de neiging heeft om een vrouw te bevoordelen. Wat niet zou mogen.”
Mecanicien: “Voor ons is dat een grote aanpassing in het begin. Dat is heel moeilijk voor ons. Omdat er ergens nog altijd een afstand wordt gehouden van de mannelijke collega’s. Ergens speelt de trots van de man ook nog een rol en wij komen daar ergens als een indringer.”
Tekenares: “Bij ons is de sfeer heel aangenaam.”
Apothekeres: “Dat is hetzelfde als in een burgerapotheek.”
Baas boven baas
Worden vrouwelijke officieren ‘au sérieux’ genomen?
LtKol Schoups: “Op voorwaarde dat ze de nodige bekwaamheid bezitten én het gezag kunnen afdwingen, zeker, net als de man.”
Wordt u als vrouwelijke officier aanvaard door uw mannelijke collega’s?
OLt Vanden Bossche: “Als de vrouw bewijst dat ze haar functie aankan, wel ja. Als ze daarin slaagt wordt ze automatisch aanvaard door haar collega’s en ondergeschikten, zowel mannen als vrouwen.”
Zou u er iets op tegen hebben door een vrouw te worden bevolen?
Kol Vuylsteke: “Ik zou dat heel logisch vinden, indien zij natuurlijk aan de hand van studies en aan de hand van ondervinding bewezen heeft dat ze het aankan.”
LtKol Schoups: “Ik ben nog niet in die situatie geweest. Onze jongste vrouwelijke officieren zijn pas luitenant geworden. Die hebben een hele tijd te doorlopen voordat ze de graad, die ik bijvoorbeeld nu bezit, bekomen. Dat loopt twaalf, dertien, veertien jaar op.”
Milicien A: “Neen, wij hebben daar in principe niets op tegen, vermits de militaire reglementen dit ons bevelen.”
Milicien B: “Dat gebeurt hier dus inderdaad hé. Ik maak er ook geen punt van, dat ik door een man of door een vrouw bevolen wordt.”
OLt Vanden Bossche: “Ik persoonlijk wel, ja.”
Waarom?
OLt Vanden Bossche: “Dat is waarschijnlijk een karakteriële kwestie. Ik ben van jongs af aan zo opgegroeid en misschien ook zo opgevoed dat ik, als ik iets aanpak, dan wil ik in mijn categorie, dus bij ‘vrouwen aan het leger’, aan de top staan. Ik wil daarvoor niet de beste zijn, maar gewoon tot die hogere klasse behoren.”
U heeft dus ambities om generaal te worden?
OLt Vanden Bossche: “Waarom niet, laten we het maar zover schoppen, hé. (lacht) Maar kom, dat zit er nu waarschijnlijk niet in, maar als we de kansen krijgen dan moeten we ze te baat nemen, zal ik maar zeggen.”
Waarom ligt het afwezigheidspercentage bij de vrouwen beduidend hoger dan bij de mannen?
LtKol Schoups: “Dat is vooral te wijten aan typisch vrouwelijke kenmerken, zoals het recht op een zwangerschapsverlof van veertien weken, het recht op een borstvoedingsverlof van drie maanden, eventueel het recht om verlof te nemen en zich aan de opvoeding van het kind te wijden.”
Ligt het aantal zwangere vrouwen in het leger hoog?
LtKol Schoups: “Ik denk dat dat te vergelijken is met het burgerleven.”
In de Israëlische krant The Jerusalem Post stond ooit een artikel waarin werd gesteld dat vrouwelijke militairen met de hulp van het leger abortus konden plegen. Bestaan ook in België dergelijke toestanden?
LtKol Schoups: “In België niet. Als een vrouw abortus zou plegen, is dat uit vrije keuze. Een meisje wordt niet dusdanig onder druk gezet, dat zij ertoe verplicht wordt abortus te plegen.”
Zijn er ongehuwde moeders in het leger?
LtKol Schoups: “Zoals in ’t burgerleven. En in even grote getale, denk ik.”
Hoe staat het met de vaandelvlucht bij de vrouwen?
LtKol Schoups: “Die is relatief gering. Als die de laatste jaren is gestegen, dan komt dat omdat er meer vrouwen in het leger zijn gekomen.”
In de Verenigde Staten werd in november ’81 beslist geen vrouwen meer aan te werven in het leger. Bestaat die kans ook voor België?
LtKol Schoups: “Ik denk niet dat dit voor België het geval zou kunnen zijn. Wij zijn op gezondere basis vertrokken. Hoewel we nog maar een ervaring van zeven jaar hebben met vrouwen in het leger, denk ik dat het principe van de gelijkberechtiging dat nu is aangenomen, een garantie vormt voor gelijke kansen van man en vrouw in het leger. Omdat onze meisjes aan dezelfde criteria, zowel intellectueel als fysiek, moeten beantwoorden als de jongens, om dezelfde jobs te vervullen.”
***
Véronique wil ondanks alles weer onder de parachute
Véronique M. is gedurende drie jaar in het leger geweest. In december 1975 kreeg ze haar opleiding in Peutie (OC4). Daarna ging ze naar Schaffen (bij Diest) voor een parachutage-opleiding. Véronique hoopte veel sport te kunnen doen, maar dat viel heel anders uit. De vrouwen werden vooral gebruikt voor het plooien van parachutes, een zware en ondankbare taak. Na acht maanden werd ze naar de 44ste TTR in Hoogboom gemuteerd (deze eenheid is inmiddels opgedoekt). Daar was ze twee jaar. In februari ’78 kwam ze in Dellbrück (bij Keulen) terecht. Na acht maanden werd de eenheid in Dellbrück afgeschaft. Een deel van de vrijwilligers ging naar Lüdenscheid, Véronique kwam weer in Hoogboom terecht. Herhaaldelijk vroeg ze haar overplaatsing aan, doch dat werd steeds geweigerd. Uiteindelijk is ze dan de 28ste december 1978 afgezwaaid. De toestand in Hoogboom was haar te erg geworden.
Maar het leger wou Véronique niet loslaten. Enkele maanden na haar afzwaaien werd ze voor de vrederechter gedaagd. Ze zou slaapgerei hebben ontvreemd. Volgens de legerleiding zou ze met een bed, een matras en een slaapzak de trein zijn opgestapt. In november ’81 werd Véronique veroordeeld tot het betalen van een boete van meer dan vijfduizend frank, waarbij nog interest en gerechtelijke kosten werden gevoegd. Wat was er nu precies gebeurd? Véronique had goedgelovig een briefje ondertekend, waarop stond dat ze het slaapgerei inderdaad niet had teruggeven. Zo had het leger dus een (via afdreiging verkregen) bewijs in handen.
Welke bewijzen had het leger in handen dat de vrederechter u kon veroordelen?
Véronique: “De vrederechter had een briefje van het leger gekregen, waarop stond dat ik dus getekend had voor ontvangst van goederen, en hij had ook nog een briefje, waarop stond dat ik een schuld had aan het leger wegens het niet binnenleveren van slaapgerief.”
Heeft men u verplicht die brief te ondertekenen?
Véronique: “Dat heeft men mij verplicht, ja. Ik mocht anders niet in vergunning gaan, hé. Dus als g’afzwaait van ’t leger krijgt ge een briefje om in onbepaald verlof te gaan, dat is een vergunning, en als ge dat niet hebt, wordt ge aanzien als deserteur.”
Staat u na dit voorval nog steeds zo positief tegenover het leger?
Véronique: “Ja, want dat heeft eigenlijk niets met het leger zelf te maken, denk ik. Dat zijn enkele personen die dat hebben gedaan, maar het leger staat er eigenlijk buiten, vind ik.”
U bent vooral uit het leger gegaan wegens de toestand in de 44ste TTR in Hoogboom, waar u gekazerneerd was. Kan u die toestand beschrijven?
Véronique: “Ja, ge moest eigenlijk meegaan met de mannen. We gingen onder meer veel op maneuvers. En als we op maneuvers gingen, dan werden wij altijd onderverdeeld in ploegen. En dat was vier man. Bij die vier man was telkens één vrouw. Dat was dan over ’t algemeen het koppeltje en dan twee andere mannen, die d’r bij waren. Of vrouwen, dat kon ook zijn. ’t Hing ervan af. Ze waren in ieder geval altijd zodanig bij elkaar gezet, dat de koppeltjes bij elkaar waren.”
Hoe reageerden de andere vrouwen daarop?
Véronique: “De meesten schikten zich daar erg goed in. En de anderen die het niet deden… ja, die dronken. Of die gingen weg, die gingen lopen. Of die zwaaiden af en pleegden contractbreuk, dat hebben ze ook gedaan.”
Er wordt veel gesproken over het drankmisbruik bij de mannen. Is dit ook zo bij de vrouwen in het leger?
Véronique: ”Ik vind het veel erger bij de vrouwen.”
LtKol Schoups: “Ik denk dat het alcoholisme een typisch mannelijk probleem is in het leger. Een groeiend probleem, een belangrijk probleem, maar typisch mannelijk en dat we niet in dezelfde mate bij de vrouwen vaststellen.”
U bent nu terug in wat wij de “gewone” samenleving noemen. Hebt u het moeilijk gehad om u weer aan te passen?
Véronique: “Ik persoonlijk niet, nee. Het is goed gegaan, ik heb direct werk gevonden. Ik ben als interimair gaan werken en ik vind het zelf goed hier. Maar toch zou ik liever terug naar het leger gaan, omdat het daar toch op een zekere manier vrijer is.”
Kent u misschien andere gevallen van vrouwen die zich niet hebben aangepast?
Véronique: “Ja, veel van mijn vriendinnen hebben zich niet kunnen aanpassen. Maar daarvoor willen ze nog niet terug naar ’t leger, hé. Maar ze kunnen zich heel moeilijk aanpassen en ze staan dan ook te stempelen of zo. Of ze werken in ’t geheel niet meer. Ze zijn getrouwd en thuisgebleven.”
Maar u zou heel graag teruggaan?
Véronique: “Ik zou heel graag teruggaan. Mijn allerbeste vriendin, die is afgezwaaid, die gaat ook terug naar ’t leger. Die heeft zich totaal niet kunnen aanpassen en die werkt nu ook, als taxichauffeur. Maar toch gaat ze terug.”
***
De Amerikaanse legervrouwen en hun ervaringen
We mogen echter niet vergeten dat België een ervaring van nauwelijks 7 jaar met vrouwen in het leger heeft. Steekhoudende opiniepeilingen kunnen we eerst binnen een vijftal jaar verwachten. In de Verenigde Staten zijn vrouwen al 20 jaar onder de wapens. De interviews en enquêtes die er worden gehouden, kunnen als representatief worden beschouwd. Daardoor ontstaat een realistisch beeld.
Uit interviews met zowel mannelijke als vrouwelijke stafofficieren en commandanten blijken duidelijke bezwaren tegen vrouwelijke militairen.
“De vrouwelijke fysiologie leidt tot een ingebouwd ziekenrapport. Ze zijn niet sterk genoeg voor zwaar werk.”
“Vrouwen maken misbruik van het systeem om vrijaf te krijgen.”
“Zwangerschap vermindert de inzetbaarheid van de vrouwen.”
“Een 18-jarige jongen tekent een contract voor het avontuur. De meisjes doen het om aan het toezicht van de ouders te ontsnappen en om een echtgenoot te vinden.”
“Wanneer vrouwen veelvuldig afwezig zijn, moeten hun mannelijke collega’s het karwei opknappen. Dat zit ze helemaal niet lekker.”
“45 procent van de vrouwen in een eenheid is te veel. Wanneer zo’n eenheid zich in een gevechtszone bevindt, kan ze zichzelf niet beschermen.”
“De absentie van vrouwen en hun onvermogen om zwaar werk te doen veroorzaakt ontevredenheid onder de mannen.”
“Vrouwen zijn beter dan niemand, maar te velde zouden ze weleens slechter kunnen zijn dan niemand.”
Maar men ziet ook voordelen:
“Vrouwen in een eenheid hebben is een goede zaak. De mannen gaan beter hun best doen.”
“Vrouwen kunnen beter parachutes vouwen dan mannen.”
“Vrouwen zijn geschikter voor kantoorwerk dan mannen.”
“Wanneer vrouwen betere accommodatie vragen, zowel in de kazerne als te velde, krijgen de mannen dat ook.”
“Het is psychologisch beter om zowel mannen als vrouwen in een eenheid te hebben. Vrouwen willen niet geestelijk vervuilen.”
“Discipline is voor vrouwen geen probleem.”
Sommigen zien ook waar de schoen wringt:
“Er zou een cursus moeten komen om mannen te leren hoe ze met vrouwen in hun eenheid moeten omgaan.”
“Iedere eenheid waarin vrouwen worden opgenomen ondergaat een evolutie.”
De meningen over de inzetbaarheid van vrouwen in het leger lopen dus nogal uiteen, zoals ook blijkt uit de volgende uitspraken van mannelijke en vrouwelijke beroepsofficieren:
“Vrouwen moeten de gelegenheid krijgen om dienst te doen in gevechtsfuncties, maar ze moeten niet tegen hun wil aan het gevecht worden onderworpen.”
“Vrouwen verdienen dezelfde privileges en kansen als hun mannelijke collega’s — vrouwen mogen geen speciale aandacht krijgen en zouden voorts ook niet als ‘mascotte’ mogen worden behandeld.”
“Vrouwen kunnen niet alle werkzaamheden die mannen verrichten overnemen. Het zal daarom onmogelijk zijn voor vrouwen om mannen te vervangen op basis van volledige uitwisselbaarheid.”
“Alleen een gek zal proberen om de functies in het leger te laten vervullen door vrouwen wanneer er mannen genoeg te krijgen zijn. Vrouwen zijn als soldaat minder waard omdat ze geen gevechtsfunctie kunnen vervullen, ze hebben een groter verliescijfer en een dienovereenkomstige lagere productiviteit.”
Toch blijken vrijwilligsters beter gemotiveerd dan hun mannelijke collega’s. Onderzoek in de USA heeft uitgewezen dat de “manuren” die verloren gaan wegens zwangerschap, geringer zijn dan die welke verband houden met overmatig gebruik van alcohol en drugs, alsook met ongeoorloofde afwezigheid en desertie door en van mannen. Een Amerikaans commandant van een logistiek bataljon concludeert:
“De gemiddelde vrouwelijke vrijwilliger is in goede lichamelijke conditie en heeft — evenals haar commandant — een hekel aan zwangerschap. Zij heeft een goede schoolopleiding genoten, is intelligent en wat meer volwassen dan haar mannelijke collega. Haar trainingsscore reikt van 104 tot 153, terwijl slechts 72 procent van de mannen een trainingsscore van 100 en hoger haalt. Dit betekent dat ze eerder voor promotie in aanmerking komt dan haar mannelijke collega.”