Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Het gaat goed/slecht (*) met de journalistiek (* schrappen wat niet past) (2/2)

Journalistiek Posted on wo, mei 08, 2013 13:17:37

Vroeger was het heus niet beter in de journalistiek. Er werd
inderdaad minder aandacht besteed aan futiliteiten, steekvlamjournalistiek
bestond nog niet (eenvoudigweg omdat er veel minder media waren en er minder
haast was bij het uitbrengen van nieuws) en het beroep van journalist genoot
nog maatschappelijk aanzien, maar de politisering, verzuiling en autocensuur
sloegen ongenadig toe.

Anderzijds hebben de mannen en vrouwen van PEN gewoon gelijk,
wanneer ze stellen dat er vandaag te weinig onderzoeksjournalistiek is, te
weinig duiding en te veel opiniëring, te weinig buitenland- en
Europaberichtgeving, te weinig zelfregulering en onvoldoende inzicht in reële
conflicten. Het mag iets meer zijn (wat zeg ik: het mag een pak meer zijn!) en dus volg ik hun eisen, die ze vorige
vrijdag formuleerden in een opgemerkt opiniestuk in De Morgen, grotendeels.

Gaat het vandaag goed met de
journalistiek?

Ik had u gisteren achtergelaten aan het eind van de jaren
zeventig, toen de media hopeloos gepolitiseerd waren, verankerd en opgesloten
in de verzuiling die de hele Belgische samenleving toen gijzelde. Begin jaren
tachtig kwam de kentering. De Standaard
nam iets meer afstand van de CVP, Het
Laatste Nieuws
groeide uit tot een populaire en ver van elke ideologie levende krant nadat
het de banden met de liberale partij had doorgeknipt en De Morgen, als opvolger van de teloorgegane Volksgazet, ruziede openlijk met de socialistische familie.
Onafhankelijkheid werd het nieuwe adagium. De politiek en het middenveld
reageerden onwennig.

Die anti-verzuilingsbeweging nam almaar meer toe in de jaren
tachtig en negentig. Ook bij de openbare omroep, waar ‘kleurloze’ managers de
plaats innamen van partijvazallen. Niet dat er geen onrechtstreekse
beïnvloeding meer was – de BRTN was maar één boos telefoontje van het
partijhoofdkwartier verwijderd – maar al te gekleurde berichtgeving werd niet
meer geaccepteerd. In de eerste plaats niet door de journalisten zelf, die zich
waardige opvolgers toonden van Maurice De Wilde, maar ook niet meer door het
grote publiek.

De grote omslag kwam er dan in 1996. Je kan gerust stellen
dat de zaak-Dutroux op vele vlakken onze samenleving heeft veranderd. De man in
de straat had plots veel minder vertrouwen in officiële communicatie, nam de
overheid openlijk op de korrel en gedroeg zich balorig in het stemlokaal.
Gevolg: het politieke landschap raakte hopeloos versnipperd. De traditionele
politieke families bleven zich lang gedragen als struisvogels, in de waan dat die
rare verkiezingsuitslagen een tijdelijk fenomeen waren. En de uitdagers grepen
hun kans. Het resultaat zie je aan de recente verkiezingsresultaten en -polls.

En zoals dat wel vaker gaat is de slinger nu de andere kant
op geslagen. Waar de media dertig jaar geleden nog ‘uitblonken’ in brave,
saaie, gecontroleerde berichtgeving, kiezen ze nu voor een overdreven populistische
aanpak. Faits divers zijn de norm
geworden, het buitenland is een ver-van-ons-bedshow, de waan van de
dag regeert. Het goede van de politieke ongebondenheid en het einde van de
verzuiling hebben plaatsgemaakt voor het slechte van de louter commerciële
aanpak. Drie decennia geleden keken politici en journalisten neer op de burger,
vandaag laten ze zich de wet dicteren door diezelfde burger. Het ene kwaad is vervangen door het andere.

Het omslagpunt ‘1996’ viel ook ongeveer samen met de intrede
van de marketeers op de redactievloeren. Marketing was geen nuttig,
ondersteunend departement meer, neen, radio- en tv-programma’s en de hele schrijvende
pers werden plots gedomineerd door vlotte boys
& girls
die het allemaal beter wisten en dat probeerden te staven aan
de hand van grafiekjes en allerhande studietjes. Alles werd gecensydiamiseerd
(met alle respect trouwens voor een bureau als Censydiam, maar je mag de rol
van onderzoeksbureaus nooit overschatten, net zoals je marketeers moet duidelijk maken dat hun rol ondersteunend is en niet leidinggevend!). Ik heb het al vaker gezegd bij
wijze van boutade: als Censydiam al voor de BRTN had gewerkt in 1991, dan zou Het Huis van Wantrouwen nóóit het
stadium van programma-idee overstegen hebben, wegens: te gedurfd, te chaotisch,
te weinig herkenbare structuur.

De marketeers hebben het verstand en de rede opgedrongen en
tegelijkertijd het buikgevoel weggenomen. Alles is nu geformatteerd. Het gevolg
is, merkwaardig genoeg, dat de media vandaag opnieuw braaf, saai en
gecontroleerd bezig zijn, net als in de ‘goede oude tijd’ van de politisering
en verzuiling. Alleen zijn ze nu niet meer afhankelijk van partijbonzen,
vakbonden en andere gezagsdragers, maar gaan ze plat op de buik voor wat het
publiek wil. Althans: voor wat marketingstudies hebben uitgewezen dat het
publiek zou willen. Belangrijke nuance!

Of dat een gevolg is van een ‘losgeslagen vrijemarktdenken’,
zoals de ondertekenaars van de PEN-petitie beweren, laat ik even in het midden.
Hun stelling dat de vrije markt het vrije woord versmoort verdient aandacht,
maar ook kritische reflectie. Het zou al te makkelijk zijn om iets ontastbaars
(de vrije markt) de schuld te geven van iets aards (populistische media).

En kijk, net wanneer je denkt dat we definitief afscheid
hebben genomen van te grote afhankelijkheid van de politiek, duiken vreemde
signalen op vanuit de VRT. Kritische journalisten dreigen opnieuw gemuilkorfd
te worden. Omdat ze een kritisch boek schreven over een hooggeplaatste
politicus van partij X. Omdat ze schandalen blootlegden in een bepaalde politiezone. Of
omdat ze stoute vragen op een stoute toon stelden aan een gouverneur van partij
Y.

Veel erger dan die ene té kritische of ongepaste vraag zijn
de honderden kritische vragen die nooit gesteld werden.

***

Een kwarteeuw geleden zat de wereld van de journalistiek
veel eenvoudiger in elkaar. Geen internet, geen Twitter, de koek werd netjes
verdeeld: het snelle nieuws zat – in die volgorde – op radio en televisie, werd
dan uitgediept en aangevuld in de kranten en vervolgens geanalyseerd in de
weekbladen. Dagbladen brachten nog echt nieuws: dingen die je nog niet wist de
dag voordien. Weekbladen pakten geregeld uit met een primeur. Dat is verleden
tijd, want vandaag wordt alles onmiddellijk op internet gepleurd. Je kan een hoge
boom opzetten over de mate van betrouwbaarheid van de meeste van die berichten,
maar je kan niet ontkennen dat de vele duizenden nieuwssites het DNA van de
schrijvende pers grondig hebben verstoord.

Alleen… zien hoofdredacties dat nog veel te weinig in. Net
als politici van de traditionele partijen jarenlang hun kop in het zand hebben
gestoken, blijven redacties geloven dat deze informatiehype van voorbijgaande
aard is. Kranten en weekbladen zouden vandaag de dag meer dan ooit moeten
investeren in onderzoeksjournalistiek, duiding en inzicht in reële conflicten.
Daar ligt hun kans om relevant te blijven, hun mogelijkheid om te overleven,
hun inhoudelijke én commerciële uitdaging om het verschil te kunnen maken. Meer
nog: daar ligt hun taak. PEN heeft gelijk!



Het gaat goed/slecht (*) met de journalistiek (* schrappen wat niet past) (1/2)

Journalistiek Posted on di, mei 07, 2013 12:55:39

Vrijdagochtend zal menige Vlaamse hoofd- en eindredacteur zich in
zijn koffie verslikt hebben. Een honderdtal vermetele penvrienden van PEN, de
Vlaamse afdeling van de internationale auteursvereniging, gaven in De Morgen uitdrukking aan hun bezorgdheid
over de toestand van de media in onze contreien. De vrije meningsuiting is in
het gedrang, de persvrijheid wordt uitgehold door, ik citeer, ‘een losgeslagen
vrijemarktdenken’, dat soort oprispingen. Boven het stuk stond de ronkende titel ‘De
vrije markt versmoort het vrije woord’. Kijk, dat soort opiniestukken begin ik
als
journalist-zonder-vast-werk-dus-voorlopig-nog-even-te-catalogeren-onder-onafhankelijke-publicist-omdat-dat-nu-eenmaal-goed-klinkt-in-een-Twitterbio
onmiddellijk te lezen.

De mannen en vrouwen van PEN eisen meer onderzoeks- en
minder steekvlamjournalistiek, meer duiding en minder opiniëring, meer
buitenland- en Europaberichtgeving, meer zelfregulering en meer inzicht in
reële conflicten. Op het eerste gezicht kan ik het daar volmondig mee eens
zijn. Op het tweede en derde ook, trouwens. En toch kon de reactie niet achterwege blijven. Een hoofdredacteur uit de
audiovisuele pers reageerde na het weekend in De Standaard (dat de PEN-tekst nota bene niet had opgenomen!) en
werd daarin gesteund door een hoofdredacteur uit de schrijvende pers die tegenwoordig
de kost verdient in een buurland. ‘Je mag niet zo defensief reageren,’ vertelde
een hiërarchische overste me vroeger wel eens. Hoe zouden de hiërarchische
oversten van die hoofdredacteuren reageren? Ik vermoed dat ze het wel oké vonden.

Er kwamen, zoals dat meestal gaat, reacties uit diverse
hoeken, die ik hier, een beetje kort door de bocht, samenvat als ‘Vroeger was
het beter’ en ‘Vandaag is het slechter’, of vice versa. Alsof het hier een
of/of-verhaal is. Dus ga ik nu een poging wagen om op twee cruciale vragen
een antwoord te geven. Was het vroeger beter? Is het nu goed? Voor wie geen
tijd heeft: het antwoord is twee keer ‘Neen’. Voor wie wel tijd kan en wil
vrijmaken: lees even mee!

Was het vroeger
beter?

Ik heb zeventien jaar geleden een boek geschreven over de
toekomst van televisie in Vlaanderen. Het ding heette Even geduld a.u.b. (Een testbeeld van de televisie in Vlaanderen),
werd uitgegeven bij Icarus en verkocht voor geen meter. Daarin omschreef ik de openbare
omroep uit de jaren zestig en zeventig als ‘The House of Cards’. Zonder
partijkaart kwam je er niet in. Of beter: kon je fluiten naar benoemingen en
bevorderingen. Als journalist kon je wel min of meer je ding doen, maar pas
begin jaren ’70, met de komst van een generatie zogeheten ‘dakloze’
journalisten, kwam de kentering.

De top van het Huis van Vertrouwen was toen zeer sterk
gepolitiseerd. Op de nieuwsdiensten van radio en televisie vertaalde zich dat
als volgt: een administrateur-generaal van CVP-signatuur, een bestuursdirecteur
informatie van CVP-signatuur en hoofdredacteuren van BSP- en PVV-signatuur. Die
piesten hun terrein af, wat zich in het geval van de administrateur-generaal
vertaalde in een enorm grote plas, maar de man had dan ook een ernstig
drankprobleem.

Ook de eindredacteuren van de nieuwsuitzendingen hadden een
politiek etiket en zo kon het dat het nieuws van de dag verkleurd werd
naargelang de obediëntie van de telexafscheurder met dienst. Dus kwam de ene
dag politicus A van partij B uitgebreid aan bod over thema C, omdat dat nu
eenmaal door het partijhoofdkwartier geëist werd van haar vazal. De dag nadien mocht
dan politicus X van partij Y opdraven over onderwerp Z. En zo ging dat jaar in
jaar uit, waarbij ik niet mag vergeten vermelden dat de BRT toen een monopolie
had. Er klonk dus geen andere audiovisuele stem in die dagen. Het was Brussel Vlaams, Brussel Frans of den
‘Ollander
.

Af en toe liep er een dwarsligger rond. Laten we hem Maurice
noemen. Die had zich tot doel gesteld om kritisch achter de feiten te kijken,
schandalen bloot te leggen en de tv-kijkende burger wijzer te maken. Hoe durfde
hij?! Je moest de burger niet wijzer maken, je moest hem juist braaf en passief in
zijn zetel laten zitten, zo klonken de orders. En zo kwam het dat de wilde Maurice
voortdurend botste. Een uitzending over de mijnstakingen werd eerst uitgesteld
en daarna in gecensureerde versie uitgezonden (1966), een reportage over
mammoettankers in de Antwerpse haven stuitte op verzet van de CVP-minister van
Openbare Werken (1967) en een onderzoek naar té dure elektriciteitsprijzen werd
geboycot door een andere CVP-politicus. Maurice werd geschorst, moest
routinewerk verrichten op de redactie en mocht in 1974 aan een documentaire
over de Belgische collaboratie beginnen, omdat men dan van zijn gezeur af was.
Ha! Dat was zonder de waard gerekend.

In de kranten was het nog een pak erger gesteld. Daar
hielden de partijkopstukken de pen vast van de commentaarschrijvers. Wat zeg
ik: ze schreven ze meestal zelf! Jarenlang stond er op de voorpagina van Volksgazet een venijnig editoriaal van
Jos ‘Kop’ Van Eynde, de voorzitter van de BSP, waarin die het Grote Gelijk van
de socialistische standpunten benadrukte. In Het Laatste Nieuws mocht Frans Grootjans zijn PVV-gang gaan; daar las je de blauwe waarheid. De Standaard werd gedomineerd door de
CVP. Manu Ruys zat dan wel niet in de actieve politiek, maar hij luisterde
gedwee naar de orders uit de Tweekerkenstraat. Ook de andere dagbladen hadden
een onmiskenbare politieke stempel: Het
Nieuwsblad
, De Gentenaar, Het Volk en Het Belang van Limburg waren katholiek, Vooruit socialistisch en De
Nieuwe Gazet
liberaal. In Wallonië la
même chose
.

Er werd toen veel minder aandacht besteed aan faits divers, dat klopt zeer zeker. En
het buitenland kreeg meer aandacht dan vandaag, ook dat is juist. Er werd nog
gecheckt en gedubbelcheckt en getriplecheckt, inderdaad, tenminste wanneer het
niet om partijgestuurde informatie ging. Politici, zakenmensen,
hoofdredacteuren en journalisten keken nog neer op Jan met de Pet. Zij, en zij
alleen!, bepaalden wat interessant, nuttig en noodzakelijk was. Het was te
nemen of te laten. Lezersrubrieken bestonden nog niet, er werd ook nog geen 20
frank voor Kindergeluk geschonken door burgers met een mening.

‘Oogjes dicht en snaveltjes toe’: de dagelijkse afscheidswoorden van De Fabeltjeskrant vatten die periode goed
samen.

***

Was het vroeger beter? Neen, dus. Was het slechter dan
vandaag? Dat nu ook weer niet. Maar kom daarvoor morgen nog maar eens terug
naar deze plek, voor een meer genuanceerde uitleg.



En als de media nu eens ontoerekeningsvatbaar waren?

Journalistiek Posted on za, maart 23, 2013 17:38:20

Het proces-De Gelder zit erop. De naweeën lezen we vandaag
en maandag in de krant, ook de weekbladen zullen er nog even over doorbomen en
wellicht voelen er nog een paar deskundigen zich geroepen om her en der hun
mening te geven, maar het vonnis is geveld: schuldig – toerekeningsvatbaar –
levenslang. En daarmee moeten we het stellen, want zolang België een
rechtsstaat is moeten we uitspraken van rechters en jury’s aanvaarden. Punt aan
de lijn. Tenzij de veroordeelde besluit alsnog in cassatie te gaan.

Daarmee komt een einde aan een rechtszaak die ons vooral om
de verkeerde redenen beroerde. Dat Kim De Gelder schuldig was aan de drie
moorden in de crèche Fabeltjesland in Dendermonde op 23 januari 2009 en aan de
roofmoord op Elza Van Raemdonck wisten we al door de snelle bekentenissen van
de jonge dader. Wat wilden we dan wel nog weten? Was hij bij zijn zinnen of is
hij gek? Psychiaters voerden in de rechtszaal een te gekke discussie op, waar
je om zou kunnen lachen als de context niet zo intriest was. Vakbroeders
betwistten elkaars competentie in een publieke ruimte. Van politici zijn we dit
gewend, van psychiaters niet. Het werd een weinig verheffend schouwspel. En
vooral: we werden er niet wijzer van, want er zullen altijd twijfels blijven.

Maar de nabestaanden, de advocaten van de burgerlijke
partijen en, als je op de commentaren mag voortgaan, Het Volk kregen wat ze
wilden: een schuldigverklaring over de hele lijn. De jury liet geen ruimte voor
twijfel, De Gelder is een misdadiger die in de gevangenis thuishoort, niet in
een gesloten instelling (wat in dit land overigens vaak hetzelfde betekent,
maar dit geheel terzijde…).

Van F.H. tot K.D.G.

Toen ik opgroeide stonden namen van misdadigers nog niet
voluit in de krant. Het principe ‘Iedereen is onschuldig tot het tegendeel
bewezen is’ werd volop gerespecteerd en dus moesten we het stellen met initialen. De
meeste rechtszaken haalden ook de voorpagina niet. De verslagjes stonden ergens tussen
de faits divers, op pagina 8.

Denk nu niet dat er in de jaren zestig en zeventig geen
seriemoordenaars, verkrachters en witteboordcriminelen rondliepen in dit deel
van de wereld. Of dat ze niet in de gevangenis belandden. Alleen kregen ze
minder aandacht. Ze heetten A.B., of C.D., of Y.Z. En ook de journalist
ondertekende het stuk met zijn initialen. Pas toen hij op tv kwam, wisten we
dat (LDL) stond voor Louis De Lentdecker, bijvoorbeeld.

De omslag is er gekomen met de zaak-Horion. Freddy Horion
vermoordde in 1979 samen met een kompaan zes mensen in Sint-Amandsberg. Hij
werd een jaar later aanvankelijk ter dood veroordeeld, wat nadien werd omgezet
in levenslang. Vandaag zit Horion nog altijd in de gevangenis van Hasselt,
ondanks verschillende gratieverzoeken. Geen wet-Lejeune voor de 66-jarige
seriemoordenaar, aan wie kort na zijn veroordeling het boekje Monster zonder waarde werd gewijd. De
zaak ligt vierendertig jaar later nog altijd zeer gevoelig.

De media hadden het in 1980 plots niet meer over F.H.
Sommige nog wel, anderen hielden het halfweg op Freddy H., maar de populaire kranten
gingen all the way voor Freddy
Horion. En dat zijn ze sindsdien blijven doen. We kunnen het ons nauwelijks nog
voorstellen, maar als Marc Dutroux, Michel Fourniret, Hans Van Themsche, Roland
Janssen en Kim De Gelder hun daden hadden gepleegd in de jaren zestig en
zeventig, dan hadden we ze tot aan hun vonnis gekend als M.D., M.F., H.V.T.,
R.J. en K.D.G.

Noem mij gerust ouderwets, maar eigenlijk hoort het zo.
Zelfs de allerergste criminelen hebben het recht op een faire behandeling van
hun zaak. Hoe weerzinwekkend hun daden ook waren, één van de pijlers van onze
democratische samenleving is dat iedereen recht heeft op een tweede kans. Het
doel van een gevangenis moet niet alleen zijn om misdadigers te laten boeten,
maar ook om hen als een beter mens opnieuw in de samenleving te laten stappen.

Barbertje moest
hangen

In onze overbevolkte gevangenissen met hun vernederende
aanpak, onvoldoende begeleiding en toezicht, en onmenselijke omstandigheden die
benadrukken dat de toestand uitzichtloos is voor wie er opgesloten zit, verhoog
je alleen maar het risico dat de delinquenten zullen recidiveren. Justitie heeft op dit
punt een verpletterende verantwoordelijkheid, maar geeft niet thuis.

Wat je dan krijgt is wantrouwen. Burgers én gangsters staan,
zonder dat ze dat willen, verenigd in hun wantrouwen ten aanzien van Justitie.
De roep naar strenge straffen klinkt steeds luider in een verrechtsende
samenleving. We staan niet meer veraf van openbare lynchpartijen, als je ziet
hoe zelfs weldenkende mensen reageerden op het proces-De Gelder. Barbertje
moest hangen. En als hij niet zou hangen, dan maar liefst voor altijd in een
isoleercel.

En natuurlijk moet je zo’n De Gelder liefst definitief
weghouden van de maatschappij, je moet zieke geesten zonder meer afzonderen!,
maar dat had net zo goed gekund in een gesloten instelling. Maar alles wijst
erop dat het vonnis ‘ontoerekeningsvatbaar’ tot volks protest en, wie weet, een
nieuwe witte mars had geleid. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de jury
zich daardoor heeft laten leiden om toch maar zo streng mogelijk te zijn.

Gotcha!

De media hebben met de zaak-De Gelder een nieuw dieptepunt
bereikt. De lat is weer iets lager gelegd. Alleen anorexische limbodansers
raken er nog onder. En journalisten. In de vier weken dat het proces duurde,
zijn alle dagjesmedia (kranten, websites, radio, televisie) collectief op dit proces gesprongen.
Allemaal hadden ze wel een columnist of iemand die uur per uur optekende wat er
in de Gentse rechtszaal gezegd werd, soms ook door reporters die er persoonlijk
bij betrokken waren.

Toen De Gelder eerst wel, dan weer niet, dan toch weer wel toestemming
gaf om gefotografeerd en gefilmd te worden, waren er slechts twee dagbladen die
niet met de eerste beelden op hun voorpagina uitpakten: de altijd al andere
accenten leggende De Tijd en De Morgen. Al de anderen maakten er een
mediacircus van, een wansmakelijk spektakel dat wel heel erg nauw aanleunde bij
het aloude Romeinse adagium ‘Brood en Spelen’.

Het vonnis werd vrijdag in de vooravond net niet begeleid door een schreeuwend ‘Gotcha!’
of, zoals het hoofd van de Amerikaanse bezettingsmacht Paul Bremer uitriep de
dag dat Saddam Hoessein uit een donker hol was geplukt, ‘We got him!’. Ankers zaten op het randje van glunderen achter hun desk, reporters ter plaatse
lieten vooral de verheugde nabestaanden aan het woord en glimlachten empathisch, Jef Vermassen liep ook
toevallig langs de camera op het ogenblik dat Het Journaal live ter plekke was. Het is geweten, als toevallige passant kent
meester Vermassen zijn gelijke niet.

Achter gesloten
deuren

Het is tijd voor bezinning, want onze rechtspraak verdient
het niet om het schouwtoneel te worden van showprocessen en andere ziekelijke freakshows.
Ik pleit ervoor om dit soort processen voortaan desnoods achter gesloten deuren te
voeren. Laat de rechter vooraf in eer en geweten beoordelen of de
media-aandacht zulk proces sterk kan beïnvloeden en dan de knoop doorhakken.
Indien hij vindt dat een correct proces onmogelijk wordt en dat de juryleden zich te
veel zullen richten op wat er van hen gewenst wordt (een vonnis dat op algemeen
gejuich onthaald wordt), in plaats van wat er van hen verwacht wordt (eerlijke
en onafhankelijke rechtspraak), dan moet hij de media de deur maar wijzen.

Je zou dan wel – om verslaggeving toch mogelijk te maken –
bij aanvang van elke procesdag één cameraman, één fotograaf en één tekenaar
kunnen toelaten om wat beelden te maken, en een tweetal journalisten van
persagentschap Belga het proces de hele tijd discreet laten volgen. Maar hou
die persmeute consequent buiten en laat advocaten en getuigen niet toe om in de loop van
het proces op te draven en ronkende verklaringen af te leggen in allerlei
media. Daar is niemand mee gediend, behalve hun eigen ego.

Tot slot: laat Jef Vermassen gerust! Die man klaagt nu al dat de media
hem voortdurend lastig vallen. Hij zoekt al die aandacht toch niet zelf?!



Kijkfile voor Kim De Gelder

Journalistiek Posted on ma, maart 04, 2013 11:59:34

‘We hebben de eerste foto’s van Kim De Gelder!’ (alle media)

‘We don’t care!’ (alle mensen met een IQ van meer dan twee
cijfers)

Het Kwaad, dat we vooral kenden van foto’s van vlak na de
gruwelijke doortocht in de Dendermondse crêche Fabeltjesland van begin 2009 en
van een aantal passages in gerechtsgebouwen in de jaren daarna, kan nu volop
bewonderd worden op alle nieuwssites, van de populaire tot de kwaliteitspers,
van links tot rechts, van dagelijkse media tot wekelijkse verschijningen.

En dat zullen we ook geweten hebben, want allemaal – zonder
uitzondering – lieten ze prompt via Twitter weten dat ze een foto van De Dader
hadden. Psychologen zullen morgen van jetje kunnen geven in kaderstukjes en
opiniebijdragen: iemand zal zeggen dat die neergelaten mondhoeken wijzen op een
psychotisch karakter, een ander zal stipuleren dat die glazige blik erop duidt
dat hij niet helder kan denken (ik verzin maar wat, want ik heb de foto’s zelf bewust niet bekeken).

Er was overigens nog een theaterstukje aan voorafgegaan,
want De Gelder had aanvankelijk wel, daarna weer niet en uiteindelijk toch weer
wel toestemming gegeven om beeldopnamen te maken in de rechtszaal. De tekenaars
blijven intussen verweesd achter, als Het Monster zich geroepen voelt om zijn
ware gelaat te tonen. Dan roepen alle eindredacteuren: allen daarheen, breng
ons zijn hoofd op een digitale plaat! Cameraploegen, fotografen, dagjeskiekers
wringen zich in bochten om toch maar de beste plaats te bemachtigen. Klik! (x
1.000)

Straks gaan er ongetwijfeld nog een paar media schrijven dat
De Gelder zoveel aandacht niet verdient, in opiniestukken die halfweg of
achteraan de krant zullen staan, terwijl de bewuste foto prominent op de voorpagina
prijkt, aangevuld met nog wat alternatieve shots binnenin. Want zo hypocriet
wordt het spel gespeeld: sensatiezucht haalt het in de pers altijd van oprechte
verontwaardiging en maatschappelijke relevantie.

Ik hoef de foto’s van De Gelder niet te zien om te weten
hoe hij eruit ziet en vooral niet om te beseffen dat het wel degelijk díe
24-jarige jongeman is die vier jaar geleden het ondenkbare denkbaar deed
worden. Waarom hebben we daarvoor zijn exacte gelaatsuitdrukking nodig? Maakt
dat zijn daden minder erg? Of juist erger? Kunnen we het zo beter begrijpen? Is
dit een onderdeel van ons collectieve verwerkingsproces? Ik dacht het niet. Het
is pure honger naar het sensationele, datgene wat ons dagelijkse saaie leven op
één of andere manier kleur geeft, hoe negatief en onwezenlijk het onderwerp van onze overdreven aandacht verder ook
moge zijn. Reality TV, maar dan écht in het echt.

Op Twitter, sowieso al een medium van snelle, vluchtige en
ongeremde meningen, gaan al een paar weken stemmen op om die De Gelder eventjes
over te leveren aan de volkswoede. Mensen die op een doordeweekse dag tegen de
doodstraf zijn, wensen hem zijn persoonlijke confrontatie toe met bottinekes
in een veel te kleine cel of een lynchpartij op het dorpsplein. Terwijl je net
nu vertrouwen moet hebben in die volksjury. Of De Gelder uiteindelijk achter
tralies belandt of in een gesloten instelling, maakt dan op zich niet zoveel uit:
zolang hij maar voor eeuwig en een dag van de samenleving wordt afgezonderd.

***

Vanochtend waren er ook ellenlange files op en om de
Brusselse Ring, omwille van een paar verkeersongevallen. Doffe ellende, als je
op dat moment ergens moet zijn. Nog ellendiger zijn de kijkfiles, die ontstaan
omdat veel te nieuwsgierige chauffeurs alleen maar aandacht hebben voor wat er
in het tegenoverliggende rijvak is gebeurd. Ook dat is sensatiezucht.
Voyeurisme van het ergste soort en sterk vergelijkbaar met het kijken naar de
eerste foto’s van Kim De Gelder.

Het beantwoordt aan onze allerlaagste instincten om genoegen
te scheppen in het aanschouwen van de miserie van een ander. Dan kunnen we ons
tenminste toch heel even voorhouden dat we ’t zelf nog zo slecht niet hebben.
Net zoals we bij het gluren naar De Gelder de bedenking kunnen maken dat we
gelukkig niet die dag op die plek in die stad waren. Vals comfort, heet dat.



And now is the time to say… it’s time

Journalistiek Posted on wo, februari 27, 2013 13:07:19

Beste
(pdw),

First
things first
: jij geloofde niet in
God, ik ook niet. Wie dit leest moet beseffen dat deze eenrichtingsconversatie
nep is, de amechtige poging van een dilettant om nog even iets te fluisteren in
de richting van een lichtend voorbeeld.

***

Ik
las ergens, in één van de vele goedbedoelde maar toch ontoereikende teksten die
de voorbije acht dagen aan jouw aards bestaan gewijd werden, dat je zelf rond
je twintigste vond dat je sterk op Pete Townshend leek. Maar had je die ‘Hope I
die before I get old’ nu zó letterlijk moeten nemen? Komaan, man, it’s only
rock ‘n’ roll
!

Vanuit
het hiernumaals kan ik je zeggen, beste (pdw), dat werkelijk niemand die
laatste witz grappig vond. Hij was moeilijker te begrijpen dan de meest
hermetische sketch uit Spike, en dat wil wat zeggen. Maar de grappen
dáárvoor werden best gesmaakt, getuige de talloze eerbetonen die je te beurt
vielen in de sociale en asociale media. Je zou het zelf, bij leven,
ongetwijfeld gênant gevonden hebben, de emmers der tranen liepen over. En er werden ontelbare #muskatnussen hashtaggewijs in het rond gestrooid.

Er
waren een paar wanklanken, dat kon ook moeilijk anders. Grote voeten en lange
tenen, dat levert pijnlijke ontmoetingen op, dat had je zelf ook wel door. Je
hield er zelfs intens van om te provoceren. @(verwijderd) heeft zich eens goed
laten gaan op Twitter, of wat dacht je? Van de #ff maakte hij vrijdag
#FormolFriday. Wellicht dat iemand de deur van de instelling op een kier had
gezet en je weet dat zo’n grondstroom dan altijd eerst naar het laagste punt
zoekt. Grondstroom, strontstroom, what’s the difference? Over
strontstroom gesproken: Johan ‘Sans Scrotum’ Sanctorum, de zelfverklaarde
publicist (de ‘pu’ uit te spuwen alsof je je gal uitkotst na een nachtje
wallebakken), noemde je op Faecesbook een ‘pershyena’ en liet een ‘See ya in
hell (pdw)’ volgen door een resem uitroeptekens. Ach ja, een overdosis
uitroeptekens achter een zin pleuren is nu eenmaal de manier waarop mentaal
labielen in dit tranendal aandacht proberen te trekken.

Maar
Koen Godderis, ja dé Koen Godderis, heeft enkele respectvolle tweets aan jou
besteed. Het hoeft niet altijd voorspelbaar te zijn hé. Misschien moeten we
toch eens langs zijn sportwinkel gaan, om een veter te kopen of een halve
keepershandschoen. Een gebaar, weet je wel. En, o ja, Renaat Vekemans is
helemaal terug, terwijl we allemaal dachten dat… Ach, laat maar. Hij is
actiever dan ooit, onze Taalgrenswatcher, en hij blijkt nu zelfs een gemalin te
hebben, ene Soetkin. Ze ziet er, euh, appetijtelijk uit.

De
mannen van P hebben hun stinkende best gedaan om je te eren. Alleen al die
cover! Je kijkt ons, in kleurrijk zwart/wit uiteraard, half schertsend aan.
Zo’n schone kop, vol opborrelende jongensachtige deugnieterij. Forever young.
Nu zeker. En beklijvende teksten binnenin. Wees gerust, dit heeft zweet en heel
veel tranen gekost. Je maat (rv), die andere in een eeuwigdurende afkorting
voortlevende stilistische reus, deed het op zijn manier in Humo.

Acht
heeft bijna een volledig etmaal Stand up for (pdw) uitgezonden, wist je
dat? Hicks, Carlin, Rock, ze zaten er allemaal in. Canvas zond Spike eens op
de doos van Vlimovost
heruit, je weet wel, de door jou zelf samengestelde
compilatie. En terwijl ik deze letters met tien driftige vingers in een
Word-document intik, brengt Joos een uur hoogtepunten uit je dagen als
radioman. Hé, daar is Pete Townshend. The Who. Baba O’Riley. Teenage
Wasteland. Schoon! Een Eerbetoon met hoofdletter E, dus dat zit wel goed.

Wat zeg ik: néén, dat zit níet goed, man. Als je
Twitter zou kunnen lezen, zul je merken dat we een beetje doelloos ronddobberen.
‘De nonkel van Twitter’, noemde iemand je, en dat vond ik wel een fijne
omschrijving. Er is nu geen nonkel meer die stiekem over onze schouders
heenkijkt en af en toe een corrigerende tik uitdeelt. Geen wijs familielid meer
die ons telkens weer verbaast met die unieke mengeling van warme betrokkenheid,
tedere anarchie en recalcitrante verbale baldadigheid. Geen drummer meer, die
het ritme aangeeft.

We voelen ons als de Black Knight uit Monty Python
and the Holy Grail, (pdw). Iemand heeft net al onze ledematen afgehakt, we
noemen het in al onze gespeelde stoerheid een ‘scratch‘ of een ‘fleshwound‘,
en als we op onze romp proberen te balanceren stamelen we ‘We’ll call it a
draw
‘, maar het is geen gelijkspel, man, het is een verdomd pijnlijke
nederlaag.

En nu… Nu laat je ons los, (pdw). Van hieraf
moeten we gaan. Met vallen en opstaan. Niet makkelijk op die romp, remember. We
kunnen je alleen maar eren door je drang naar onafhankelijkheid en je zucht
naar vol in het leven staan te respecteren. ‘Do not go gentle into that good
night
‘, (pdw), ‘Rage, rage against the dying of the light‘. Muskatnuss. En nog
eens bedankt voor alles.

***

Famous last words? Mag ik de echte Pete
nog één keer aan het woord laten? The brilliant blues / Will never flow this
way again / The colour of the river is grey / The brilliant blues / Have faded
into sadness and pain, / And now is the time to say… it’s time.




Merci (pdw)

Journalistiek Posted on wo, februari 20, 2013 14:02:54

‘Geen knecht, geen meester’. Zo verwoordde columnist Jo Van
Damme het gisteravond aan het eind van een hommage-interview in Terzake. Hij
bedoelde eigenlijk ‘Niemands meester, niemands knecht’ maar dat weze hem in
alle emotie vergeven. Wat mooi was, en terecht, vind ik, was de vergelijking
tussen de net overleden (pdw) en Johan Anthierens. Ik had die bedenking enkele
uren voordien ook gemaakt. We zijn alweer een onafhankelijke pen kwijt. En een
lieve man, als ik de getuigenissen hoor en lees.

Hij Die Zijn Leesbril Als Voorhoofdgarnituur Gebruikte
verliet ons in een zucht. Voor de nabestaanden is dat ondraaglijk, want ze
hebben geen afscheid kunnen nemen. Misschien had zijn vrouw hem nog één keer
teder willen omhelzen of hadden zijn kinderen nog één keer ‘Papa, we zien je
graag!’ willen zeggen, mochten ze een vermoeden hebben gehad, maar zo werkt dat
dus niet.

Voor een scepticus is het de ideale dood. Dat kan hard klinken, maar
zo is het toch? Je weet dat er niets meer is na dit aardse leven; als je dan
moet gaan, kan het maar beter plots zijn. Maar niet op 54, nooit zó jong, dat
is gewoon een belediging van Het Leven. Dan gaan we weer met z’n allen clichés
boven halen à la ‘Only the good die
young’
, en wie zit daar nu op te wachten, verdomme? Ik ben zelf ook net 54
geworden, het is niet prettig om bij de dood van een ander je eigen
sterfelijkheid onder de neus gewreven te krijgen.

Ik kende hem niet persoonlijk, (pdw), heb hem slechts twee
keer ontmoet. De eerste keer was in 1990, toen ik een festival organiseerde
waarop The Skyblasters, toen in volle afscheidstournee, als slotact van de
eerste avond geprogrammeerd stonden. De tweede keer was een paar maanden
geleden, om een eventuele samenwerking te bespreken.

Maar ik heb als journalist en als kritisch wezen altijd heel
veel aan hem gehad, aan die verre bondgenoot in de strijd om de media uit de
mediocriteit te halen, aan die guitig ogende man die het zoveel beter kon
verwoorden dan ik. Ik kan alleen maar bewondering hebben voor zijn
rechtlijnigheid en zijn immens talent om harde woorden briljant te verpakken.
Merci (pdw).

(pdw) van de
rebellenclub

Ik ben oud genoeg om Patrick De Witte nog te hebben weten
debuteren. Als rockrecensent en als schrijver van de korte berichtjes waarmee
de TTT-pagina’s werden geopend in Humo. Halfweg de jaren tachtig moet dat
geweest zijn, maar pin me niet vast op een jaartal. Wat van bij het begin opviel:
de man kon verdomd geestig schrijven. Grappig én gevat én scherp, een zeldzame
combinatie in onze media.

En dus gingen die initialen een eigen leven leiden: Les initiales (pdw), om even die andere
ruig uitziende Gitanes-roker met het peperkoeken hart te parafraseren. Je kon
er ontzettend hard om lachen, maar je had ook werkelijk iets aan zijn kritieken,
ze hielpen je om je een eigen mening te vormen. Na het overlijden van Marc
Mijlemans, begin 1987, ging (pdw) ook voorbeschouwingen schrijven op
tv-programma’s. Dat was best gedurfd, want ‘Mijl op Zeven’ leverde elke week
literaire pareltjes op, van een jong en veel te vroeg heengegaan talent wiens
pen wel in goud gedoopt leek. Maar ‘Zappa’ was anders. (pdw) was veel directer
dan zijn voorganger, cassanter, Britser. Deze man was opgegroeid met Monty
Python en dat merkte je aan elk woord, elk punt, elke komma.

(pdw) gedijde uitstekend bij Humo, een blad dat onder Guy
Mortier tezelfdertijd kritisch, rebels, studentikoos, gedurfd en recalcitrant
was, maar bovenal: fantastisch geschreven. Niet in het minst omdat Mortier elk
stuk beter maakte dan het al was. Het was een rebellenclub, daar in de
Livornostraat in Brussel. Bij Humo speelde (pdw) mee in de Champions League van
onze journalistiek, naast iemand als (rv), de dwarskijkende eeuwige jongeling
die van tv-recensies schrijven een kunstvorm maakte en die eveneens de eer geniet om als afkorting tussen haakjes te mogen leven.

Humo was toen, ik spreek over de jaren tachtig en negentig,
een belangrijk blad. Een blad om te koesteren (als lezer), een blad om angst
voor te hebben (als openbaar figuur met boter op het hoofd). Maar de kwaliteit
kalfde af en (pdw) vertrok. Naar Mao en Deng en De Standaard en De Morgen en
P-Magazine, waar hij vorig jaar out of
the blue
tot hoofdredacteur werd gebombardeerd.

En hij ging tv maken. Humor, uiteraard. Britse humor,
vanzelfsprekend. Moeilijke humor, of wat dacht u. Spike, uit 2000, leverde hem ongenadige kritiek op, maar ook een eigen
productiehuis: 3Keys. Spam, Kijk eens op de doos, De vloek van Vlimovost, De Rechtvaardige
Rechters
, De Perfecte Moord en Comedy Casino volgden. Ik som ze
kriskras door elkaar op, want niet al die programma’s werden door 3Keys
gemaakt.

Als we van (pdw) één ding moeten onthouden uit zijn
tv-carrière is dat hij eigenhandig het genre van de stand-up comedy heeft
heruitgevonden. Door aan de oren van Canvas te blijven zeuren om het te
proberen en door vervolgens een even eenvoudige als briljante format te
bedenken. Waar zouden Wim Helsen, Gunter Lamoot, Nigel Williams, Xander
Derijcke, Philippe Geubels en vele anderen vandaag staan zonder (pdw)? Ik zal
het u zeggen: ergens op een stapel bierbakken in een slecht verwarmd
parochiezaaltje voor een handvol toeschouwers.

(pdw) heeft met Comedy
Casino
een gat in de markt ontdekt, maar laten we hem nu vooral niet de
ultieme belediging toewerpen door hem een uitstekend marketeer te noemen. Ik
denk dat de man, mocht hij al die berichten over hem op sociale en andere media gisteren hebben gelezen, diep zou zuchten. Zoveel sarcasmeloze bewondering, dat had hij niet
overleefd.

Johan, rebel mét een
zaak

Johan Anthierens (1937-2000) had de vader van (pdw) kunnen
zijn. Ik weet niet of ze elkaar kenden, volgden, waardeerden, maar ze hadden
veel gemeen. Net als (pdw) was Anthierens een rusteloze natuur, een man die zo
compromisloos mogelijk door het leven wilde stappen en daarbij voortdurend op
lange tenen ging staan. Ook het type ‘Harde woorden / zachte inborst’. Een
relschopper in een tijd dat dat – behalve voor een groepje losgeslagen punkers
not done was. Het humanistische
motto ‘Ni Dieu, ni maître’, dat was JA ten voeten uit. Verwante zielen, hoe dan
ook, zij het dat (pdw) meer rock ‘n’ roll was, en JA opera.

Anthierens schreef dingen als: ‘Ik zit op de trein naar het
Zuiden, in de smikkelwagen. De maître d’hotel controleert de identiteit van de
tarbot in mijn bord, de ober knipt als een mes als hij een vork uit het gangpad
vist. Ik bedenk dat lepels zilveren oksels zijn en nagelschaartjes
huishoudelijke piranha’s en betreur niets bij de hand te hebben om de inval op
mijn servet te noteren. Invallen zijn de rupsen van onze vindingrijkheid,
seconden de vlooien van de eeuwigheid.’

Of: ‘Ik wou dat ik sec kon schrijven, heb grote bewondering
voor ontbladerde schrijfstijlen, zelf wil het mij niet lukken. Terwijl ik denk
dat ik de teugels kort hou, onduleert mijn taal en ontspoort de zinsbouw,
wiegen de woorden en wipneuzen er komma’s.’

Of nog: ‘Ik zie mijn drie kleinkinderen graag, en zou hen
mij met mijn zesenvijftig jaar niet als vader wensen. Als ik die hummels tegen
mij aantrek, haal ik hun gezichtjes open van al dat eelt in mijn ziel. Zij
hebben transparante vlinderzieltjes, ik slof op een afgesleten zool van een
ziel, cohabiteer onderhand met een geweten van kauwgum.’

Voor wie het werk van Anthierens niet kent: het 700 pagina’s
dikke Leve mij (Niemands meester,
niemands knecht)
is een bijzonder fijne introductie. De man hield zielsveel
van Elsschot en Brel, en hobbelde nog veel meer dan (pdw) van blad naar blad.
In 1982 mocht hij een droom waarmaken, als hoofdredacteur van het eerste
satirische weekblad in Vlaanderen: De Zwijger. O ironie, het bestond nauwelijks een
jaar. Satire terug naar af. Wij Vlamingen houden meer van billenkletsers, vrees
ik.

Marc Didden schreef in een opiniestuk in De Morgen dat (pdw)
onwaarschijnlijk enthousiast kon zijn over een idee en dat hij je dan probeerde
mee te sleuren in dat elan. Anthierens was meer een Einzelgänger, vermoed ik.
Iemand die het ooit presteerde om studiogast Pierre Kartner, alias Vader
Abraham, zodanig vast te pinnen op het ziekelijk commerciële aspect van Het Smurfenlied dat de man verontwaardigd opstond en de
studio verliet. Live. Op televisie. In 1978. In Vlaanderen.

O Gij Mediakeizer
Wiens Zoom Ik Niet Waardig Ben Te Kussen

Wat (pdw) en JA ook gemeen hadden: ze deden het gezegde
‘Never bite the hand that feeds you’ met een sardonisch genoegen oneer aan. Ze beten heel gretig in de hand
die hen voedde. Wat zeg ik: ze beten nog een tweede keer, als het spoor van de eerste
doortocht van hun tanden onvoldoende zichtbaar was. JA deed dat door in zijn
stukken subtiele, en soms ook minder subtiele, kritiek te smokkelen op het blad
waarvoor hij schreef.

(pdw) schreef in mei 2010 een vlammende open brief aan de
nieuwe eigenaar van Humo, Wouter Vandenhaute. Die dan ook nog eens werd
gepubliceerd in het blad. Vandenhaute wordt daarin op volstrekt onnavolgbare
wijze achtereenvolgens ‘O Gij Mediakiezer Wiens Zoom Ik Niet Waardig Ben Te
Kussen’, ‘O Majestatische Mediamogul Die Mijn Lijfblad Plots In Handen Heeft’,
‘O Gij Da Vinci Van Het Familiaal Vertier’, ‘O Gij Daadkrachtige Duce Van Het
Divertissement’ en ‘O Alom Aanbeden Ayatollah Van Het Amusement’ genoemd.
Hilarisch. Briljant. Ongezien. Maar ook: schrijnend. Want: een definitief
afscheid, met slaande deuren. Voor (pdw) telde maar één zaak: zijn Humo moest onafhankelijk blijven.
Het is hem, uiteraard, niet gelukt. Maar belangrijker dan dat het lukte, is dat
hij het tenminste geprobeerd heeft. En dat hij op een zeepkist is gesprongen om
zijn mening luidop te verkondigen, aan al wie het horen wilde. En dat hij het dan ook nog eens zodanig deed, dat je erom kon lachen.

(pdw) was een drummer. Drummers slaan. Soms slaan ze door.
Maar ze zorgen wel voor het ritme. Het Leven kan niet zonder drummers. Dus moet
er nu maar een andere drummer opstaan om het tempo te geven en af en toe een
dreun te verkopen.

De Omers (de Oscars van de Vlaamse Pers)

Iemand wierp op Twitter al op om (pdw) postuum de Arkprijs
van het Vrije Woord te geven. Hij zou mooi passen in die lange rij laureaten waarbij
we o.a. Hugo Claus, Ivo Michiels, Paul Snoek, Maurice De Wilde, Daniel Buyle, GAL,
Tom Lanoye, Wannes Van de Velde en ZAK terugvinden.

Maar misschien moeten we de nagedachtenis aan een bevlogen
en kritische journalist wel omzetten in een jaarlijkse beloning van wie nog
vrijgevochten, onafhankelijk en onpartijdig durft journalistiek bedrijven in
dit land. De Oscars van de Vlaamse pers. Weet je wat: we noemen het de Omers
(ach, we vinden er wel een sponsor voor!) en we steunen journalisten die de
platgetreden paden durven verlaten. Als dat geen goed idee is. #muskatnuss nog
aan toe, zeg!



Gezinsdrama in Diest, of: het drama van de journalistiek

Journalistiek Posted on do, december 13, 2012 18:53:53

Een gezinsdrama in Molenstede bij Diest was gisteravond de
opener van Het Journaal op de VRT en
van Het Nieuws op VTM, en was ook
urenlang het eerste hoofdpunt in de radiojournaals. Vandaag openden de meeste
kranten ermee. Sta me toe met de deur in huis te vallen: een gezinsdrama zou
nooit (NOOIT!) een nieuwsbulletin mogen openen. Niet omdat het zou moeten
vermeden worden (wat ik uiteraard ook zou prefereren), maar omdat het behoort
tot de privé-sfeer. Omdat de maatschappelijke relevantie onbeduidend is. Omdat
het uitsluitend dient om de ziekelijke nieuwsgierigheid van voyeuristische
kijkers, luisteraars en lezers te bevredigen.

Geregeld stuurt de Raad voor de Journalistiek richtlijnen
rond voor beroepsjournalisten. Wat kan juridisch wel en wat niet. Wat is kies
en wat niet. Voor persoonlijke gebeurtenissen, zoals zo’n gezinsdrama, maar ook
bijvoorbeeld het busongeval van een paar maanden geleden in Zwitserland, geeft
de Raad de raad (jawel) om terughoudendheid aan de dag te leggen. Met andere
woorden: val nabestaanden niet onnodig lastig, maak en publiceer geen foto’s
van slachtoffers en overlevenden zonder hun toestemming, pomp het nieuws niet
buiten alle proporties op. In de praktijk gebeurt meestal het omgekeerde.
Kijkertjes willen bloed en horror zien, zo redeneren tv-nieuwsredacties, in de
beste traditie van de reality tv (maar dan met écht nieuws!). Daar hoort een live
reporter ter plekke bij die doorgaans van niets weet (vaak krijgt hij zijn/haar
informatie door van de centrale redactie), maar die de betrokkenheid moet
beklemtonen. Beste mensen, we staan daar voor ú, niets zal ons – en dus ook u –
ontgaan!

De manier waarop dit nieuws verslonden wordt ligt in
dezelfde lijn als de verschrikkelijke kijkfiles op de snelweg: wat vinden we
het eigenlijk toch prettig om de miserie van anderen te aanschouwen. Wellicht
omdat we daardoor onze eigen problemen kunnen relativeren. En dan hebben we
tenminste iets om over te praten op het werk, op café of ’s avonds aan tafel.

Ik schrijf “we”, maar eigenlijk bedoel ik echt wel “de anderen” in dit geval. U kent dat vaak misbruikte gezegde: ‘Ik
ben geen racist maar…’. In het geval van faits
divers
zoals dat gezinsdrama of de verkeersongevallen op onze snelwegen,
kan ik echter met een gerust geweten zeggen dat het mij niet interesseert.
Alleen kan ik het niet vermijden. Die kijkfiles staan er nu eenmaal, doorrijden
is geen optie. Dat nieuwsbericht wordt nu eenmaal uitgezonden op de radio en je
wil ook horen of er daarna items volgen die wél relevant zijn. Je wordt dus, of
je dat nu wil of niet, met de neus op de feiten gedrukt.

Versta me niet verkeerd: ik vind het verschrikkelijk voor
die mensen. En ik zou het zelf niet van dichtbij willen beleven. Maar als het
toch zou gebeuren, gaat het niemand wat aan. Laat die mensen en hun directe
omgeving dit privé verwerken. Laat ze, anders gezegd, gerust. Ze hebben alleen
nood aan rustige verwerking, bij voorkeur ondersteund door familie, vrienden en
psychologen. Een journalist moet afstand houden; die heeft geen plaats in
Diest.

In onze algemene kwaliteitskranten verdween dit drama naar
de binnenpagina’s. Pagina 2 bij De Morgen (columnist Hugo Camps behandelde het
wel in zijn dagelijks stukje op de cover), pagina 13 bij De Standaard. Dat
laatste is OK. Want ik zeg niet dat je dit nieuws niet moet brengen, maar breng
het kort, beperk je tot de feiten en toon er bij voorkeur geen beelden bij.

Tussen de gebeurtenissen van 12/12/12 zaten trouwens
voldoende zaken die best vooraan in de journaals hadden gekund: de rel tussen
Daniël Termont en Maggie De Block over illegale criminelen, de met het oog op
onze toekomst belangrijke studie van VITO over hernieuwbare energie, het nieuwe
onderzoek naar de moord op Lumumba, het afscheid van Kim Clijsters (waarom
niet?), de Noord-Koreaanse raket, de erkenning door de Verenigde Staten van de
Syrische oppositie, …

Een drama zoals dat van gisteren verdient alleen een
prominente plaats in de nieuwsuitzendingen wanneer er een link is met andere,
soortgelijke gebeurtenissen. Stel dat er ten gevolge van de nakende sluiting
van Ford Genk opeens op korte tijd een resem zelfdodingen zouden zijn bij
(ex-)werknemers van Ford of de toeleveranciers, dán heb je een thema met grote
maatschappelijke relevantie. Al blijft het dan veeleer geschikt als onderwerp
voor een duidingsmagazine dan als een geïsoleerd bericht in journaals.

Het gaat niet goed met de geloofwaardigheid van onze
journalistiek. Onder het motto ‘Give the
people what they want’
gaan zowat alle media ter wereld ervan uit dat ze
het niet te moeilijk moeten maken en dat ze nieuws moeten serveren op maat van
de intelligentie, de nieuwsgierigheid en de sensatiezucht van de doorsnee
mediaconsument. Onze massamedia volgen daarin gedwee. Het serieuze nieuws vind
je tegenwoordig op gespecialiseerde websites en tussen de rotzooi op de
algemene sites. Ooit, lang voor seksschandalen en valse beschuldigingen van
politici, luidde het adagium van de BBC ‘Make
good things popular and popular things good’
. Tegenwoordig is dat verworden
tot ‘Make popular things even more
popular’
. Journaals hebben nauwelijks nog een – opgelet, hier komt-ie – opvoedkundige waarde. Je leert niets
meer bij over de wereld, je taalgebruik wordt niet rijker, je bent geen wijzere
mens aan het eind van het bulletin. Dat geldt ook voor de populairste dag- en
weekbladen.

In die tredmolen wordt de lat steeds lager gelegd. Bladen
publiceren fictieve interviews van BV’s en vinden dat doodnormaal. Echt
gebeurd: TeVeBlad, een afgeleide van Story, recycleerde oude uitspraken van
chefkok Jeroen Meus tot een nieuw interview. De hoofdredacteur zei dat dit een
wekelijkse praktijk is in zijn bladen. De man is plaatsvervangend lid van de
Raad voor Journalistiek. Ik kan alleen maar plaatsvervangende schaamte voelen
bij deze wanpraktijken. Meestal vind ik het jammer dat ik vorig jaar mijn
perskaart heb moeten inleveren en dat ik nu alleen nog maar persmedewerker ben. In deze gevallen ben ik eerder blij dat ik niet
meer met dezelfde beroepskaart rondloop als dit soort mensen die het vak van
journalist dag na dag oneer aandoen.



De verkrachting van de maand

Journalistiek Posted on di, november 27, 2012 17:55:09

Het internationaal gerenommeerde kwaliteitsweekblad Story
pakt vandaag uit met een “misdaadspecial”, waarin alle moorden die in
2012 gepleegd werden in dit land de revue passeren. ‘De kasteelmoord, het
onthutsende einde van Patrick Sergeant… Het zijn slechts enkele van de
tragische gebeurtenissen die afgelopen jaar in ons land gebeurden,’ stelt een
als wervend bedoelde inleidende tekst op de website van het blad.

Er staat zelfs een verantwoording bij. Hoofdredacteur
Frederik De Swaef meldt dat dit een reactie is op een beslissing eind oktober
van minister van Binnenlandse Zaken Milquet om de criminaliteitscijfers
voortaan niet meer vrij te geven, omdat de pers die toch voortdurend fout
interpreteert. ‘Dit kan uiteraard niet,’ orakelt De Swaef. ‘En daarom neemt de
redactie van Story alvast haar verantwoordelijkheid door voor de zwaarste
misdrijven – namelijk moorden – zelf de cijfers op te tellen.’

Ik zie het echt wel voor me, hoor. Frederik De Swaef die
zich begin november op een maandagochtend – na een uitermate zwaar en met
alcohol overgoten weekend waarin hij van het ene BV-feestje naar het andere
laveerde – in een getailleerde groene outfit, met oranje-rode hoed op het hoofd
en pijl en boog in de aanslag op de redactie aandiende. ‘Noem mij vanaf nu maar
Robin,’ zei hij tot zijn getrouwelingen, ‘en jullie zijn mijn Merry Men! Er
loopt van alles mis in Nottingham en die sheriff is al helemaal niet te
vertrouwen!’

Hoe heeft het om zijn penetrante onderzoeksjournalistiek
bekend staande blad deze onmisbare misdaadspecial samengeharkt? Door in de
Nederlandstalige kranten te turven wie wanneer vermoord werd dit jaar. Ha, da’s
pas betrouwbare informatie! En zo komt de sukkel die de optelsom heeft mogen
maken van al dat ge-moord en ge-doodslag op 53 moorden. 53!

‘Ontstellend,’ schrijft De Swaef. En hij neemt een
rekenmachine bij de hand. ‘Dit is meer dan één moord per week’. Wat De Swaef
niet schijnt te weten is dat dat in feite een fikse daling is, want in 2007
werden er nog 211 mensen vermoord in België, in 2008 202, in 2009 186 en in
2010 182. In de eerste helft van vorig jaar waren het er officieel 94, nog
altijd een pak meer dan de 53 die Story tot nog toe telde in de eerste tien
maanden van 2012. Al blijft het appelen met citroenen vergelijken, want Story
las alleen Nederlandstalige kranten en die zijn nu eenmaal minder
geïnteresseerd in wat er in Wallonië gebeurt, ook als dat moord en brand is.

Mààr, Story is een verschrikkelijk complot op het spoor,
oordeelt De Swaef. ‘Misschien worden de cijfers achtergehouden omdat een kwart
van alle moorden nog niet opgelost is.’ Daar hebben we het!!! Joëlle Milquet
heeft “non” gezegd tegen de publicatie van de officiële
misdaadcijfers omdat die domme politie en dat nog veel dommere gerecht er maar
niet in slagen om misdaden op te lossen. Foei!, zeg dat Story het gezegd,
pardon, geschreven heeft. De Swaef: ‘De burgers zien de misdrijven voor hun
ogen gebeuren, de pers kan zelf aan het rekenen gaan… Het onveiligheidsgevoel
neemt enkel toe als er geen correcte cijfers worden vrijgegeven.’

Juist, en na
het lezen van deze misdaadspecial van het geweldige Story voel ik me inderdaad
plots veel veiliger. Dankuwel, meneer De Swaef!

Maar laten we een kat van Jan Fabre een kat van Jan Fabre
noemen. Natuurlijk is het Story niet te doen om rechtvaardigheid. Het blad wil
de verkoopcijfers opkrikken met lekkere misdaadverhalen, dat tikt altijd goed
aan bij de sensatiezuchtige lezende Vlaming en in tijden van dalende
verkoopcijfers is elke impuls welgekomen.

En dus werd de lat in de al zo onder druk staande,
kwaliteitsarme journalistieke wereld nog wat lager gelegd heeft. We zitten nu
echt heel dicht tegen de grond aan, limbo-dansen onder de lat is niet meer
mogelijk. Journalistiek is voor sommigen definitief ‘hoernalistiek’ geworden.
Schrijf maar wat raak, als het maar lekker bekt en goed verkoopt.

Ik kijk al uit naar de volgende dossiers en specials in dit
fijne weekblad. Enkele tips voor de redactie. De verkrachting van de maand. De
vechtpartij van de week. De straatrace van het weekend. De diepe belediging van de
dag. Laat de lezers kiezen en maak er lijstjes van. Lijstjes en mee mogen
stemmen, dat is nog zo’n niet te versmaden succesfactor.

Doorgaans vind ik het bijzonder jammer dat ik vorig jaar
mijn perskaart moest inleveren, omdat ik toen niet langer actief was in de
media. Soms ben ik echter net heel blij dat ik niet meer tot dat wereldje behoor.
Met dank aan Story.



« VorigeVolgende »