Vroeger was het heus niet beter in de journalistiek. Er werd
inderdaad minder aandacht besteed aan futiliteiten, steekvlamjournalistiek
bestond nog niet (eenvoudigweg omdat er veel minder media waren en er minder
haast was bij het uitbrengen van nieuws) en het beroep van journalist genoot
nog maatschappelijk aanzien, maar de politisering, verzuiling en autocensuur
sloegen ongenadig toe.

Anderzijds hebben de mannen en vrouwen van PEN gewoon gelijk,
wanneer ze stellen dat er vandaag te weinig onderzoeksjournalistiek is, te
weinig duiding en te veel opiniëring, te weinig buitenland- en
Europaberichtgeving, te weinig zelfregulering en onvoldoende inzicht in reële
conflicten. Het mag iets meer zijn (wat zeg ik: het mag een pak meer zijn!) en dus volg ik hun eisen, die ze vorige
vrijdag formuleerden in een opgemerkt opiniestuk in De Morgen, grotendeels.

Gaat het vandaag goed met de
journalistiek?

Ik had u gisteren achtergelaten aan het eind van de jaren
zeventig, toen de media hopeloos gepolitiseerd waren, verankerd en opgesloten
in de verzuiling die de hele Belgische samenleving toen gijzelde. Begin jaren
tachtig kwam de kentering. De Standaard
nam iets meer afstand van de CVP, Het
Laatste Nieuws
groeide uit tot een populaire en ver van elke ideologie levende krant nadat
het de banden met de liberale partij had doorgeknipt en De Morgen, als opvolger van de teloorgegane Volksgazet, ruziede openlijk met de socialistische familie.
Onafhankelijkheid werd het nieuwe adagium. De politiek en het middenveld
reageerden onwennig.

Die anti-verzuilingsbeweging nam almaar meer toe in de jaren
tachtig en negentig. Ook bij de openbare omroep, waar ‘kleurloze’ managers de
plaats innamen van partijvazallen. Niet dat er geen onrechtstreekse
beïnvloeding meer was – de BRTN was maar één boos telefoontje van het
partijhoofdkwartier verwijderd – maar al te gekleurde berichtgeving werd niet
meer geaccepteerd. In de eerste plaats niet door de journalisten zelf, die zich
waardige opvolgers toonden van Maurice De Wilde, maar ook niet meer door het
grote publiek.

De grote omslag kwam er dan in 1996. Je kan gerust stellen
dat de zaak-Dutroux op vele vlakken onze samenleving heeft veranderd. De man in
de straat had plots veel minder vertrouwen in officiële communicatie, nam de
overheid openlijk op de korrel en gedroeg zich balorig in het stemlokaal.
Gevolg: het politieke landschap raakte hopeloos versnipperd. De traditionele
politieke families bleven zich lang gedragen als struisvogels, in de waan dat die
rare verkiezingsuitslagen een tijdelijk fenomeen waren. En de uitdagers grepen
hun kans. Het resultaat zie je aan de recente verkiezingsresultaten en -polls.

En zoals dat wel vaker gaat is de slinger nu de andere kant
op geslagen. Waar de media dertig jaar geleden nog ‘uitblonken’ in brave,
saaie, gecontroleerde berichtgeving, kiezen ze nu voor een overdreven populistische
aanpak. Faits divers zijn de norm
geworden, het buitenland is een ver-van-ons-bedshow, de waan van de
dag regeert. Het goede van de politieke ongebondenheid en het einde van de
verzuiling hebben plaatsgemaakt voor het slechte van de louter commerciële
aanpak. Drie decennia geleden keken politici en journalisten neer op de burger,
vandaag laten ze zich de wet dicteren door diezelfde burger. Het ene kwaad is vervangen door het andere.

Het omslagpunt ‘1996’ viel ook ongeveer samen met de intrede
van de marketeers op de redactievloeren. Marketing was geen nuttig,
ondersteunend departement meer, neen, radio- en tv-programma’s en de hele schrijvende
pers werden plots gedomineerd door vlotte boys
& girls
die het allemaal beter wisten en dat probeerden te staven aan
de hand van grafiekjes en allerhande studietjes. Alles werd gecensydiamiseerd
(met alle respect trouwens voor een bureau als Censydiam, maar je mag de rol
van onderzoeksbureaus nooit overschatten, net zoals je marketeers moet duidelijk maken dat hun rol ondersteunend is en niet leidinggevend!). Ik heb het al vaker gezegd bij
wijze van boutade: als Censydiam al voor de BRTN had gewerkt in 1991, dan zou Het Huis van Wantrouwen nóóit het
stadium van programma-idee overstegen hebben, wegens: te gedurfd, te chaotisch,
te weinig herkenbare structuur.

De marketeers hebben het verstand en de rede opgedrongen en
tegelijkertijd het buikgevoel weggenomen. Alles is nu geformatteerd. Het gevolg
is, merkwaardig genoeg, dat de media vandaag opnieuw braaf, saai en
gecontroleerd bezig zijn, net als in de ‘goede oude tijd’ van de politisering
en verzuiling. Alleen zijn ze nu niet meer afhankelijk van partijbonzen,
vakbonden en andere gezagsdragers, maar gaan ze plat op de buik voor wat het
publiek wil. Althans: voor wat marketingstudies hebben uitgewezen dat het
publiek zou willen. Belangrijke nuance!

Of dat een gevolg is van een ‘losgeslagen vrijemarktdenken’,
zoals de ondertekenaars van de PEN-petitie beweren, laat ik even in het midden.
Hun stelling dat de vrije markt het vrije woord versmoort verdient aandacht,
maar ook kritische reflectie. Het zou al te makkelijk zijn om iets ontastbaars
(de vrije markt) de schuld te geven van iets aards (populistische media).

En kijk, net wanneer je denkt dat we definitief afscheid
hebben genomen van te grote afhankelijkheid van de politiek, duiken vreemde
signalen op vanuit de VRT. Kritische journalisten dreigen opnieuw gemuilkorfd
te worden. Omdat ze een kritisch boek schreven over een hooggeplaatste
politicus van partij X. Omdat ze schandalen blootlegden in een bepaalde politiezone. Of
omdat ze stoute vragen op een stoute toon stelden aan een gouverneur van partij
Y.

Veel erger dan die ene té kritische of ongepaste vraag zijn
de honderden kritische vragen die nooit gesteld werden.

***

Een kwarteeuw geleden zat de wereld van de journalistiek
veel eenvoudiger in elkaar. Geen internet, geen Twitter, de koek werd netjes
verdeeld: het snelle nieuws zat – in die volgorde – op radio en televisie, werd
dan uitgediept en aangevuld in de kranten en vervolgens geanalyseerd in de
weekbladen. Dagbladen brachten nog echt nieuws: dingen die je nog niet wist de
dag voordien. Weekbladen pakten geregeld uit met een primeur. Dat is verleden
tijd, want vandaag wordt alles onmiddellijk op internet gepleurd. Je kan een hoge
boom opzetten over de mate van betrouwbaarheid van de meeste van die berichten,
maar je kan niet ontkennen dat de vele duizenden nieuwssites het DNA van de
schrijvende pers grondig hebben verstoord.

Alleen… zien hoofdredacties dat nog veel te weinig in. Net
als politici van de traditionele partijen jarenlang hun kop in het zand hebben
gestoken, blijven redacties geloven dat deze informatiehype van voorbijgaande
aard is. Kranten en weekbladen zouden vandaag de dag meer dan ooit moeten
investeren in onderzoeksjournalistiek, duiding en inzicht in reële conflicten.
Daar ligt hun kans om relevant te blijven, hun mogelijkheid om te overleven,
hun inhoudelijke én commerciële uitdaging om het verschil te kunnen maken. Meer
nog: daar ligt hun taak. PEN heeft gelijk!