Een gezinsdrama in Molenstede bij Diest was gisteravond de
opener van Het Journaal op de VRT en
van Het Nieuws op VTM, en was ook
urenlang het eerste hoofdpunt in de radiojournaals. Vandaag openden de meeste
kranten ermee. Sta me toe met de deur in huis te vallen: een gezinsdrama zou
nooit (NOOIT!) een nieuwsbulletin mogen openen. Niet omdat het zou moeten
vermeden worden (wat ik uiteraard ook zou prefereren), maar omdat het behoort
tot de privé-sfeer. Omdat de maatschappelijke relevantie onbeduidend is. Omdat
het uitsluitend dient om de ziekelijke nieuwsgierigheid van voyeuristische
kijkers, luisteraars en lezers te bevredigen.

Geregeld stuurt de Raad voor de Journalistiek richtlijnen
rond voor beroepsjournalisten. Wat kan juridisch wel en wat niet. Wat is kies
en wat niet. Voor persoonlijke gebeurtenissen, zoals zo’n gezinsdrama, maar ook
bijvoorbeeld het busongeval van een paar maanden geleden in Zwitserland, geeft
de Raad de raad (jawel) om terughoudendheid aan de dag te leggen. Met andere
woorden: val nabestaanden niet onnodig lastig, maak en publiceer geen foto’s
van slachtoffers en overlevenden zonder hun toestemming, pomp het nieuws niet
buiten alle proporties op. In de praktijk gebeurt meestal het omgekeerde.
Kijkertjes willen bloed en horror zien, zo redeneren tv-nieuwsredacties, in de
beste traditie van de reality tv (maar dan met écht nieuws!). Daar hoort een live
reporter ter plekke bij die doorgaans van niets weet (vaak krijgt hij zijn/haar
informatie door van de centrale redactie), maar die de betrokkenheid moet
beklemtonen. Beste mensen, we staan daar voor ú, niets zal ons – en dus ook u –
ontgaan!

De manier waarop dit nieuws verslonden wordt ligt in
dezelfde lijn als de verschrikkelijke kijkfiles op de snelweg: wat vinden we
het eigenlijk toch prettig om de miserie van anderen te aanschouwen. Wellicht
omdat we daardoor onze eigen problemen kunnen relativeren. En dan hebben we
tenminste iets om over te praten op het werk, op café of ’s avonds aan tafel.

Ik schrijf “we”, maar eigenlijk bedoel ik echt wel “de anderen” in dit geval. U kent dat vaak misbruikte gezegde: ‘Ik
ben geen racist maar…’. In het geval van faits
divers
zoals dat gezinsdrama of de verkeersongevallen op onze snelwegen,
kan ik echter met een gerust geweten zeggen dat het mij niet interesseert.
Alleen kan ik het niet vermijden. Die kijkfiles staan er nu eenmaal, doorrijden
is geen optie. Dat nieuwsbericht wordt nu eenmaal uitgezonden op de radio en je
wil ook horen of er daarna items volgen die wél relevant zijn. Je wordt dus, of
je dat nu wil of niet, met de neus op de feiten gedrukt.

Versta me niet verkeerd: ik vind het verschrikkelijk voor
die mensen. En ik zou het zelf niet van dichtbij willen beleven. Maar als het
toch zou gebeuren, gaat het niemand wat aan. Laat die mensen en hun directe
omgeving dit privé verwerken. Laat ze, anders gezegd, gerust. Ze hebben alleen
nood aan rustige verwerking, bij voorkeur ondersteund door familie, vrienden en
psychologen. Een journalist moet afstand houden; die heeft geen plaats in
Diest.

In onze algemene kwaliteitskranten verdween dit drama naar
de binnenpagina’s. Pagina 2 bij De Morgen (columnist Hugo Camps behandelde het
wel in zijn dagelijks stukje op de cover), pagina 13 bij De Standaard. Dat
laatste is OK. Want ik zeg niet dat je dit nieuws niet moet brengen, maar breng
het kort, beperk je tot de feiten en toon er bij voorkeur geen beelden bij.

Tussen de gebeurtenissen van 12/12/12 zaten trouwens
voldoende zaken die best vooraan in de journaals hadden gekund: de rel tussen
Daniël Termont en Maggie De Block over illegale criminelen, de met het oog op
onze toekomst belangrijke studie van VITO over hernieuwbare energie, het nieuwe
onderzoek naar de moord op Lumumba, het afscheid van Kim Clijsters (waarom
niet?), de Noord-Koreaanse raket, de erkenning door de Verenigde Staten van de
Syrische oppositie, …

Een drama zoals dat van gisteren verdient alleen een
prominente plaats in de nieuwsuitzendingen wanneer er een link is met andere,
soortgelijke gebeurtenissen. Stel dat er ten gevolge van de nakende sluiting
van Ford Genk opeens op korte tijd een resem zelfdodingen zouden zijn bij
(ex-)werknemers van Ford of de toeleveranciers, dán heb je een thema met grote
maatschappelijke relevantie. Al blijft het dan veeleer geschikt als onderwerp
voor een duidingsmagazine dan als een geïsoleerd bericht in journaals.

Het gaat niet goed met de geloofwaardigheid van onze
journalistiek. Onder het motto ‘Give the
people what they want’
gaan zowat alle media ter wereld ervan uit dat ze
het niet te moeilijk moeten maken en dat ze nieuws moeten serveren op maat van
de intelligentie, de nieuwsgierigheid en de sensatiezucht van de doorsnee
mediaconsument. Onze massamedia volgen daarin gedwee. Het serieuze nieuws vind
je tegenwoordig op gespecialiseerde websites en tussen de rotzooi op de
algemene sites. Ooit, lang voor seksschandalen en valse beschuldigingen van
politici, luidde het adagium van de BBC ‘Make
good things popular and popular things good’
. Tegenwoordig is dat verworden
tot ‘Make popular things even more
popular’
. Journaals hebben nauwelijks nog een – opgelet, hier komt-ie – opvoedkundige waarde. Je leert niets
meer bij over de wereld, je taalgebruik wordt niet rijker, je bent geen wijzere
mens aan het eind van het bulletin. Dat geldt ook voor de populairste dag- en
weekbladen.

In die tredmolen wordt de lat steeds lager gelegd. Bladen
publiceren fictieve interviews van BV’s en vinden dat doodnormaal. Echt
gebeurd: TeVeBlad, een afgeleide van Story, recycleerde oude uitspraken van
chefkok Jeroen Meus tot een nieuw interview. De hoofdredacteur zei dat dit een
wekelijkse praktijk is in zijn bladen. De man is plaatsvervangend lid van de
Raad voor Journalistiek. Ik kan alleen maar plaatsvervangende schaamte voelen
bij deze wanpraktijken. Meestal vind ik het jammer dat ik vorig jaar mijn
perskaart heb moeten inleveren en dat ik nu alleen nog maar persmedewerker ben. In deze gevallen ben ik eerder blij dat ik niet
meer met dezelfde beroepskaart rondloop als dit soort mensen die het vak van
journalist dag na dag oneer aandoen.