Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Intervista

Journalistiek Posted on vr, december 12, 2014 12:52:08

PowNed stopt met het dagelijks uitzenden van het
actualiteitenmagazine PowNews. In de plaats komt er vanaf januari een wekelijks
programma op donderdagavond. Heeft u dat ook gelezen? Werd u een beetje triest
van dat bericht? Ik niet. Ik vind het maar goed zo en wat mij betreft wordt dat
nieuwe onding op donderdag ook zo snel mogelijk afgevoerd.

PowNews wilde provoceren, nieuws ontlokken,
doorgaan waar andere reporters ophouden met vragen stellen. Op zich niets mis
mee, er is veel te weinig onderzoeksjournalistiek en mensen met een microfoon
zijn doorgaans te braaf als ze een of andere functionaris voor zich hebben staan.
Maar dat was, helaas, niet waar het PowNews om te doen was: ze provoceerden om
de provocatie, ze chargeerden om de charge, ze gingen te ver om te zien hoe ver
ze nu eigenlijk te ver konden gaan. Het was een act en niet meer dan dat.
Kwajongensbranie gekoppeld aan sensatiezucht met heel in de verte een klein
snuifje journalistiek. Ersatz. Makkelijk scoren.

Bij PowNews zullen ze er ongetwijfeld apetrots
op zijn dat de Maastrichtse burgemeester Onno Hoes is opgestapt na een incident
met een toyboy, het tweede op
nauwelijks een jaar tijd. Die twintigjarige prostitué was door de zender zelf
ingehuurd om het versiergedrag van de homofiele burgervader uit te lokken.
Laten we even een politicus in zijn hemd zetten, moet iemand op de redactievergadering hebben geroepen. En als het even kan ook in zijn
onderbroek.

Kijk, als het gaat om financieel-economische,
militaire of politieke schandalen kan ik me best voorstellen dat je dit soort
praktijken opzet, maar niet als het gaat om de privé-sfeer, waar ook een
burgemeester recht op heeft. Als je de folterpraktijken van de CIA wil
ontmaskeren, zal dat niet lukken door braafjes te googelen of voorspelbare vragen te stellen aan officiële
woordvoerders, dus ga dan vooral undercover en probeer door te dringen tot
hermetisch gesloten kamertjes. Maar bij PowNews zit geen Günter Wallraff, noch
een Woodward of Bernstein. Verder dan de kleur van het ondergoed van de
hoogwaardigheidsbekleders reikt hun interesse niet. Dit heeft niets meer met
eerbare journalistiek te maken. Afvoeren die handel.

***

Toen ik woordvoerder was van Beerschot AC
kregen we op een vrijdagnamiddag opeens het onverwachte en ongewenste bezoek
van een cameraploeg van Clint TV, een Vlaamse sensatiesite die geïnspireerd
door PowNews hardwerkende Vlamingen tijdens de kantooruren lastig valt omdat ze
denken dat daar een mooi verhaal te rapen valt. De receptioniste had de twee
jongemannen binnengelaten omdat hun smoes dat ze een afspraak met mij hadden
geloofwaardig klonk.

Daar stonden ze dan, bij de ingang van mijn
kantoor. Geen introductie nodig, de camera draaide al, de eerste vraag werd al
gesteld nog voor ik ‘Hallo’ of ‘Wie bent u?’ had kunnen stamelen. Ze dachten
dat er een smeuiig verhaal te rapen viel bij een armlastige voetbalclub. Ik
beende naar de voorzitter, een oncontroleerbare flapuit, en raadde hem aan zijn
deur op slot te doen, waarna ik de twee brutale heren beleefd buitenwerkte. Dat
duurde even. Ze bleven de hele tijd filmen. Geen stijl. (Hé, was GeenStijl niet
de bron van alle PowNews-kwaad?)

Ik hou van journalisten die verder gaan dan ze
geacht worden te gaan, op voorwaarde dat het om relevante onderwerpen gaat en
dat ze dan nog hoffelijk en correct blijven. Ik hou niet van gure types die
denken dat ze ergens zomaar mogen binnen waaien en aan pseudo-journalistieke
masturbatie doen. Dat zijn geen journalisten maar sensatiezoekers die op
de roetsjbaan van de grote en de kleine actualiteit heel even totaal
onvoorbereid in beeld willen springen. Kijk mama, zonder handen, maar mét camera en microfoon!

***

Een paar dagen geleden had ik het in een
Twitterconversatie met Bart Eeckhout van De
Morgen
nog over onderzoeksjournalist Walter De Bock, een man die
ondertussen al zeven jaar niet meer onder ons is, maar die in zijn hoogdagen –
de onzalige jaren zeventig en tachtig – talrijke schandalen uitspitte. Dat
leverde moeilijk leesbare, veel concentratie vereisende, maar altijd relevante
artikels op. Een standbeeld verdient hij, zo meende Eeckhout. Ik ben niet zo
voor monumenten waar de duiven vrijuit op kunnen schijten, maar eeuwigdurend respect
verdient De Bock zonder meer. In een tijd zonder internet, smartphone, gsm,
etcetera, slaagde hij erin om maatschappelijk belangrijke thema’s uit te benen.
Slow journalism, zoals dat helaas nog
te weinig bedreven wordt in een tijdperk waarin snelheid de voornaamste
parameter om iets te publiceren is geworden.

Donderdagavond mocht ik, samen met Jonas
Muylaert, de toekomstige chef politiek van De
Morgen
, sofagesprekken voeren bij de voorstelling van ‘Intervista’, een
boek met dertig diepgaande, rustige, lange interviews met interessante
landgenoten. Initiatiefnemer van de website intervista.be is Mikaël Soinne, een
op zijn zesendertigste nog altijd jeugdig uitziende kerel die ik halfweg het
eerste decennium van deze eeuw heb leren kennen als gedreven videojournalist
bij Kanaal 3, de Oost-Vlaamse regionale zender die tegenwoordig TV Oost heet,
en waarvan ik toen een tijdje hoofdredacteur was.

We hadden toen een redactioneel systeem waar
je na een nieuwsuitzending een korte evaluatie kon in noteren. Bij de bijdragen
van Mikaël was dat zelden een inhoudelijke opmerking, want zijn reportages
waren altijd helder en overzichtelijk. Neen, bijna zonder uitzondering stond er
meestal: ‘Te lang’. Of: ‘Weer te lang’. Of ook nog: ‘Langer dan afgesproken’. Vroeg
je hem een stuk van twee minuten, dan kreeg je er drie. Anderhalf werd twee. Trop is ook voor eindredacteuren te
veel.

In die tijd heb ik de koppige journalist wel eens
vervloekt. Nu ben ik blij dat hij toen eigenzinnig is gebleven en volhardde in het maken van lange stukken. Vandaag zijn dat lange interviews geworden,
bijdragen met een lengte die je niet meer terugvindt in kranten of weekbladen,
omdat er altijd wel een eindredacteur is die ‘Te lang!’ roept, ervan uitgaand
dat lezers zich niet meer dan vijf minuten kunnen of willen concentreren op een artikel.

Dank zij de gesprekken op Intervista leer je
iemand écht beter kennen. Het zijn intrigerende conversaties die veel verder
gaan dan de waan van de dag. En als selectieve lezer, die liever een lang maar
goed verhaal leest dan al die hapklare kaderstukjes van tegenwoordig, ben ik
blij dat het lange interviews zijn. Lang, maar zeker niet té lang.

Weg met PowNews, leve Intervista!

Mikaël
Soinne, ‘Intervista. 30 interviews over mens en carrière’, Uitgeverij Compact
Publishing, 30 euro.



Ben Bradlee (1921-2014)

Journalistiek Posted on do, oktober 23, 2014 12:13:33

Ben Bradlee is dood. De man was 93, op zich is
zijn heengaan niet echt een verrassing, want hij was al een tijdje de
gemiddelde leeftijd die mannen halen gepasseerd. U kent deze in Boston geboren
Amerikaan niet? Dat is geen schande, alhoewel.

Benjamin C. Bradlee was tussen 1968 en 1991
hoofdredacteur van de respectabele Washington
Post
. Drieëntwintig jaar een dagblad leiden, dat is iets uit het verre
verleden. Tegenwoordig ligt de houdbaarheidsdatum van een hoofdredacteur eerder
rond de 23 maanden. Bradlee was al 47 toen hij promoveerde tot hoofdkaas van de
kwaliteitskrant. Tegenwoordig worden redacties geleid door jonkies die amper de
dertig voorbij zijn. De tijden veranderen.

Als u Bradlee niet kent, dan kent u wellicht
wel de acteur Jason Robards, de rijzige man met het grijswitte haar die Bradlee
gestalte gaf in de film All The
President’s Men
. Of heeft u zich ook daar vooral geconcentreerd op de
helden van het verhaal, de heren Robert Redford en Dustin Hoffman, alias Bob
Woodward en Carl Bernstein? Het trio Bradlee-Woodward-Bernstein werd
wereldberoemd nadat ze het Watergateschandaal hadden blootgelegd en zo aan de basis
lagen van het aftreden van president Richard ‘Tricky Dicky’ Nixon op 8 augustus
1974. Woodward en Bernstein door het verhaal uit te spitten en de minutieuze
reconstructie van de gebeurtenissen, Bradlee door hen de hand boven het hoofd
te houden en de artikels te publiceren.

Ik was vijftien en wist nog niet goed wat ik
met mijn leven zou aanvangen. Ik kon een rolmodel goed gebruiken en kreeg er
plots twee voor de voeten geschoven. Verre Amerikanen die tegen de stroom in,
als ware zalmen, onkiese praktijken in het openbaar gooiden. Ik wilde ook zo’n
held worden (wist ik veel hoe het journalistieke vak in elkaar stak!).

Pas veel later leerde ik de rol van Ben
Bradlee appreciëren. Een man die onder immense druk moet gestaan hebben: van
zijn hiërarchische overste, van zijn raad van bestuur, van de republikeinse
partij, van de entourage van de president, van rechts Amerika dat wat blij was
met de vreemde snuiter Nixon als uithangbord. Net als in de film blijkt hij in het echt ook
arrogant en kortaf geweest te zijn, een eigenschap die blijkbaar nodig is om
het zootje ongeregeld dat een redactie doorgaans vormt deskundig te kneden. Maar hij deed vooral iets
wat hoofdredacteuren veel te weinig doen: hij bleef achter zijn medewerkers staan
toen de bewijzen zich opstapelden. Hij likte niet naar boven en stampte niet
naar beneden, zoals gebruikelijk is. Zo werd Bradlee een derde rolmodel voor
mij.

Als ik in een dipje zit en even mijn twijfels
heb over een professioneel bestaan als journalist, zet ik de dvd van All The President’s Men op. Ik heb de
film dan ook al ontelbare keren gezien. Sommige scènes kan ik bijna naspelen. En hoewel het einde volstrekt voorspelbaar is geworden, blijf ik
meeleven met de queeste van Woodward en Bernstein en vind ik die Bradlee steeds
sympathieker, als je tenminste achter dat hautaine masker durft kijken. All The President’s Men is niet mijn
absolute lievelingsfilm, staat niet op 1 in mijn Top 10 Aller Tijden, maar het
is wel de film die mij erbovenop helpt wanneer dat nodig is.

Wat ik me gisteren na het bericht van Bradlees
overlijden afvroeg: zou iemand als hij ook vandaag nog kunnen functioneren? Of
zou hij zichzelf moeten wegcijferen voor opdringerige marketeers die de
mediawereld steeds meer in hun greep hebben? Zou hij de Woodwards en Bernsteins
van 2014 zich voluit op dit dossier laten storten of zouden ze meer moeten
renderen en elke dag hun actualiteitsstukje plegen? Zou hij de krant naar zijn
hand kunnen zetten of zou hij, net als de meeste hoofdredacteuren van nu, een
passant zijn die hier en daar een eigen accentje kan leggen in afwachting van
de volgende carrièresprong?

Wat ik wel zeker weet: vandaag zou het
onmogelijk zijn om zo lang in de grootste geheimhouding aan zo’n gevoelig dossier te kunnen werken.
Flarden nieuws zouden al heel snel uitlekken op sociale en andere media. Nixon
zou veel rapper in zijn blootje hebben gestaan, maar hij zou ook alerter hebben
kunnen reageren en zijn verdediging laten opbouwen door een legertje peperdure advocaten. ‘Nietsvermoedend’ bestaat niet
meer. Onderzoeksjournalistiek, helaas, ook bijna niet meer.

Ik dank Ben Bradlee voor de inspiratie en ik
hoop dat ik in mijn eigen elf jaar als hoofdredacteur toch heel af en toe blijk
heb gegeven van een sprankeltje onafhankelijke geest en opstandigheid tegen het
establishment. Al vrees ik ervoor, ingekapseld als ik de hele tijd was in een middelmatige
B-film, All The Marketeer’s Men. Ik
voel een dipje opkomen, toch maar weer eens die dvd uit de kast halen.



Heden verse zalm te koop hier!

Journalistiek Posted on di, oktober 14, 2014 12:55:05

Alvorens u begint te denken: daar is hij weer,
onze favoriete/gehate/pedante/overbodige* (* schrappen wat niet van toepassing
is) criticaster, eerst even dit. Ik ben opgegroeid met Volksgazet, ik ben volwassen geworden met De Morgen. Thuis werd de socialistische krant van grootouders op
ouders op kleinkinderen doorgegeven. BSP-voorzitter Jos ‘Kop’ Van Eynde en
vakbondsleider/volksvertegenwoordiger/minister Louis Major schreven er in de jaren zestig en zeventig hun
vlammende editorialen in, links bovenaan op pagina één, waarin ze fulmineerden
tegen… (vul zelf aan met alle mogelijke partijen, politici en
belangengroeperingen, behalve de socialistische eenheidspartij en de
socialistische eenheidsvakbond).

Dat waren nog eens tijden. In De Standaard hield de CVP mee de pen van
Manu Ruys en Hugo De Ridder vast, in Het
Laatste Nieuws
waakte PVV-voorzitter Frans Grootjans over de teneur van de
commentaarstukken. Onafhankelijke pers? Vergeet het: wiens brood men at, diens
woord men sprak! En dat alles in een oubollige taal, vol halve en hele scheldwoorden.
Neen, vroeger was het heus niet beter.

Maar de Volksgazet,
dat was ook Het Hoekje van de
Wieltjeszuiger
, een ironisch sporthoekje dat in mooi, krullend Nederlands
werd neergepend door de vader van een jongeman die later één van mijn beste
vrienden zou worden. Een rubriek die ik gretig tot mij nam: ik smulde van de
taal en propte de fijnzinnige schrijfstijl in mijn zich in alle hevigheid ontwikkelende
hersentjes. Dat wilde ik later zelf ook gaan doen.

Volksgazet ging failliet, De Morgen
kwam in de plaats en dus werd ik, op mijn negentiende, lezer van die nieuwe
socialistische krant, die later onafhankelijk werd en nog later regelrecht
clashte met de partij, de vakbond en de mutualiteit, en maar goed ook. Ik heb altijd van de dwarsigheid
van De Morgen gehouden: die
eigenzinnige voorpagina’s, die handgeschreven krant de dag na een
computerpanne, die alleen door vrouwen volgeschreven krant op Internationale
Vrouwendag, de sarcastische cartoons van ZAK, de scherpe commentaren, de
diepgaande analyses, de ‘kutmarokkaantjes’ in een essay van een medewerker die in de loop
van de jaren een stuk of twintig nieuwe visitekaartjes liet ontwerpen met
telkens een nieuwe functietitel erop.

Ja, ik foeter er geregeld op, zeker wanneer
één of andere wereldvreemde koppensneller dingen als ‘Messie’ of ‘Standaard’ in
de titel zet boven een stuk over Lionel Messi (niet echt de minst bekende
voetballer op aarde) of Standard Luik (niet echt de minst bekende voetbalclub
van het land). Ik vind ze vaak te slap, te eenzijdig, te slecht geschreven. Ik vind
het jammer dat er zo’n personeelsverloop is, waardoor ik niet alleen voortdurend
mijn ankerpunten verlies, maar de krant ook nog eens halsoverkop vertrouwde pennen moet vervangen door jong, aanstormend talent dat die eerste maanden veel te veel gewicht op de
frêle journalistenschoudertjes moet torsen.

Vaker dan ik foeter, koester ik mijn krant. Ik
hou wel van De Morgen. En ik blijf
haar, voorlopig, trouw. Dus, als u verder leest, hou dit dan in het achterhoofd
(ook de medewerkers van De Morgen die
stiekem meelezen).

***

Een zalm werd ons beloofd. Een vis die tegen
de stroom in zwemt. Dat moest de nieuwe De
Morgen
, die vorige dinsdag voor het eerst geluidloos in mijn brievenbus
gleed, worden. Dat vond ik al een eerste minpuntje: een krant die al jaren een
dwarsligger was geweest, kondigde aan dat ze… een dwarsligger zou worden.

Dat deed me een beetje denken aan die oude,
belegen mop over die vishandel waar het bordje “Heden verse vis te koop
hier!” de klanten binnen moest lokken. (Als u ze niet kent, vat ik ze kort
samen. Een eerste klant passeert en zegt tegen de vishandelaar: “Die
‘Hier’, dat is toch overbodig, iedereen ziet toch dat er vis in de etalage ligt!”.
De handelaar knikt en past het bordje aan: ‘Heden verse vis te koop!’. Een
volgende passant springt binnen. “Waarom schrijft u eigenlijk ‘Heden’? Het is
sowieso ‘vandaag’, niet ‘morgen’ of ‘gisteren’.” Het bordje wordt weer
aangepast: ‘Verse vis te koop!’. Klant nummer drie trekt de wenkbrauwen op.
“Het lijkt me nogal wiedes dat de vis ’te koop’ is, u geeft hem toch niet gratis
weg?”. De handelaar schrapt weer: ‘Verse vis!’. Een vierde voorbijganger
snauwt: “Nogal logisch dat die vis ‘vers’ is hé, visboertje”. Mmm, ja
dus: ‘Vis!’. Plots stapt er een gezette oude vrouw de winkel binnen:
“Meneer, waarom staat daar ‘vis’ op dat bord, iedereen ruikt van drie
straten ver wat er hier verkocht wordt!”. Waarop de vishandelaar het bord
afveegt en snel naar binnen neemt.)

Ik bedoel maar: ik verwacht van ‘mijn’ De Morgen al zesendertig jaar dat die
tegen de stroom in zal zwemmen, dus is die zalmcampagne voor mij overbodig,
want dat is nu eenmaal – opgelet: marketingterm! – de unique selling proposition van mijn krant. Ik ben met een beetje
verbeelding die gezette oude vrouw die roept dat ik de vis al minutenlang kan
ruiken en die de overbodigheid van dat reclamebord wil illustreren.

***

Bovendien overviel mij al gauw een ‘Is het dát
maar?’-gevoel. Mijn krant is niet veranderd, ik zie geen verschil. ’t Is te
zeggen: uiteraard zie ik een verschil. Strakkere layout in functie van de
leesbaarheid, vertikale lijntjes om de kolommen van elkaar te scheiden, ander
lettertype, streven naar overzichtelijkheid. De zware dubbele opiniepagina werd
opgesplitst: pagina twee werd een volledige opiniepagina (editoriaal, cartoon
van ZAK, ingestuurde bijdrage) en ergens achteraan staat de tweede
opiniepagina. Tenminste, ik zag er een formule in, maar vandaag werd die al doorbroken
voor een redactionele bijdrage die over twee pagina’s doorliep. We zijn
nauwelijks een week ver en de nieuwe lijn wordt al verlaten? Ongedurige zalm!

Natuurlijk heb ik gezien dat Cult in de plaats is gekomen van M en dat het in een kleiner formaat
wordt gepresenteerd, net als de zaterdagse Zeno
en consoorten. Het papier waarin mijn zalm is gewikkeld, ziet er anders uit, dat klopt, maar niet de zalm zelf. Ik zie, met de beste wil van de wereld, geen inhoudelijk
verschil tussen de De Morgen van
dinsdag 7 oktober en die van de dag voordien. Zelfde degelijke krant als
voorheen – zeker als je rekening houdt met de beperkte ploeg die dit zes dagen
per week moet klaarstomen -, maar ook niet meer dan dat. En dat Magazine op zaterdag blijft een ietwat
kunstmatig vehikel met voorspelbare artikels (de Interieurbeurs in Kortrijk
komt eraan? Hopla, een interieurspecial!) en heel veel – proef het dédain – laaifstaail.

Of moet ik het een zalmkleurig statement
vinden dat op de tv-pagina’s de programmering van Canvas voortaan vóór die van
Eén wordt gezet? Zo ja, waarom werd in het ingekorte overzicht dan de voorkeur
gegeven aan BBC1 (terwijl BBC2 meer op het doelpubliek van De Morgen toegespitste programma’s maakt) en aan NPO1 (terwijl NPO3
om diezelfde redenen veel meer voor de hand ligt).

***

Als abonnee kan ik mijn krant voortaan online
lezen of via een app. Ik krijg nu ook toegang tot de integrale De Volkskrant. Kijk, dat vind ik nou
fijn. Ik leg even mijn zalm opzij – hij begon al een beetje te stinken – en
begin de nieuwe website te exploreren. DM+,
moet ik zeggen van de marketeers, excuus.

Wat een verschil met die wat lullige site van nog
maar acht dagen geleden. Eindelijk heeft De
Morgen
een website met een eigen smoel. Eindelijk zijn de moderne tijden
doorgedrongen tot de krant die zichzelf graag als modern ziet. Eindelijk heb ik
als klant het gevoel dat ik ernstig genomen word. De layout kan
overzichtelijker, maar dat kan ook aan mijn oude, vermoeide ogen liggen. Het is
niet altijd even makkelijk om snel ergens te geraken, maar dat heb ik met zowat
alle websites (behalve deredactie.be), dus zal ook dat wel aan mij liggen.

Deze vernieuwingsoperatie is wél geslaagd.
Niet dat het allemaal superorigineel is (iedereen jat van iedereen op het
internet en wordt daar nog rijkelijk voor betaald ook), maar je hebt wel iets
interessants in handen, pardon, voor je neus. Als ouderwetse krantenlezer, die
overdag op de hoogte van de actualiteit probeert te blijven via enkele gerichte zoektochten op nieuwswebsites en alerts op Twitter,
zal ik vanaf nu wat meer geneigd zijn om DM+
tot mijn vaste passages te maken.

***

Voorzichtige conclusie: mijn krant is mijn
krant gebleven, alleen werd de make-up anders aangebracht dan in het recente
verleden. Haar website is nu echter
ook mijn website geworden en dat is
de allergrootste verandering die de met veel poeha aangekondigde
vernieuwingsoperatie heeft voortgebracht. Ik, die van nature opdringerige (zijn
er andere?) marketingcampagnes wantrouw, blijf die ‘Heden verse zalm te koop
hier!’ een overbodige boodschap vinden. Een leeg bord had volstaan, zoals bij de
vishandelaar uit die flauwe mop.

Als papieren krantenlezer verwachtte ik het
onverwachte en kreeg ik het verwachte voorgeschoteld. Als grasduiner op het
internet vind ik de nieuwe site verantwoord interessant. Blijf mij verrassen, De Morgen!



Deadline

Journalistiek Posted on di, september 23, 2014 15:12:57

Een blik op de voorpagina’s van de Vlaamse
kranten volstaat tegenwoordig om je voor de rest van de dag depressief te
voelen. Het einde van de wereld is nabij, zo lijkt het wel. Neem nu gisteren:
de populairste krant van het grondgebied Vlaanderen rapporteerde op drie
pagina’s dat een aanslag van aanhangers van de Islamitische Staat op het allerlaatste nippertje
vermeden werd. Andere kranten nuanceerden het bericht, maar je werd er niet echt
geruster op. Een man vermoordde zijn vriend omdat die niet langer op Filip
Dewinter stemde. Een moeder doodde haar dochter van negen. Een jongen van 22 bracht
in een depressieve bui zijn lief van 20 om het leven en dumpte haar lichaam in
een gracht. Obama gaf opdracht om IS te bombarderen, IS dreigt ermee om een
zoveelste gijzelaar te onthoofden. Israël schoot een Syrisch vliegtuig uit de
lucht. Enfin, ik kan zo nog een tijdje dooremmeren, want l’embarras du choix als het op dood en verderf aankomt.

We worden er door allerlei hele-, halve- en
kwartspecialisten voor gewaarschuwd dat IS er in de eerste plaats op uit is om
angst te zaaien in het westen, want dat is al halve winst voor dat soort
nepreligieuze malloten, en wat doen onze media: ze verspreiden de angst. Dankuwel, zegt IS, dat is vriendelijk van u! Toch
maar even uitkijken dat buurman werkelijk het gras aan het afrijden is en dat
hij niet aan het oefenen is met een nieuw supersonisch wapen. Die jongen met
dat geitenbaardje en die getaande huid daarnet in de krantenwinkel: is die op vakantie geweest naar een
zonnig oord of is het een verdachte moslim?

“Angst essen Seele auf” heette een
intrigerende film van wijlen Rainer Werner Fassbinder uit 1974. Hij vertelt het
verhaal van een Marokkaanse gastarbeider, vandaar het foute Duits in de titel,
die probeert te overleven in de Duitse Bondsrepubliek van de vroege jaren
zeventig. Angst vreet onze ziel op, zo is het maar net.

Waarom vrezen we de angst en voeden we hem
tezelfdertijd? Waarom focussen media altijd weer op slecht nieuws (wat op zich niet
abnormaal is, want niets saaier dan een doodnormale dag in een doodnormale week
in een doodnormaal jaar in een doodnormale stad in een doodnormaal land) en
binnen dat zeer actieve segment ook nog eens specifiek op het nieuws dat ons
schrik aanjaagt? Waarom, toch, waarom?

Ik zal het u zeggen: het is allemaal de schuld
van één vakterm. Een woord dat elk uur van elke werkdag een paar keer wordt
gebezigd op een redactievloer. Een Engelse benaming die geen vertaling meer
behoeft. Een opdringerig, fanatiek, ja, angstaanjagend woord dat de ziel van de
journalist opvreet, elke dag opnieuw.

Deadline. Dat is de boosdoener. De dode lijn,
het einde van het dagelijkse proces, de denkbeeldige executiemuur waartegen
iedereen die in de media actief is aankijkt, uit vrees hem niet te halen. Dat
wat ons drijft en dat wat ons bindt. Dat wat ons de gordijnen injaagt. Dat wat
ons leven genadeloos domineert, alleen maar neemt en nooit geeft. De deadline
is een aasgier, beste lezer, hij jaagt onze amper nog bewegende knoken op in de
woestijn van het journalistenbestaan.

Deadline, de naam zegt het zelf al. We zijn op
zoek naar doden, naar lijken, naar veel bloed, een onsje zweet en behoorlijk
veel tranen. Omdat de deadline ons dat opdraagt. Van de doden niets dan goeds,
van de deadline niets dan slechts. We willen er komaf mee maken, hem IS-gewijs
een kopje kleiner maken, maar net het omgekeerde gebeurt. De deadline hijgt in
onze nek, zwaaiend met de zeis van Magere Hein. “Gij zult niet falen of
gij zult de volgende dag niet halen!”

Daarom, lieve lezers en fijne collega’s van de
media, laten we die deadline voorgoed uit ons bestaan bannen. Naar Guantánamo
Bay ermee, verzuipen tijdens een spelletje waterboarding, de stoffelijke resten
à la Dexter toevertrouwen aan de diepe oceaan. En ik heb meteen een suggestie
om de term deadline te vervangen door iets veel positievers: lifeline. Geloof
me, onze voorpagina’s zullen er veel optimistischer uitzien, journalisten
zullen hun dag vrolijker indelen met het oog op het halen van hun – komt-ie! –
lifeline, de dood loopt niet meer met ons mee op de werkvloer. Als u voortaan
iemand fluitend achter u ziet staan aan de kassa van de supermarkt (“Neen,
geen probleem, u mag voor met uw overvolle kar, ik heb geen haast!”), dan
weet u: het is een journalist, het komt wel goed met dat stukje dat we morgen
in de krant zullen lezen.

Lifeline… Als u me nu even wil
verontschuldigen, ik moet er nog eentje halen vandaag. Fluitend.

(Deze
bijdrage kwam tot stand zonder steun van het Fonds voor Ironische Zinloosheid,
of was het Zinloze Ironie?)



Ode aan de papieren krant

Journalistiek Posted on ma, september 08, 2014 12:20:45

Men zegt vaak dat je de waarde van geliefden
en familieleden pas echt kan inschatten wanneer ze er niet meer zijn. Dat heet
missen. Een vergelijkbaar gevoel, zij het uiteraard in beperktere mate en
zonder de emotionele roetsjbaan die hoort bij het persoonlijke verlies, stel ik
bij mezelf vast als mijn kranten niet op het vertrouwde tijdstip in de brievenbus
zitten. Gemis.

Afgelopen zaterdag had de krantenboer een
dubbel pakketje weekendkaternen van Het
Laatste Nieuws
geleverd, maar geen gewone krant. Ach ja, ik heb het
overleefd, vooral omdat er nog die twee andere dikke bundels waren (De Morgen en De Standaard), met voldoende lectuur voor het hele weekend. Een
paar weken geleden gebeurde er iets veel dramatischer: toen bleek de brievenbus
leeg. Geen kranten (die waren niet geleverd), geen post (daar was het nog te
vroeg voor), geen reclameblaadjes (het was niet die dag van de week). Gemis.

Het hoort bij mijn ochtendritueel, dat ik
alleen voor dringende werkopdrachten laat verstoren. Opstaan, mails lezen en
indien nodig beantwoorden, Facebook checken en eventueel zelf iets posten, naar
toilet gaan (ja, dat is de exacte volgorde, Facebook lezen stimuleert de
stoelgang, ze zouden het net zo goed Faecesbook kunnen noemen!), Twitter
checken en zelf wat leuk bedoelde cartoons of taalfouten tweeten,
koffieapparaat laten warmlopen, Instagram checken, een eerste espresso uit de machine laten lopen, kranten uit de bus halen.
Ook die volgorde ligt vast: eerst Het
Laatste Nieuws
, voor het snelle nieuwsoverzicht van wat ik de dag voordien
gemist heb en het uitgebreide sportkatern, dan De Morgen, voor de duiding, de opiniestukken en de originele
invalshoeken, tenslotte De Standaard,
voor de achtergrondartikels die ik elders nog niet las. Drie kranten, drie
espresso’s, drie kwartier of net iets meer leesplezier. Af en toe inspireert
een bijdrage me tot een tweet.

Die krantenloze ochtend staarde ik wat
verdwaasd voor me uit. De koffie was er wel, mijn trouwe en uitermate stevige
partner in het wakker worden-proces, maar niet die papieren dingen waarop ik
zowat elke dag foeter (informatie klopt niet helemaal, taalfouten, belabberde
teksten, een opinie waar ik het honderd procent oneens mee ben), maar die ik op
zulke momenten mis. Newspapers, you can’t live
with ‘em, you can’t live without ‘em
. Ik ben zowaar de kranten van de vorige
dag uit de papierbak gaan opdiepen om artikels te lezen die ik links had laten
liggen wegens tijdsgebrek of geen zin om me in dat specifieke onderwerp te
verdiepen.

Overdag volg ik het nieuws op verschillende
sites en via Twitter. Dat vind ik nog net te harden, ik wil immers bijblijven
met de actualiteit. De hele krant op computer lezen gaat er bij mij echter niet
in, zoals ik ook geen tv-reeksen of films op een kleiner scherm kan zien.
Netflix intrigeert me, het interesseert me zelfs, maar dat je dat hele aanbod
alleen maar op je computer kan bewonderen, stoot me dan weer af. Ik vind de layout op het scherm zo verschrikkelijk opdringerig en schreeuwerig, alsof iemand je het nieuws van de dag met een megafoon staat op te dreunen op tien centimeter van je oor, bij voorkeur dan nog in schabouwelijk Nederlands. Ik ben voor de ‘drukpers’. Ik ben een
jongen van papier. Of toch alleszins een jongen voor papier. Ik wil iets in handen hebben.

Vandaar deze bescheiden ode aan de papieren
media. Kranten, weekbladen, maandbladen. Ik hou ze graag bij de hand, in de
hand, al moeten ze niet te veel bijdehand worden. Als ik heel eerlijk ben,
erger ik me zes dagen per week met veel plezier aan hun slordigheden en fouten,
aan hun voorspelbaarheid, aan hun benepen Vlaamse reflexen (‘Club van Courtois
en Alderweireld verliest Champions League-finale’!), aan hun vaak te
kortzichtige commentaarschrijvers, aan hun noem-het-gerust-maar-op-en-ik-erger-me-er-wel-aan,
maar ik kan hen dus niet missen.

Daarom, lieve kranten, ik zie jullie graag!



Je kunt deze gebruiker niet volgen op zijn/haar verzoek

Journalistiek Posted on za, juni 21, 2014 17:59:14

Exact een week geleden meende ik een stukje te moeten plegen
over de column die De Morgen-sportjournalist
en -columnist Hans Vandeweghe een week daarvoor had geschreven en waarin ie het
onder meer had over het falen van het Afrikaanse voetbal op het wereldtoneel.
Gebrek aan concentratie, empirisch en statistisch vastgesteld, makelaars, groupies, tovenaars: u kent de kernwoorden
intussen uit het hoofd.

U kent mij (een beetje) via deze blogpost: groot hart, soms
een groot bakkes, scherpe pen,
pertinente mening. Take it, leave it of begin er een discussie over,
het is me gelijk. Het is mijn blog, het is mijn mening, u hoeft het niet mij eens te zijn. Ik schreef dat die opmerking van Vandeweghe erover was. Vér erover
zelfs. Voor mij was hij geen racist, maar flirtten die zinnen toch wel met
racisme. Zijn reactie op de talloze reacties was al helemaal van de pot gerukt.

Maar ik schreef vooral dat die Vandeweghe nog altijd één van
de betere sportjournalisten is en blijft.
Citaat 1: “De meeste
sportjournalisten zijn vermomde supporters. Dat Vandeweghe vandaag opnieuw de
sportpagina’s van De Morgen domineert, vind ik dan ook een zegen. Als
lezer, als sportliefhebber, als journalist. De sportjournalistiek heeft Hans
Vandeweghe hard nodig. Ze moesten ‘m klonen, verdorie!”

Citaat 2: “Als (Ingrid) Verbanck haar goesting krijgt,
dan moet Vandeweghe dus weg bij De Morgen, wat dan weer tot een
verschraling van het sportaanbod in die krant zal leiden. Laten we die
standrechtelijke executie dus even uitstellen. Laten we ook dat Grote Gelijk
even opbergen, dat fata morgana van mensen met een uitgesproken mening, mensen
zoals ik. Maar laten we ook elk woord wikken en wegen voor we het op de
mensheid loslaten. Woorden zoals ‘empirisch’, ‘groupies’ en ’tovenaars’,
bijvoorbeeld.”

Vandaag stel ik via
who.unfollowed.me (de aan Twitter gelieerde site waar Grote Ego’s in alle
discretie gratis en voor niets kunnen constateren wie hen heeft ontvolgd of wie
hen niet terugvolgt) vast dat Vandeweghe mij niet meer volgt. Ik check of ik ‘m
niet toevallig zelf ontvolgd heb, dat gebeurt wel eens. Oeps, op het eerste
gezicht wel. Vreemd. Ik klik op ‘Volgen’ en krijg dan de boodschap: “Je
kunt deze gebruiker niet volgen op zijn/haar verzoek”. Nu heb ik wel
sympathie voor het Nederlands elftal, maar niet zodanig veel dat ik de hele dag
in oranje klompen rondhos en toch: mijn klomp brak.

Geblokkeerd, zoals dat
in het jargon heet. Ambetant, zeker omdat die blogpost echt geen frontale
aanval op de man was, wel integendeel. Lange tenen? Dan kan je ook gewoon op de
‘Ontvolg’-knop duwen en krijg je mijn tweets niet meer te lezen. Klaar is Kees.
En Hans. Of was het die treiterige tweet van een paar uur geleden (“23.000
tweets. Ik behoor stilaan tot het selecte clubje van mensen met tien keer meer
tweets dan volgers. Niet goed bezig, Van Laeken!”) waarin ik inderdaad
bewust de draak stak met Vandeweghes repliek op “blogsters zonder
lezers” en “twitteraars met tien/honderd keer meer tweets dan
volgers”. Plaagstoten uitdelen is in sommige sporten toegestaan, op Twitter zeker, zolang het niet onder de gordel is.

***

Blokkeren betekent: ik
wil met deze persoon (voorlopig) niets meer te maken hebben. Ik doe dat ook
soms. Als mensen mijn persoonlijke of professionele integriteit in groep
(Twitter is een gigantisch grote speelplaats!) proberen aan te tasten of in
twijfel trekken. Of wanneer ze zwaar uit de bocht gaan met hun opmerkingen. De
eerste die ik blockte was een
onverlaat die op het half gedolven graf van Hugo Camps piste. Weg met die ziekelijke
man, dacht ik (de twitteraar, niet Camps). Dat doe je niet. Punt. Je hebt er
ook die elke ironische opmerking letterlijk interpreteren en er dan meteen met
een zware charge op reageren. Ga ergens anders de lelijke mens uithangen! Ja, ik wil met sommige mensen niets meer te maken hebben op Twitter, dat is mijn recht. En het uwe.

Maar dit? Dit is
iemand uitsluiten omdat hij een geel truitje draagt in plaats van een groen.
Dit is iemand een trap onder zijn kont geven omdat hij kleiner is (ik ben 1m87,
maar Hans is letterlijk nog wat groter, ex-volleyballer die hij is). Dit is – we drukken even het gaspedaal in – de
struise portier die tegen de jongen met de andere huidskleur zegt dat de
dancing vol is. “Spaaiteg, hei,
moat, gien pleuts. Mokt na mor rap da ge weg ze
!”

Enfin, iemand
suggereerde me om Hans, die ik niet beschouw als een vriend, maar tot nog toe wel
als een fijne, verre collega, een Hallmark-kaartje te sturen met de tekst
“Congratulations on your “EGO” now being declared a National
Holiday!!!” Misschien moet ik dat maar eens doen. Alhoewel, who cares? Er zijn ontzettend véél
belangrijker zaken in het leven.

Nog een fijn weekend,
geniet van het voetbal! (Jij ook, Hans.)



Hans Vandeweghe is geen racist (maar…)

Journalistiek Posted on za, juni 14, 2014 17:09:02

Het was ergens diep in de jaren zestig. Mei ’68 was nog niet
in zicht, de wereldbeker in Engeland al geschiedenis. Het zijn mijn vroegste
herinneringen aan voetbal op tv. Zwart/wit dat werd kleur gegeven door de
enthousiaste stem van Rik De Saedeleer. Overdag bootste ik voetbalwedstrijden na in een
zelfgebouwd stadion van Legoblokjes dat ik voor de tv op het okerkleurige tapis-plain
had geïnstalleerd. De spelertjes had ik één voor één van een metalen tafelvoetbalspel
gedemonteerd: de geel-zwarten tegen de rood-witten. De rood-witte nummer vijf
ontbrak. Zijn plaats werd ingenomen door een Legomannetje zonder hoofd, armen
of benen. Fantasie helpt, als je klein bent.

Niet alleen had ik zelf het stadion gebouwd, compleet met
papieren reclamepanelen en kunstlichtpilaren, maar ik bewoog zelf met de
mannetjes en de metalen bal, bootste de commentaarstem van De Saedeleer na en
imiteerde ook nog eens, tot ergernis van mijn tv-kijkende ouders, het joelende
volk op de volle tribunes. Mijn ploeg, die bestond uit een kern van achttien
spelers die ik allemaal een zelfbedachte naam had gegeven, werd miraculeus
genoeg altijd kampioen. Ja, fantasie helpt. Desillusies zijn voor later in het
leven.

Ik was acht en zot van het spelletje. Om het tijdperk te
schetsen: Bart De Wever was min twee, Liesbeth Homans min vijf, Wouter Beke min
zes en Gwendolyn Rutten min zeven. Ik weet niet of de vijfjarige Kris Peeters op
dat ogenblik al wel eens zijn fantasie de vrije loop liet. Ik zie het niet
direct voor me, maar ik vergis me wel vaker.

Ik wou Rik De Saedeleer worden. Of toch op zijn minst
sportjournalist, want ik verslond de stukken op de sportpagina’s van de Volksgazet. Vooral het ironische Hoekje van de Wieltjeszuiger, dat met
veel bravoure werd geschreven door de vader van een jongen die vele jaren later
één van mijn beste vrienden zou worden.

Eind jaren zeventig werd ik fan van Carl Huybrechts en Ivan Sonck
op de BRT. Zwaar relativeren en de kwajongen uithangen aan de ene kant, ernstige
journalistiek bedrijven aan de andere. Ik wilde óók lastige vragen stellen,
zoals die Sonck, ambetant doen, niet alles voor waarheid aannemen. Zelfs niet
in de sport. Vooral niet in de sport. Mijn sport! De Volksgazet was inmiddels De Morgen geworden en de kritische
stukken kwamen uit de pennen van Jacques Van Dyck, Jan Hauspie en Hans
Vandeweghe. Altijd weer Hans Vandeweghe.

En ik ging zelf onderzoeksjournalistiek plegen, in de sport,
wat op de meeste redacties op hoongelach onthaald werd. In het beste geval werd
je straal genegeerd, in het slechtste verdacht gemaakt. Wat je deed was not done: stel je voor dat de
sterverslaggevers niet meer binnen mochten op Anderlecht of de Ronde van
Vlaanderen omdat een minkukel als die Van Laeken een al te kritisch stuk
gepleegd had over omkoping of doping. Stielbederver!

Zelfs vandaag zijn Hauspie en vooral Vandeweghe nog altijd
uitzonderingen. Het zijn journalisten die zielsveel van sport houden. Die er
zóveel van houden, dat ze de wanpraktijken willen zien verdwijnen, onder meer
door erover te schrijven. Telkens weer. De meeste sportjournalisten zijn vermomde supporters.
Dat Vandeweghe vandaag opnieuw de sportpagina’s van De Morgen domineert, vind ik dan ook een zegen. Als lezer, als sportliefhebber,
als journalist. De sportjournalistiek heeft Hans Vandeweghe hard nodig. Ze
moesten ‘m klonen, verdorie!

***

Ja, het was erover. Vér erover. Ik heb het nu over het
stukje dat Vandeweghe zaterdag 7 juni onder de kop ‘Wat als…’ publiceerde in het
speciale katern ‘Viva Brasil’, de De
Morgen
-gids voor de wereldbeker voetbal zeg maar, en dat ik omwille van een
kleine twee weken vakantie pas gisteren onder ogen kreeg, al was de essentie
van de tekst al wel tientallen keer getweet en geretweet.

Wat als… de Afrikanen voor het eerst wereldkampioen
worden?, was één van de vragen die Vandeweghe zich stelde. Ik citeer: “Ach
ja, die Afrikanen, dat horen we telkens weer. Op het gevaar af van racisme te
worden beticht: Afrikanen kunnen zich geen zes weken concentreren op één doel.
Dat is een empirische en statistische vaststelling. Als ze twee wedstrijden
hebben gewonnen, zwermen de makelaars het hotel binnen, gevolgd door de
groupies, gaat de druk van de ketel en weet de meegereisde tovenaar niet meer
van welk hout pijlen te maken.”

Achteraf zou de auteur die ‘Afrikanen’ verengen tot de
Afrikaanse teams op het WK. Maar het kwaad was geschied. “Vandeweghe
racist!” klonk het op uit duizenden toetsenborden. “Hang ‘em high!” Terecht?

Als het over de prestaties van Afrikaanse landen op het WK
gaat, is de nuchtere vaststelling dat er tot op heden, na negentien WK’s, geen enkel
Afrikaans elftal in geslaagd is verder te geraken dan de kwartfinales, en dat voor
een continent dat een niet onaanzienlijk aantal topspelers heeft voortgebracht.
Het duurde tot de Mondiale van 1990 alvorens er Afrikanen in de kwartfinales
geraakten, toen Kameroen. Pas twaalf jaar later, in Japan en Zuid-Korea,
slaagde Senegal erin om opnieuw tot de kwartfinales door te dringen. Vier jaar
geleden was er Ghana, in Zuid-Afrika, gewipt na strafschoppen. Een zeer magere
oogst, als je weet dat landen als Zuid-Korea, Turkije, Kroatië, Zweden,
Bulgarije en, godbetert, België ooit de halve finales bereikten.

Komt dat door een typisch Afrikaans gebrekkig vermogen om je
gedurende vijf weken intensief te concentreren? Geen idee. Dat meteen een
‘empirische en statistische vaststelling’ noemen is schromelijk overdreven. Ja,
Afrika heeft ondermaats gepresteerd op de voorbije WK’s (dat is empirisch en
statistisch vast te stellen, zie vorige paragraaf). Neen, hieruit mag je niet
concluderen dat Afrikaanse voetballers zich niet lang kunnen concentreren. Zeker niet wanneer je dat baseert op hearsay. Van horen zeggen van een Nigeriaanse journalist en zo.

Wat mij nog het meest stoorde was dat van die makelaars,
die groupies en die tovenaar. Makelaars vind je in de omgeving van de hotels
van alle niet-Europese deelnemers, zo gaat dat nu eenmaal. Er valt talent te
ontdekken. En geld te verdienen. Groupies? Onder journalisten loopt het
hardnekkige gerucht dat één van de Belgische spelers op het WK ’94 in de
Verenigde Staten al tijdens het uitladen van zijn valiezen horizontale
gymnastiek bedreef met een gewillig kamermeisje. (Neen, het was geen landgenoot
van Afrikaanse origine!) Het Nederlandse wonderelftal van 1974 werd verneukt (pun intended!) door ‘drank en vrouwen’,
weet u nog wel. Zo zullen er tientallen verhalen de ronde doen, al dan niet
stevig aangedikt, al dan niet waar, al dan niet over Afrikaanse spelers.

En die tovenaar? Blijkbaar loopt er tegenwoordig ook een magiër rond in
de coulissen van de Braziliaanse Seleçao, vernam ik gisteren. Ik wil de
voetballers die extreem bijgelovig zijn niet de kost geven: altijd met dezelfde
onderbroek spelen, altijd als laatste het veld betreden, altijd het gras even
aanraken, altijd dezelfde rituelen opvoerend bij het nemen van een vrije trap. Dat hoeft geen voodoo of tovenarij te zijn. Het is gewoon een
menselijke afwijking, te bewonderen op alle continenten.

***

Eén van mijn favoriete feministische, progressieve
columnisten is Ingrid Verbanck, op Twitter beter bekend onder haar nom de plume @Kroy_Wendy. Niet dat ik
het altijd met haar eens ben, maar ze schrijft zo heftig en tegelijk zo
wervelend, dat het soms een waar plezier is om het met haar oneens te zijn. Let’s agree to disagree, zoiets. Maar
meestal agree ik wel.

Zij reageerde op Vandeweghes schrijfsel met een
opiniebijdrage op dewereldmorgen.be, met als kop ‘Exit De Morgen (Afscheid van
een krant)’. “In 2014 wordt dergelijke puur racistische nonsens nog altijd
afgedrukt en verspreid”, schreef ze. En: “Voor dat soort gore
toogpraat wil ik niet betalen. Het kruipt me op dit moment zelfs onder mijn vel
dat ik door middel van mijn lopende abonnement zelfs een klein deel heb
bijgedragen aan de vergoeding van iemand die zulke prietpraat vertelt. Ik krijg
het ook niet in mijn kop gestoken dat de redactie zo’n dingen laat passeren en
al helemaal niet in het licht van de faux pas van de afgelopen maanden.”

In een vurig moment maak je al eens een linguïstische
uitschuiver (“zo’n’ moest “zulke” zijn, beste Ingrid) en met die ‘faux
pas’ verwijst ze naar die felbekritiseerde cartoon van Obama als aap, waar ik
een tijdje geleden al over schreef dat dat moest kunnen op een satirische
pagina van een blad als De Morgen,
waarvan je mag veronderstellen dat de lezers a) een beetje op de hoogte zijn
van de wereldpolitiek, b) kunnen relativeren en c) geen nood hebben aan
abc-opsommingen.

En toen deed Vandeweghe het o zo voorspelbare maar ook o zo domme:
hij reageerde heftig. En gaf vervolgens nog wat gas bij. Er passeerden termen
als ‘de zelfhulpgroep Politiek Al Te Correct Vlaanderen’, ‘boze Afrikanen’,
‘directeurs van overgesubsidieerde parochiezalen’, ’twitteraars met
tien/honderd keer meer tweets dan volgers’ en ‘blogsters zonder lezers’. Ho,
meneer was kwaad, héél kwaad. Dan sla je al wel eens iets uit je botten, zoals ze in Antwerpen zeggen.

Sta me toe dat ik even tutoyeer: zo jammer, Hans, zo zielig.
Waarom toch? In enkele verbeten pennentrekken probeer je kritische tegenstemmen
te versmoren, verdacht te maken, te kleineren, net het soort reactie dat je
zelf ongetwijfeld al vaak op jouw stukken zult hebben gekregen en dat je even
ongetwijfeld diep zult háten als de zeldzame vrijgevochten, kritische stem die
jij bent in een wereld vol huichelaars en middelmatige meelopers (ja, nu
overdrijf ik zelf, de schuld van die tovenaar die me zopas heeft gemeld dat er beneden een makelaar staat te wachten met een stel groupies aan de hand).

Waarom ook reageren, Hans? Ofwel verontschuldig je je, mocht je
dat gepast vinden (quod non in dit geval), ofwel ga je gewoon door met je job (leuke stukken over Del
Bosque en Blatter, trouwens!).

***

Ik hou van de scherpe pen van Hans Vandeweghe en ik hou van
de scherpe pen van @Kroy_Wendy/Ingrid Verbanck. Ja, een deel van die infame Afrikaparagraaf
blijft racistisch klinken. Daarom is Vandeweghe nog geen racist, al schuilt
daarin net het maatschappelijke gevaar: als ook weldenkende intellectuelen dit
soort uitschuivers maken en daarna doen alsof er niets aan de hand is, zitten
we zelfs een flink eind boven de één op drie Vlamingen die racistisch zijn,
zoals Abou Jahjah vorige zondag beweerde.

Anderzijds: als Verbanck haar goesting krijgt, dan moet
Vandeweghe dus weg bij De Morgen, wat
dan weer tot een verschraling van het sportaanbod in die krant zal leiden.
Laten we die standrechtelijke executie dus even uitstellen. Laten we ook dat
Grote Gelijk even opbergen, dat fata morgana van mensen met een uitgesproken mening,
mensen zoals ik. Maar laten we ook elk woord wikken en wegen voor we het op de
mensheid loslaten. Woorden zoals ‘empirisch’, ‘groupies’ en ’tovenaars’,
bijvoorbeeld.

***

Mocht ik in sprookjes geloven, ik zou Hansje en (In)Grietje
uitnodigen om gezellig een avond samen door te brengen. Veganistisch
restaurantje, samen op groot scherm naar de topper Griekenland-Ivoorkust kijken
(jullie kunnen toch de 24ste?), daarna nog wat doorbomen in een politiek
correct café in Gent. Ik trakteer. En ik blijf met veel aandacht en plezier
jullie stukken lezen.



Journalistiek, een heerlijk vak

Journalistiek Posted on za, mei 10, 2014 11:40:39

Vraag: wat hebben nazi-experimenten op zigeunerbaby’s,
rockattitude in klassieke muziek, makkelijk Chinees leren, de verkiezingen van
25 mei en seks & wiskunde met elkaar te maken?

Antwoord: het zijn onderwerpen waar ik de afgelopen tien
dagen mee bezig ben geweest.

Geestelijke flexibiliteit, het is iets wat je nodig hebt in
de journalistiek. Vorige week dinsdag zat ik eerst in een gezellig Zurenborgs
etablissement over klassieke muziek te praten met Thomas Vanderveken, om
nauwelijks een uur later al in één kamer te zitten met Rita Winterstein, een
71-jarige Sinti-zigeunerin die het slachtoffer was van de experimenteerdrift
van dokter Mengele en consoorten, haar tweelingzusje verloor door een uit de
hand gelopen poging om haar ogen Arisch blauw te maken en nu als enige
overlevende van die nazipraktijken haar schrijnende verhaal vertelt. Niet echt
iets om vrolijker van te worden. Gelukkig kon ik daarna wat telefonische interviews doen met klassieke muzikanten die hun stijfdeftige imago met succes hebben afgeschud.

Dinsdag heb ik professor Jean Paul Van Bendegem mogen
interviewen over de correlatie tussen seks en wiskunde; een heerlijke man die
onwaarschijnlijk gedreven kan vertellen en bij wie de gulle lach nooit lang
uitblijft. En ik had ook het genoegen om woensdag in een lawaaierig Brussels
café Engels te kunnen praten met een Taiwanese die een methode heeft gevonden
om makkelijk Chinees te leren.

Heerlijk, dat dribbelen tussen de kleine grote thema’s van
onze wereld, eventjes weg van de alledaagse en ondertussen bijna voorspelbare waan van de dag. Weg van alle
mannen en vrouwen die ons overmorgen een betere wereld voorspiegelen als we
tenminste morgen op hen stemmen. Weg van discussies over te hoge loonkosten en
te lage leeflonen. Om dan toch maar de hectische dagen af te sluiten met een
rondje telefoneren met Oost-Vlaamse politici om hen uit te nodigen op
verkiezingsdebatten voor de regionale zender TV Oost.

Professor Van Bendegem zei me dat jongeren in zijn
jeugdjaren, de olijke jaren zestig, werden opgedeeld in leerlingen met een
wiskundeknobbel en leerlingen met een talenknobbel. En ik bedacht, toch
niet zo veel jonger zijnde dan de professor, tot welke groep ikzelf zou behoord
hebben. Ik heb zeker geen wiskundeknobbel (mijn hersenen belanden in een
onontwarbare knoop als ik nog maar het begin van een formule op papier zie
staan). Nochtans vind ik mezelf in andere talen dan het Nederlands ook
allesbehalve een genie. Bestaat er misschien nog een derde type:
een-beetje-van-alles-maar-niet-echt-een-uitblinker-in-één-domein-mens? Indien het antwoord ‘Ja’ is, that’s me! Generalist tot in de kist. In
zowat alles geïnteresseerd (behalve wiskunde, sorry, professor!). Een ADHD’er
qua onderwerpenkeuze.

Eigenlijk vind ik het wel een prettig gevoel dat ik iets
weet over alles, maar niet alles over iets. Alleen jammer van die wiskunde. Dat
zal voor eeuwig en één dag Chinees (中文) blijven voor mij. En als u mij
nu wil verontschuldigen: ik moet nog even uitzoeken hoe het nu zit met het
seks, drugs en rock ’n roll-gehalte bij klassieke componisten. (Ik ben niet
voor één gat te vangen, u merkt het!)

Slotbedenking: u leest van mij wel eens kritische
opmerkingen over de manier waarop in Vlaanderen journalistiek bedreven wordt. Te
veel weetjes, te weinig relevante duiding, te veel lijstjes, te weinig venster
op de wereld, te veel journalistieke fastfood, te weinig check-dubbelcheck, te
veel slordigheden en onvolledigheden, te weinig onderzoeksjournalistiek, te
veel dit, te veel dat. Maar, los van dit alles: wat een heerlijk vak, toch!



« VorigeVolgende »