Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

LastPost

Journalistiek Posted on za, juni 20, 2015 12:54:41

Joël De Ceulaer heeft eventjes geen meningen
meer. ’t Is te zeggen (en te hopen voor hem): hij heeft die ongetwijfeld nog
wel, maar hij zal ze voorlopig niet meer delen via Knack en Twitter. ‘Mijn ego gaat voor even in de koelkast’, mag hij
in de titel van een zeer leesbaar interview in de weekendbijlage van De Morgen zeggen. Roepen dat je geen
meningen meer wilt ventileren omdat je al die meningen, in de eerste plaats die van jezelf, wat
beu bent, is vanzelfsprekend óók een mening, maar dit geheel terzijde.

Ik ken hem niet, toch niet persoonlijk, maar
ik mag hem wel, al deel ik zijn mening niet altijd. Zo gaat dat met meningen:
je hoeft ze niet te delen, maar ze moeten je wel aan het denken zetten, je doen
lachen of wenen, je beroeren, je irriteren, iets met je doen. Anders blijven
het losse flodders. Als je een blad zonder meningen wil lezen, moet je een
abonnement nemen op het Belgisch
Staatsblad
. En dan nog.

De déclic is er bij De Ceulaer gekomen in de
week na de aanslag op de redactie van Charlie
Hebdo
, zegt ie. ‘Dat ik daar nu ook weer een mening over moest hebben, dat
vond ik een ongemakkelijke gedachte’. Ik herken dat. Ik betrap mezelf ook
geregeld op meningitis. Laatst was ik veertien dagen met vakantie in Italië en
zelfs daar – als de wifi-verbinding het tenminste toeliet – kon ik het niet
laten af en toe een flardje opinie te tweeten, ook al had ik de actualiteit
maar sluiks gevolgd. De aard van het beestje. Soms denk ik: wie zit daar nu op
te wachten? Wel, denkt de narcist in mij, uw 3.500-en-nog-wat-volgers. In het
geval van De Ceulaer: zijn 16.745 Twitterapostelen, die nu een beetje verweesd
achterblijven, op die enkelingen die ‘Hoera, de klootzak is weg!’ schreeuwen
na.

Nee, ten huize van de familie P. uit
Erembodegem mag de champagne nog niet ontkurkt worden, ik ga nog even – op mijn
bescheiden plek, die voor alle duidelijkheid niet de laatste redactionele
pagina van een gezaghebbend weekblad is – door. Maar ik word wel milder, zeer
zeker. Ik zal mijn onmisbare bijdrage tot het maatschappelijke debat voortaan
iets vaker uitstellen, nuanceren, polijsten tot de allerscherpste randjes eraf
zijn.

Dat komt zo. Ik kreeg deze week de kans om
tien prominente Oost-Vlamingen te interviewen voor de fijne regionale zender TV
Oost. Daar zaten mensen tussen met wie ik niet de minste affiniteit heb en die
ik op deze blog of in de sociale media al eens flink te kakken heb gezet. Ja,
ik heb de ‘mediageilheid’ van Jef Vermassen flink gehekeld. Zeer zeker, Fernand Huts
kreeg van mij geregeld een veeg uit de pan waarin de hutsepot stond te pruttelen. Natuurlijk kon ik het tussendoor
niet laten om Rode Rudy (De Leeuw) te bekritiseren omdat ik sommige syndicale
standpunten achterhaald vind. Haha, die mannen van Studio 100 zijn alleen met
commercie bezig, dat had ik Hans Bourlon al eens – vanop veilige afstand, dat
spreekt voor zich – onder de neus gewreven.

Door met die mensen te praten – waarbij u moet
weten dat voor- en nagesprekken vaak interessanter zijn dan het eigenlijke
interview dat wordt opgenomen en uitgezonden – kreeg ik meer begrip voor hun
standpunten, hun manier van communiceren, hun ergernissen, hun
strijdvaardigheid, ja, hun persoonlijkheid. Het kan soft klinken uit mijn pen,
maar praten helpt dus écht. En zeker dat ene, helaas iets te dikwijls vergeten
onderdeel van een gesprek: luisteren. Begrip krijg je alleen maar als je bereid
bent te luisteren, liefst nog voor je een hapklare mening op de wereld loslaat.
Misschien moet ik maar eens gaan lunchen met Zuhal Demir? (Er zijn grenzen, ik
weet het. Al vond ik haar best wel een sympathieke madam toen zij twee jaar geleden namens de stad Antwerpen mijn
honderdjarige grootmoeder kwam feliciteren. Ze deed dat met heel veel
menselijke warmte en oprechte interesse, tenminste: dat straalde ze uit. Die
warmte mis ik als ik haar zoveelste uithaal naar de sociaal zwakkeren lees of
hoor.)

‘Ik wil hier nu wel eens duidelijk maken dat
ik géén verzuurde mens ben’, zegt Joël De Ceulaer nog in dat interview in De Morgen. ‘Ik leef bijzonder graag, en
alles gaat goed in mijn leven.’ En hij verwijst dan naar de stevige kritiek die
hij vaak heeft op individuen, organisaties en partijen. ‘Kritiek hebben wijst
niet op verzuring. Integendeel zelfs, kritiek is een blijk van respect.’

Ook daar volg ik de binnenkort tijdelijk
meningenloze eminente collega volledig in. Wie een opinie heeft en die durft
uiten, is ofwel een kritiekloze aanhanger ofwel een verzuurde zeurpiet. Een
tussenweg bestaat er tegenwoordig niet meer. U bent tegen? Verzuurd! U vindt
het niet goed genoeg? Verzuurd! U geeft negen positieve opmerkingen en één
negatieve? Verzuurd!

Kritiek is nodig, meer dan ooit zelfs in een
gepolariseerde samenleving. Kritiek is ook: interesse tonen, laten zien dat je
bekommerd bent om iets of iemand, vanuit een zekere verontwaardiging aanzetten
tot verandering geven, liefst met enige kracht, maar maak er dan bij voorkeur geen
partijslogan van. Kritiek is onmisbaar, anders worden we Noord-Korea.

Tenslotte wil ik langs deze weg openlijk en schaamteloos
solliciteren naar de functie van columnist-criticaster-meningenspuier bij Knack. De titel LastPost mag gerust blijven, ik wil daar niet moeilijk over doen.



En dan?

Journalistiek Posted on wo, april 29, 2015 12:07:04

De grootvader van Laurette Onkelinx heeft
tijdens de Tweede Wereldoorlog wel/waarschijnlijk/misschien/zeker niet
gecollaboreerd met de Duitsers. Schrapt u maar zelf wat niet past, want het was
na vijfentwintig minuten aandacht in Terzake
nog niet helemaal duidelijk. Historici spraken elkaar tegen, de redactie moest
het stellen met één off the record
maar wel op het scherm getoonde uitspraak van een anonieme getuige, plus nog
wat losse sprokkels.

En dan?

Gaston Onkelinx, zoon van de
wel/waarschijnlijk/misschien/zeker niet collaborerende oorlogsburgemeester van
Jeuk, tevens vader van PS-politica Laurette, reageerde heftig, tot tranen toe
beroerd. ‘Mijn vader was een ware socialist, geen nationaal-socialist’, zo vat
ik het even samen. Zijn dochter hield het bij een geschreven mededeling die –
het zal u mogelijk verbazen van de Luikse pasionaria
– heel sec en rationeel klonk.

Ze ontkent de mogelijke feiten niet (‘Ik weet
niet of wat gezegd wordt over mijn grootvader waar is of niet’), wat al een
knap staaltje van crisiscommunicatie is: ze wordt niet defensief of
toont zich niet verontwaardigd. Ze prijst al wie tijdens de oorlog in het verzet is gegaan, wat
dus al zeker niet gold voor haar grootvader. Of hij nu al of niet gecollaboreerd
heeft, hij is immers wel blijven functioneren op het gemeentehuis. En dan komen
de mooiste zinnen van haar betoog: ‘Uiteraard zijn wij de erfgenamen van een
geschiedenis, maar, bovenal, zijn wij wat we beslissen te zijn. Onze waarden,
datgene waarvoor wij vechten: dat bepalen en kiezen we zelf. Ook dat is
vrijheid: in alle onafhankelijkheid een kamp kiezen. Ik heb het mijne gekozen:
dat van de democratie, van de verdraagzaamheid, van de openheid naar anderen,
van de sociale rechtvaardigheid.’ Iets te veel dubbele punten naar mijn zin, maar voor de rest: mooi gezegd.

Aan de virtuele toog verkneukelden
Onkelinxhaters – en dat zijn er nogal wat! – zich over wat zij ongetwijfeld
zagen als haar ondergang, de fatale dolksteek voor ze zich noodgedwongen moet
terugtrekken in haar bunker. ‘Laurette Mitraillette’ heeft het over zichzelf
uitgeroepen door stevig in te hakken op N-VA’ers die aanwezig waren op een
verjaardagsfeestje van een gewezen collaborateur of een staatssecretaris van
dezelfde kunne die een onderscheid maakte tussen nuttige en overbodige
migranten, zo klonk het. ‘Eigen schuld, dikke bult’. Nu valt er veel te zeggen
over het ongenuanceerde en een overdosis decibels producerende optreden van la
Onkelinx in de Kamer en voor de tv-camera’s, maar moet ze daarom het onderwerp én lijdend voorwerp van
een wraakactie zijn?

Of de tv-zender die nog niet zo lang geleden
door diezelfde tooghangende luitjes het scheldwoord ‘regimezender’ werd toebedeeld – als in:
de omroep van de traditionele partijen, de sociaal-democraten voorop – hier zo
gretig op had moeten ingaan, een onderwerp dat in normale omstandigheden
hooguit een dubbele pagina ergens ver weggestoken in een weekendkrant zou
opgeleverd hebben, is nog maar zeer de vraag. Zelfs in een nieuwe oorlogsreeks
van een gereïncarneerde Maurice De Wilde zou dit hooguit een voetnoot waard
geweest zijn.

En dan? (Wat zegt dit over het huidige
functioneren van Onkelinx?)

De grootvader van Bart De Wever was lid van het nationaal-socialistische VNV en zelf was de N-VA-voorzitter als student fundamenteel
vrolijk – met vertederende glimlach en al – aanwezig op een bijeenkomst waarop
Jean-Marie Le Pen eregast was, de foto werd voor de verkiezingen vlotjes
geretweet in linkse kringen.

En dan? (Wat zegt dit over de twintig jaar
oudere versie van De Wever?)

Jan Jambon heeft veertien jaar geleden nog
gesproken op een feest van het Sint-Maartensfonds, een roedel van bejaarde
oostfronters, medestanders van Hitler in lang vervlogen duistere tijden.

En dan? (Wat zegt dit over de man die vandaag
minister van Binnenlandse Zaken is?)

Dat Theo Francken en Ben Weyts,
respectievelijk staatssecretaris in de federale en minister in de Vlaamse
regering, present gaven en gretig op de foto gingen met een ex-collaborateur
kan je strategisch ongelukkig noemen, maar het is geen halszaak, tenzij ze de
hele tijd dit soort feestjes zouden frequenteren natuurlijk, maar in dat geval
zouden we het allang geweten hebben, wees gerust.

En dan? (Gaven ze het jongste half jaar blijk
van nazi-sympathieën misschien?)

U wilt ze echt de kost niet geven, de
kleinkinderen en achterkleinkinderen van collaborateurs of niets en niemand
ontziende partizanen – voorwaar ook geen doetjes! – in onze parlementen, partijbesturen en gemeenteraden. Een aantal van hen dweepte dan weer openlijk met stalinisten en
maoïsten en supporterden zo voor regimes die alles wat naar dissidentie neigde
brutaal de kop indrukten, inclusief het systematisch uitmoorden van de eigen bevolking.
Anderen veranderden al bijna even vaak van politieke gezindte als van
onderbroek.

En dan? (Moeten we van wieg tot graf dezelfde
mens blijven?)

Ik wil u echt niet onderhouden over wat ik
zelf in het verleden heb gedaan en waar ik heden ten dage allesbehalve trots op
ben. Het leven is een leerproces dat we met vallen en opstaan beleven. Iedereen
maakt elke dag fouten. Van minuscule foutjes tot grove kemels.

En dan? (Wat zou het leven saai zijn als er
alleen maar perfecte mensen zouden rondlopen!)

We zouden wat vaker ‘En dan?’ moeten durven
roepen, François Mitterrand achterna. We moeten ophouden om op iedere slak zout
proberen te leggen, van elk fait divers
een fait accompli te maken, het
verschil durven te zien tussen belachelijk en belangrijk. Elk medium heeft tegenwoordig
zijn kleine of grote primeur nodig, om er vervolgens groots mee uit te pakken.
Meestal is het een oogverblindend pak met een geweldige strik rond, maar moet
je de inhoud met een microscoop zoeken.

In afwachting van het volgende Groot Nieuws –
‘Breaking!’ – heb ik mij al op de bank gezet, bak pils en zakken chips bij de
hand. Here we are now, entertain us!

En dan?



Nous sommes Charlie

Journalistiek Posted on wo, januari 07, 2015 17:48:12

Dit is niet voor u, trouwe lezer, ik weet dat
u het meestal goed voor heeft met de wereld, al blijft het, net zoals bij mij,
vaak bij amechtige pogingen. Blijf vooral proberen.

Dit is niet voor u, atheïstische lotgenoot,
wij weten maar al te goed dat religie heel veel kapotgemaakt heeft in de
geschiedenis van de mensheid. Zullen we ons op deze trieste dag op de hoek van de toog van Het
Gezond Verstand zetten en iets drinken bij wijze van troost?

Dit is niet voor u, oprechte gelovige, het is
niet omdat ik u naïef en – letterlijk – goedgelovig vind, dat ik u niet zou
respecteren. Kom hier, dat ik u omarm, laten we samen gezellig iets eten,
passies delen, raakvlakken zoeken en over een betere wereld dromen, maar
probeer me niet te bekeren. Ik laat me niet in bekoring leiden.

Dit is niet voor u, fanatieke gelovige, want
uw twijfel over al wat ons in dierbaar is in deze door een strikte scheiding
van kerk en staat gekenmerkte moderne samenleving mag u van mij hebben.
Vrijheid van meningsuiting en zo. U heeft dat recht, al zal u moeten aanvaarden
dat we hier in het westen leven zoals we leven. Met onze sterke en zwakke
punten, met onze tekortkomingen, met onze onwrikbare overtuigingen, met onze
seculiere uitgangspunten. Als u daar werkelijk niet mee kunt leven, weet u de uitgang wel zelf te vinden.

Dit is niet voor u, extremistische schreeuwer,
die de terroristische aanval in Parijs misbruikte om nogmaals het proces van een
volledige religie en, waarom niet, de multiculturele samenleving te maken, of
om die net te verheerlijken als ging het om een persoonlijke ingreep van Allah. Op een dag
als vandaag verstrengelen de gedachten van de extremisten zonder dat ze het
zelf goed en wel beseffen. Les extrêmes
se touchent
. Extreem-rechts roept dat al die onbetrouwbare moslims zo snel mogelijk terug
naar Barbarije moeten, extreem-religieus orakelt dat die redactie van Charlie Hebdo het zelf gezocht heeft.

Dit is wel voor jullie, walgelijke
moordenaars en hun al even verderfelijke handlangers, opdat jullie zouden beseffen dat we niet zullen zwijgen. Je kan
angst zaaien en ongerustheid kweken, maar je zal de vrije meningsuiting niet
doen verstommen. Je kan de polarisatie tussen allerhande opportunistische
oorlogsstokers en verstandloze extremisten versterken, maar je zal de
vastberadenheid van ware democraten niet kleiner maken. Je kan twaalf mensenlevens
hebben vernietigd en het leven van honderden gezins- en familieleden, vrienden,
kennissen, collega’s en lezers genadeloos door elkaar hebben geschud, maar je
zal de persvrijheid niet hebben gefnuikt. Sterker nog: morgen ziet de hele
wereld die cartoons. Overmorgen zullen er weer andere zijn. En de dag nadien nog meer. Jullie hebben
alleen maar meer inspiratie bezorgd aan al die cartoonisten. (En, geloof me, die
72 maagden zijn ook maar een flauw bedenksel van semi-pornografische origine om
jullie in de waan te laten dat wat jullie doen zin heeft.)

Dit is, tenslotte, voor ons allemaal, goedmenende
burgers, geschokt als we zijn door wat er is gebeurd in die romantische
wereldstad die slechts één korte, snelle treinrit hier vandaan ligt. Onze
tranen zullen drogen en ons nog waakzamer maken. Niet voor andere religies en
culturen, wel voor al wie een bedreiging vormt voor een democratische, vreedzame
en op wederzijds respect gebaseerde maatschappij waarin we met vallen en
opstaan proberen samen te leven, onhandige kneusjes dat we zijn. We zijn stil,
maar morgen praten we weer luid en krachtig. Dat zijn we de twaalf van Charlie Hebdo verschuldigd.

Je suis Charlie.

Nous sommes Charlie.



Intervista

Journalistiek Posted on vr, december 12, 2014 12:52:08

PowNed stopt met het dagelijks uitzenden van het
actualiteitenmagazine PowNews. In de plaats komt er vanaf januari een wekelijks
programma op donderdagavond. Heeft u dat ook gelezen? Werd u een beetje triest
van dat bericht? Ik niet. Ik vind het maar goed zo en wat mij betreft wordt dat
nieuwe onding op donderdag ook zo snel mogelijk afgevoerd.

PowNews wilde provoceren, nieuws ontlokken,
doorgaan waar andere reporters ophouden met vragen stellen. Op zich niets mis
mee, er is veel te weinig onderzoeksjournalistiek en mensen met een microfoon
zijn doorgaans te braaf als ze een of andere functionaris voor zich hebben staan.
Maar dat was, helaas, niet waar het PowNews om te doen was: ze provoceerden om
de provocatie, ze chargeerden om de charge, ze gingen te ver om te zien hoe ver
ze nu eigenlijk te ver konden gaan. Het was een act en niet meer dan dat.
Kwajongensbranie gekoppeld aan sensatiezucht met heel in de verte een klein
snuifje journalistiek. Ersatz. Makkelijk scoren.

Bij PowNews zullen ze er ongetwijfeld apetrots
op zijn dat de Maastrichtse burgemeester Onno Hoes is opgestapt na een incident
met een toyboy, het tweede op
nauwelijks een jaar tijd. Die twintigjarige prostitué was door de zender zelf
ingehuurd om het versiergedrag van de homofiele burgervader uit te lokken.
Laten we even een politicus in zijn hemd zetten, moet iemand op de redactievergadering hebben geroepen. En als het even kan ook in zijn
onderbroek.

Kijk, als het gaat om financieel-economische,
militaire of politieke schandalen kan ik me best voorstellen dat je dit soort
praktijken opzet, maar niet als het gaat om de privé-sfeer, waar ook een
burgemeester recht op heeft. Als je de folterpraktijken van de CIA wil
ontmaskeren, zal dat niet lukken door braafjes te googelen of voorspelbare vragen te stellen aan officiële
woordvoerders, dus ga dan vooral undercover en probeer door te dringen tot
hermetisch gesloten kamertjes. Maar bij PowNews zit geen Günter Wallraff, noch
een Woodward of Bernstein. Verder dan de kleur van het ondergoed van de
hoogwaardigheidsbekleders reikt hun interesse niet. Dit heeft niets meer met
eerbare journalistiek te maken. Afvoeren die handel.

***

Toen ik woordvoerder was van Beerschot AC
kregen we op een vrijdagnamiddag opeens het onverwachte en ongewenste bezoek
van een cameraploeg van Clint TV, een Vlaamse sensatiesite die geïnspireerd
door PowNews hardwerkende Vlamingen tijdens de kantooruren lastig valt omdat ze
denken dat daar een mooi verhaal te rapen valt. De receptioniste had de twee
jongemannen binnengelaten omdat hun smoes dat ze een afspraak met mij hadden
geloofwaardig klonk.

Daar stonden ze dan, bij de ingang van mijn
kantoor. Geen introductie nodig, de camera draaide al, de eerste vraag werd al
gesteld nog voor ik ‘Hallo’ of ‘Wie bent u?’ had kunnen stamelen. Ze dachten
dat er een smeuiig verhaal te rapen viel bij een armlastige voetbalclub. Ik
beende naar de voorzitter, een oncontroleerbare flapuit, en raadde hem aan zijn
deur op slot te doen, waarna ik de twee brutale heren beleefd buitenwerkte. Dat
duurde even. Ze bleven de hele tijd filmen. Geen stijl. (Hé, was GeenStijl niet
de bron van alle PowNews-kwaad?)

Ik hou van journalisten die verder gaan dan ze
geacht worden te gaan, op voorwaarde dat het om relevante onderwerpen gaat en
dat ze dan nog hoffelijk en correct blijven. Ik hou niet van gure types die
denken dat ze ergens zomaar mogen binnen waaien en aan pseudo-journalistieke
masturbatie doen. Dat zijn geen journalisten maar sensatiezoekers die op
de roetsjbaan van de grote en de kleine actualiteit heel even totaal
onvoorbereid in beeld willen springen. Kijk mama, zonder handen, maar mét camera en microfoon!

***

Een paar dagen geleden had ik het in een
Twitterconversatie met Bart Eeckhout van De
Morgen
nog over onderzoeksjournalist Walter De Bock, een man die
ondertussen al zeven jaar niet meer onder ons is, maar die in zijn hoogdagen –
de onzalige jaren zeventig en tachtig – talrijke schandalen uitspitte. Dat
leverde moeilijk leesbare, veel concentratie vereisende, maar altijd relevante
artikels op. Een standbeeld verdient hij, zo meende Eeckhout. Ik ben niet zo
voor monumenten waar de duiven vrijuit op kunnen schijten, maar eeuwigdurend respect
verdient De Bock zonder meer. In een tijd zonder internet, smartphone, gsm,
etcetera, slaagde hij erin om maatschappelijk belangrijke thema’s uit te benen.
Slow journalism, zoals dat helaas nog
te weinig bedreven wordt in een tijdperk waarin snelheid de voornaamste
parameter om iets te publiceren is geworden.

Donderdagavond mocht ik, samen met Jonas
Muylaert, de toekomstige chef politiek van De
Morgen
, sofagesprekken voeren bij de voorstelling van ‘Intervista’, een
boek met dertig diepgaande, rustige, lange interviews met interessante
landgenoten. Initiatiefnemer van de website intervista.be is Mikaël Soinne, een
op zijn zesendertigste nog altijd jeugdig uitziende kerel die ik halfweg het
eerste decennium van deze eeuw heb leren kennen als gedreven videojournalist
bij Kanaal 3, de Oost-Vlaamse regionale zender die tegenwoordig TV Oost heet,
en waarvan ik toen een tijdje hoofdredacteur was.

We hadden toen een redactioneel systeem waar
je na een nieuwsuitzending een korte evaluatie kon in noteren. Bij de bijdragen
van Mikaël was dat zelden een inhoudelijke opmerking, want zijn reportages
waren altijd helder en overzichtelijk. Neen, bijna zonder uitzondering stond er
meestal: ‘Te lang’. Of: ‘Weer te lang’. Of ook nog: ‘Langer dan afgesproken’. Vroeg
je hem een stuk van twee minuten, dan kreeg je er drie. Anderhalf werd twee. Trop is ook voor eindredacteuren te
veel.

In die tijd heb ik de koppige journalist wel eens
vervloekt. Nu ben ik blij dat hij toen eigenzinnig is gebleven en volhardde in het maken van lange stukken. Vandaag zijn dat lange interviews geworden,
bijdragen met een lengte die je niet meer terugvindt in kranten of weekbladen,
omdat er altijd wel een eindredacteur is die ‘Te lang!’ roept, ervan uitgaand
dat lezers zich niet meer dan vijf minuten kunnen of willen concentreren op een artikel.

Dank zij de gesprekken op Intervista leer je
iemand écht beter kennen. Het zijn intrigerende conversaties die veel verder
gaan dan de waan van de dag. En als selectieve lezer, die liever een lang maar
goed verhaal leest dan al die hapklare kaderstukjes van tegenwoordig, ben ik
blij dat het lange interviews zijn. Lang, maar zeker niet té lang.

Weg met PowNews, leve Intervista!

Mikaël
Soinne, ‘Intervista. 30 interviews over mens en carrière’, Uitgeverij Compact
Publishing, 30 euro.



Ben Bradlee (1921-2014)

Journalistiek Posted on do, oktober 23, 2014 12:13:33

Ben Bradlee is dood. De man was 93, op zich is
zijn heengaan niet echt een verrassing, want hij was al een tijdje de
gemiddelde leeftijd die mannen halen gepasseerd. U kent deze in Boston geboren
Amerikaan niet? Dat is geen schande, alhoewel.

Benjamin C. Bradlee was tussen 1968 en 1991
hoofdredacteur van de respectabele Washington
Post
. Drieëntwintig jaar een dagblad leiden, dat is iets uit het verre
verleden. Tegenwoordig ligt de houdbaarheidsdatum van een hoofdredacteur eerder
rond de 23 maanden. Bradlee was al 47 toen hij promoveerde tot hoofdkaas van de
kwaliteitskrant. Tegenwoordig worden redacties geleid door jonkies die amper de
dertig voorbij zijn. De tijden veranderen.

Als u Bradlee niet kent, dan kent u wellicht
wel de acteur Jason Robards, de rijzige man met het grijswitte haar die Bradlee
gestalte gaf in de film All The
President’s Men
. Of heeft u zich ook daar vooral geconcentreerd op de
helden van het verhaal, de heren Robert Redford en Dustin Hoffman, alias Bob
Woodward en Carl Bernstein? Het trio Bradlee-Woodward-Bernstein werd
wereldberoemd nadat ze het Watergateschandaal hadden blootgelegd en zo aan de basis
lagen van het aftreden van president Richard ‘Tricky Dicky’ Nixon op 8 augustus
1974. Woodward en Bernstein door het verhaal uit te spitten en de minutieuze
reconstructie van de gebeurtenissen, Bradlee door hen de hand boven het hoofd
te houden en de artikels te publiceren.

Ik was vijftien en wist nog niet goed wat ik
met mijn leven zou aanvangen. Ik kon een rolmodel goed gebruiken en kreeg er
plots twee voor de voeten geschoven. Verre Amerikanen die tegen de stroom in,
als ware zalmen, onkiese praktijken in het openbaar gooiden. Ik wilde ook zo’n
held worden (wist ik veel hoe het journalistieke vak in elkaar stak!).

Pas veel later leerde ik de rol van Ben
Bradlee appreciëren. Een man die onder immense druk moet gestaan hebben: van
zijn hiërarchische overste, van zijn raad van bestuur, van de republikeinse
partij, van de entourage van de president, van rechts Amerika dat wat blij was
met de vreemde snuiter Nixon als uithangbord. Net als in de film blijkt hij in het echt ook
arrogant en kortaf geweest te zijn, een eigenschap die blijkbaar nodig is om
het zootje ongeregeld dat een redactie doorgaans vormt deskundig te kneden. Maar hij deed vooral iets
wat hoofdredacteuren veel te weinig doen: hij bleef achter zijn medewerkers staan
toen de bewijzen zich opstapelden. Hij likte niet naar boven en stampte niet
naar beneden, zoals gebruikelijk is. Zo werd Bradlee een derde rolmodel voor
mij.

Als ik in een dipje zit en even mijn twijfels
heb over een professioneel bestaan als journalist, zet ik de dvd van All The President’s Men op. Ik heb de
film dan ook al ontelbare keren gezien. Sommige scènes kan ik bijna naspelen. En hoewel het einde volstrekt voorspelbaar is geworden, blijf ik
meeleven met de queeste van Woodward en Bernstein en vind ik die Bradlee steeds
sympathieker, als je tenminste achter dat hautaine masker durft kijken. All The President’s Men is niet mijn
absolute lievelingsfilm, staat niet op 1 in mijn Top 10 Aller Tijden, maar het
is wel de film die mij erbovenop helpt wanneer dat nodig is.

Wat ik me gisteren na het bericht van Bradlees
overlijden afvroeg: zou iemand als hij ook vandaag nog kunnen functioneren? Of
zou hij zichzelf moeten wegcijferen voor opdringerige marketeers die de
mediawereld steeds meer in hun greep hebben? Zou hij de Woodwards en Bernsteins
van 2014 zich voluit op dit dossier laten storten of zouden ze meer moeten
renderen en elke dag hun actualiteitsstukje plegen? Zou hij de krant naar zijn
hand kunnen zetten of zou hij, net als de meeste hoofdredacteuren van nu, een
passant zijn die hier en daar een eigen accentje kan leggen in afwachting van
de volgende carrièresprong?

Wat ik wel zeker weet: vandaag zou het
onmogelijk zijn om zo lang in de grootste geheimhouding aan zo’n gevoelig dossier te kunnen werken.
Flarden nieuws zouden al heel snel uitlekken op sociale en andere media. Nixon
zou veel rapper in zijn blootje hebben gestaan, maar hij zou ook alerter hebben
kunnen reageren en zijn verdediging laten opbouwen door een legertje peperdure advocaten. ‘Nietsvermoedend’ bestaat niet
meer. Onderzoeksjournalistiek, helaas, ook bijna niet meer.

Ik dank Ben Bradlee voor de inspiratie en ik
hoop dat ik in mijn eigen elf jaar als hoofdredacteur toch heel af en toe blijk
heb gegeven van een sprankeltje onafhankelijke geest en opstandigheid tegen het
establishment. Al vrees ik ervoor, ingekapseld als ik de hele tijd was in een middelmatige
B-film, All The Marketeer’s Men. Ik
voel een dipje opkomen, toch maar weer eens die dvd uit de kast halen.



Heden verse zalm te koop hier!

Journalistiek Posted on di, oktober 14, 2014 12:55:05

Alvorens u begint te denken: daar is hij weer,
onze favoriete/gehate/pedante/overbodige* (* schrappen wat niet van toepassing
is) criticaster, eerst even dit. Ik ben opgegroeid met Volksgazet, ik ben volwassen geworden met De Morgen. Thuis werd de socialistische krant van grootouders op
ouders op kleinkinderen doorgegeven. BSP-voorzitter Jos ‘Kop’ Van Eynde en
vakbondsleider/volksvertegenwoordiger/minister Louis Major schreven er in de jaren zestig en zeventig hun
vlammende editorialen in, links bovenaan op pagina één, waarin ze fulmineerden
tegen… (vul zelf aan met alle mogelijke partijen, politici en
belangengroeperingen, behalve de socialistische eenheidspartij en de
socialistische eenheidsvakbond).

Dat waren nog eens tijden. In De Standaard hield de CVP mee de pen van
Manu Ruys en Hugo De Ridder vast, in Het
Laatste Nieuws
waakte PVV-voorzitter Frans Grootjans over de teneur van de
commentaarstukken. Onafhankelijke pers? Vergeet het: wiens brood men at, diens
woord men sprak! En dat alles in een oubollige taal, vol halve en hele scheldwoorden.
Neen, vroeger was het heus niet beter.

Maar de Volksgazet,
dat was ook Het Hoekje van de
Wieltjeszuiger
, een ironisch sporthoekje dat in mooi, krullend Nederlands
werd neergepend door de vader van een jongeman die later één van mijn beste
vrienden zou worden. Een rubriek die ik gretig tot mij nam: ik smulde van de
taal en propte de fijnzinnige schrijfstijl in mijn zich in alle hevigheid ontwikkelende
hersentjes. Dat wilde ik later zelf ook gaan doen.

Volksgazet ging failliet, De Morgen
kwam in de plaats en dus werd ik, op mijn negentiende, lezer van die nieuwe
socialistische krant, die later onafhankelijk werd en nog later regelrecht
clashte met de partij, de vakbond en de mutualiteit, en maar goed ook. Ik heb altijd van de dwarsigheid
van De Morgen gehouden: die
eigenzinnige voorpagina’s, die handgeschreven krant de dag na een
computerpanne, die alleen door vrouwen volgeschreven krant op Internationale
Vrouwendag, de sarcastische cartoons van ZAK, de scherpe commentaren, de
diepgaande analyses, de ‘kutmarokkaantjes’ in een essay van een medewerker die in de loop
van de jaren een stuk of twintig nieuwe visitekaartjes liet ontwerpen met
telkens een nieuwe functietitel erop.

Ja, ik foeter er geregeld op, zeker wanneer
één of andere wereldvreemde koppensneller dingen als ‘Messie’ of ‘Standaard’ in
de titel zet boven een stuk over Lionel Messi (niet echt de minst bekende
voetballer op aarde) of Standard Luik (niet echt de minst bekende voetbalclub
van het land). Ik vind ze vaak te slap, te eenzijdig, te slecht geschreven. Ik vind
het jammer dat er zo’n personeelsverloop is, waardoor ik niet alleen voortdurend
mijn ankerpunten verlies, maar de krant ook nog eens halsoverkop vertrouwde pennen moet vervangen door jong, aanstormend talent dat die eerste maanden veel te veel gewicht op de
frêle journalistenschoudertjes moet torsen.

Vaker dan ik foeter, koester ik mijn krant. Ik
hou wel van De Morgen. En ik blijf
haar, voorlopig, trouw. Dus, als u verder leest, hou dit dan in het achterhoofd
(ook de medewerkers van De Morgen die
stiekem meelezen).

***

Een zalm werd ons beloofd. Een vis die tegen
de stroom in zwemt. Dat moest de nieuwe De
Morgen
, die vorige dinsdag voor het eerst geluidloos in mijn brievenbus
gleed, worden. Dat vond ik al een eerste minpuntje: een krant die al jaren een
dwarsligger was geweest, kondigde aan dat ze… een dwarsligger zou worden.

Dat deed me een beetje denken aan die oude,
belegen mop over die vishandel waar het bordje “Heden verse vis te koop
hier!” de klanten binnen moest lokken. (Als u ze niet kent, vat ik ze kort
samen. Een eerste klant passeert en zegt tegen de vishandelaar: “Die
‘Hier’, dat is toch overbodig, iedereen ziet toch dat er vis in de etalage ligt!”.
De handelaar knikt en past het bordje aan: ‘Heden verse vis te koop!’. Een
volgende passant springt binnen. “Waarom schrijft u eigenlijk ‘Heden’? Het is
sowieso ‘vandaag’, niet ‘morgen’ of ‘gisteren’.” Het bordje wordt weer
aangepast: ‘Verse vis te koop!’. Klant nummer drie trekt de wenkbrauwen op.
“Het lijkt me nogal wiedes dat de vis ’te koop’ is, u geeft hem toch niet gratis
weg?”. De handelaar schrapt weer: ‘Verse vis!’. Een vierde voorbijganger
snauwt: “Nogal logisch dat die vis ‘vers’ is hé, visboertje”. Mmm, ja
dus: ‘Vis!’. Plots stapt er een gezette oude vrouw de winkel binnen:
“Meneer, waarom staat daar ‘vis’ op dat bord, iedereen ruikt van drie
straten ver wat er hier verkocht wordt!”. Waarop de vishandelaar het bord
afveegt en snel naar binnen neemt.)

Ik bedoel maar: ik verwacht van ‘mijn’ De Morgen al zesendertig jaar dat die
tegen de stroom in zal zwemmen, dus is die zalmcampagne voor mij overbodig,
want dat is nu eenmaal – opgelet: marketingterm! – de unique selling proposition van mijn krant. Ik ben met een beetje
verbeelding die gezette oude vrouw die roept dat ik de vis al minutenlang kan
ruiken en die de overbodigheid van dat reclamebord wil illustreren.

***

Bovendien overviel mij al gauw een ‘Is het dát
maar?’-gevoel. Mijn krant is niet veranderd, ik zie geen verschil. ’t Is te
zeggen: uiteraard zie ik een verschil. Strakkere layout in functie van de
leesbaarheid, vertikale lijntjes om de kolommen van elkaar te scheiden, ander
lettertype, streven naar overzichtelijkheid. De zware dubbele opiniepagina werd
opgesplitst: pagina twee werd een volledige opiniepagina (editoriaal, cartoon
van ZAK, ingestuurde bijdrage) en ergens achteraan staat de tweede
opiniepagina. Tenminste, ik zag er een formule in, maar vandaag werd die al doorbroken
voor een redactionele bijdrage die over twee pagina’s doorliep. We zijn
nauwelijks een week ver en de nieuwe lijn wordt al verlaten? Ongedurige zalm!

Natuurlijk heb ik gezien dat Cult in de plaats is gekomen van M en dat het in een kleiner formaat
wordt gepresenteerd, net als de zaterdagse Zeno
en consoorten. Het papier waarin mijn zalm is gewikkeld, ziet er anders uit, dat klopt, maar niet de zalm zelf. Ik zie, met de beste wil van de wereld, geen inhoudelijk
verschil tussen de De Morgen van
dinsdag 7 oktober en die van de dag voordien. Zelfde degelijke krant als
voorheen – zeker als je rekening houdt met de beperkte ploeg die dit zes dagen
per week moet klaarstomen -, maar ook niet meer dan dat. En dat Magazine op zaterdag blijft een ietwat
kunstmatig vehikel met voorspelbare artikels (de Interieurbeurs in Kortrijk
komt eraan? Hopla, een interieurspecial!) en heel veel – proef het dédain – laaifstaail.

Of moet ik het een zalmkleurig statement
vinden dat op de tv-pagina’s de programmering van Canvas voortaan vóór die van
Eén wordt gezet? Zo ja, waarom werd in het ingekorte overzicht dan de voorkeur
gegeven aan BBC1 (terwijl BBC2 meer op het doelpubliek van De Morgen toegespitste programma’s maakt) en aan NPO1 (terwijl NPO3
om diezelfde redenen veel meer voor de hand ligt).

***

Als abonnee kan ik mijn krant voortaan online
lezen of via een app. Ik krijg nu ook toegang tot de integrale De Volkskrant. Kijk, dat vind ik nou
fijn. Ik leg even mijn zalm opzij – hij begon al een beetje te stinken – en
begin de nieuwe website te exploreren. DM+,
moet ik zeggen van de marketeers, excuus.

Wat een verschil met die wat lullige site van nog
maar acht dagen geleden. Eindelijk heeft De
Morgen
een website met een eigen smoel. Eindelijk zijn de moderne tijden
doorgedrongen tot de krant die zichzelf graag als modern ziet. Eindelijk heb ik
als klant het gevoel dat ik ernstig genomen word. De layout kan
overzichtelijker, maar dat kan ook aan mijn oude, vermoeide ogen liggen. Het is
niet altijd even makkelijk om snel ergens te geraken, maar dat heb ik met zowat
alle websites (behalve deredactie.be), dus zal ook dat wel aan mij liggen.

Deze vernieuwingsoperatie is wél geslaagd.
Niet dat het allemaal superorigineel is (iedereen jat van iedereen op het
internet en wordt daar nog rijkelijk voor betaald ook), maar je hebt wel iets
interessants in handen, pardon, voor je neus. Als ouderwetse krantenlezer, die
overdag op de hoogte van de actualiteit probeert te blijven via enkele gerichte zoektochten op nieuwswebsites en alerts op Twitter,
zal ik vanaf nu wat meer geneigd zijn om DM+
tot mijn vaste passages te maken.

***

Voorzichtige conclusie: mijn krant is mijn
krant gebleven, alleen werd de make-up anders aangebracht dan in het recente
verleden. Haar website is nu echter
ook mijn website geworden en dat is
de allergrootste verandering die de met veel poeha aangekondigde
vernieuwingsoperatie heeft voortgebracht. Ik, die van nature opdringerige (zijn
er andere?) marketingcampagnes wantrouw, blijf die ‘Heden verse zalm te koop
hier!’ een overbodige boodschap vinden. Een leeg bord had volstaan, zoals bij de
vishandelaar uit die flauwe mop.

Als papieren krantenlezer verwachtte ik het
onverwachte en kreeg ik het verwachte voorgeschoteld. Als grasduiner op het
internet vind ik de nieuwe site verantwoord interessant. Blijf mij verrassen, De Morgen!



Deadline

Journalistiek Posted on di, september 23, 2014 15:12:57

Een blik op de voorpagina’s van de Vlaamse
kranten volstaat tegenwoordig om je voor de rest van de dag depressief te
voelen. Het einde van de wereld is nabij, zo lijkt het wel. Neem nu gisteren:
de populairste krant van het grondgebied Vlaanderen rapporteerde op drie
pagina’s dat een aanslag van aanhangers van de Islamitische Staat op het allerlaatste nippertje
vermeden werd. Andere kranten nuanceerden het bericht, maar je werd er niet echt
geruster op. Een man vermoordde zijn vriend omdat die niet langer op Filip
Dewinter stemde. Een moeder doodde haar dochter van negen. Een jongen van 22 bracht
in een depressieve bui zijn lief van 20 om het leven en dumpte haar lichaam in
een gracht. Obama gaf opdracht om IS te bombarderen, IS dreigt ermee om een
zoveelste gijzelaar te onthoofden. Israël schoot een Syrisch vliegtuig uit de
lucht. Enfin, ik kan zo nog een tijdje dooremmeren, want l’embarras du choix als het op dood en verderf aankomt.

We worden er door allerlei hele-, halve- en
kwartspecialisten voor gewaarschuwd dat IS er in de eerste plaats op uit is om
angst te zaaien in het westen, want dat is al halve winst voor dat soort
nepreligieuze malloten, en wat doen onze media: ze verspreiden de angst. Dankuwel, zegt IS, dat is vriendelijk van u! Toch
maar even uitkijken dat buurman werkelijk het gras aan het afrijden is en dat
hij niet aan het oefenen is met een nieuw supersonisch wapen. Die jongen met
dat geitenbaardje en die getaande huid daarnet in de krantenwinkel: is die op vakantie geweest naar een
zonnig oord of is het een verdachte moslim?

“Angst essen Seele auf” heette een
intrigerende film van wijlen Rainer Werner Fassbinder uit 1974. Hij vertelt het
verhaal van een Marokkaanse gastarbeider, vandaar het foute Duits in de titel,
die probeert te overleven in de Duitse Bondsrepubliek van de vroege jaren
zeventig. Angst vreet onze ziel op, zo is het maar net.

Waarom vrezen we de angst en voeden we hem
tezelfdertijd? Waarom focussen media altijd weer op slecht nieuws (wat op zich niet
abnormaal is, want niets saaier dan een doodnormale dag in een doodnormale week
in een doodnormaal jaar in een doodnormale stad in een doodnormaal land) en
binnen dat zeer actieve segment ook nog eens specifiek op het nieuws dat ons
schrik aanjaagt? Waarom, toch, waarom?

Ik zal het u zeggen: het is allemaal de schuld
van één vakterm. Een woord dat elk uur van elke werkdag een paar keer wordt
gebezigd op een redactievloer. Een Engelse benaming die geen vertaling meer
behoeft. Een opdringerig, fanatiek, ja, angstaanjagend woord dat de ziel van de
journalist opvreet, elke dag opnieuw.

Deadline. Dat is de boosdoener. De dode lijn,
het einde van het dagelijkse proces, de denkbeeldige executiemuur waartegen
iedereen die in de media actief is aankijkt, uit vrees hem niet te halen. Dat
wat ons drijft en dat wat ons bindt. Dat wat ons de gordijnen injaagt. Dat wat
ons leven genadeloos domineert, alleen maar neemt en nooit geeft. De deadline
is een aasgier, beste lezer, hij jaagt onze amper nog bewegende knoken op in de
woestijn van het journalistenbestaan.

Deadline, de naam zegt het zelf al. We zijn op
zoek naar doden, naar lijken, naar veel bloed, een onsje zweet en behoorlijk
veel tranen. Omdat de deadline ons dat opdraagt. Van de doden niets dan goeds,
van de deadline niets dan slechts. We willen er komaf mee maken, hem IS-gewijs
een kopje kleiner maken, maar net het omgekeerde gebeurt. De deadline hijgt in
onze nek, zwaaiend met de zeis van Magere Hein. “Gij zult niet falen of
gij zult de volgende dag niet halen!”

Daarom, lieve lezers en fijne collega’s van de
media, laten we die deadline voorgoed uit ons bestaan bannen. Naar Guantánamo
Bay ermee, verzuipen tijdens een spelletje waterboarding, de stoffelijke resten
à la Dexter toevertrouwen aan de diepe oceaan. En ik heb meteen een suggestie
om de term deadline te vervangen door iets veel positievers: lifeline. Geloof
me, onze voorpagina’s zullen er veel optimistischer uitzien, journalisten
zullen hun dag vrolijker indelen met het oog op het halen van hun – komt-ie! –
lifeline, de dood loopt niet meer met ons mee op de werkvloer. Als u voortaan
iemand fluitend achter u ziet staan aan de kassa van de supermarkt (“Neen,
geen probleem, u mag voor met uw overvolle kar, ik heb geen haast!”), dan
weet u: het is een journalist, het komt wel goed met dat stukje dat we morgen
in de krant zullen lezen.

Lifeline… Als u me nu even wil
verontschuldigen, ik moet er nog eentje halen vandaag. Fluitend.

(Deze
bijdrage kwam tot stand zonder steun van het Fonds voor Ironische Zinloosheid,
of was het Zinloze Ironie?)



Ode aan de papieren krant

Journalistiek Posted on ma, september 08, 2014 12:20:45

Men zegt vaak dat je de waarde van geliefden
en familieleden pas echt kan inschatten wanneer ze er niet meer zijn. Dat heet
missen. Een vergelijkbaar gevoel, zij het uiteraard in beperktere mate en
zonder de emotionele roetsjbaan die hoort bij het persoonlijke verlies, stel ik
bij mezelf vast als mijn kranten niet op het vertrouwde tijdstip in de brievenbus
zitten. Gemis.

Afgelopen zaterdag had de krantenboer een
dubbel pakketje weekendkaternen van Het
Laatste Nieuws
geleverd, maar geen gewone krant. Ach ja, ik heb het
overleefd, vooral omdat er nog die twee andere dikke bundels waren (De Morgen en De Standaard), met voldoende lectuur voor het hele weekend. Een
paar weken geleden gebeurde er iets veel dramatischer: toen bleek de brievenbus
leeg. Geen kranten (die waren niet geleverd), geen post (daar was het nog te
vroeg voor), geen reclameblaadjes (het was niet die dag van de week). Gemis.

Het hoort bij mijn ochtendritueel, dat ik
alleen voor dringende werkopdrachten laat verstoren. Opstaan, mails lezen en
indien nodig beantwoorden, Facebook checken en eventueel zelf iets posten, naar
toilet gaan (ja, dat is de exacte volgorde, Facebook lezen stimuleert de
stoelgang, ze zouden het net zo goed Faecesbook kunnen noemen!), Twitter
checken en zelf wat leuk bedoelde cartoons of taalfouten tweeten,
koffieapparaat laten warmlopen, Instagram checken, een eerste espresso uit de machine laten lopen, kranten uit de bus halen.
Ook die volgorde ligt vast: eerst Het
Laatste Nieuws
, voor het snelle nieuwsoverzicht van wat ik de dag voordien
gemist heb en het uitgebreide sportkatern, dan De Morgen, voor de duiding, de opiniestukken en de originele
invalshoeken, tenslotte De Standaard,
voor de achtergrondartikels die ik elders nog niet las. Drie kranten, drie
espresso’s, drie kwartier of net iets meer leesplezier. Af en toe inspireert
een bijdrage me tot een tweet.

Die krantenloze ochtend staarde ik wat
verdwaasd voor me uit. De koffie was er wel, mijn trouwe en uitermate stevige
partner in het wakker worden-proces, maar niet die papieren dingen waarop ik
zowat elke dag foeter (informatie klopt niet helemaal, taalfouten, belabberde
teksten, een opinie waar ik het honderd procent oneens mee ben), maar die ik op
zulke momenten mis. Newspapers, you can’t live
with ‘em, you can’t live without ‘em
. Ik ben zowaar de kranten van de vorige
dag uit de papierbak gaan opdiepen om artikels te lezen die ik links had laten
liggen wegens tijdsgebrek of geen zin om me in dat specifieke onderwerp te
verdiepen.

Overdag volg ik het nieuws op verschillende
sites en via Twitter. Dat vind ik nog net te harden, ik wil immers bijblijven
met de actualiteit. De hele krant op computer lezen gaat er bij mij echter niet
in, zoals ik ook geen tv-reeksen of films op een kleiner scherm kan zien.
Netflix intrigeert me, het interesseert me zelfs, maar dat je dat hele aanbod
alleen maar op je computer kan bewonderen, stoot me dan weer af. Ik vind de layout op het scherm zo verschrikkelijk opdringerig en schreeuwerig, alsof iemand je het nieuws van de dag met een megafoon staat op te dreunen op tien centimeter van je oor, bij voorkeur dan nog in schabouwelijk Nederlands. Ik ben voor de ‘drukpers’. Ik ben een
jongen van papier. Of toch alleszins een jongen voor papier. Ik wil iets in handen hebben.

Vandaar deze bescheiden ode aan de papieren
media. Kranten, weekbladen, maandbladen. Ik hou ze graag bij de hand, in de
hand, al moeten ze niet te veel bijdehand worden. Als ik heel eerlijk ben,
erger ik me zes dagen per week met veel plezier aan hun slordigheden en fouten,
aan hun voorspelbaarheid, aan hun benepen Vlaamse reflexen (‘Club van Courtois
en Alderweireld verliest Champions League-finale’!), aan hun vaak te
kortzichtige commentaarschrijvers, aan hun noem-het-gerust-maar-op-en-ik-erger-me-er-wel-aan,
maar ik kan hen dus niet missen.

Daarom, lieve kranten, ik zie jullie graag!



« VorigeVolgende »