Joël De Ceulaer heeft eventjes geen meningen
meer. ’t Is te zeggen (en te hopen voor hem): hij heeft die ongetwijfeld nog
wel, maar hij zal ze voorlopig niet meer delen via Knack en Twitter. ‘Mijn ego gaat voor even in de koelkast’, mag hij
in de titel van een zeer leesbaar interview in de weekendbijlage van De Morgen zeggen. Roepen dat je geen
meningen meer wilt ventileren omdat je al die meningen, in de eerste plaats die van jezelf, wat
beu bent, is vanzelfsprekend óók een mening, maar dit geheel terzijde.

Ik ken hem niet, toch niet persoonlijk, maar
ik mag hem wel, al deel ik zijn mening niet altijd. Zo gaat dat met meningen:
je hoeft ze niet te delen, maar ze moeten je wel aan het denken zetten, je doen
lachen of wenen, je beroeren, je irriteren, iets met je doen. Anders blijven
het losse flodders. Als je een blad zonder meningen wil lezen, moet je een
abonnement nemen op het Belgisch
Staatsblad
. En dan nog.

De déclic is er bij De Ceulaer gekomen in de
week na de aanslag op de redactie van Charlie
Hebdo
, zegt ie. ‘Dat ik daar nu ook weer een mening over moest hebben, dat
vond ik een ongemakkelijke gedachte’. Ik herken dat. Ik betrap mezelf ook
geregeld op meningitis. Laatst was ik veertien dagen met vakantie in Italië en
zelfs daar – als de wifi-verbinding het tenminste toeliet – kon ik het niet
laten af en toe een flardje opinie te tweeten, ook al had ik de actualiteit
maar sluiks gevolgd. De aard van het beestje. Soms denk ik: wie zit daar nu op
te wachten? Wel, denkt de narcist in mij, uw 3.500-en-nog-wat-volgers. In het
geval van De Ceulaer: zijn 16.745 Twitterapostelen, die nu een beetje verweesd
achterblijven, op die enkelingen die ‘Hoera, de klootzak is weg!’ schreeuwen
na.

Nee, ten huize van de familie P. uit
Erembodegem mag de champagne nog niet ontkurkt worden, ik ga nog even – op mijn
bescheiden plek, die voor alle duidelijkheid niet de laatste redactionele
pagina van een gezaghebbend weekblad is – door. Maar ik word wel milder, zeer
zeker. Ik zal mijn onmisbare bijdrage tot het maatschappelijke debat voortaan
iets vaker uitstellen, nuanceren, polijsten tot de allerscherpste randjes eraf
zijn.

Dat komt zo. Ik kreeg deze week de kans om
tien prominente Oost-Vlamingen te interviewen voor de fijne regionale zender TV
Oost. Daar zaten mensen tussen met wie ik niet de minste affiniteit heb en die
ik op deze blog of in de sociale media al eens flink te kakken heb gezet. Ja,
ik heb de ‘mediageilheid’ van Jef Vermassen flink gehekeld. Zeer zeker, Fernand Huts
kreeg van mij geregeld een veeg uit de pan waarin de hutsepot stond te pruttelen. Natuurlijk kon ik het tussendoor
niet laten om Rode Rudy (De Leeuw) te bekritiseren omdat ik sommige syndicale
standpunten achterhaald vind. Haha, die mannen van Studio 100 zijn alleen met
commercie bezig, dat had ik Hans Bourlon al eens – vanop veilige afstand, dat
spreekt voor zich – onder de neus gewreven.

Door met die mensen te praten – waarbij u moet
weten dat voor- en nagesprekken vaak interessanter zijn dan het eigenlijke
interview dat wordt opgenomen en uitgezonden – kreeg ik meer begrip voor hun
standpunten, hun manier van communiceren, hun ergernissen, hun
strijdvaardigheid, ja, hun persoonlijkheid. Het kan soft klinken uit mijn pen,
maar praten helpt dus écht. En zeker dat ene, helaas iets te dikwijls vergeten
onderdeel van een gesprek: luisteren. Begrip krijg je alleen maar als je bereid
bent te luisteren, liefst nog voor je een hapklare mening op de wereld loslaat.
Misschien moet ik maar eens gaan lunchen met Zuhal Demir? (Er zijn grenzen, ik
weet het. Al vond ik haar best wel een sympathieke madam toen zij twee jaar geleden namens de stad Antwerpen mijn
honderdjarige grootmoeder kwam feliciteren. Ze deed dat met heel veel
menselijke warmte en oprechte interesse, tenminste: dat straalde ze uit. Die
warmte mis ik als ik haar zoveelste uithaal naar de sociaal zwakkeren lees of
hoor.)

‘Ik wil hier nu wel eens duidelijk maken dat
ik géén verzuurde mens ben’, zegt Joël De Ceulaer nog in dat interview in De Morgen. ‘Ik leef bijzonder graag, en
alles gaat goed in mijn leven.’ En hij verwijst dan naar de stevige kritiek die
hij vaak heeft op individuen, organisaties en partijen. ‘Kritiek hebben wijst
niet op verzuring. Integendeel zelfs, kritiek is een blijk van respect.’

Ook daar volg ik de binnenkort tijdelijk
meningenloze eminente collega volledig in. Wie een opinie heeft en die durft
uiten, is ofwel een kritiekloze aanhanger ofwel een verzuurde zeurpiet. Een
tussenweg bestaat er tegenwoordig niet meer. U bent tegen? Verzuurd! U vindt
het niet goed genoeg? Verzuurd! U geeft negen positieve opmerkingen en één
negatieve? Verzuurd!

Kritiek is nodig, meer dan ooit zelfs in een
gepolariseerde samenleving. Kritiek is ook: interesse tonen, laten zien dat je
bekommerd bent om iets of iemand, vanuit een zekere verontwaardiging aanzetten
tot verandering geven, liefst met enige kracht, maar maak er dan bij voorkeur geen
partijslogan van. Kritiek is onmisbaar, anders worden we Noord-Korea.

Tenslotte wil ik langs deze weg openlijk en schaamteloos
solliciteren naar de functie van columnist-criticaster-meningenspuier bij Knack. De titel LastPost mag gerust blijven, ik wil daar niet moeilijk over doen.