Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

De muze en het meisje (Katrijn Van Bouwel)

Literatuur Posted on zo, oktober 16, 2016 13:11:05

Improvisatieactrice,
meldt de achterflap over Katrijn Van Bouwel. Stand-upcomédienne, dat weten we
ook. Copywriter, maar dat blijft eerder in het verborgene.
Televisieverschijning, in Scheire en de
Schepping
, Spelen met uw leven en
– als festivalfee in de zomer van 2015 – 1.000
Zonnen en Garnalen
. En bovenal Twitterfenomeen. Proef de lelijkheid van dat
woord: Twit-ter-fe-no-meen.

Laten we
haar liever een feenomeen noemen, dat past beter. Een vrouw die een paar keer per
dag in je tijdlijn opdoemt met een grapje, een fijne woordspeling, een
melancholische ontboezeming, een je-ne-sais-quoi’tje dat de waan van de dag
overstijgt. 10.887 volgers, terwijl ik dit intik, and counting. Zoals 50,000,000
Elvis fans can’t be wrong
, zo kunnen weldra 11.000 volgers dat ook niet
zijn.

En nu mag
ze zich, op haar bijna 35ste, schrijfster noemen. Auteur. Collega van Bob
Dylan, zou ik pesterig kunnen zeggen tegen al die schrijvers die zich nu hebben
verzameld om een karamellenverzenschrijver – ik verzin het niet! – belachelijk proberen
te maken. The times they aren’t
a-changin’
voor hokjesdenkers. Maar ik wijk af, want ik wil het niet over de
lelijkheid van jaloezie hebben, maar over schoonheid. Schoonheid die kwistig
over 220 pagina’s uitgestrooid werd, opgedeeld in vier hoofdstukken: de
seizoenen van het wankele liefdesleven.

Tussen
“Ik stap uit de kamerjas dit stille leven in” en “En hoe mij dat
voltooit” staan vele honderden mooie zinnetjes en volwassen zinnen. Ik was
begonnen met er de mooiste uit te pikken, maar ik betrapte me erop dat ik het
boek aan het overschrijven was. Een paar, toe maar, om in de stemming te
geraken. “Niemand kleedt zich zorgvuldiger dan wie uitgekleed wil worden.”
“Rouw is een geduldige minnaar, die zich langzaam ontkleedt, tot je zelf
in je blootje staat.” “Een mens is zijn eigen blinde hoek.”
“Als de ogen de spiegel van de ziel zijn, gebruikte ik de zijne om mezelf
te zien.” “Mijn geheim is dat ik het jouwe wil zijn.”

Hé, die
laatste ken ik nog. Die was een tijdje de vastgemaakte tweet van @_katrijn. En
dat is geen toeval, want ze gebruikt ons, Twittervolgers, schaamteloos als
klankbord. Sloeg een zin aan, dan kwam die in het boek. Zo zie je maar, je kan
Twitter ook gebruiken om mooie dingen te doen. Een boek schrijven,
bijvoorbeeld.

Waarover De muze en het meisje gaat? De liefde, het
onbereikbare, bezitterigheid, dromen, perfectie, en nog zo veel meer. Het volle
leven, zeg maar. Het ene hoofdpersonage, ‘de muze’, is een naaktmodel dat
halsoverkop verliefd wordt op een schilder, die dankzij haar eindelijk weer
inspiratie vindt. Het andere hoofdpersonage, ‘het meisje’, is een
stand-upcomédienne, grofgebekt, sarcastisch. Als de muze ook nog eens aan
taxidermie gaat doen, weet je: dit is voor een deel uit het leven van de
schrijfster gegrepen. Maar je beseft ook dat ze zichzelf niet zodanig
blootgeeft, dat de term ‘autobiografisch’ zich brutaal opdringt.

“Winnen
is niet altijd blijven doorgaan. Winnen is weten wanneer je moet stoppen,”
tweette Katrijn nog niet zo lang geleden. Om mijn lievelingsartiest Van
Morrison te citeren: “It’s too late
to stop now”
, Katrijn Van Bouwel. Dit vraagt om bevestiging. Schrijf
ze! (En blijf ons als gewillige literaire proefkonijnen gebruiken.)

De muze en het meisje, Katrijn Van Bouwel, 220
blz. Prometheus, 19,95 euro.



Schrijver

Literatuur Posted on za, december 05, 2015 14:02:58

Dames en heren, ik ben genomineerd voor de
Bronzen Urbanus, zowat de belangrijkste culturele prijs van de gemeente
Galmaarden, waartoe mijn woonplaats Tollembeek behoort. En Urbanus, dat weet
iedereen van De Panne tot Tongeren, is de beroemdste inwoner van dit Pajotse
dorp. Dé Urbanus, jawel, die ik op mijn zestiende bewonderde omdat hij a)
grappig was, b) soms zelfs hilarisch, c) anti-establishment met lange vettige
haren en d) mij inspireerde om zelf de rest van mijn leven absurde flauwiteiten
uit te spuwen (sorry, daarvoor).

‘Schrijver’, zo staat er achter mijn naam in
een artikeltje van dertig lijnen dat geheel onterecht werd weggemoffeld op de
regionale pagina’s van Het Laatste Nieuws.
Andere kranten maakten niet eens melding van deze prijs, die hier ten velde
nochtans het equivalent is van de Gouden Boekenuil of de Oscars, kan je nagaan.
Vijf tegenkandidaten zijn er, die ik verder van haar noch pluim ken, maar dat
geldt ongetwijfeld ook in omgekeerde richting. Hier wonen niet veel mensen,
maar we laten elkaar met rust. Of we zijn niet geïnteresseerd in wie de ander
is, beslist u zelf maar. De buren kennen we een beetje, dat wel. Het is dan ook
mijn sympathieke overbuurman die me genomineerd heeft. Als lid van de
cultuurraad heeft hij dat voorrecht. Op 23 januari weet ik of we halsoverkop
een schouw moeten laten bouwen om een trofee op te zetten. (Ik moet er verdorie
een thuiswedstrijd van mijn geliefde voetbalclub voor laten vallen, maar alles
voor die fifteen minutes of very local
fame
.)

‘Schrijver’, ik probeer van het woord te
proeven, maar het blijft vreemd klinken. Ik heb dit jaar twee boeken
geschreven. Ik schreef in het verleden drieënhalf boeken en schrijf volop
artikels, columns en blogposts, maar voel me geen ‘schrijver’. Hugo Claus, dat
was een schrijver. A.F.Th. van der Heijden, dat is er één. En er zijn er nog,
van hele goede tot wanstaltige, maar ze mogen zich wel schrijver noemen. Een
schrijver associeer ik met fictie, niet met afstandelijke verslaggeving of het
kritisch spuien van meninkjes. Schrijven is voor mij een werkwoord, geen
kunstvorm.

Eerlijk gezegd, toen ik de vraag kreeg of het
me interesseerde om genomineerd te worden, was ik eerst verrast. Té verrast om:
‘Bah, weet ik zo nog niet’ te zeggen. Dus zei ik: ‘Ach ja, waarom niet?’. En nu
ik mijn naam na veel te lang zoeken (waarom is dit geen voorpaginanieuws?!) heb
teruggevonden, wil ik winnen, want zo zit ik dan ook weer in mekaar: tussen
‘Nee, geen interesse’ en ‘Ja, ik ga ervoor’ zit hooguit een dag, of de
publicatie van een minuscuul artikel in de krant. Geef me een computerspel en
ik wil winnen. Tot vals spelen toe, er zijn getuigen van. Dus ja, ik wil dit
kleinood uit handen van de grote Van Anus ontvangen. (Wie moet ik allemaal bedanken in mijn overwinningstoespraak?)

***

Dimitri Verbelen, dat is tenminste een echte
schrijver, die heeft een roman gepleegd, maar die woont niet in Tollembeek en
komt dus niet in aanmerking voor de Bronzen Urbanus. In Vrolijke, vrolijke vrienden wordt de lezer door hem opnieuw naar
Aalst ontvoerd. Het is daar een vruchtbare bodem, blijkbaar. Verbelen kan het
weten, want hij heeft er lang vertoefd. Zijn naam zegt u iets? Hij is de man
achter de Facebookpagina ‘Vrolijk relativerende liga ter bestrijding van
azijnpis en verzuring’, die — zoals de naam het al zegt — vrolijk relativeert
en daarmee de verzuring probeert te bestrijden.

Dat doet hij in Vrolijke, vrolijke vrienden niet, het verhaal van vier
jeugdvrienden die elkaar uit het oog verliezen en terug contact zoeken in de
marge van een voetbalclub op de dool, het immer geweldige en zelden succesvolle
Eendracht Aalst. Maar de zuipschuiten van weleer stevenen af op een
verschrikkelijk drama. Er kan wat afgelachen worden met deze roman, maar bovenal is het toch een heel serieuze plot.

Ja, ik moest geregeld aan De helaasheid der dingen denken, waarin Dimitri Verhulst zijn
personages ook om ter marginAalst laat wezen. In vergelijking met dat
wonderbaarlijke, afwisselend intrieste en hilarische, boek moet Verbelens worp
het afleggen, dus laten we die weg niet verder inslaan. Want Vrolijke, vrolijke vrienden mist wel een aantal dingen — er zouden meer
dialogen in mogen staan, bijvoorbeeld, en minder beschrijvende passages —, maar
biedt genoeg inhoud en stilistisch vermogen om je als lezer bij het nekvel te
blijven vasthouden. (Hahaha, ‘stilistisch vermogen’, ‘nekvel’, ik lijk wel een
would be-schrijver die een collega de vergetelheid in recenseert, niet doen,
Van Laeken, je bent een ‘schrijver’!). Met plezier gelezen, bijgevolg. Ook al
omdat de personages zo herkenbaar zijn: in je eigen omgeving heb je ook al
weleens een veelvraat, een grote mond met losse handjes en een stille genieter
tegengekomen. En een man met grootse plannen die uiteindelijk in een heel voorspelbare omgeving terechtkomt, want dat ben je tenslotte zelf.

***

En nu ga ik snel afsluiten. Ik heb nog zeven
weken om de jury van de Bronzen Urbanus gunstig te stemmen. Ideeën voor
steekpenningen en cadeautjes zijn welkom. Te richten aan: Frank Van Laeken,
schrijver, Tollembeek. Adres hoeft niet, de postbode leest de krant, lokale
beroemdheden pluk je er hier zo uit.



Wild vlees (Celia Ledoux)

Literatuur Posted on wo, oktober 07, 2015 18:33:21

“Als vrouw kan je je in de razendste
wilde nachten een sekstijgerin voelen, maar je ziet er nadien altijd uit als
een verkeerd gevallen boterham.”

***

Ze wou vroeger David Bowie zijn, tekende Celia
Ledoux een paar maanden geleden op in Charlie
Magazine
. En ja, als je haar op afbeeldingen googlet vind je verschillende
haarkleuren en -snitten terug, variabele looks, verschillende personages zo
lijkt het wel, of ben ik al in de tweede paragraaf van dit stukje aan het
hineininterpretieren?

Vrouw. Moeder van twee. Zangeres geweest, lees
ik in haar biografie, en tegenwoordig voltijds schrijfster. Recensente.
Columniste. Schreef met Mama een boek
over het moederschap. En sinds een week of vier mag ze zich non-fictie-auteur
noemen, van haar eerste worp Wild vlees,
een roman die draait rond drie vrouwelijke hoofdpersonages.

Donna is VP in een multinational die heel
onpersoonlijk Het Concern wordt genoemd. Bitchy carrièrevrouw (“Wij zijn
roofvissen vol pijnlijk zwaar metaal — maar we zijn tenminste geen guppy’s,
klaar voor het opvreten”), serieel ontrouw aan haar saaie man, net niet
getrouwd met haar droomvent met wie ze wel een passionele relatie blijft
beleven. Vlucht naar een wildernis in het Verre Oosten, nadat ze eerst
bedrijfsgeheimen verklapte aan een opdringerige journaliste-activiste. Had
alles onder controle en loopt nu weg voor haar artificiële leventje.

Clara is een burgerlijke huisvrouw, moeder van
een tweeling, die hopeloos verliefd wordt op een man die alles heeft in het
leven, behalve een vaste vrouw, en die meerdere ‘Clara’s’ van nabij leert kennen.

Lucie is in rijkdom opgegroeid, van goeden
huize zoals dat heet, maar wel verslaafd aan door sperma doordrenkte bezoekjes
aan een parenclub, tot ze moddervet wordt en niet meer welkom is in dat ietwat
aparte milieu. Van dan af loopt het helemaal mis: verslaafd aan pillen glijdt
ze steeds verder weg van de realiteit.

Drie aparte vrouwen, maar gaandeweg kom je te
weten dat ze tegen hun zin in een innige band hebben met elkaar. Zonder al te
veel te willen verklappen: het gaat om twee zussen en een schoonzus, en de twee
zussen hebben dan nog eens dezelfde minnaar. Voldoende stof om 254 pagina’s van
jetje te geven.

***

In één woord omschrijven waarover Wild vlees gaat? Seks.

In twee woorden dan? Véél seks.

Oké, het mag iets meer zijn: héél veel seks.

Maar vooral, als u me toestaat om toch een
paragraaf hierover te vullen: dit boek gaat over fundamentele eenzaamheid, voor de hand liggende maar foute levenskeuzes, egocentrisme en narcisme, bedrog
en zelfbedrog, in blitse, modieuze kleren verpakte menselijke lelijkheid, schone
schijn. Geen enkel personage wekt sympathie op. Daarvoor is de carrièrevrouw té
zeer op zichzelf gericht, het burgertrutje té naïef, de seksueel geobsedeerde
vrouw té leeghoofdig en het mannelijke personage té onbetrouwbaar.

Er zijn dus redenen om deze roman terzijde te
schuiven, maar dat doe je dus vooral niet als lezer. Je dendert door, dit boek
móet uit, je wil de karakters doorgronden, geëntertaind worden, opgehitst ook.
En wel vanaf de eerste paragraaf, waarin Donna aan het woord is. Ik citeer:
“Ik heb in die kneuterige hoofdstad, totaal boven zijn krachten gegroeid,
Sinéad gezien. We hebben vandaag de eindpresentatie afgewerkt voor die vetklep
van een Grote Leider. Ik liet Sinéad het woord voeren, ze denkt dat dat iets
betekent. Na een half jaar voetveeg spelen verdient ze dat gewoon. Bovendien
valt de Grote Leider op dik, kon ik zitten neuspeuteren en deed het Sinéad
pootjes geven van dankbaarheid zonder één cent bonuskost — win-win-win.”

Nee, die Donna is geen geweldige meid, maar
geef toe dat u onmiddellijk wil verder lezen in dit hoofdstuk dat heel
toepasselijk ‘Een hoofdstukje seks en drugs’ werd getiteld. Ledoux schrijft
wervelend, in lekker rollende volzinnen, waarin net voldoende geschrapt werd
om niet overladen te klinken. De sekspassages zijn pittig geschreven, bij
gebrek aan beter adjectief dat me te binnen schiet. En vanaf het moment dat de
drie vrouwen onlosmakelijk met elkaar verbonden blijken, wil je weten hoe het
afloopt met die zoektocht naar de verdwenen Donna in een ver oosters land.

Ergens doet de thematiek denken aan de
leeghoofdige milieus in enkele literaire mijlpalen uit de door de yuppies
gedomineerde jaren tachtig van de vorige eeuw. American Psycho, zonder de seriemoordenaar. Bright Lights, Big City, zonder de dominante aanwezigheid van één
specifieke grootstad, dat een personage op zich is. The Bonfire of the Vanities, zonder de politieke connotaties. Ik ga
Celia Ledoux niet vergelijken met Bret Easton Ellis, Jay McInerney of Tom
Wolfe, maar Wild vlees slaagt er wel
in om je mee te zuigen in een verhaal over figuren die je in het echte leven
liefst zo weinig mogelijk zou tegenkomen, omdat ze zo verdomd zelfgenoegzaam en
intellectueel leeg zijn. Dat is knap en kom je helaas te zelden tegen in de
Nederlandstalige literatuur. Het zullen de seks, de pillen en het voortdurende
overspel zijn, en natuurlijk ook de schrijfstijl. Die is meedogenloos, hard, to
the point. Ledoux heeft haar darlings flink gekilld, inclusief de drie vrouwen
die haar debuutroman dragen. Mededogen is niet iets wat je voelt voor hen.

Om maar te zeggen: ik heb Wild vlees met plezier en toch ook gejaagd door de wind gelezen,
smerige pageturner dat het is. Een mens zo van zijn werk houden! Celia Ledoux
kan schrijven en ze doet dat ook.

***

“Mijn man weet niet dat ik betoverd en
betoverend ben. Ik ben een fabeldier, een molenaarsdochter die goud weeft uit
haar saaie leven. Catwoman die thuis verhaaltjes vertelt over vergaderingen,
weekendwerk, colloquia, slapen bij een collega of vriendin, maar vlucht in een
duizendste nacht.”

Celia
Ledoux, ‘Wild vlees’, uitgeverij Vrijdag, 19,95 euro.



Content

Literatuur Posted on ma, maart 02, 2015 11:35:45

Postmanuscriptale depressie, bestaat dat? Het
akelige, quasi postnatale gevoel dat een auteur overvalt wanneer hij net zijn
definitieve tekst heeft ingeleverd bij zijn uitgever. Nou ja, definitief is
relatief, natuurlijk, want er volgen nog wel wat correcties, zodat er straks
ook nog eens een definitieve definitieve
versie zal worden gemaakt. Mijn boek mag dan wel Als het werk stopt gaan heten, maar werken aan een boek stopt
nooit. Die titel is zó fout.

Een lijf dat stijf staat van de adrenaline,
een hoofd dat niet ophoudt met malen, een hart dat driftig bonkebonkt tijdens
eindeloos lijkende half-slapeloze nachten. Nooit schrijf ik nog een boek! (Deze
maand, bedoel ik, of deze week, want er liggen al wat projecten in het
verschiet) Vrijdagavond had ik heel even een gelukzalig ik-momentje: ik was
tevreden over mezelf. Dat overkomt me uiterst zelden en als het dan al eens
gebeurt druk ik snel op de ontkenningstoets. Dit. Gebeurt. Niet. Mag. Niet.
Kritisch. Blijven. Jongen!

‘Wreed content’ met de content, ja, dat was ik. Schaamteloos. Onbescheiden, al wist de
rest van de wereld er niet van af, wat dan toch weer op enige bescheidenheid
duidt. Ik had een allerlaatste interview uitgetikt en daarna de hele tekst nog
eens onder de loep gehouden. Muggen werden gezift, komma’s geneukt, net als de
occasionele mier, en… ik voelde dat het wel goed zat. Mag dat even, ja? Vraag
in eerste instantie aan mezelf gericht. (Het antwoord was ‘Ja’, voor één keer
zonder aarzeling.)

Maar nu is er dus die leegte. Doet me denken
aan Eric Gerets die ooit de in zijn ogen al te kritische sportjournalist Ivan
Sonck, een rijzige slanke man, smalend ‘De Lange Leegte’ noemde, naar het
gelijknamige stadion van de Nederlandse voetbalclub SC Veendam. Goede vriend
Ivan nam die geuzennaam dankbaar aan en vertelt nog altijd graag die anekdote
van dertig jaar geleden. De Lange Leegte. Letters dansen niet meer op papier,
gedachten blijven verward achter in de hersenpan, het is even op. Als ik
vandaag in de krant de foto zie van die terminaal zieke Club Brugge-supporter
die voor euthanasie heeft gekozen en die voor hij zelf het pad naar zijn Lange
Leegte inslaat de aftrap mocht geven van een voetbalwedstrijd, dan schiet mijn
gemoed vol. Die duim naar het volk op de tribunes. Die beschermende blik van
dat zesjarige dochtertje. Die opdringerige mascotte die op een of andere manier het plaatje toch compleet maakt. Tot tranen toe bewogen. Dit is zo on-mij. Wie ben ik? Ben ik dit
echt of ben ik die man die vorige week als een razende gek achttienduizend
woorden heeft getikt, omgerekend goed voor tien volle krantenpagina’s, met of
zonder ontroerende foto’s, en die de dagelijkse waanzin door een sarcastische bril probeert te bekijken?

Bestaat dat, postmanuscriptale depressie?



Boekenbeurs

Literatuur Posted on do, oktober 30, 2014 12:04:28

Een druilerige herfstdag begin november 1997. Een
auteur neemt verwachtingsvol plaats achter een eenvoudige tafel, balpen bij de
hand, af en toe een steelse en trotse blik werpend op zijn geesteskind: een
boek over de vele schandalen in het Belgische voetbal. Het ligt in twee
evenwijdige stapels vooraan op de tafel. Hij zit al om vijf voor tien klaar om
te signeren, een tikkeltje nerveus, maar er wel rotsvast van overtuigd dat zijn
pas uitgegeven werk, dat ook op televisie aandacht heeft gekregen, veel kopers
zal lokken op de Boekenbeurs, want daar zit hij. Klokslag tien uur neemt hij in
de verte gezoem waar, hoort een horde bezoekers naderbij sluipen. Het sluipen
wordt vastberaden stappen, het gezoem wordt een luid geroezemoes. Een
chaotische zwerm mensen wordt een rij. Een lange rij. Voor het tafeltje
verderop, waar één of andere acteur uit een televisie-soap een strip zit te
signeren. Nerveus begint de auteur met zijn balpen te jongleren en naar de
stapel onaangeroerde boeken voor hem te staren. Hij voelt zich als de zwarte
spermacel tussen al die witte uit de film Everything
You Always Wanted To Know About Sex (But Were Afraid To Ask)
van Woody
Allen en denkt: “What am I doing here?”. Dat blijft hij zo een hele dag denken. Zonderlingen die toch een boek van zijn stapeltjes nemen, snauwt hij net niet af dat ze zich van zijn rij hebben vergist.

Die eenzame auteur was ik, dames en heren. Het
boek heette Blunderboek van het Belgisch voetbal, werd uitgegeven bij Icarus, een onderdeel van de machtige
Standaard Uitgeverij, en zou uiteindelijk 1.266 keer over de toonbank gaan. Twaalfhonderd
zesenzestig. Duizend tweehonderd zesenzestig. Als ik het me goed herinner stond
het één week, enigszins verloren gelopen, op een negende plaats in de
non-fictielijst van Knack. Dat was
die week dat er 500 van verkocht werden, toen de omkopingsaffaire
Anderlecht-Nottingham Forest uit 1984 weer even in de actualiteit stond.
Hoeveel exemplaren er achteraf in de ramsj werden verhandeld weet ik niet, noch
of het boek vorige week in de afvalcontainer van De Slegte in Brugge terug te
vinden was.

De naam van de acteur heb ik uit mijn geheugen
gebannen (het was zeker niet Neroke), de strip vormde onderdeel van de commerciële
exploitatie van de immens populaire tv-reeks FC De Kampioenen. Ongetwijfeld heeft het tienduizenden kopers
overtuigd om te glimlachen bij de talloze flauwe grappen, veel meer dan 1.266
alleszins. Boeken schrijven is een eenzame bezigheid en je wordt er zelden rijk
van. Als je werk dan nog wordt uitgegeven bij De Bezige Bij in Antwerpen is het
bovendien een bijkomend trauma op deze dag dat de Boekenbeurs officieel op gang
wordt geschoten, zeventien jaar nadat ik daar geruisloos ben gepasseerd.

***

Vanavond mag ik als toekomstig auteur, van
twee boeken nog wel!, mee gaan drinken en klinken bij een uitgeverij die
voorlopig nog wel vanuit Antwerpen actief blijft (ja, toch? JA, TOCH?!). Ik
schrijf een boek over vijftigplussers die maar geen werk vinden in deze moeilijke economische tijden,
vertrekkend van mijn eigen wederwaardigheden. Typisch een doelpubliek dat geen
geld heeft om boeken te kopen, denk ik dan eventjes cynisch. Maar goed: de lat
ligt op 1.267 exemplaren. En wie weet dat dat andere onderwerp, waarover ik nog
even de kiezen op elkaar houd, straks door volle voetbaltribunes zal gelezen worden.

Ik ga er niet rijk van worden, ik ga er veel
tijd in steken, de return on investment
zal weer niet tot juichkreten leiden, vrees ik, máár: ik schrijf toch zo graag.
Wie schrijft, die blijft. Wie graag schrijft, die blijft gelukkig. Dus ga ik er
keihard tegenaan, in de hoop dat mijn ouder wordende knoken het volhouden, dat
mijn verstand die twee uiteenlopende projecten uit elkaar kan blijven houden en
dat mijn uitgeverij blijft volharden in de boosheid om tegen de anti-culturele
stromingen in dit land in boeken te blijven produceren.

***

Zo, en dan nu aan het werk. Met een deadline in
het vooruitzicht, beginnend bij “Vier maanden is nog lang”, maar
zonder enige twijfel toelevend naar dat moment waarop je “Wát? Is die
deadline daar al?” schreeuwt en de uitgever een beetje ongerust wordt of
de strikte timing wel gehaald zal worden en het boek er zal liggen op het exacte tijdstip dat in de brochure beloofd werd aan de mensheid. Misschien nodigt hij
me wel uit om volgend jaar te signeren op de Boekenbeurs, mijn balpen van destijds is nog niet leeggeschreven.

Ik rond deze blogpost af, want u moet weten
dat mijn uitgever nogal een bazige bij is. (Niet waar, hoor, maar geef toe dat
het goed klinkt!) Op naar de Boekenbeurs!



Kwikzilver

Literatuur Posted on za, september 20, 2014 12:51:28

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen. De derde roman van schrijfster-columniste Ann De
Craemer vertelt het levensverhaal van haar grootmoeder, Paula Van Hauwaert, de moeder van haar moeder, een
eenvoudige vrouw over wiens eenvoudige leven niemand ooit een roman zou
schrijven, omdat het zo verdomd normaal verliep zonder al te veel spectaculaire uitschieters, en die op hoge leeftijd verplicht
werd om de vertrouwde omgeving van haar bescheiden huis in te ruilen voor een
serviceflat in het centrum Adagio, een Italiaanse muziekterm die aangeeft dat een compositie in een langzaam
tempo moet gespeeld worden. Wie bedenkt zulke toepasselijke namen?

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat het zo herkenbaar is, Vlaams én familiaal. We
hebben allemaal wel een familielid gehad dat gedwongen werd te verhuizen. We
kennen allemaal wel een ‘nonkel Wilfried’ en een ’tante Martha’ die na een
korte maar hevige ruzie over een achteraf bekeken bijna onbeduidend onderwerp
de familie de rug toekeren om pas jaren later bij een begrafenis weer op te duiken. We herkennen de grote en de kleine miseries, de grote
en de kleine drama’s, de grote en de kleine momenten van geluk, de grote en de kleine
kantjes van de mensen. Ik heb zelf een grootmoeder die over tweeëneenhalve week
101 wordt en die pas anderhalf jaar geleden haar appartementje heeft verlaten
omdat het fysiek onmogelijk bleek om verder alleen te blijven wonen. Mijn
andere grootmoeder werd net geen 93. Ook zij verbleef de laatste jaren van haar
leven in een seniorenresidentie, zoals dat dan zo verbloemend heet. Ik ken
Paula Van Hauwaert dus ook een beetje. Kijk, dat is mijn grootmoeder.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat het in een hele mooie taal geschreven werd
zonder ooit pretentieus te klinken. Heel af en toe wordt een volzin
gedeclameerd die als doel heeft te blijven hangen. Deze bijvoorbeeld:
“Meer dan alleen een geografische ruimte, is een landschap ook een
geheugen: onaangetast is het een bevroren vergezicht in de tijd.” Of deze:
“De vloertegels van de keuken waarover Camiel daarnet de voeten sleepte
toen hij naar de begrafenis van zijn zoon vertrok, getuigden van alle vierkante
meters in het huis het sprekendst van de slijtage die ze door de voetstappen
van de bewoners hadden ondergaan.” En ook nog: “Verdriet is een mes
waarvan de tijd de vlijmscherpe punt botter maakt, maar onder het litteken
blijft het gemis ook na twintig jaar sluimeren”. Het zijn uitzonderingen
in een autobiografische roman waarin het effectbejag grotendeels achterwege blijft. De
Craemer beheerst de Nederlandse taal, maar probeert er niet mee te imponeren.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat de schrijfster zich niet laat vangen aan
valse of overdreven sentimentaliteit. Laat Dirk Leyman, de schrik van alle
Vlaamse auteurs, maar recenseren in De
Morgen
dat dit ‘mierzoet’ is en dat ‘pathos om de hoek loert’. Hij dwaalt.
Je kan dit niet schrijven zonder de onvoorwaardelijke liefde uit het echte
leven tentoon te spreiden. Je kan je gevoelens niet ‘on hold’ zetten als je je
autobiografisch laat gaan. Bovendien wordt het nooit tranerig. Ann De Craemer
observeert, memoriseert en herbeleeft, maar het blijft natuurlijk wel haar
eigen vlees en bloed waarover ze schrijft, dus heeft ze het recht om haar
gevoelens bloot te leggen, zoals u het recht hebt dit boek al dan niet te lezen
of het al dan niet goed te vinden.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat dit boek zich zeer vlot laat lezen in enkele
rustige treinritten. Je moet niet elke zin lezen en herlezen, omdat je jezelf te dom voelt wanneer je de betekenis niet direct kunt vatten. Het is geen Godenslaap, om maar één unaniem lovend
onthaald ‘meesterwerk’ te noemen, waarin Erwin Mortier in elke zin een
statement lijkt te willen maken. Kijk. Eens. Hoe. Prachtig. Ik. De. Meest.
Eenvoudige. Dingen. Kan. Opschrijven. Over dat boek heb ik weken gedaan. Ik
legde het telkens opzij omdat ik door de opdringerige taal werd weggezogen van
het thema. Is dat dan hoogstaande literatuur? Is Joyce geniaal omdat hij onleesbaar is?

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat ik nooit het gevoel had dat dit een
onbereikbaar hoog literair niveau was, zodat mijn eigen bescheiden literaire
pretenties – ooit schrijf ik die roman, echt waar, nu nog niet, eerst een
onderwerp zoeken, personages, een pakkend begin, toch maar even mijn mails
checken, o kijk er is voetbal op tv, wat zeg je: iets gaan eten?, bah toch maar
liever uitslapen vandaag – niet begraven hoeven worden. Dat lijkt kritiek, in
de zin dat ik het boek van Ann De Craemer niet goed genoeg vind, maar het is
als compliment bedoeld: het heeft me geïnspireerd om dat waakvlammetje weer wat aan te wakkeren.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen. Of heb ik dat al gezegd?

Ann De
Craemer – Kwikzilver – Uitgeverij De Bezige Bij, 222 pagina’s, 19,99 euro.



Gabriel García Márquez (1927-2014)

Literatuur Posted on vr, april 18, 2014 12:06:38

“Zoudt ge niet beter een goed boek lezen in plaats van
uw tijd hier te zitten verschijten?” Goede raad van leraren Nederlands zat
vroeger wel vaker verpakt in een door dialect verkleurde gebiedende wijs met
een denkbeeldig vraagteken op het eind. Lezen zult gij, schavuit!

Ik zou de vraag ook aan u kunnen stellen, waarde lezer. Wat
doet u hier? Lees eens een goed boek in plaats van uw tijd hier door te
brengen. Gabriel García Márquez is dood. Zijn verzamelde romans en novelles,
elf stuks in totaal, werden in 2007 in het Nederlands uitgebracht in een sobere
doos. De Verzamelde Romans kunnen
voor 99 euro de uwe worden en voor die luttele prijs kunt u kennismaken met het
mooiste wat de literatuur te bieden heeft. Veel beter dan uw tijd hier te verschijten, maar laten we een compromis
afsluiten: ik hou het kort, daarna duikt u in het Betere Werk en vergeet u deze
goedbedoelde huisvlijt van een dilettant.

Twee dingen vind ik jammer als ik aan Márquez denk: dat ik
hem pas zo laat ontdekt heb en dat ik hem niet in het Spaans heb kunnen lezen.
Daarvoor is mijn kennis van die prachtige taal veel te beperkt. (Oké, er is nog
een derde jammerlijk ding: dat hij gestorven is, maar voor een 87-jarige met
lymfeklierkanker is dat niet zo uitzonderlijk en – sta me toe even de egoïstische
lezer uit te hangen – de man was al jaren uitgeschreven en dementerend.)

Ik heb Márquez in 2008 op een paar maanden tijd integraal gelezen op de trein van en naar het
werk, in chronologische volgorde: van Afval
en dorre bladeren
uit 1955 tot Herinnering
aan mijn droeve hoeren
uit 2004. Niet in mijn gebruikelijke tempo,
driekwart pagina per minuut, maar trager, omdat de Colombiaanse schrijver je
dwingt om traag te lezen. Traag en behoedzaam, zodat geen enkel detail je
ontglipt. Magisch-realistisch wordt zijn œuvre genoemd, door mensen die –
mochten ze geen literair recensent zijn – etiketten op dozen zouden kleven in
de supermarkt. Hoe je zijn werk ook wil omschrijven, Márquez neemt een loopje
met de werkelijkheid, creëert een eigen universum, doopt zijn gedachten in een
pot vol ironie en gebruikt verder alles wat de taal hem ter beschikking stelt.
Meesterlijk.

Ja, zelfs deze grootmeester ontkomt niet aan de
lijstjesmania en dus vind je in zichzelf respecterende kranten een Top 5 van
zijn beste werken. (In De Morgen
presteert men het om zijn Nobelprijs voor Literatuur, 1982, te linken aan Liefde in tijden van cholera, 1985. In
het tennis zou men dat een dubbele fout noemen: 1) de Nobelprijs wordt niet
gegeven voor één boek, maar voor een volledig œuvre, 2) een Nobelprijs
uitreiken voor een boek dat nog moet verschijnen heeft een iets te hoog
magisch-realistisch gehalte, als u het mij vraagt.)

U heeft geen tijd om álles van hem te lezen? Zonde. De kolonel krijgt nooit post is een
uitermate geschikte, dunne (slechts 79 pagina’s!) kennismaking. Honderd jaar eenzaamheid is wel degelijk
de kanjer die iedereen ervan maakt. Kroniek
van een aangekondigde dood
heeft zichzelf overleefd als journalistiek
cliché, maar is ook een beklijvend verhaal. En toch, als ik slechts één boek
mag uitkiezen om mij terug te trekken op dat denkbeeldig verlaten eiland van het ‘Wat zou je meenemen naar een verlaten eiland?’-dilemma, dan
is het toch Liefde in tijden van cholera. Omdat het zo ontroerend is, hoopgevend en toch uitzichtloos, een briljant beeld
van wat liefde met een mens doet, en uiteraard: prachtig geschreven. Honderd jaar… en Liefde… staan ook in de Top 100 aller tijden die honderd
schrijvers van overal ter wereld in 2002 samenstelden op vraag van de Noorse
Boekenclub.

Voor één roman wil ik u waarschuwen: De herfst van de patriarch (1976). Lees dit niet op de trein,
tenzij u heel lang onderweg bent en de halte waar u moet afstappen ook de
terminus is. Anders riskeert u gefrustreerd te geraken, omdat u halfweg een zin moet stoppen met lezen, of geregeld uw halte
voorbij te rijden. In De herfst van de
patriarch
zijn er zinnen die wel negen tot tien pagina’s beslaan, de
woorden meanderen een heel eind weg dank zij de schier onuitputtelijke fantasie
van de auteur. Moeilijk om daar een punt achter te zetten omdat je op je
bestemming bent gearriveerd. Eerlijk gezegd vind ik het een te hoog ‘Kijk eens
mama, zonder handen!’-gehalte te hebben, waarbij de ‘handen’ mogen vervangen
worden door ‘punten’. Patserige literatuur. (Maar lees het toch maar, voor de
volledigheid.)

Rust zacht, meneer de schrijver.



De helleveeg (A.F.Th. van der Heijden)

Literatuur Posted on zo, oktober 06, 2013 23:53:10

Weken heb ik erover gedaan om De helleveeg van A.F.Th. van der Heijden uitgelezen te krijgen. Ik
slaagde er maar niet in om in het verhaal te kruipen, mij te nestelen in de leefwereld van de Gevierde Schrijver, omdat ik die
grandioze mengeling van werkelijkheid en fictie en die unieke taalbeheersing,
die de bekroonde auteur in zowat al zijn vorige werken tentoon spreidde, hier miste.

Ik herinner me nog dat ik delen 3.1 en 3.2 van zijn
briljante cyclus De tandeloze tijd in
juni 1997 tijdens één veertiendaagse vakantie helemaal verorberd heb.
St.-Rémy-de-Provence kon me even gestolen worden (ik was er toch al geweest!), ik
had me tot taak gesteld meer dan tweeduizend pagina’s te genieten van het
virtuoze duo Het Hof van Barmhartigheid
en Onder het plaveisel het moeras,
tot ergernis van mijn geliefde reisgenote, die me bijna bij de haren moest
sleuren om toch af en toe onze kamer en die ene, weinig comfortabele stoel op
dat ene plekje schaduw in de zonovergoten tuin van ons tijdelijke verblijf, te
verlaten om iets te zien van de omgeving. Lezen kan je inderdaad thuis doen,
maar daar werd ik, als zelfstandig journalist, voortdurend lastig gevallen, dus
moest het maar in die veertien rustdagen gebeuren.

Van der Heijden bleef me ook nadien verrassen, verbazen,
verbijsteren, vermurwen, of dat nu met het begin van een nieuwe cyclus,
dagboekaantekeningen of een requiemroman voor zijn overleden zoon ging. Maar
met De helleveeg had ik voor het
eerst moeite. Ligt het aan mij? Dat zou best kunnen. Een leesdipje of zo. Of heeft de
begenadigde schrijver zich toch enigszins leeg geschreven aan dat even
imposante als pijnlijke afscheid van zijn eigen vlees en bloed.

Eigenlijk mogen we als liefhebbers van dat unieke œuvre al
blij zijn dat Van der Heijden überhaupt nog heeft plaatsgenomen aan zijn
schrijftafel, want na de dood van zijn enige zoon en Tonio. Een requiemroman liet hij weten dat het schrijven op was.
Gelukkig is hij daarop teruggekomen. Al hoefde het nou ook weer niet om de wat
mij betreft perfect afgeronde De
tandeloze tijd
aan te vullen met nog maar eens een boek over een redelijk, maar zeker niet mateloos interessant
nevenpersonage.

Ontelbare keren heb ik De
helleveeg
ter hand genomen, stukjes gelezen en me dan weer laten afleiden door andere dingen.
Dat zou me in de zomer van ’97 nooit overkomen zijn. Nu wel. Komt het omdat ik
het personage van tante Tiny, Tientje Poets, te eenzijdig vind, te weinig
geraffineerd, weinig toevoegend aan het intrigerende portret van de familie
Egberts?

Van der Heijden schreef De
helleveeg
in minder dan twee maanden tijd, in maart en april van dit jaar,
een kortere tijdspanne dan ik nodig had om het te lezen. Tweehonderd
pagina’s lang worstelde ik met dit boek. Pas dan, in de laatste vierenveertig
pagina’s, barst het verhaal werkelijk los, maar ik had het vervelende gevoel
dat de auteur me in die lange aanvangsfase, die zich afspeelt in de jaren
vijftig en zestig van de vorige eeuw, te weinig puzzelstukjes had aangereikt.
De poetsende tante, stofdoek in de hand, denigrerende woorden in de mond,
blijkt dan een regelrechte feeks te zijn, van wie het hele leven een leugen is
geweest, voor haar en haar omgeving. Op het einde wordt er door zowat iedereen definitief
afgerekend met de doodzieke vrouw.

Al hoedt het alter ego van de auteur, Albert Egberts, zich
ervoor om zijn tante, van wie hij heel laat de kleine kantjes heeft leren
kennen en die hij daardoor op de valreep is beginnen haten, in zijn begrafenisrede een onwaardig
afscheid te bezorgen. En dan is er toch nog die vonk van ontroering, wanneer in
de allerlaatste paragraaf zijn zoon Thjum opduikt, als fotograaf. Maar zelfs
dat roept vooral herinneringen op aan Tonio,
het boek dat nooit geschreven had moeten worden.

Misschien moet ik De
helleveeg
nog eens rustig opnieuw lezen en slaagt het boek er dan wel in
mij bij het nekvel te grijpen. Waarom niet tijdens een volgende vakantie? 244
pagina’s, daar doe ik normaal één dag over. Blijven er nog altijd dertien over om aan sightseeing te doen.

A.F.Th. van der
Heijden – De helleveeg – De Bezige Bij, 244 pagina’s, 18,50 euro.



« VorigeVolgende »