Gisteren
publiceerde ik op deze plek een recensie van het jongste boek van Jared
Diamond,
De wereld tot gisteren.
Zoals beloofd vandaag een uitgebreid interview met de man, gesprek dat ik acht jaar
geleden had naar aanleiding van zijn vorige boek,
Ondergang, en dat te lezen stond in De Tijd van zaterdag 28 mei 2005.

‘Zullen
toeristen op een dag ook verwonderd staan kijken naar de roestige casco’s van
de New Yorkse wolkenkrabbers, zoals wij tegenwoordig staan te kijken naar de
met oerwoud overwoekerde ruïnes van de Maya-steden?’ Deze en andere
intrigerende vragen worden gesteld in ‘Ondergang’, de vuistdikke turf van de
hand van de Amerikaanse professor en bestsellerauteur Jared Diamond. Een
gesprek over onze toekomst of… het gebrek daaraan.

Het gaat de verkeerde kant
op met de mensheid. Je hoeft tegenwoordig geen onverbeterlijke zwartkijker,
zwaarmoedige filosoof of principiële geitenwollensok te zijn om tot die
conclusie te komen. De signalen die de natuur ons geeft zijn onmiskenbaar: we
moeten ingrijpen voor het te laat is. Maar hoe?

Dat we moeten ingrijpen is
ook de teneur van het nieuwste boek van Dr. Jared Diamond, Ondergang, met als veelzeggende ondertitel Waarom zijn sommige beschavingen verdwenen en hoe kan de onze haar
ondergang voorkomen?
. Oorspronkelijke titel: Collapse: How Societies Choose to Fail or Succeed. Diamond gaat in
dit meer dan zevenhonderd pagina’s dikke, maar vlot leesbare werk na waarom
sommige beschavingen verdwenen (Paaseiland, Maya’s, Groenland), waarom andere
beschavingen – soms zonder het zelf te beseffen – in moeilijkheden verkeren
(Rwanda, Haïti, China, Australië) en welke lessen we moeten trekken uit het
verleden om onze toekomst te vrijwaren.

De auteur is niet aan zijn
proefstuk toe: in 1997 schreef hij het met een Pulitzer Prize en een Britain’s
Science Book Prize bekroonde Guns, Germs
and Steel
(Zwaarden, paarden &
ziektekiemen
), over de ongelijkheid in de wereld. Goed voor meer dan twee
miljoen verkochte exemplaren. Ook van zijn hand: The Third Chimpanzee uit 1992 (over de menselijke evolutie) en Why Is Sex Fun? uit 1997 (over de
evolutie van de menselijke seksualiteit).

De (in mei 2005, fvl) 68-jarige wetenschapper verlegde zijn werkterrein in
2002 van fysiologie en biofysica naar geografie, maar hij bleef wel lesgeven
aan de University of California in Los Angeles (UCLA). Diamond is al dertien
jaar (sinds 1992, fvl) voorzitter van de
Amerikaanse tak van het World Wildlife Fund (Wereld Natuur Fonds) en zit ook in
de internationale beheerraad van die organisatie. Toch is hij geen traditionele
milieu-activist of een fundamentalistische eco-kruisvaarder, die zweert bij een
veganistische levensstijl. Bij een lunchgesprek in een aardig Amsterdams
restaurant bestelde hij eend, terwijl hij ondertussen een antwoord bedacht op
mijn openingsvraag waarom iemand in godsnaam een boek van 700 bladzijden
schrijft.
Diamond: ‘Daar zijn twee redenen voor. Eén: in de Nederlandse taal
worden meer woorden gebruikt dan in het Engels, waardoor de Nederlandse versie bijna
tweehonderd pagina’s dikker is dan de originele. Twéé: het is een ingewikkeld
onderwerp. Ik heb niet alleen naar het heden gekeken, maar ook naar het
verleden. En ik heb niet alleen falende beschavingen beschreven, maar ook
succesvolle. Daarnaast wilde ik mijn boek toegankelijk maken voor het grote
publiek, omdat ik zoveel mogelijk lezers wil bereiken, niet alleen
wetenschappers. De inhoud is wetenschappelijk correct, maar het is zeker geen
tractaat. Dat was trouwens niet eens zo’n moeilijke opdracht, omdat ik zelf
niks van dit onderwerp afwist. Ik was een specialist inzake galblazen, geen
ecologist. Ik moest dus eerst zelf ontdekken wat het verschil is tussen een
goudmijn en een kopermijn, of wat er in het verleden gebeurd is in Rwanda.’

Collapse
verscheen begin 2005 in de Verenigde Staten en werd er bijzonder positief
onthaald. Amper een paar dagen uit stond het al op drie in de bestsellerslijst
van non-fictieboeken. Een bewijs dat het thema aanspreekt. ‘Mensen zijn niet zo
oppervlakkig als we geneigd zijn te denken,’ verklaart Diamond. ‘Ze beseffen
dat dit boek over belangrijke zaken gaat. Voor mij toont dit aan dat je niet
alleen dommepraat kunt verkopen aan de massa.’

Nieuw-Guinea

Hij heeft een grote
voorliefde voor Nieuw-Guinea, goed voor inmiddels al meer dan twintig expedities.
‘Ik hou van de vogels en de bloemen daar, en ik was geschokt dat de vogel- en
bloemenpopulaties langzaamaan verdwijnen. Ik wou daar zelf iets tegen doen en
ben lid geworden van het World Wildlife Fund, omdat het wellicht de meest
efficiënte internationale organisatie is om milieuproblemen aan te pakken.’

‘Waarom ik zo gefascineerd
ben door Nieuw-Guinea? Een beknopt antwoord zou kunnen zijn: omdat het de meest
interessante plek ter wereld is. Er leven meer dan duizend verschillende
stammen, die allemaal hun eigen taal spreken. Er zijn zestig verschillende
taalfamilies, die allemaal even ver van elkaar liggen als het Nederlands van
het Chinees. Nieuw-Guinea is vooral ontzettend mooi: het ligt op de evenaar,
heeft een tropisch regenwoud vlakbij de kust en gletsjers waarop permanent
sneeuw ligt. Zowat elke habitat die je elders in de wereld vindt, vind je ook
in Nieuw-Guinea, maar dan binnen een afstand van een paar kilometer. Je gaat
van het tropisch regenwoud recht de bergen in. ’t Is alsof de evenaar en de
Noordpool naast elkaar zouden liggen. Eens je in Nieuw-Guinea bent geweest,
vind je de rest van de wereld vervelend.’ Het hoeft dan ook niet te verwonderen
dat zijn volgende boek over Nieuw-Guinea zal handelen (het duurde dus zeven jaar alvorens hij The World until Yesterday zou publiceren, bij ons een paar maanden geleden uitgegeven als De
wereld tot gisteren, zie recensie van
gisteren, fvl)
.

Hij werd zelf in 1937
geboren in Boston, aan de Amerikaanse oostkust, verhuisde op jonge leeftijd
naar de noordelijke, aan Canada grenzende bergstaat Montana en vertrok na zijn
studies op Harvard en Cambridge (Massachusetts) richting universiteit van Los
Angeles, aan de westkust, waar hij nog altijd woont met zijn vrouw en zijn
tweeling van zeventien. ‘Tijdens de zomer gaan we naar ons huis bij de rivier
in Montana,’ vertelt hij. ‘Het eerstvolgende dorp ligt bijna twintig kilometer
verderop. Je hebt er gigantische pijnboombossen en de herten en elanden lopen
er door je achtertuin. Het contrast met Los Angeles kan niet groter zijn, want
daar leef ik middenin de stad. In L.A. zou ik er nog niet aan denken om
anderhalve kilometer te stappen, in Montana doe ik dat met veel plezier.’

Zijn boek is opgebouwd
rond vijf thema’s die je in bijna alle beschavingen van vroeger en nu terugvindt:
de menselijke invloed op het milieu, klimaatveranderingen, de relaties van een
cultuur met naburige bevriende culturen, de conflicten met potentieel vijandige
culturen en de reacties van een cultuur op de problemen waarmee hij wordt
geconfronteerd. ‘Ik heb die indeling in vijf thema’s niet vooraf gemaakt, maar
ze werd mij tijdens mijn onderzoek opgedrongen, door wat ik leerde,’ zegt hij.
‘In zowat elke beschaving kom je minstens vier van die vijf thema’s tegen. Ik
gebruikte ze als een checklist.’

Critici vragen zich af of
je verleden, heden en toekomst van zeer uiteenlopende beschavingen wel met
elkaar mag vergelijken. Diamond: ‘Die kritiek krijg ik wel vaker; meestal van
mensen die van het boek hebben gehoord, maar het nog niet hebben gelezen. Er zijn
uiteraard grote verschillen tussen de beschavingen van de Maya’s of op
Paaseiland, en het hedendaagse België of Nederland. Denk alleen al maar aan de
globalisering. Toen de samenleving op Paaseiland tenonder ging, wist niemand
elders in de wereld dat. Vandaag weet je wat er gebeurt in de meest afgelegen
gebieden. Als er in Afghanistan iets voorvalt, heeft dat ook gevolgen voor de
Verenigde Staten.’

‘Er zijn nog andere grote
verschillen: onze wereld telt zeseneenhalf miljard inwoners, Paaseiland had er amper
tienduizend. Wij hebben bulldozers en kettingzagen, op Paaseiland moesten de
mensen het doen met zelfgemaakte stenen bijlen en houten werktuigen. Het heeft
negenhonderd jaar geduurd voor de bewoners van Paaseiland hun eigen ondergang
hadden bewerkstelligd; wij slagen daar veel sneller in en noemen het
vooruitgang.’

Voorzichtige optimist

Een van de boodschappen
van Diamonds boek is dat er heel wat moet veranderen, en nog wel dringend ook.
Hij haalt in het boek twaalf actuele problemen aan – zoals de vernieling van de
natuurlijke habitat, het uitgeput raken van natuurlijke hulpbronnen, de
opwarming van de aarde, oorlog, honger – en omschrijft die als ’tijdbommen met
een lont van minder dan 50 jaar’. Politici, die geacht worden langetermijnoplossingen
te bedenken, zijn bijna uitsluitend met kortetermijnproblemen bezig, wat vooral
eigen is aan westerse democratieën waarin om de vier of vijf jaar verkiezingen
plaatsvinden; milieuproblemen aanpakken vereist immers de moed om burgers op
hun plichten te wijzen. Politici maken zich daar niet populair mee en vrezen
voor de gevolgen in het stemhokje.
In Washington omschrijven ze dit
kortetermijndenken als de ’90-dagen-visie’. Verder wordt er in het
machtscentrum van de wereld niet vooruit gedacht. Diamond: ‘Bij de
presidentsverkiezingen in 2000 haalde George Bush in de staat Florida 270
stemmen meer dan Al Gore. Stel je voor: als 136 mensen toen anders hadden
gestemd, zouden we een ander resultaat hebben gekend. Waarmee ik niet beweer
dat Bush niet met ecologische problemen bezig is, alleen doet hij altijd het
tegenovergestelde van wat hij zou moeten doen. Het is een ramp, de ergste
regering die ik heb meegemaakt!’

De regering-Bush stond hem
ongetwijfeld mee voor ogen bij het schrijven van volgende paragraaf: ‘Menselijke
samenlevingen en kleinere groepen kunnen (…) om allerlei redenen rampzalige
beslissingen nemen: onvermogen om een probleem te zien aankomen, onvermogen om
het probleem te zien als het zich eenmaal voordoet, onvermogen om te proberen
het probleem op te lossen als het is gesignaleerd en onvermogen om succesvolle
oplossingen te vinden.’

Toch moeten niet alleen
politici het verschil maken, stelt hij. ‘Iederéén moet mee naar oplossingen
zoeken, op alle niveaus, van boven naar onder en vice versa. En dat gebeurt ook
wel, zij het traag. Vergeet niet dat de milieubeweging pas voor het eerst de
kop opstak in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Minder dan vijftig jaar
later hebben heel wat mensen belangstelling voor het milieu of zijn ze zelfs
lid geworden van een ecologische beweging.’

Hij schetst twee mogelijke
aanpakken: top-down en bottom-up. De eerste wordt opgelegd van bovenaf,
bijvoorbeeld door de politiek, de tweede groeit vanuit een kleine gemeenschap
en sijpelt door naar de hele bevolking. Beide aanpakken zijn onmisbaar, betoogt
Diamond. ‘Een voorbeeld: gisteren reed ik in de stad Leiden rond in een
elektrische taxi. Blijkt dat de Nederlandse overheid op elektrische wagens
lagere belastingen heft dan op benzineauto’s. Voor de taximaatschappij is dat
een besparing van tachtig procent. Dat is een perfect voorbeeld van een
top-down-benadering. In andere gevallen is het de consument die ecologisch
verantwoorde producten eist: dat is bottom-up.’

Helaas botsen we
voortdurend op tegen twee hardnekkige kwalen: onze neiging tot kortetermijndenken
en ons vasthouden aan stevig verankerde morele waarden. Diamond: ‘Dat maakt het
extra moeilijk, ja, maar het hoeft niet te betekenen dat we onze kernwaarden
nóóit zullen wijzigen of dat we nóóit op lange termijn zullen denken. Toen ik
in de jaren vijftig voor het eerst Europa bezocht, hield men hier nog vast aan
het principe van de natiestaat. Vandaag heb je een Europese Unie, omdat eerst
de politici en daarna de burgers beseften dat het behoud van de natiestaten alleen
maar zou leiden tot nieuwe wereldoorlogen. Dat is een hoopvolle, fundamentele
verandering in nauwelijks vijftig jaar tijd.’

Diamond vergelijkt de
ecologische wedloop met een paardenrace: het ene paard leidt ons naar de
ondergang, het andere naar de redding. Spannend is het wel, want het is nog
niet duidelijk welke van de twee zal winnen. Hij noemt zichzelf een
‘voorzichtige optimist’. ‘De toestand is niet hopeloos: het kán veranderen! Als
ik een pessimist zou zijn, zou ik daar niet in geloven. Was ik een onvoorwaardelijke
optimist, dan zou ik ervan overtuigd zijn dat de dingen vanzelf zouden
veranderen.’

De Maya’s en de bewoners
van Paaseiland hadden ook die mogelijkheid om hun levenswijze aan te passen,
maar ze deden het niet, werp ik op. Wat is er nodig opdat onze toestand niet
alleen kán veranderen, maar ook daadwerkelijk verandert? ‘We need you! Ik bedoel daarmee niet jou persoonlijk, maar de media.
De media moeten de mentaliteit helpen veranderen. Op Paaseiland hadden ze geen
kranten, tijdschriften, radio of televisie, en konden ze niet leren uit wat er
elders fout liep. In de Dominicaanse Republiek hebben ze die massamedia wel en
daar hebben ze op tijd de juiste conclusies getrokken, waardoor de ecologische
situatie er vandaag zo fel contrasteert met buurland Haïti, waar de problemen
niet werden aangepakt. Weet je, je kunt ziekte behandelen op twee manieren: met
koude handdoeken, om de koorts te verlagen, of met antibiotica. Ik kies voor de
antibiotica.’

Slotvraag: loopt het goeie
paard momenteel snel genoeg? ‘Ik weet het niet. Kom eens terug over dertig
jaar.’

Jared Diamond – Ondergang (Waarom zijn sommige
beschavingen verdwenen en hoe kan de onze haar ondergang voorkomen?) –
Spectrum, Utrecht, 702 blz., 35,75 euro, ISBN 90-274-9863-6.