Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

De auto, mijn toekomst

Samenleving Posted on za, mei 05, 2018 13:07:55

Wees niet ongerust, trouwe lezer, ik ga hier
geen lofzang aanheffen op het stalen blik dat onze wegen teistert. Maar ik heb
stellig de indruk dat bovenstaande titel de nieuwe slogan van de Nationale
Maatschappij der Belgische Spoorwegen is geworden. Neen, in deze korte tekst
geen ergernis over het vervoer van menselijke sardienen in veel te korte
treinen (ergerlijk!), de bijna dagelijkse vertragingen (ergerlijker!) of afgeschafte
treinen (ergerlijkst!). Iets anders, en toch een ergernis.

Maandag. De dag vóór 1 mei, een feestdag.
Brugdag heet dat dan, want zoals Juul Kabas al wist: ’t zijn zotten die werken,
zeker als je je weekend zomaar kunt verlengen van twee naar vier dagen. Daar
mag al eens een postkantoor voor gesloten blijven. Of een openbare
administratie het opgestapelde werk laten liggen. Of een spitsuurtrein in het
depot blijven staan. Ik hoorde het zondagavond op de terugweg van een
namiddagje voetbal – Antwerpse derby, leuke bedoening die helaas voor, tijdens
en na werd gekaapt door een stel eencelligen van mijn clubje – op het
radionieuws: de treinen rijden normaal, maar niet allemaal. Toch maar even
checken op de site van Belgian Rail en, jawel, hoor: ‘mijn’ trein zou niet
rijden, vanwege spitsuurtrein. Ik, zot die ging werken op een brugdag, moest
mijn plan maar trekken. In plaats van een rechtstreekse rit (tien minuten
stappen, trein op, achtenvijftig minuten rijden op een achteraflijntje dus
zelden vertragingen, trein af, acht minuten stappen) kon ik ofwel opteren voor
één keer overstappen (meer dan anderhalf uur onderweg), ofwel de auto nemen (op
gewone werkdagen iets tussen anderhalf en twee uur, nu minder dan een uur, want
alleen zotten werken op een brugdag). Dan maar de auto. De NMBS heeft mij op 30
april gedwongen om voor de gemakkelijkheidsoplossing te kiezen, terwijl ik
bereid was om een beetje tijd te verliezen door ‘mijn’ normale trein te nemen.
Ik, milieubewuste jongen, aanhanger van het openbaar vervoer, had geen volwaardige
keuze. Ik moest de weg op.

Donderdag. Late opname van het tv-programma
waar ik aan meewerk. Omdat de allerlaatste trein richting dorp waar ik woon om
21u34 vertrekt in Brussel Noord en ik, mits overstap, om 22u22 op het ’thuis’perron
arriveer, had ik opnieuw de keuze. Een latere trein nemen en mijn vrouw
sommeren om me op te pikken in een middelgroot station op een kwartier rijden
van thuis. Of toch maar… de auto. Het werd de auto, ik val mijn dierbaren
niet graag lastig laat op de avond. En met dat overstappen en het moeten nemen
van een tram naar het dichtstbijzijnde station, ben je dubbel zo lang onderweg
als met de auto. Opnieuw: had ik wel een echte keuze?

Twee voorbeelden van hoe de NMBS haar (potentiële)
reizigers in de kou laat staan. Geen treinverbinding op een brugdag. Geen
treinverbinding voor late werkers. Een beter pleidooi voor het nemen van de
wagen dan de NMBS-logica is nauwelijks te vinden. De auto-industrie zou elk jaar
een compenserende som op de bankrekening van de intussen ontelbare managers van
de spoorwegen moeten storten, voor zoveel kortzichtigheid. Misschien gebeurt
dat ook wel. Of is het toch gewoon domheid? Of nemen al die managers elke week
een paar brugdagen?



Zwak vlees

Samenleving Posted on za, maart 17, 2018 12:45:01

Het is dit jaar precies veertig jaar geleden
dat de ‘Witte Producten’ in onze supermarkten geïntroduceerd werden. Het begon
bij wijlen Grand Bazar, GB, tegenwoordig Carrefour. De bijnaam had alles te
maken met de verpakking: wit, met alleen de naam van het warenhuis en een
omschrijving van het product in het karton erop. GB – Volle melk. Zoiets. Soberder
kon haast niet. Geen dure reclamecampagne nodig, geen tussendistributie, geen
discussies over percentjes van dat en dat ingrediënt: de keten besliste zelf.
Gevolg: hogere winstmarges, maar ook een goedkoper product, waardoor het
bereikbaarder werd voor een groter deel van het publiek. In volle economische
crisis was dat meegenomen en dat deden de mensen dan ook: de witte producten
mee naar huis nemen. Kassa kassa, voor de supermarkt. En voor de grote massa:
slim budgetteren.

Andere warenhuisketens namen het systeem over,
het label ‘witte producten’ werd vervangen door het iets sympathieker klinkende
‘huismerken’ en er kwamen zelfs vrolijke marketingjongens en -meisjes aan te
pas om sexy namen te bedenken voor de producten, die – laten we wel wezen –
minder van kwaliteit waren dan de reguliere merken. Minder strenge
productienormen, dichter bij de houdbaarheidsdatum aan, budgetvriendelijkere
ingrediënten: gemorrel in de marge. Letterlijk en figuurlijk goedkoper. Maar
het volk lustte er wel pap van. Het vlees is – u kent dat wel – zwak, zéér zwak.

Vier decennia later kent bijna niemand nog de
term ‘witte producten’, maar het principe wordt wel nóg stringenter toegepast,
vooral door de komst van nóg budgetvriendelijkere supermarkten. Dat onze
biefstuk een beetje taaier is dan het exemplaar dat je bij de betere slager
vindt, ach, we kunnen er wel één keer per week één matige eten in plaats van
één keer om de twee weken een goeie. Kwantiteit is altijd belangrijker geweest
dan kwaliteit, voor de meesten onder ons, zelfs voor wie geen moeite heeft om
de eindjes aan elkaar te knopen.

Met het nieuwste vleesschandaal – het
zoveelste in de rij al en zeker niet het laatste – moest ik aan die ‘witte
producten’ denken. Niet dat het allemaal de schuld is van de GB, maar wel die
van u. En met ‘u’ bedoel ik: de doorsnee consument, die uit is op koopjes. U
vindt uw vlees in de rayons van de goedkopere supermarkt. U gaat op reis met
een lagekostenmaatschappij. U koopt uw T-shirt voor een paar euro in een
populaire keten. U ligt niet wakker van bedrog in de vleeshandel,
dierenmishandeling in slachthuizen, sociale dumping, uitbuiting, kinderarbeid.
Terwijl de bioboerderij, waar runderen diervriendelijk behandeld worden en
gezond opgroeien, niet echt zo ver van u vandaan ligt. Waar u nog persoonlijk
contact kunt hebben met de boer en de boerin, waar u kunt zien in welke
omstandigheden de koeien rondlopen, en waar u – dat klopt – een beetje meer
betaalt, maar wel voor kwaliteit.

We – en daarmee bedoel ik: ú – zijn verslaafd
geraakt aan goedkoop. We zijn een witte-producten-samenleving geworden: waar
onze producten vandaan komen, interesseert ons (ú!) niet meer, zo lang ze maar
zo goed als niets kosten. Dat er binnen die mentaliteit vleesbedrijven de boel verstieren
is niet eens zo abnormaal. Hun marges dalen, dus moet er nóg goedkoper
geproduceerd worden, dus kan er half bedorven vlees uitgevoerd worden naar arme
sukkels hier redelijk ver vandaan, dus maken we er in slachthuizen een
onmenselijke beestenboel van. Alleen jammer van die camera’s af en toe,
verdomde dierenliefhebbers!

We klagen over de file, maar de file, dat zijn
wij. We klagen over te veel volk in het vakantieresort, maar dat resort, dat wordt
bevolkt door ons. We klagen over de ongezonde lucht in onze steden, maar die
ongezonde lucht, die produceren wij. We klagen over de onkunde van de polletiekers, maar die politici, die
verkiezen wij. We klagen over wanpraktijken in de voedingssector, maar die
wanpraktijken, die komen door ons.

Doe er dan misschien eindelijk eens iets aan.
Begin bij uzelf, de rest zal volgen. Tot binnenkort in de bioboerderij.



De foertstemmers van de weg

Samenleving Posted on za, februari 17, 2018 13:03:33

Ik háát ze. Neen, ik haat ze niet, want om ze te
kunnen haten, moet je iets voelen voor die personen en dat doe ik zeer
nadrukkelijk niet. Ik verafschuw ze, dat klinkt beter. Il est fort minable, surtout pas formidable, de middenvakrijder. Of
de middenstrookrijder, zo u wil. Geen
van beide woorden vindt u overigens terug in de officiële Woordenlijst,
misschien omdat taaldeskundigen er ook geen woorden aan vuil willen maken.

Open VLD wil hen nu strenger beboeten:
middenvak/strookrijden moet een overtreding van tweede graad worden, zoals
rechts voorbijsteken, vinden een paar parlementsleden. Zo gaat dat met de
politiek: iemand hoort een belletje rinkelen (“De Vlaming ergert zich aan
de middenvakrijder”) en dan wordt via een bevriende krant een ideetje
gelanceerd. Voelen hoe de wind zit. Beetje populistisch. Maar het hield ons
bezig, deze week. Een editorialist en een senior writer keerden zich tegen het
blauwe plan, anderen waren voor. De middenvakrijders zelf zeiden waarom ze doen
wat ze doen. “Omdat het veiliger en vlotter is,” oordeelde Bram.
“Ik vind het met mijn kleine auto niet veilig genoeg om van rijbaan te
veranderen,” repliceerde Suzy. “De middenrijstrook is de veiligste
strook,” antwoordde Jacky. “Het geeft me meer overzicht,” vond
Marsika.

Opvallend: de meesten hadden het over druk
verkeer, met veel vrachtwagens en voortdurende op- en afritten. In dat geval
wordt het begrip middenvakrijden relatief, want anticiperen behoort nu eenmaal
tot het gepaste gedrag op de weg, zeker op een ringweg. Tenminste: als je al kán
anticiperen, want meestal rijd je daar bumper aan bumper tegen vijf per uur.
Middenvakrijden voor mij is: in normale weersomstandigheden, met relatief
weinig verkeer, aan een normale snelheid vertikken om het verkeersreglement toe
te passen en zo rechts mogelijk te rijden. Dat haat – neen, pardon – verafschuw
ik. Want het is een overtreding, maar eentje dat veel te zelden bestraft of
berispt wordt. We zijn het normaal gaan vinden. En zij ook, want ze houden
hoegenaamd geen rekening met het andere verkeer, de Suzy’s (“Ik verander
niet van rijbaan, ’t is onveilig”) en de Jacky’s (“Het is de
veiligste strook”) van de weg. Net als dronken, agressieve of extreem
trage chauffeurs, denken ze alleen maar aan zichzelf, individualistisch, ze
staan niet stil bij de gevolgen van hun daden. Nefast voor de feestvreugde in
een collectief gebeuren, wat het verkeer toch is.

***

Middenvakrijders zijn de foertstemmers van de
weg.

***

Ik beken. Ik ben zo iemand die rechts
voorbijsteekt als op een lange strook weg iemand weigert om de middenstrook te
verlaten. Ik wacht even af, tot ik quasi zeker ben dat er geen onverwacht maneuver
zal volgen, en rijd gewoon rechtdoor verder. Op de rechterrijstrook. Het is
sterker dan mezelf. Het is mijn versie van de corrigerende tik. Op hónderden
keren heb ik nog nooit – nóóit! – iemand in gevaar gebracht, omdat je weet dat
die chauffeur op dat moment en in die omstandigheden niet van plan is naar
rechts uit te wijken. Ik hoop altijd, tegen beter weten in, dat die chauffeur
dan zal beseffen dat ie fout zit en dat ie naar rechts zal zwenken. In 99
procent van de gevallen is dat tevergeefs. De middenvakrijder wentelt zich in
zijn of haar Grote Gelijk. Ik mag dit, ik kan dit, ik heb dit recht. Zelfs als
ie tegelijk links en rechts gepasseerd wordt, gaat er geen belletje rinkelen.
Handen op tien over tien, blik strak vooruit gericht, het andere verkeer
negerend. Solo op de weg.

Alvorens weer iemand het argument “Gij
wilt gewoon veel te snel rijden, ja!” hanteert: de middenvakrijders die ik
tegenkom rijden zeer zelden de maximum toegelaten snelheid. Eerder tien of
twintig kilometer trager. Ik ben niet die snelheidsduivel die bumperklevend,
met de grootlichten flitsend en liefst in een Duitse luxewagen paraderend het Belgisch
verkeer terroriseer. Die lieden verafschuw ik evenzeer. Egoïsten met een groot
ego en een klein pietje.

***

Een hogere erfbelasting voor middenvakrijders,
korting voor wie rechts rijdt: ik ben daar helemaal voor.

***

Iets anders. Er is een tijd geweest, nog vóór
het ritsen op 1 maart 2014 officieel werd ingevoerd, dat ik bij het ritsen de in
mijn ogen meest logische beslissing nam. Ik reed door tot de rijstrook ophield
en voegde dan, keurig mijn richting aangevend, in. Nou, dat had ik geweten.
Gebalde vuisten, mannetjesputters die de bumper van hun voorganger niet
loslieten, driftig claxonnerende collega-weggebruikers. Ik begreep hen, een
beetje, want zij hadden intussen al zeven bange wezels laten invoegen lang voor
het voor de hand liggende invoegpunt. Daar word je kregelig en horendol van.

Nochtans staat het principe van het ritsen al
sinds 1 december 1975 in het “Koninklijk Besluit houdende algemeen reglement
op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg”.
Ik citeer: “De bestuurders die, bij sterk vertraagd verkeer, rijden op een
rijstrook die ophoudt of waarop het verder rijden wordt verhinderd, mogen
slechts vlak voor de versmalling invoegen in de aangrenzende vrije rijstrook.
De bestuurders die rijden op die vrije rijstrook moeten vlak voor de
versmalling beurtelings voorrang verlenen aan één invoegende bestuurder; in
geval het rijden in zowel de linker- als in de rechterrijstrook wordt
verhinderd, moet eerst voorrang worden verleend aan één bestuurder op de
rechterrijstrook en daarna aan één bestuurder op de linkerrijstrook.”

Klinkt logisch, niet? Maar in de praktijk viel
dat tegen. Sinds vier jaar gaat het iets beter, al hebben veel chauffeurs het
nog altijd niet door. Voegen te snel in of weigeren je te laten invoegen. In
dit land zijn we nu eenmaal beter in ritselen dan in ritsen. En natuurlijk kom
je bij het ritsen op de favoriete strook van de middenvakrijder terecht.
Misschien vindt die dat wel niet prettig.

***

Op de middenstrook van het leven, blijft alles
zoals het is en zoals het altijd is geweest.

***

Ik pleit niet voor bandeloosheid. Ik stop met
veel plezier met dat rechts voorbijsteken. Ik rijd weleens te snel, maar nooit
meer dan tien kilometer boven de toegelaten limiet, en op drukke wegen of in de
buurt van scholen ben ik extra alert. Dertig rijden vind ik geen opoffering. Ik
drink zelden en als ik drink rijd ik niet. Dat heb ik lang geleden wel gedaan,
hoor, in de straffeloze jaren 80, toen dat stoer was en het woord ‘heksenjacht’
alleen sloeg op échte heksen of op wie écht ten onrechte vervolgd werd. Dom dom
dom, is het, driedubbel dom, om achter het stuur plaats te nemen terwijl je
geen volledige controle over je eigen gedragingen hebt. Ik deel mezelf met
terugwerkende kracht een corrigerende tik uit voor die paar uitzonderingen.

De middenvakrijder is geen doodrijder,
wellicht ook geen dronkenlap, geen agressieve gek. Máár: hij irriteert wel
mateloos. En er is slechts één argument nodig om erop te wijzen dat hij een
overtreding begaat: in het verkeersreglement staat dat namelijk zwart op wit.
Terug naar dat KB van 1975, artikel 9.3.1. “Elke bestuurder die de rijbaan
volgt moet zo dicht mogelijk bij de rechterrand van die rijbaan blijven.”

Simpel, toch, het reglement toepassen? Of
blijven we opteren voor het lankmoedige midden?

***

Louis Tobback zei ooit dat hij zelfs in de
woestijn voor het rode licht zou stoppen. Ik rijd zelfs op een voor de rest
lege snelweg helemaal rechts.



Een kwestie van beschaving

Samenleving Posted on zo, januari 28, 2018 13:06:40

Stel: u woont in een dichtbevolkte middenklasse-wijk,
volgebouwd met voorspelbare, saaie huizen, waar de inwoners weinig contact met
elkaar hebben (ik weet het, u woont natuurlijk in een chique villa aan de rand
van de stad, maar stél!). Op zekere avond ziet u een dikke rookpluim opstijgen
op zo’n tweehonderd meter van u, laten we zeggen: dertig huizen verderop. Brand!
Wat doet u? Denkt u: iemand zal de brandweer al wel gebeld hebben? De buren
zullen wel te hulp snellen? (O ja, dat zijn die vreemde snuiters die met
iedereen ruzie maken…) Belt u voor alle zekerheid toch maar de brandweer, met
de gedachte: liever tien mensen die tegelijkertijd bellen, dan niemand? Of gaat
u ter plekke een kijkje nemen, misschien kunt u wel helpen? Oei, bent u de
enige die reageert en blijft de rest lekker warm binnen, spiedend door een
spleet in het gordijn?

Stel nu (ja, ik stel uw verbeeldingsvermogen
op de proef, maar stél!) dat de inwoners van het brandende huis op het
nippertje gered worden, maar dat het huis onbewoonbaar wordt verklaard. Te
groot risico dat het vuur opnieuw aangewakkerd wordt. Ruiten kapot gesprongen
en het is putje winter. Dak ingestort. Dat soort dingen. U bent de enige die er
staat en u heeft ook het grootste huis van de omgeving, de kinderen zijn de
deur uit en u bent sociaalvoelend. Nodigt u hen uit om tijdelijk bij u te
verblijven? Of stelt u dekens en kleren ter beschikking, die ze mogen meenemen
naar het ziekenhuis of een hotel in het centrum? Vergeet niet, u bent de enige
die zich spontaan heeft aangeboden.

Stel vervolgens (oké, het wordt vervelend,
maar stél!) dat een paar maanden later in het huis ernaast brand uitbreekt –
toeval bestaat! – en u alweer de eerste bent die het opmerkt. Herhaalt het
scenario zich, of denkt u: iemand anders moet nu maar in de bres springen?
Plausibel, maar het gebeurt niet? Snelt u alsnog uit uw luie zetel – Netflix-feuilleton
op pauze – naar de hulpbehoevende, ietwat verre buren?

***

Dat is, in essentie, het vluchtelingendebat: wíllen
we helpen of niet? Het is iets principieels. Zien we de noden van de verre
buren of niet? Vinden we hun dramatische belevenissen ernstig genoeg om er
aandacht aan te besteden of niet? En, neen, we kunnen niet iedereen tegelijk
helpen. We kunnen zelfs niet iedereen individueel en apart helpen. We moeten
knopen doorhakken: wie heeft dringende hulp nodig, wie kan nog even wachten? Máár:
we kunnen wel helpen. Of een poging daartoe doen. Als we het tenminste willen.

***

De voorzitter van de grootste partij van
Vlaanderen schrijft dat links moet kiezen tussen open grenzen en een goed
werkende sociale zekerheid.

De voorzitter heeft gelijk. We moeten kiezen.

De voorzitter heeft ongelijk. Het gaat niet om
een keuze tussen open grenzen en het vrijwaren van onze sociale zekerheid. De
keuzemogelijkheden zijn: willen we helpen of niet? Of staren we naar onze eigen
navel en voeren we een vals debat. We hoeven geen 37 miljoen Sudanezen op te
vangen. Zelfs geen miljoen. Niet eens honderdduizend. En die open grenzen
worden door niemand bepleit. Partijstandpunten variëren tussen volledig
gesloten grenzen en gedeeltelijk open grenzen. Honderd procent open grenzen
kunnen wij als samenleving niet aan, noch economisch, noch politiek, noch
menselijk. En, ja, dit is een kwestie die Europees moet worden aangepakt, maar
als de Europese Unie niet tot een eendrachtig standpunt komt vanwege het –
laten we het zeggen zoals het is – plat xenofobisch populisme van sommige
lidstaten (niet wij, voor alle duidelijkheid), dan vervalt de morele plicht om
te helpen niet. Zullen we dan alle Sudanezen maar laten creperen, omdat we een
aantal onder hen niet kunnen of willen opvangen? Kijk naar het brandende huis
van de verre buren. Is dat beschaafd? Beantwoordt dat aan de te pas en te onpas
in het migratiedebat gesleurde Verlichting, waar we zo mee pronken als het ons
uitkomt? Of zijn we dan, domweg, egoïsten?

***

De burgemeester van de grootste stad van
Vlaanderen zegt dat de feitelijke apartheid in zijn stad met 175
nationaliteiten hand over hand toeneemt.

De burgemeester heeft gelijk. Er staan figuurlijke
muren tussen de gemeenschappen.

De burgemeester zegt dat het stadsbestuur moet
proberen “een platform van burgers te creëren waar mensen elkaar nog
kunnen herkennen als speler van dezelfde ploeg.” De waarden van de
Verlichting – daar is ze weer! – moet daarbij als kompas dienen. Wat mij dan
bijzonder bevreemdt is dat de burgemeester de straathoekwerkers naar de uitgang
heeft begeleid en dat zijn partijgenote in de Vlaamse regering het Agentschap
voor Inburgering en Integratie afbouwt, net die mensen en die instelling die
een cruciale rol kunnen spelen.

Die 174 andere nationaliteiten komen allemaal
met een rugzak aan ervaringen, vaak negatieve, naar hier. Ze hebben een bepaald
mensbeeld meegekregen, niet zelden is de vrouw daarbij ondergeschikt. Er lopen
religieuze fanatici rond, die de scheiding van Kerk en Staat baarlijke nonsens
vinden. Ondertussen zitten we aan de derde, de vierde en de vijfde generatie,
die ook hier geboren zijn, maar er niet bij horen, er niet mogen bij horen of
er niet willen bij horen. Als ik om de veertien dagen op de tribune van mijn
favoriete voetbalclub plaatsneem, zie ik daar alleen witte gezichten, en dan
nog voornamelijk mannen. Op weg naar het stadion zie ik heel veel bruine
gezichten, maar die gaan niet naar hetzelfde stadion: zij kijken liever via de
schotelantenne naar Galatasaray of Raja Casablanca. Voelen ze zich niet welkom
(kan zijn)? Of interesseert hun nabije sportclub hen niet (kan ook)? Er zijn
uitzonderingen, foto’s en getuigenissen bewijzen het, maar buurtfeesten zijn al
te vaak monocultureel. Worden de anderen niet uitgenodigd (kan zijn) of
interesseert het hen niet (kan ook)?

Integreren is een werkwoord: het moet van twee
kanten komen. Van de nieuwkomer en van diegene die er al woont. Vorige
stadsbesturen hebben dit probleem een halve eeuw onder de mat geveegd, vanaf de
komst van de ‘gastarbeiders’, die vacatures kwamen invullen of jobs kwamen doen
waarvoor autochtonen de neus ophaalden. Daarin heeft de burgemeester eveneens
gelijk. Het probleem ís er en het is niet zíjn schuld. Maar hij moet er wel zelf
iets aan willen doen. En uit de dagelijkse praktijk blijkt doorgaans het
tegendeel. Verbinden is ook een werkwoord.

***

Stel (ja, daar ben ik weer, nog eentje, dus:
stél!) dat er al voor de vijfde keer op korte tijd brand uitbreekt in diezelfde
straat op loopafstand van uw eigen woonst. Weer dezelfde vaststelling: u bent
de eerste, of de enige, die het ziet of wil zien. Haakt u af of zet u opnieuw
die geweldige Netflix-serie stil? Hoe beschaafd zijn wij eigenlijk? En hoeveel
empathie kunnen we opbrengen? Is empathie zoiets als een vat dat ooit leeg zal
zijn? Het is een kwestie van beschaving. “De droevige waarheid is dat het
meeste kwaad wordt berokkend door mensen die niet kunnen kiezen tussen goed en
kwaad.” Een uitspraak van Hannah Arendt, van wie de woorden deze week uit
de context werden getrokken, in naam van een
Verlichting.



Miss

Samenleving Posted on za, januari 20, 2018 13:55:02

Bekentenis: ik heb maandagavond twee zoenen
gekregen van Angeline Flor Pua. Eentje, omdat ik haar na de opname van de
talkshow Van Gils & gasten een
klein aandenken van de redactie meegaf, en nog eentje bij het afscheid. Tijdens
het gesprek was ze aangedaan toen we een paar racistische reacties lieten zien,
die na haar uitverkiezing op de sociale media werden losgelaten. Ranzig
Vlaanderen kon het niet appreciëren dat een jonge vrouw met Filipijnse roots
een Belgisch kroontje op haar hoofd mocht zetten, ook al is ze dan geboren in
Wilrijk, woont ze al een poos in Borgerhout en spreekt ze beter Nederlands dan
de doorsnee Vlaming.

***

Maandag om 17u22 zette De Morgen een artikel online met als titel “Zeg niet te snel
‘arm Vlaanderen’: toch geen ‘stortvloed’ aan racistische reacties na Miss België-verkiezing?”
Conclusie na een beetje nattevingerjournalistiek: er is niet zoveel aan de hand.
Meer steuntweets – ook uit de politiek – dan haatboodschappen, moeten we weten.
“Nobele voornemens, maar wel gebaseerd op een klein aantal problematische
berichten op Twitter en Facebook. Op de officiële Facebook-pagina van Miss
Belgium staan, naast veel steunbetuigingen, enkele xenofobe berichten.” En
nog, over de reacties op hln.be: “Het aantal racistische commentaren zou
zich beperken tot een handvol.”

Máár, en dat staat vreemd genoeg ook in
hetzelfde stuk: “Er duiken (op het
ogenblik van de bekendmaking dat Angeline Flor Pua de Miss België is, fvl)

enkele haatdragende boodschappen op, die nu vrijwel allemaal zijn verwijderd of
onzichtbaar zijn gemaakt.” Mijn klomp, die sowieso al van glas is, brak
een beetje toen ik dat las. Als die ‘haatdragende boodschappen’ verwijderd
zijn, kan je toch onmogelijk concluderen hoeveel (of: hoe weinig) racistische
en xenofobe reacties er zijn geweest? Heel wat snelle, racistische reacties
zullen na de hevige tegenreacties wel verwijderd zijn, neen? En wat met de
reacties van mensen die niet op actief zijn op de sociale media en die zich aan
de echte toog eens goed hebben laten gaan over dit onderwerp? Niet iedereen zit
op de sociale media (iets wat de traditionele media weleens durven te vergeten).

Het was de verdienste van twitteraar-jurist
Matthias Dobbelaere (@deJuristen) om een collage te maken van de eerste
reacties. Wat daarbij opviel: de meeste racistische reacties vallen grosso modo
tussen 22u57 en 23u25 te situeren, onmiddellijk na de bekendmaking van de
winnares. Hieronder, voor wie een sterke maag heeft, een overzichtje,
taalfouten inbegrepen. (Wat ik overigens mis in het overzicht is een ‘good old’ ‘spleetoog’, maar dat zal wel
aan mij liggen.) De positieve reacties – en dan vooral de hart-onder-de-riem-boodschappen
– dateren van later, meestal de volgende dag(en). Racisme is dus spontaner dan
antiracisme. Haat is sneller dan steun. Het is maar een vaststelling.

Andere vaststelling: aan de voornamen te zien,
zijn er veel jonge mensen die een probleem hebben met een Miss België met een
kleurtje en een niet zo Vlaamse familienaam. Daar kijk ik een beetje van op. Ik
dacht dat racisme en xenofobie vooral bij oudere generaties zat, die hun
straten letterlijk hebben zien ‘verkleuren’. Het slechte karakter in mij dacht
bij momenten: racisme zal wel geleidelijk aan uitsterven met een deel van het
kiespubliek. Hoe naïef kon ik zijn? Racisme en xenofobie zijn van alle tijden
en zullen dat ook blijven. Xenofobie zit zelfs diep in ons, het dateert uit de
tijd dat we nog in een primitieve bontjas en met een speer rondliepen, beducht
voor elk onbekend gezicht dat we tegenkwamen. We zijn vanbinnen jager-verzamelaars
gebleven.

***

Bij de Vlaamse verkiezingen van 13 juni 2004
behaalde een partij die zeven weken eerder veroordeeld was vanwege
verschillende inbreuken op de wet van 1981 ’tot bestraffing van bepaalde door
racisme of xenofobie ingegeven daden’ 24,15 procent van de stemmen. Een op vier
Vlamingen stemden toen op het Vlaams Blok, dat pas een paar maanden later van
naam zou veranderen. Bij de federale verkiezingen van 2007 kwam Vlaams Belang
uit op 19 procent, ongeveer een op vijf.

Zijn dat allemaal hardcore racisten? Neen,
maar ze verklaarden zich wel akkoord met een partij die het 70-puntenprogramma
had bedacht en waarvan sommige boegbeelden herhaaldelijk de racistische trom
beroeren. Dan ben je ofwel zéér naïef, ofwel onwaarschijnlijk slecht geïnformeerd,
ofwel een onverbeterlijke je-m’en-foutist, ofwel – wat ik vermoed – xenofoob.
Je hebt angst voor alles wat ‘uit den vreemde’ komt en je projecteert je eigen
problemen op nieuwkomers in de samenleving. Eigen
volk eerst
, jawel. Dat betekent niet altijd dat je anderen haat of minacht
vanwege hun andere huidskleur, maar wel dat je niet-inclusief denkt.

***

Ik ben lang niet zo optimistisch als diegenen
die nu roepen dat de racisten dadelijk gecounterd werden en dat de tegenstem
tegenwoordig even luid klinkt. Anderen zeggen dan weer dat je niet altijd
‘Racisme!’ moet roepen, omdat je dan het échte racisme gaat onderbelichten,
alsof er zoiets zou bestaan als racisme light.
Racisme is geen relatief probleem. Daarom is dé Vlaming nog geen racist, maar
een significant aantal Vlamingen is dat wel, en ze zijn alleszins met een pak
meer dan de dansende moslims die in het straatbeeld opdoemen na een
terroristische aanslag.

Voor xenofobie heb ik nog enig begrip: je zult
maar in een buurt wonen waar in de loop van de jaren veel migranten zijn komen wonen
en waar politici geen stap meer zetten. Die mensen zijn aan hun lot
overgelaten, er is bij wijze van spreken een cordon sanitaire rond hen
getrokken, in plaats van rond de partij waarvoor ze zijn gaan stemmen.
Integreren is een werkwoord, met twee dimensies: willen integreren en laten
integreren. Maar ook: begeleiden, ‘oud’ en ‘nieuw’ dichter bij elkaar brengen.
Dat kan, maar het kost moeite. Met name in Antwerpen heeft het hautaine
stadsbestuur dat aspect decennialang verwaarloosd. Genegeerd, zeg maar. Dat ze
het zelf maar oplossen, de ondankbare honden, zo dachten ze op ’t Schoon
Verdiep, dat toen nog rood kleurde.

Racisme valt altijd en overal af te keuren:
wie zijn eigen huidskleur en cultuur per definitie superieur acht, zit fout. Daar
hoef je geen breed maatschappelijk debat rond te organiseren. We moeten zowel
het fenomeen op zich als de mensen die dat fenomeen dragen blijven veroordelen.
Of dat nu in de vorm van rechtszaken moet gebeuren, of via het publieke forum,
maakt mij niet zoveel uit, maar elke uiting van racisme is er één te veel. In
die zin maakt het niet zoveel uit of er na de Miss België-verkiezing één, dertig,
honderd of duizenden reacties waren. Die ene, die dertig, die honderd of die
duizenden moeten we durven terechtwijzen. En dan is het goed dat mensen als
Matthias Dobbelaere zich geregeld vrijwillig in de beerput laten afzakken.

***

“Miss België van de frietchinees”

“Kom dit kan toch niet? Ale?”

“Hopelijk hebben ze gecheckt of het geen
ladyboy is”

“Vree Belgisch. Miss België. Mer
eigenlijk moete geen Belgische zijn he.”

“Miss België van de Frietchinees”

“Dat kan toch nooit een Belgische
zijn”

“Miss poepchinees”

“Allez een buitenlandse die wint en ze
wil direct toeterend rond het podium rijden”

“tis een chineeseke!! Schattig 🙂 maar
niet echt Belgisch…”‘

“Die naam, en uit Borgerroco, wat is daar
nu nog Belgisch aan”

“Om Miss BELGIË te worden moet je dus
duidelijk geen echte Belg zijn”

“En morgen komt bekend dat het een
transexuele is”

“Amai, ziet er erg Belgisch uit”

“Een miss uit #antwerpen uit een van die
containers in de haven?”

“Zijn we zeker dat het een miss is en
niet een mister?”



Twitterrechtspraak

Samenleving Posted on za, januari 13, 2018 12:15:50

Luid
gestommel in een overvolle rechtszaal. Toeschouwers verdringen zich om toch
maar iets op te vangen van wat er gezegd wordt. Iemand roept: “Aan de
galg!” Gejuich. Applaus. Goedkeurend geknik. Een ander vult aan:
“Vreemd gespuis!”

VOORZITTER:
“Orde in de zaal. Orde! Meneer de openbare aanklager, het woord is aan
u.”

OPENBARE
AANKLAGER: “Dankuwel, meneer de voorzitter. Beklaagde staat terecht voor
uitspraken in het verle…”

“Weg
met haar!” “Verraadster van het volk!” “Ze hoort hier niet
thuis!” “Ga terug naar uw eigen land!”

VOORZITTER:
“Orde, of ik laat de zaal ontruimen!”

OPENBARE
AANKLAGER: “Uitspraken in het verleden, dus. Die waren, op z’n zachtst
gezegd, niet altijd even genuanceerd, meneer de voorzitter. Een overzicht vindt u in het dossier. Maar gezien de
jonge leeftijd van de beklaagde en haar intentie om het nooit meer te doen,
pleit ik voor een milde straf.”

“Milde
straf? Hangen zal ze!” “Ge hebt geen kloten aan uw lijf,
advocaatje!” “Alleen al haar naam betekent ‘Oorlog aan onze
beschaving’!”

VOORZITTER:
“Dit is mijn laatste verwittiging!”

OPENBARE
AANKLAGER: “Een milde straf, dus. Wij eisen verontschuldigingen voor haar
gedrag in het verleden en we zullen haar nauwlettend in de gaten houden vanaf
nu. Daarmee zouden we tevreden zijn.”

“Een
lachertje!” “Loser!” “En dat met ons belastinggeld!”

VOORZITTER:
“Orde!!! Heeft u daar als verdediging nog iets aan toe te voegen, meneer de
advocaat?”

VERDEDIGING:
“Onze cliënte is nog heel jong, ze beseft dat ze te ver is gegaan en wil
daar graag een streep onder trekken, meneer de voorzitter. Wij hebben dan ook
niets toe te voegen aan de woorden van de openbare aanklager en zouden kunnen
leven met die straf.”

“Straf?
Een beloning, ja!” “Bende lafaards!” “Dat ze verdomme een
hoofddoek opzet!”

VOORZITTER:
“Heeft u nog iets te zeggen, jongedame?”

BESCHULDIGDE:
“Euh, neen, meneer de rechter. Het spijt me erg, ik ga mijn best
doen!”

“Leugenares!”
“Hoer!” “Als wij even brutaal en ongenuanceerd zouden zijn als
die trut, zouden we opgesloten worden!”

VOORZITTER:
“Orde! In overweging nemende dat de beklaagde nog heel jong is, dat ze
beseft dat ze te ver is gegaan en dat de openbare aanklager geen strenge straf
eist…”

De meute
loopt onder luid gejoel tot vooraan in de rechtszaal, de beklaagde krijgt een
stevige por, wordt bespuwd. Anderen richten zich met priemende wijsvinger rechtstreeks
tot de rechter. “Dood door de kogel!” “Hang haar op!”
“Gerechtigheid voor Vlaanderen!” “We weten u te vinden als ge
haar niet veroordeelt, wereldvreemd mannetje!”

VOORZITTER:
“… veroordeel ik de beklaagde tot de dood door ophanging op het
dorpsplein en wel nu meteen!”

Stampvoetend
gejuich. Advocaten bekijken elkaar onbegrijpend. Beklaagde valt flauw en wordt
door twee bewakers afgevoerd. “Naar het plein!” “Hangen zal
ze!” “Gerechtigheid is geschied!”



Narcissus & Echo

Samenleving Posted on za, mei 27, 2017 12:47:21

“In the future, everyone will be
world-famous for 15 minutes.” Andy Warhol zei dat, negenveertig
jaar geleden, bij de opening van een tentoonstelling van zijn werk in het Moderna
Museet in Stockholm. Wikipedia leert mij nu dat het eigenlijk fotograaf Nat
Finkelstein was, die aan de oorsprong lag van het gezegde dat het langer dan
een kwartier heeft volgehouden, zelfs langer dan een kwarteeuw. Toen
voorbijgangers zich eens samen met Warhol op een foto wilden wurmen, merkte de pop
art-tycoon op dat ze allemaal beroemd wilden zijn, waarop Finkelstein
repliceerde: “Yeah, for about fifteen minutes, Andy.”

Wist Warhol veel dat je dankzij de
moderne media recht hebt op meer dan een kwartier beroemdheid. Wie zich
tegenwoordig mee op de figuurlijke foto wurmt, wordt prompt uitgenodigd in
radio- en tv-studio’s, krijgt een eigen tv-show, mag een vuistdikke biografie
schrijven: iedereen beroemd is niet zómaar de titel van een fijn, klein
tv-programma.

***

Je fotoshopt wat scènes bij
elkaar en je krijgt aandacht, zo ondervond ene Dylan V., ondervoorzitter van
een jongerenpartij. Een verkrachtingsscène, waarin een extreemlinkse militante
de rol van slachtoffer mocht spelen: láchen! Hij werd dan wel ontslagen, maar
hij mocht het toch maar mooi komen uitleggen in de media. Dylan V. is een held in
zijn vriendenkring, dat pakken ze hem niet meer af.

Was jaloersheid een drijfveer
voor ene Jonas S. van antiracismevereniging KifKif om de koppen van Gwendolyn
Rutten en Theo Francken in een beruchte onthoofdingsscène met Jihadi John te fotoshoppen?
Hé, ik wil ook aandacht, zoiets? Naar het schijnt wilden Jonas S. en dus ook
KifKif aanklagen dat de kwetsende prent van Dylan V. geen enkele ministeriële
reactie had losgeweekt en dat onze politici hypocrieten zijn.
“Gesubsidieerd links haatclubje,” tweette Francken vrij snel, want
die heeft geen boodschap aan ‘de andere wang tonen’ en nog veel minder aan het negeren
van stoute opmerkingen. De straatvechtende staatssecretaris heeft zo te zien
tijd zat om de sociale media onveilig te maken.

Iemand tweette: “Indien
KifKif punt hypocriete reacties wou maken, hadden ze hoofd Rutten en Francken
in cartoon Vandersnickt moeten plakken.” Zeer juist, maar nog beter ware
geweest dit soort flauwe grappen niet te maken. De strijd tegen racisme is
ernstig en tijdrovend genoeg om dáár alle energie in te steken.

***

Vijftien seconden: meer aandacht
was de premier van Montenegro donderdag niet gegund. Toen kreeg hij een ruk aan
zijn rechterschouder, keek verbijsterd om en zag dat The Donald hem wilde
passeren. Het oranje gevaarte dat zich vier jaar president van de US of A mag
noemen, trok ostentatief zijn jasje goed en keek zelfgenoegzaam naar een
onbestemd punt in de verte. Hier ben ik! Narcistische idioten zouden hooguit
vijftien minuten aandacht mogen opeisen en dan weer verdwijnen. Andy Warhol zou het
met me eens geweest zijn.

***

Drie Mechelse studenten hebben de
crowdfundingactie “Help! Wij willen zuipen!” bedacht. Oké, kan
gebeuren. Maar het gebeurde na de aanslag in Manchester, werd zelfs geïnspireerd
door de geldinzameling die georganiseerd werd voor de slachtoffers daar. Hoe
verziekt kan een geest zijn? En waarom lees ik in mijn krant waar ik geld kan
storten voor dat ‘goede doel’?

***

De wereld is aan de narcisten. Zelfingenomen
zonnekoninkjes die zich vooraan op de foto wurmen krijgen alle aandacht. Narcissus,
zoon van een riviergod en een nimf, werd aanbeden door de nimf Echo, die echter
gestraft was voor een eerder voorval en niet meer zelf het woord kon nemen,
alleen nog anderen kon napraten. Dus riep ze na wat Narcissus net gezegd had.
En die keek naar zijn eigen spiegelbeeld in de rivier en werd er verliefd op. Dat moet wat geweest
zijn, in de Griekse mythologie: die ene die alleen naar zichzelf keek, die
andere die zijn woorden herhaalde. En zo belanden we naadloos weer in het heden
en bij de vraag: waarom echoën we de zielloze woorden van narcisten telkens
opnieuw na? Het ergste wat je narcisten kunt aandoen is hen straal negeren. Of
in de weg blijven staan: een tip voor de premier van Montenegro. Waarom doen we
dat dan niet?

***

Zo, mijn kwartier zit erop voor
deze week. Dank voor uw aandacht. Tegen volgende zaterdag leer ik fotoshoppen,
beloofd.



Woord en wederwoord

Samenleving Posted on za, mei 06, 2017 13:20:00

Stel: ik
kom vannacht thuis na een glorieuze overwinning op de jaarlijkse #twitterquiz
(hou het resultaat van ploeg-De Onbezoldigde Mandaten in het oog!), het regent oude
wijven en ik merk bij het oprijden van mijn oprit het silhouet van een bekend
figuur. Ik herken hem aan het ultrakorte haar, de rijzige gestalte en de doffe
blik in de wat ingezakte ogen. Eerst denk ik nog: een inbreker, een getuige van
Jehova, de nachtburgemeester van het ingeslapen dorp T.? Maar nee, het is wie
ik denk dat het is: een verzopen staatssecretaris, met smekende blik. Wat doet
díe aan mijn voordeur? Hij is tachtig kilometer van huis, kon hij dan niet
aankloppen bij de buren of in een gemeente vlakbij? Ik geef toe: die gedachte
doemt in mijn hoofd op. Ik stap uit, schud hem beleefd de hand en zeg alsnog:
kom binnen. Staat u hier al lang? Ga zitten. Hier, een kopje warme thee, zal u
goed doen. Wat is er gebeurd? Pas dan, na een half uur ontdooiend gesprek, zou
ik durven te vragen: vindt u het niet vreemd dat u in een afgelegen dorp moet
aankloppen om onderdak te krijgen? En… (maar dan moet ik het over politiek
hebben met u, en daar heb ik even geen zin in).

Ik bedoel
maar: een mens in nood laat je niet in de kou staan. Of in de regen. Ook al
geeft ie zelf zelden blijk van mededogen. Is ie stoer op sociale media.
Schoffeert ie al eens een internationale hulporganisatie. Zo’n man laat ik toch
in mijn huis. Dat heet: menselijk zijn. Empathisch vermogen tonen. Moreel overwicht
hebben.

***

Ik weet
niet of hij dinsdag ook in de regen stond te wachten voor een gesloten deur.
Als ik de berichten mag geloven, niet. Werd hij vooraf al verwittigd dat er
studentenprotest was en dat extreemlinkse jongens en meisjes hem wilden
beletten de zaal te betreden. Op de foto te zien, waren ze met een stuk of
dertig, maar ja: als er maar één ingang is, hoef je geen massa te mobiliseren
om iemand tegen te houden. Tien man had al volstaan. Dan blijf je beter weg,
staatssecretaris zijnde. Maar ik weet niet of ik de berichten wel mág geloven:
de ene site had het over ‘debat geannuleerd’, de andere over ‘lezing
geannuleerd’. Er is nochtans een grondig verschil: bij een debat kan de spreker
al op het podium tegengesproken worden, bij een lezing niet. Debat of lezing,
dat is niet hetzelfde als ‘potato’/’potatoe’. Het verschil is visueel merkbaar:
je ziet het aan het aantal figuren dat op een verhoogje staat. Eén = lezing.
Meer = debat.

De rector was
boos. ‘Ik betreur dat het debat met @FranckenTheo geannuleerd werd’, tweette
ze. ‘Vub staat voor vrij onderzoek. Voor woord en wederwoord. Onaanvaardbaar’.
Ha, toch een ‘debat’, dus, al werd die tweet dan weer gepubliceerd op een site
die het over een ‘lezing’ had. Verwarrende tijden in de Vlaamse media.

***

Vrijheid
van meningsuiting, daar ging het in de nasleep over. De staatssecretaris
hekelde de oproerkraaiers, waarop dan weer reacties opdoken van journalisten
die vertelden dat ze tijdens een van zijn vorige lezingen nog vóór aanvang uit
de zaal verwijderd waren. Anderen (velen!) hadden het over zijn gedrag op Twitter,
waar de staatssecretaris zowat iedereen met een ander gedacht afblokt. Nogal
vreemd om het dan zelf over vrijheid van meningsuiting te hebben, maar soit.

Ik ben het
fundamenteel oneens met de actie van die Brusselse studenten. Hoffelijkheid
betekent: luisteren naar wat ie te zeggen heeft en dan kritische vragen stellen
of bedenkingen maken. Of wegblijven, als je écht niet wil horen wat ie te
zeggen heeft. U kent dat aapje wel dat zijn twee oren bedekt houdt. Niet
willen luisteren is één ding. Een ander niet laten spreken is nog van een
andere orde. Het is erger, bedoel ik.

Een man monddood
maken omdat hij volgens jou anderen het spreken belet of niet naar je wil
luisteren, is oliedom en kortzichtig. Als je de staatssecretaris verwijt dat
hij niet luistert naar andere meningen en hem vervolgens belemmert om zijn eigen
mening te geven, dan ben je niet beter dan hij. Dan wórd je hem. Dan zit je op
het niveau van “Hij is begonnen, meester!” In een beschaving als de
onze laat je ook andere meningen dan die van jezelf aan bod komen. Waarna je
kan riposteren. Dat heet debat. Of: lezing, gevolgd door de mogelijkheid om vragen
te stellen.

***

Mocht de
staatssecretaris mij niet preventief geblokkeerd hebben op Twitter, dan had ik
zijn reactie kunnen lezen op de studenten die hém geblokkeerd hadden. Helaas. Maar
als hij vannacht voor de deur staat, laat ik hem toch binnen. Ik ben niet zoals
hij.



« VorigeVolgende »