Het is dit jaar precies veertig jaar geleden
dat de ‘Witte Producten’ in onze supermarkten geïntroduceerd werden. Het begon
bij wijlen Grand Bazar, GB, tegenwoordig Carrefour. De bijnaam had alles te
maken met de verpakking: wit, met alleen de naam van het warenhuis en een
omschrijving van het product in het karton erop. GB – Volle melk. Zoiets. Soberder
kon haast niet. Geen dure reclamecampagne nodig, geen tussendistributie, geen
discussies over percentjes van dat en dat ingrediënt: de keten besliste zelf.
Gevolg: hogere winstmarges, maar ook een goedkoper product, waardoor het
bereikbaarder werd voor een groter deel van het publiek. In volle economische
crisis was dat meegenomen en dat deden de mensen dan ook: de witte producten
mee naar huis nemen. Kassa kassa, voor de supermarkt. En voor de grote massa:
slim budgetteren.

Andere warenhuisketens namen het systeem over,
het label ‘witte producten’ werd vervangen door het iets sympathieker klinkende
‘huismerken’ en er kwamen zelfs vrolijke marketingjongens en -meisjes aan te
pas om sexy namen te bedenken voor de producten, die – laten we wel wezen –
minder van kwaliteit waren dan de reguliere merken. Minder strenge
productienormen, dichter bij de houdbaarheidsdatum aan, budgetvriendelijkere
ingrediënten: gemorrel in de marge. Letterlijk en figuurlijk goedkoper. Maar
het volk lustte er wel pap van. Het vlees is – u kent dat wel – zwak, zéér zwak.

Vier decennia later kent bijna niemand nog de
term ‘witte producten’, maar het principe wordt wel nóg stringenter toegepast,
vooral door de komst van nóg budgetvriendelijkere supermarkten. Dat onze
biefstuk een beetje taaier is dan het exemplaar dat je bij de betere slager
vindt, ach, we kunnen er wel één keer per week één matige eten in plaats van
één keer om de twee weken een goeie. Kwantiteit is altijd belangrijker geweest
dan kwaliteit, voor de meesten onder ons, zelfs voor wie geen moeite heeft om
de eindjes aan elkaar te knopen.

Met het nieuwste vleesschandaal – het
zoveelste in de rij al en zeker niet het laatste – moest ik aan die ‘witte
producten’ denken. Niet dat het allemaal de schuld is van de GB, maar wel die
van u. En met ‘u’ bedoel ik: de doorsnee consument, die uit is op koopjes. U
vindt uw vlees in de rayons van de goedkopere supermarkt. U gaat op reis met
een lagekostenmaatschappij. U koopt uw T-shirt voor een paar euro in een
populaire keten. U ligt niet wakker van bedrog in de vleeshandel,
dierenmishandeling in slachthuizen, sociale dumping, uitbuiting, kinderarbeid.
Terwijl de bioboerderij, waar runderen diervriendelijk behandeld worden en
gezond opgroeien, niet echt zo ver van u vandaan ligt. Waar u nog persoonlijk
contact kunt hebben met de boer en de boerin, waar u kunt zien in welke
omstandigheden de koeien rondlopen, en waar u – dat klopt – een beetje meer
betaalt, maar wel voor kwaliteit.

We – en daarmee bedoel ik: ú – zijn verslaafd
geraakt aan goedkoop. We zijn een witte-producten-samenleving geworden: waar
onze producten vandaan komen, interesseert ons (ú!) niet meer, zo lang ze maar
zo goed als niets kosten. Dat er binnen die mentaliteit vleesbedrijven de boel verstieren
is niet eens zo abnormaal. Hun marges dalen, dus moet er nóg goedkoper
geproduceerd worden, dus kan er half bedorven vlees uitgevoerd worden naar arme
sukkels hier redelijk ver vandaan, dus maken we er in slachthuizen een
onmenselijke beestenboel van. Alleen jammer van die camera’s af en toe,
verdomde dierenliefhebbers!

We klagen over de file, maar de file, dat zijn
wij. We klagen over te veel volk in het vakantieresort, maar dat resort, dat wordt
bevolkt door ons. We klagen over de ongezonde lucht in onze steden, maar die
ongezonde lucht, die produceren wij. We klagen over de onkunde van de polletiekers, maar die politici, die
verkiezen wij. We klagen over wanpraktijken in de voedingssector, maar die
wanpraktijken, die komen door ons.

Doe er dan misschien eindelijk eens iets aan.
Begin bij uzelf, de rest zal volgen. Tot binnenkort in de bioboerderij.