Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

4 x 140 tekens schuimbekken

Sport Posted on za, augustus 13, 2016 13:04:32

Hét beeld
van deze Olympische Spelen, zo probeerden opiniemakers mij te doen geloven.
Links een Egyptische vrouw in hidjab, rechts een Duitse vrouw in bikini. Tussen
hen in, heel symbolisch, een net. Daarboven: een veelkleurige bal. Onder hun
voeten: zand. Hun activiteit: beachvolleybal, een tot Olympische sport
gebombardeerd strandspelletje.

Typisch
voor de onderdrukking van de vrouw door de islam met daartegenover de vrijheid
die een vrouw in het westen geniet, riep de ene. Een voorbeeld van emancipatie
dat nu ook moslimvrouwen op topniveau aan sport mogen doen, schreeuwde de
andere.

Ik dacht na
over beide standpunten, maar bleef een trieste foto zien, genomen op een
evenement dat ik in geen lichtjaren als topsport zal aanvaarden. Links: een
vrouw die door haar godsdienst letterlijk in een keurslijf werd gepropt.
Rechts: een vrouw die door de commercie en de door ‘oude snoepers’ – u mag hen
ook rustig male chauvinist pigs
noemen – bedachte spelregels zachtjes gepusht werd om in een sexy outfit te
verschijnen. Ik zie geen vrijheid. Ik zie religieus fundamentalisme en
seksisme. Ik zie twee vrouwen die door honderden miljoenen mensen met oogkleppen
zullen bekeken en beoordeeld worden. Als dit het beeld van de Spelen moet
voorstellen, dan is het maar een triestige bedoening.

‘Meisjes die
hier knokken voor het recht om een hoofddoek te dragen, moeten de eerste
bondgenoot zijn van de meisjes die ginds vechten voor het recht om afstand te
doen van de plicht om gesluierd te lopen,’ zegt de slimme jonge moslimvrouw
Yasmien Naciri vandaag in De Morgen. ‘Het
gaat om dezelfde strijd voor dezelfde soort vrijheid.’ Ik versta: die linkse
vrouw is onvrij, letterlijk gedwongen om zo gekleed te lopen, óók op het
sportveld. Ik denk: die rechtse vrouw is eveneens onvrij, figuurlijk gedwongen
om zo gekleed te lopen, om de sport populairder te maken. Insert: mannelijke knipoog.

Weet je wat
hét beeld van deze Spelen zou moeten zijn? Dat die twee vrouwen van plunje
wisselen: dat zou pas een statement zijn. En dat ze dan allebei naar huis
zouden gaan en daar gewaardeerd worden vanwege hun sportieve prestaties, en dat
ze niet te horen krijgen dat ze in een ongepast sportpak hun ding deden. Ook al
is het dan maar beachvolley, een verzetje op het strand.

***

Die 4 x 200
meter vrije slag, is daar nog niet alles over gezegd? Wat een zootje, zeg!
Eerst twijfelen of de ploeg wel in actie zou komen, al van een tijdje vóór het
vertrek naar Rio, dan op de vooravond van de wedstrijd de knoop doorhakken: we
doen niet mee, om de ochtend van de reeksen alsnog van gedacht te veranderen.
Persiflage op topsport. De reacties op het thuisfront waren zo hevig, dat ik
even dacht dat de ‘daders’ best in boerka terug naar België konden afreizen,
uit veiligheidsoverwegingen.

Sportcommentatoren
buitelden over elkaar heen in hun verontwaardiging. Hoe kan dit nou? Timmers,
wat een egoïst! Croenen, wat een egoïst! Een enkeling vroeg zich af waarom de
zwembond of het BOIC niet eerder de knoop hadden doorgehakt, maar dat bekte
minder lekker, dus ging het algauw weer van ‘egoïst’ hier en ‘spelbreker’ daar.
There’s no I in team, u kent dat wel.
En er zit wel een ‘i’ in zowel ‘Timmers’ als in ‘Louis’, (en in ‘BOIC’). (‘Like I always say,
there’s no “I” in team. There’s a “me” though, if you
jumble it up,’ zei Dr. House ooit, maar dat was dan ook een, fictieve, cynicus.)

Het is niet
omdat Pieter Timmers onverwacht zilver behaalde in de 100 meter vrije slag, het
koninginnenummer in het Olympisch bad, dat hij nu recht van spreken heeft. Wel omdat hij en zijn coach lang vóór Rio hadden gezegd dat hij de reeksen van de 4 x
200 niet zou zwemmen. Dat wist iedereen: de andere teamgenoten, de bond, de
pers, heel België als ze het een beetje gevolgd hadden. En Croenen had nooit
echt de knoop doorgehakt, bleef de beslissing maar voor zich uitschuiven, tot
hij in een individuele finale belandde en het plots niet meer opportuun achtte
om die te combineren met de reeksen van de 4 x 200.

Croenen de
pineut dan maar (er zit overigens ook een ‘i’ in ‘pineut’)? Nee, dit is de schuld
van de Vlaamse zwembond en het BOIC. Zij hadden vooraf een deadline moeten
stellen. Pakweg een maand voor Rio: jongens, wat wordt het, doen we mee of
niet? Ja? We doen mee. Nee? We doen niet mee. Er had geen tussenin mogen zijn. ‘Ja,
maar ik zwem straks een finale,’ had geen excuus mogen zijn voor een van de zwemmers. Waar dienen al die
pipo’s voor die drie weken rondlopen in Rio en er alleen maar te zien én luid
te horen zijn op feestjes, recepties en dat soort fijne activiteiten? Als je
naar de Spelen vertrekt, ligt de beslissing vast. Zo had het moeten zijn.

Als je twee
dingen moet uitsluiten in topsport, zijn het willekeur en besluiteloosheid. Er
is al genoeg risico op toeval tijdens de wedstrijden zelf.

***

Wij,
Belgen, zijn niet goed in ploegsporten. We zijn plantrekkers, je m’en foutisten, eenzaten. We denken
eerst aan onszelf. Après nous le déluge.
Dáárom zijn we zelden goed in ploegsporten als het erop aankomt. Het is van
1936 geleden dat we nog eens een medaille behaalden in een Olympische ploegsport.

Vreemd
genoeg maken we nu kans op een medaille in het hockey, een sport die nog altijd
met het imago van Franstalig en bourgeoisie is opgezadeld, zogezegde rijkeluiskindjes
die nooit hebben moeten delen en altijd hun zinnetje kregen. Iets om over na te
denken.

***

RIP
Komkommertijd. Dood en begraven, met dank aan terroristen, overijverige
politici die van de relatieve zomerse rust gebruik willen maken om hun ideologisch
punt te maken en hyperactieve topsporters. Dat voetbalt en fietst en springt en
loopt en zwemt en werpt en schiet maar door. En dus zwijgen ook de anonieme
stemmen in het grote Bozemensenbos niet meer. Als schuimbekken ooit een
Olympische sport zou worden, halen we goud, zilver en brons in alle
disciplines. Oók in de estafette: de 4 x 140 tekens.



Wake-upcall

Samenleving Posted on za, augustus 06, 2016 13:12:02

En de week
was nog zo goed begonnen…

‘Jonge
Vlaming (15) overlijdt in Marokko na ongeval met quad’, titelde de site van Het Nieuwsblad. Nee, ik juich niet om de
dood van die jongen, wel om de omschrijving ‘jonge Vlaming’. Niet Marokkaan, of
Marokkaanse Belg, maar ‘Vlaming’. Het had ook Belg of Genkenaar kunnen zijn,
maar wat mij trof was dat die jongen, die verongelukt was met zijn quad op reis
in Marokko, als een van ons werd beschouwd, een Vlaming, wat hij bij leven ook
was. We gaan erop vooruit, dacht ik in een zeldzame bui van naïviteit.

Die illusie
was van bijzonder korte duur. Op Twitter werden de ranzige commentaren op de
Facebookpagina van de Vlaamse Verdedigings Liga, een met Vlaams Belang gelieerd
extreemrechts groepje, gretig gedeeld, vernietigend commentaartje erbovenop.
‘Ziet een Vlaming er tegenwoordig zo uit ??’, had de beheerder van het account
boven het bericht van nieuwsblad.be gezet. Uiteraard met spatie voor het
vraagteken, pardon: twéé vraagtekens. Krom taalgebruik vinden ze in die kringen
niet zo erg. Racisme evenmin. Waarop een deel van de 23.000 leden lekker loos
ging. ‘Lol was het een zelfmoordaanslag?’ ‘Beter 1 dan geen. Weer ene die het
hier niet meer kan uithangen’. ‘Ne bruine Vlaming ????? Zoals bruine Nl !!!!’.
‘Allee; belgistan en hollandstan zijn al ingepalmd dan volgens de pers van die
bruine apen !!’. ‘Hij was op verlof naar het land van herkomst. Hij geeft t
goeie voorbeeld. Hij blijft meteen ginder’ (gevolgd
door een smiley)
. ‘Tja wat verwacht je… als een apenland als Belgie die
vreemde boven hun eigen ras stelt! kunnen beter die hele kutregering laten
verongelukken in Marokko!’. ‘Quad waarschijnlijk gepikt in vlaanderen’. ‘Een
quad gekocht met de opbrengst van drugshandel of diefstal durf ik te wedden’.
Arm Vlaanderen, aflevering elfendertig.

Politici
van alle strekkingen – zelfs Filip Dewinter van Vlaams Belang – struikelden
over elkaar om zo snel mogelijk hun ongenoegen te uiten over dit ‘ziekelijke
racisme’. De hypocrisie ten top gedreven. Mensen die racisme relatief noemen,
of die vluchtelingen als quantité
négligeable
(op afstand houden, dankuwel Turkije!) beschouwen, of die in de
aanpak van het terrorisme niet aarzelen om wat bevolkingsgroepen op dezelfde stapel
te gooien, verschoten zich een bult, want, ja hoor, dit is ook hún achterban.
Dit hadden ze nooit ofte nimmer durven te denken. En ze zijn anders zo lief,
meneer, onze kiezers. De racisme-ontkenners werden plots de hevigste pleitbezorgers
van het anti-racisme, het leken wel PokémonGO-jagers, zoals ze op een virtueel
kluitje bij elkaar gingen staan. Zelden klonk verontwaardiging valser. Twaalf
jaar geleden stemde een op de vier Vlamingen voor een openlijk racistische
partij, die daar net tevoren trouwens voor veroordeeld was. Een op vier
Vlamingen vinden racistische kreten in een voetbalstadion niet zo erg, een op
zeven doet zelfs vrolijk mee, bleek eind vorig jaar uit een enquête. Het was
allemaal niet waar, Vlaanderen is warm, Vlaanderen is inclusief, Vlaanderen is
een open samenleving, zo verzekerden Vlaamsnationalisten die niet tot Vlaams
Belang behoorden ons tot in den treure. Ze dwalen. Of ze liegen, dat kan ook.

Ja, het is
er nog steeds, dat racisme, en dankzij lezersfora en sociale media kunnen
mensen die jarenlang hun aangebrande mening uitten aan de cafétoog of in
familiale kring, nu ook heel Vlaanderen deelgenoot maken van hun – meestal
anonieme, met veel taalfouten doorspekte en door een resem vraag- en
uitroeptekens vergezelde – opinie. Vrijheid van meningsuiting, nietwaar. De
racismewet heeft duidelijk geen afschrikwekkend effect. Er werd gelachen met
het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding, zoals er nu gelachen wórdt
met opvolger Unia. Wie kan ons wat maken, we zijn met veel, lijkt de teneur te
zijn.

Voor veel
naïeve Vlamingen was dit een zeer luide wake-upcall.
Er is nog wat werk aan die inclusieve samenleving, langs twee kanten trouwens. Want
ook bij vele nieuwe Belgen is er die verkramptheid die hen belet om voluit te
gaan voor deze samenleving. Zo krijg je dat spanningsveld tussen ‘wij’ die te
weinig (of helemaal niet) openstaan voor integratie en ‘zij’ die zich te weinig
(of helemaal niet) willen integreren. Dat mag ook weleens gezegd worden. It takes two to tango, it takes millions to
build a community
.

***

Amper een
etmaal na het aan de kaak stellen van de racistische grondstroom maakten
anonieme trollen zich alweer druk én vrolijk om het bericht dat Marieke
Vervoort misschien wel voor euthanasie zou kiezen na Rio. Dat ze altijd opnieuw
in het middelpunt van de belangstelling wil staan, die aandachtshoer, vat ik de
reacties even kort door de bocht voor u samen. Een gatekeeper die er de ranzigste commentaren uit filtert zou een
interessante investering zijn voor de meeste van onze media, al zou dat niet
betekenen dat het verdwijnen van de commentaren ook het racisme zou doen
verdwijnen. Het zou alleen terug verbannen worden naar de cafétoog en de
familiale kring.

***

Gisteravond
las ik een essay van Joël De Ceulaer in De
Morgen
, waarin hij ervoor pleitte dat links wat vaker voor de standvastige
CD&V zou mogen stemmen. Nu vind ik dat de term ‘essay’ veel te snel
gebruikt wordt in sommige media, tenzij men onder essay verstaat: een poging om
iets diepzinnigs te schrijven, maar dit terzijde. Doorgaans vind ik de
kritische stukken en analyses van De Ceulaer wel te pruimen, maar nu ging hij
hopeloos van de baan in de chicane van het meningencircuit. CD&V moedig?
Wat doet ze dan nog in deze regeringen? Als ze de N-VA werkelijk te rechts en
te ranzig zou vinden, dan zou ze toch haar conclusies moeten trekken, nee?
Waarmee ik niet zeg dat ze de stekker eruit moet trekken, dat moet de partij
zelf weten. Maar om nu dat ‘personalisme’ en dat ‘moedige midden’ zo consequent
en geweldig te vinden…

Wat mij nog
het meest tegen de borst stuitte in het — komaan, Van Laeken, pers het uit je
strot! — essay van De Ceulaer is dat
hij het in de eerste paragraaf heeft over ‘een Marokkaanse Genkenaar’. We staan
terug bij af. Als zelfs linkse journalisten de nadruk leggen op dat
‘Marokkaanse’, hebben we geen rechtse tegenstemmen meer nodig. Dan kunnen we de
multiculturele samenleving maar beter ten grave dragen.

Ik schrijf
zelf momenteel, samen met Paul Beloy, een boek over racisme in ons voetbal: Vuile zwarte, half oktober in de
boekhandel. Omdat het gaat over ons
voetbal en over racisme vanwege de huidskleur van voetballers die op onze velden actief zijn, moeten we wel
duiden dat de slachtoffers nieuwe Belgen zijn. Dus schrijven we, hopelijk
consequent (ik moet de hoofdstukken die af zijn voor alle zekerheid nog eens
nalezen!): ‘van Marokkaanse origine’. Maar nooit ‘Marokkaan’ of ‘Marokkaanse
Belg’. Dat vinden we te stigmatiserend. Dat wil zoveel zeggen als: ze horen
niet bij ons, of toch niet helemaal!

***

We hebben
nog werk, mensen. Véél werk. Wie zegt of schrijft dat het vroeger erger was met
dat racisme, die dwaalt. Het was vroeger ánders, vanzelfsprekender, normaler:
we lagen er niet wakker van. Maar de oerwoudgeluiden die je op vele plekken nog
hoort als een anderskleurige speler van de tegenpartij bij de bal komt, zijn er
nog altijd, ze klinken even luid en worden even overtuigend geroepen.

Bij het
herlezen van een aantal van de reacties op de dood van die 15-jarige jongen ontdekte
ik dat een van de reaguurders een
medewerker was van de voetbalclub waar ik een jaartje woordvoerder van ben
geweest. Iemand met wie ik meestal na een match aan de toog een pint stond te
drinken, meestal om ons supportersverdriet te verdrinken. Simpele kerel, maar
ik vermoedde er geen racist van de ergste soort in. Tot ik een tijdje later de
Facebookvriendschap met hem verbrak omdat hij een kritische opmerking van mij
over racisme counterde met ‘het is altijd iets met die zwarten’ (of zoiets).

Het kan
onze buurman zijn, onze collega, onze vermeende vriend. Zullen we hem of haar
er voortaan op wijzen dat het niet past, in plaats van gedegouteerd de andere
kant op te kijken of zonder verder nog iets te zeggen kordaat het café of de
feestdis te verlaten? En zullen we dat ook doen in de omgekeerde richting,
wanneer een nieuwe Belg onze seculiere staat verbaal bezoedelt? Het loont,
ooit.



Het voetbalseizoen 2016/2017 voor u samengevat

Sport Posted on vr, juli 29, 2016 14:13:54

Vanavond
trappen KV Mechelen en landskampioen Club Brugge het voetbalseizoen 2016/2017
op gang. Dat is meteen een primeur: de allereerste wedstrijd in de Liga A, al
mag u rustig Jupiler Pro League blijven zeggen. Er is ook een Liga B (anders
zou die A daar een beetje mistroostig staan, natuurlijk). Liga A telt 16 clubs:
dat was al zo. Liga B (die verder gewoon Proximus League blijft heten) telt 8
clubs: dat is nieuw, want vorig jaar telde de tweede klasse er nog 17. Die
negen anderen zijn geen profclub meer en werden opgenomen in de Eerste
Amateurliga. Het aantal profclubs werd dus gereduceerd tot 24. Nog altijd een stuk of tien te veel om leefbaar te zijn, maar dat is weer een ander verhaal.

Het nieuwe
systeem is hetzelfde als het over de eerste zes in de stand na dertig
speeldagen gaat. Hun punten worden gehalveerd en zij spelen tien wedstrijden
lang play-off 1. Daaronder verandert er wel wat. De nummers zeven tot en met
vijftien werken nog wel een play-off 2 af, maar dit keer in twee reeksen van
zes (in plaats van vier). Meer spekta…ach, laat maar. Om aan twaalf clubs te
geraken in play-off 2 worden de nummers twee, drie en vier uit Liga B
opgevorderd, na hun reguliere competitie van 28 wedstrijden. Acht clubs, 28
wedstrijden, u heeft dat snel omgerekend: alle clubs spelen inderdaad vier keer
tegen elkaar. Vier keer Tubize-Lommel United, dat wordt smullen.

De kampioen
van Liga B doet niet mee in play-off 2. Dat zit zo: de club die het eerste deel
van de competitie eerste eindigt, na 14 wedstrijden, speelt een dubbel duel
tegen de club die het tweede deel van de competitie op kop afsluit. De winnaar
dáárvan is kampioen. Als het twee keer om dezelfde club gaat, is er geen extra
duel nodig, zo slim zijn ze in Voetballand ook wel, al heeft OH Leuven 1-OH
Leuven 2 op papier iets. Daarmee weet u al direct wie ik denk dat volgend
seizoen in Liga A zal mogen spelen. Overigens, wie zestiende staat na dertig
matchen in Liga A, degradeert. Die jongens hebben al congé payé vanaf 12 maart
2016 tot half juni, wanneer de trainingen hervatten. Idem dito voor de kampioen
in Liga B. Die promoveert dan wel, maar heeft vijf maanden geen inkomsten meer.

Een
intelligente lezer zal hebben opgemerkt dat er iets vreemds aan de hand is.
Terwijl de kampioen van de Liga B vrijaf heeft vanaf half maart, nemen de drie
clubs daarachter deel aan play-off 2 én maken zij ook nog kans op Europees
voetbal, als ze eerst hun reeks in play-off 2 winnen, vervolgens de winnaar van
de andere play-off 2-poule uitschakelen en dan ook nog eens een heen- en
terugwedstrijd tegen de vierde uit play-off 1 winnend afsluitend. It’s a long way to Tipperary, dat klopt, maar
het kán. En dat zou pas absurd zijn: vierde eindigen in tweede klasse, niet de
beker winnen en volgend seizoen toch Europees mogen spelen. Only in Belgium!

***

Om u tijd
te besparen, geef ik u nu al mee dat (in alfabetische volgorde) Anderlecht,
Club Brugge, KRC Genk, KAA Gent, KV Oostende en Standard play-off 1 zullen
spelen en dat Moeskroen-Péruwelz degradeert. En Club Brugge wordt opnieuw
kampioen. Daar zijn twee simpele redenen voor: 1) ze hebben een uitstekende
trainer — die dat hopelijk binnenkort mag combineren met een zitje in de dugout
van de nationale ploeg —, min of meer dezelfde kwalitatief sterke kern én het
trouwste publiek, en 2) Raf Willems heeft een boek over blauwzwart geschreven.

Die Willems
is niet de eerste de beste, kan ik u garanderen. Met Hand in hand voor blauw & zwart. Clubliefde van Raoul tot Rafa
zit hij al aan zijn zevenendertigste voetbalboek, zijn veertigste sportboek in
totaal. Raf heeft blauw bloed door de aderen stromen, een club- en Clubliefde
die ontstond op een zonnige dag in 1968. ‘Ik juichte maar ik begreep niet
waarom,’ schrijft hij in de inleiding. ‘Op een avond in mei 1968 zag ik mijn
eerste voetbalbeelden op televisie. Ik was acht en keek naar rare mannetjes die
op elkaar sprongen en met een beker zwaaiden. Ik hoorde dat Raoul Lambert een
penalty in doel had getrapt. Club Brugge kwam op mijn pad. Ik voelde
instinctief aan: dát is het!’

Ik huilde
en ik begreep zeer goed waarom, die 26ste mei. De tegenstander van Club Brugge
op de Heizel was Beerschot. Mijn Beerschot.
Dat een penalty miste in de eerste negentig minuten en dat pas na twintig
strafschoppen verliezend afdroop. Ik was negen en mocht niet naar het stadion. Mijn Beerschot en zijn Club Brugge kwamen elkaar later nog een paar keer tegen in de
bekerfinale, in 1979 en 2005, en toen mocht ik juichen en Raf huilen. Maar we
dwalen af.

In Hand in hand voor blauw & zwart
heeft Raf een persoonlijke Top 50 opgesteld van de voorbije achtenveertig jaar,
sinds die ene meidag in 1968. Met dat soort lijsten krijg je uiteraard altijd
discussie. Waarom staat die er wel in en die andere niet? Zo begrijp ik niet
waarom Paul Courant, Paul Okon en Jos Volders er niet in staan en Pascal
Plovie, Olivier De Cock en Stephan Van der Heyden wél, bijvoorbeeld. De
portretten staan min of meer in chronologische volgorde van verschijning op
Rafs tv: Raoul Lambert, Ferdinand Boone, Pierre Carteus, Johnny Thio en Erwin
Vandendaele mogen openen, de huidige generatie rondt af.

Hij hoort
het niet graag, maar Raf is een voetbalromanticus. Hij houdt van offensief
voetbal, dweept met Ernst Happel, vindt Pelé de beste voetballer aller tijden, haat catenaccio en pleit in dit boekje — dat
werd uitgegeven door De Vliegende Keeper, de uitgeverij die hij samen met zijn
broer runt — voor ‘volgasvoetbal’. Iets waar ik hem overigens in kan volgen.

Ik kan me
voorstellen dat Hand in hand voor blauw
& zwart
een hebbeding is voor Clubsupporters en dat fanatieke fans van
andere clubs dit best links laten liggen. In een notendop lezen blauwzwarte
supporters heldenverhalen over spelers die de meesten nooit zelf zullen hebben
bezig gezien. Er staan fijne anekdotes in, maar ook koele statistieken. En Raf
is speciaal naar Wenen gereisd om er in de voetsporen van Ernst Happel te
kunnen treden, voor wat de ultieme hommage moet zijn aan de stuurse, weinig
spraakzame succestrainer.

Wat u
tenslotte nog mag en eigenlijk moet weten over Raf Willems: hij is ook de op
één na beste zaalvoetbalkeeper uit de geschiedenis van het cafécircuit.

Raf Willems, ‘Hand in hand voor blauw &
zwart. Clubliefde van Raoul tot Rafa’, uitgeverij De Vliegende Keeper, 133
blz., 15 euro.



(D)Emocratie

Politiek Posted on za, juli 23, 2016 12:37:12

Soms
overvalt het mij: de gedachte dat democratie niet voldoet. Zoals die ochtend na
het brexitreferendum. Het was zwoel en het zou die dag 38 graden worden in
Firenze, waar we in de buurt verbleven. Een stel hardnekkige muggen had ons de
hele nacht auditief gezelschap gehouden, en daar bleef het niet bij, aan de gigantische
ovalen rode vlekken op onze armen en benen te oordelen. Vierentwintig uur later
zouden we weer huiswaarts vertrekken, dat was balen. Ik wil het niet als excuus
inroepen, maar misschien was die veel te korte nacht in veel te warme
omstandigheden op het eind van de vakantie er wel de oorzaak van dat ik dacht: fuck democratie. Stomme Britten! Zelfs
in een land waar er stemrecht is, geen kiesplicht, verknoeien
ongeïnteresseerde, slecht geïnformeerde kiezers het nog, hoe is het mogelijk? Zouden
we niet beter af zijn met een verlichte dictator?

Zulke
gedachten verdwijnen gelukkig redelijk snel. Dan doemt die oneliner op van
Winston Churchill, de grootste Brit aller tijden, verre van mijn favoriete
politicus uit de wereldgeschiedenis, maar wel een man van soms wijze en vaak
spitse woorden: democratie is de slechtste vorm van regeren, op alle andere na.
Hoe luid politieke partijen en hun vertegenwoordigers ook roepen dat er geen
alternatief is voor hun ideeën of hun beleid, ze dwalen: dat is er wel. Behalve
voor de democratie zelf. Er gaat niets boven.

Luister
niet naar hen die nog altijd met de oude Fidel uit Cuba dwepen: een volksheld
die een corrupt regime omverwierp, maar daarna zelf een parodie werd op de
oorspronkelijke idealen van zijn medestanders. Er waren zelfs hele slimme,
linkse mensen die in 1979 juichten dat de sjah van Iran verdreven was. Leve
Khomeiny! Tja… Iets met kiezen tussen pest en cholera. Er zijn tal van
voorbeelden te vinden die duidelijk maken dat alleen democratie goed is voor
het volk.

Maar wat
als dat volk de democratie zelf verknoeit? Zoals de Britten, die met een kleine
meerderheid stemden om uit de Europese Unie te treden, maar waar een aantal
kiezers achteraf snel verklaarde dat ze dat zo niet hadden bedoeld. Was het
maar om te lachen of zo? Nigel Farage vluchtte weg van het podium dat hij in de
aanloop naar het referendum had gebruikt om de EU te vervloeken, Boris Johnson
dook eerst politiek onder om vervolgens opgevist te worden als minister van
Buitenlandse Zaken, zowaar een promotie voor een lafaard. Monty Python in het
House of Parliament’s Flying Circus.

Of neem nu
de Turken, die Recep Tayyip Erdogan in twee keer tot alleenheerser uitriepen,
door zijn AKP-partij bij de recentste presidentsverkiezingen een absolute
meerderheid te gunnen (maar gelukkig geen twee derde meerderheid, anders kon
hij zichzelf tot ver voorbij zijn dood grondwettelijk verankeren als
statsleider). Sindsdien gedraagt Erdogan zich nog meer als een autocraat dan in
de tien jaar dat hij premier was van het land.

In november
2006 was ik in Istanboel aanwezig op een congres van journalisten uit de hele
wereld. Op de tweede dag kwam de premier een toespraak geven, waarna er vragen
mochten gesteld worden vanuit de zaal. De speech was onnoemelijk saai en
nietszeggend, het kan aan de voorzichtige tolk gelegen hebben, al was ook de intonatie
van de Turkse premier nogal slaapverwekkend. De eerste vragen waren
voorspelbaar, allicht door de entourage van Erdogan ingefluisterd bij
zorgvuldig aangeduide vazallen, die brave, bijna vrijblijvende dingen vroegen,
waarop de zaal het antwoord zo al kon raden. Tot er plots een klein mannetje
opstond, die zich voorstelde als een Armeense journalist. Hoe zat dat ook
alweer met die genocide in 1915, meneer de premier? De priemende blik van
Erdogan naar dat mannetje zal ik nooit vergeten. If looks could kill… Daarop consulteerde de getergde
machtspoliticus het groepje medewerkers achter hem, waarop een woordvoerder de
zaal droog mededeelde dat onze tijd erop zat. Andere verplichtingen, u kent dat
wel, de wereld buiten wacht niet.

***

De mislukte
militaire coup van vorige week vrijdag verdeelde de wereld. Hele slimme mensen,
dit keer zowel van links en van rechts als daartussenin, vonden het jammer dat
de staatsgreep mislukt was. Allicht dezelfden die een paar jaar geleden
juichten toen het democratisch verkozen regime van de religieuze fanaticus
Morsi in Egypte verdreven werd door het leger onder leiding van generaal Sisi.
De vraag is of het leven voor de doorsnee Egyptenaar zoveel verbeterd is
sindsdien. Maar een nog belangrijkere vraag: wat doet ons hier, in het o zo
slimme westen, besluiten dat de democratie hier superieur is aan de democratie
ginder? Aan welke objectieve maatstaven meten we dat af?

Zowel Morsi
als Erdogan zijn verkozen door het volk. Moeten we dat dan niet meer
respecteren? Morsi werd al snel onderbroken toen hij de scheiding van kerk en
staat ongedaan wilde maken en de wetten van het geloof boven die van de natie
begon te plaatsen. Erdogan heeft al meer tijd gekregen dan zijn Egyptische
evenknie en door het mislukken van de coup krijgt hij nu carte blanche. Of
althans: hij maakt van de verwarring gebruik om dingen door te drukken waarover
hij in andere omstandigheden jaren zou zetten. De klok wordt in Turkije honderd
jaar teruggedraaid. Dat kun je betreuren — ik doe dat ook — en je kunt dat
volk minstens een heel klein beetje achterlijk noemen dat ze dat legitimeren in
de stembus en op straat, door hun steun te betuigen aan Erdogan, maar worden we
ook niet geacht dat te respecteren? Als een volk zichzelf de verdoemenis
instemt en die keuze mordicus blijft verdedigen, is dat dan niet een weliswaar
minder prettig, maar desalniettemin aanvaardbaar gevolg van de democratie, een
systeem dat — zo wist Churchill al — allesbehalve perfect is?

***

Bart
Eeckhout schreef twee weken geleden een confronterend essay over de kromme
redeneringen die je vooral bij links aantreft: ‘Waarom we de IJslandse
volksziel schattig vinden en ons schamen voor Vlaamse vlaggen’. In het
beoordelen van nationalisme wordt een dubbele moraal gehanteerd, beweerde
Eeckhout. Vlaams Belang en N-VA vinden we vies, het links georiënteerde
Catalaanse of Schotse nationalisme sympathiek. Tot daar de rechtse
nationalisten de bovenhand halen, natuurlijk, want dan is dat nationalisme
plots weer verderfelijk. Terwijl je nationalisme altijd en overal op dezelfde
manier zou moeten bekijken.

De wijze
waarop intellectuelen nu naar Turkije kijken, is sterk vergelijkbaar daarmee.
Ze geloven in de democratie, tot de uitslag van de stembusgang verwerpelijk is
en de verkozen president een loopje neemt met westerse waarden en normen (wat
ie ook daadwerkelijk doet, overigens, maar je kunt je ook afvragen of onze
waarden en normen overal en in alle omstandigheden wel zo superieur zijn). Dan
wordt zelfs een staatsgreep een toegelaten middel. Dan mag dat domme
klootjesvolk een lesje krijgen. Burek van eigen deeg. Die manier van denken
neigt naar het oude kolonialisme, het is typisch westers-paternalistisch. Wij weten het beter, zij moeten zich maar aanpassen. We
vergeten dan even dat democratie een westers exportproduct is, dat zonder al te
veel uitleg door de strot wordt gedrukt van andere continenten en vaak volop
mismeesterd wordt door personages die ‘we’ zelf de hoofdrol hebben gegeven in
de operette van hun land

***.

Erdogan is
een potentaat: een man van de absolute macht, die bewijst dat absolute macht
absoluut corrumpeert. Daar twijfel ik geen seconde aan. Een man die het niet
verdient dat er nog maar overwogen zou worden om Turkije eerlang op te nemen in
de Europese Unie. Geen denken aan. Een man die vorig jaar door luie politici
opeens tot bondgenoot werd uitgeroepen om die lastige vluchtelingen ginder te
houden. Daarvoor deugde Erdogan dan weer wel. Het zegt veel over de Europese
leiders dat ze hem als een volwaardige gesprekspartner beschouwen in humane
kwesties wanneer we zelf de overlast buiten onze deuren willen houden. Ach,
mensenrechten, wie ligt daar nu wakker van?

Wat Europa
nu moet doen, is Erdogan isoleren, hem op zijn ondemocratisch gedrag wijzen,
hem duidelijk maken dat democratie ook betekent: rekening houden met de
minderheid, bestaande overeenkomsten met hem opblazen, alle diplomatieke wegen
bewandelen om de veranderingen die Erdogan op heel korte tijd wil doordrukken
tegen te houden. En hier ter plekke: de Erdoganaanhangers intomen.

Maar tussen
de vaststelling dat Erdogan zich allesbehalve democratisch gedraagt — ik deelde
zelf gisteren op Facebook een GIFje waarin je het gelaat van Erdogan via een
hakenkruisfantasietje ziet overgaan in dat van Hitler en, ja, ik zie hem echt
wel als een mini-Führer, zij het vooralsnog zonder diens tomeloze
internationale ambitie — en het voorbarige gejuich om het bijna-afzetten van de
pasja, ligt de droge constatering dat de meerderheid van de Turken hem in een
van zijn peperdure paleizen wil zien wonen en zal juichen als hij vanaf zijn
balkon wat algemeenheden prevelt.

En, ja, ik
besef het zeer goed: de ultieme consequentie is dan dat de democratie wordt
uitgehold door figuren die dankzij die democratie aan de macht zijn gekomen. Dat
je pas internationaal een vuist kunt maken als een man van wie je op voorhand
al wist dat hij onbetrouwbaar is, ná de verkiezingen de boel belazert. Maar wat
is het alternatief? Een internationale jury die beoordeelt of een democratisch
verkozen politicus of regering wel mag regeren? “Nee, we vertrouwen u
niet, volgende kandidaat. Niemand? Nieuwe verkiezingen dan!” Moet politiek
een beetje Idool of X-Factor worden? Of, godbetert, het
Eurovisiesongfestival? En dan nog: wie gaat die onafhankelijke jury
samenstellen? Ha!

***

Schaffen we
dan best het volk af, als de verkiezingsuitslag ons niet bevalt, zoals Bertolt
Brecht ooit plagerig suggereerde? Dan kun je beter meteen de hele democratie op
de schop gooien. Stel je maar even voor dat Trump verkozen wordt, het is niet
ondenkbaar. Het zal mij er niet van weerhouden om zijn kiezers achterlijk te
noemen, maar ik zal ook de eerste zijn om de Amerikaanse democratie te
respecteren. Democratie en dommecratie zijn quasi anagrammen.

Moeilijk,
zéér moeilijk. Als overtuigde democraat vind ik dat we ons niet te bemoeien
hebben met het Turkse regime, tenzij de mensenrechten er met de voeten worden
getreden, wat nu duidelijk het geval is. Als intellectueel vrees ik de verdere aftakeling van de strikte
scheiding tussen kerk en staat, die nog redelijk pril is in Turkije. Als mens
betreur ik wat de Turk in de straat nu overkomt: een schijndemocratie die door
een meerderheid van zijn lotgenoten is mogelijk gemaakt. Als afstandelijk pseudo-analist
stel ik vast dat het verschil tussen democratie en emocratie inderdaad maar één
letter is.



Cer ymlaen!

Sport Posted on vr, juli 01, 2016 12:47:03

Peldroed. Zo noemen de Welshmen voetbal. Pêl-droed yn gêm brydferth. Voetbal is
een mooie sport. Gwmawn bethau yn well
yma nag yn Lloegr
. We doen de dingen hier beter dan in Engeland. (Voeg ik
er na de uitschakeling van de Engelsen even aan toe.)

Het Welsh
is een van die talen waar geen touw aan vast te knopen valt voor een modale
wereldburger. Het lijkt wel alsof een zak met klinkers en een andere met
medeklinkers gelijktijdig op tafel werden leeggeschud en er met de kriskras
door elkaar liggende letters toevallige woorden werden gevormd, zonder verdere
pogingen om Scrabblepunten te scoren. “Het ligt goed zoals het is, doe
maar!” (Yw ddigon da, cer ymlaen.)

***

Als de
Welshmen straks in hun eigen geheimtaal met elkaar communiceren in ons
strafschopgebied wordt het moeilijk om volgen voor onze jongens, maar dat komt
goed uit: we hebben toch niet getraind op verdedigende automatismen. Geen tijd
verloren, goed gezien van onze bondscoach. Alleen een kniesoor als ik stoort zich
daaraan, dus “Pwy sy’n becso?
(Who cares?). Dat we vanavond én
Kompany én Vertonghen én Vermaelen (én Lombaerts) moeten missen, en dat de
gelegenheidsverdediging nog geen seconde zal hebben samengespeeld, wie maalt
daarom? We zullen wel zien. Hoe heet die dure voetballer weer van Wales?
Bailey?

Voetbal
moet de sport zijn waarin het meest aan het toeval wordt overgelaten en
tegelijk word je overladen met een mengeling van zeer waardevolle tot volstrekt
nutteloze statistieken, waar de entourage van een nationale ploeg — toch algauw
een man of tien die tussen de trainingen door niet zo gek veel te doen hebben
en die ook in de loop van het jaar worden betaald om iets te betekenen voor de
nationale trots — best wel nuttige conclusies uit kan trekken. Maar voetbal is
ook de sport waarin intuïtie het vaak haalt op analyse. Cer ymlaen! (Doe maar!)

Daarom zul
je bij de Rode Duivels geen aanvallende automatismen ontdekken. Dat viel
bijzonder op in onze openingswedstrijd tegen Italië. Als een landgenoot de bal
had op de helft van de tegenstander, stond de rest nagenoeg stil. Ze wisten
niet wat te doen, omdat niemand hen dat gezegd had. In hun eigen team trainen
ze daar uren en uren op, maar niet in de nationale ploeg. Cer ymlaen, Eden! Cer ymlaen, Kevin!

Je vraagt
je af waarom de spelers al op 19 mei werden geconvoceerd en waarom de meeste
trainingen achter gesloten deuren verlopen. Want niet alleen tegen Italië liep
het mis, omdat de bondscoach van de Azzurri toevallig wél tactisch beslagen is. Ook de
eerste helft tegen Ierland was het stapelvoetbal, wachten op een geniale inval
van een van onze sterren. Die kwam er pas kort na de rust en toen werd het
allemaal veel makkelijker. Tegen de Zweden bibberden we een heel eind weg, inclusief
een onterecht afgekeurde goal, tot de wreef van Nainggolan en een Zweedse kont
ons bevrijdden. Alleen tegen Hongarije leek er een plan te zijn: hoog verdedigen, snel
storen, vlotte balcirculatie (ook al betekende dit dat we daarvoor de fetisj
van het hogere balbezit moesten opgeven, het Barça-syndroom zeg maar). Het rendeerde,
alleen de efficiëntie kon nog een pak beter, maar wie maalt daarom als je de
Rode Duivels hun beste toernooiwedstrijd in zesentwintig jaar zag spelen (op de
Mondiale in 1990 was er de 3-1 tegen Uruguay, daarna ging het allemaal wat
krampachtiger)? België-Hongarije zou een maatstaf moeten zijn, een ijkpunt,
geen toevalstreffer. Kan het?

***

Zelfs als
we over negen dagen Euro 2016 winnen, zal ik blijven zeggen dat het ondanks
Marc Wilmots is, niet dankzij. De spelers hebben blijkbaar alles te zeggen nu.
Ze leggen zo te lezen zelf de tactische lijnen vast, ze mogen
transferonderhandelingen gaan voeren op andere locaties, ze hoeven zich niet te
verbergen als ze een sigaretje willen roken. Binnenskamers blijft er van die
kadaverdiscipline (nauwelijks vrouwen of vriendinnen op bezoek, gesloten
trainingen, geheimdoenerij) weinig over. Cer
ymlaen!

Toch wil ik
de bondscoach niet verwijten dat de ervaren Nicolas Lombaerts straks niet het
veld zal oplopen. Tenminste, als hij zijn beslissing om Lombaerts niet op de
ultieme lijst van 23 te zetten baseerde op de informatie van de medische staf
en niet op zijn eigen aanvoelen. Een coach moet zijn medewerkers kunnen
vertrouwen en daar blindelings op voortgaan. Zegt de dokter dat Lombaerts niet voluit
had kunnen voetballen op dit EK, dan is dat zo. Waar dient anders die dokter
nog voor?

***

Ik hoop op
Jason Denayer als vervanger voor Vermaelen (en uiteindelijk dus ook Vertonghen).
Ik denk dat het Ciman wordt. Wilmots heeft al laten uitschijnen dat hij voor
ervaring zal kiezen. Ervaring die hij dus blijkbaar niet op training heeft
uitgeprobeerd in een ongeziene formatie, maar soit. Zolang we maar aanvallend spelen, zoals tegen Hongarije:
hoog, snel, Gareth Bale zo ver mogelijk van ons doel weghouden, want zijn vrije
trappen zijn nog dodelijker dan zijn rushes.

Of het nu
Ciman of Denayer wordt (of alsnog Kabasele), het zou allemaal niets mogen
uitmaken. Natuurlijk is het een nadeel dat we drie vaste verdedigers moeten
missen. En toch… Fodd bynnag, ni ddylem
ddefnyddio hynny fel esgus
. (Maar dat zouden we niet als excuus mogen
aanwenden.)

***

Cer ymlaen!



Divided Kingdom

Samenleving Posted on vr, juni 24, 2016 18:20:52

We zouden hen ‘achterlijk’ kunnen noemen, de Leave-stemmers, en daar valt veel voor te zeggen. Niet of onvoldoende geïnformeerd, gedreven door een bizarre vorm van revanchisme, kortzichtig, gericht op de korte termijn, aangevuurd door een mengeling van Eigen Volk Eerst-nationalisten, die een afgeschermde enclave verkiezen boven een groter verhaal, en ouderwetse imperialisten die blijven zweren bij de Commonwealth en de koloniale rijkdom van lang vervlogen tijden. Maar ‘achterlijk’ is een te vlugge conclusie.

We zouden hen als ‘egoïstisch’ kunnen bestempelen en ook daar valt veel voor te zeggen. Senioren en babyboomers hebben voor een ‘Back to the past’ gekozen, want die herinneren ze zich als ‘glorious’: Churchill, dikke sigaren, Upstairs-Downstairs, neerkijken op het gepeupel. Vijftigplussers stemden massaal voor Leave (55% wilde weg uit de EU). Bij de 65-plussers was dat zelfs 6 op de 10. Driekwart van de jongere kiezers ziet wel een groot-Europese toekomst voor het Verenigd Koninkrijk, zij willen ‘Back to the future’. Zij zullen het gelag mogen betalen, als de oude knarren eerst van hun gezellige oude dag kunnen genieten en daarna dit tranendal met een kamerbrede smile verlaten. Máár: ook ‘egoïstisch’ is te eenzijdig als adjectief.

Wie weet noemen we hen binnenkort wel ’trendsetters’, want het risico bestaat dat ook in andere landen extreme nationalisten en populisten het anti-EU-vuur zullen aanwakkeren en wie weet zijn er nog wel regeringsleiders à la David ‘The Gambler’ Cameron te vinden die een arrogant gokje willen wagen. Cameron is straks verdwenen, ongetwijfeld naar het bijzonder lucratieve lezingencircuit, après lui le déluge. Ach, ’trendsetters’, dat zou een veel te grote eer zijn.

***

Dit krijg je wanneer een bijzonder waardevol project als de Europese eenmaking niet gedragen wordt door de bevolking, niet voldoende verdedigd door de politici en niet afdoende verklaard door de media. Dit krijg je wanneer het beeld van ‘Europa’ er een is van ondoorzichtige reglementen en regeltjes, uitgedokterd door bureau- en technocraten. Dit krijg je wanneer politici van traditionele partijen alleen maar in verkiezingstijd aandacht hebben voor de kiezer. In plaats van aanwezig te zijn in de Dorpsstraat, te praten met en luisteren naar de man (m/v) in de straat, zonder hem of haar daarom naar de mond te praten of gelijk te geven (meestal liever niet, zelfs), verblijven ze in hun ivoren torens en schuiven ze elke dag aan op een ander banket met exclusieve dranken en spijzen, far from the madding crowd. En dan krijg je dit: het moet vaak een vreemde wereld zijn voor wereldvreemden. Reality checks kunnen pijnlijk zijn.

***

Ach, we overleven dit wel. De Britten zullen ons meer missen dan wij hen, eigenzinnige, zelfgenoegzame opportunisten dat ze waren in die 43 jaar aanwezigheid en tegelijk ook afwezigheid binnen de unie. Ze deden uiteindelijk toch vooral aan cherry-picking. “So be it”, zoals Open VLD-voorzitster Rutten vanochtend al vrij snel tweette. Al is het uitkijken naar de reactie van het IRA, want nu zullen de aanhangers van een verenigd Ierland opnieuw opstaan. Een explosieve situatie dreigt. En de Schotten zullen nu wel dik spijt hebben dat ze ervoor kozen om bij Groot-Brittannië te blijven. Plus: jonge getalenteerde Britten zouden weleens massaal kunnen uitwijken naar de Europese Unie, die veel meer (toekomst)mogelijkheden biedt dan het verstarde Albion.

***

Historische dagen, toch wel. En hysterische, dat ook.



Mr. Creosote

Sport Posted on za, juni 11, 2016 12:55:03

Het vat is
af, zeggen we in Antwerpen. Ik gebruik die ‘we’ even for old time’s sake, want ik woon al een kwarteeuw niet meer in de koekestad van de Sinjoren, maar sommige
spreekwoorden heb ik stiekem ontvreemd terwijl de Antwerpenaren even niet
opletten tijdens het uitgebreid afscheid nemen van hun afgezant. ‘Het vat is af’
betekent zoveel als: ik ben moe. Uitgeput. Toe aan vakantie. En dat is nu net
wat ik de komende weken zal doen. Dolce
far niente
.

Al is het
natuurlijk wel Euro 2016. Een groot voetbaltoernooi, dat neem ik doorgaans tot
mij zoals Mister Creosote zich culinair volvrat in die beruchte scène uit The Meaning Of Life: hij blijft eten tot
hij letterlijk ontploft en het spuug in het rond vliegt. Niet dat u zich
daarbij moet voorstellen dat ik om de twee jaar in juni net als Terry Jones een buitenmaats kostuum
draag en met moeite mijn dikke kont in de zetel kan ploffen, maar u begrijpt
mij wel: als je teveel digestiefjes, amuusjes en een eindeloze sliert
voorgerechten tot je neemt ben je tegen het hoofdgerecht, de finale,
volgevreten. Maar ik ben altijd bang dat ik ook maar iets zou moeten missen:
een geniale flits, een briljante ingeving, een fysiek haast onmogelijke save,
een vrije trap die vanop veertig meter met de hiel wordt binnengetrapt, kortom,
het betere werk.

Niets van
dat alles de komende weken. Ik trek naar een voetbalgek land waar je de meeste
wedstrijden niet op de openbare televisie kunt volgen. Waar er alleen bij de
matchen van de eigen nationale trots grote schermen op dorpspleinen worden geïnstalleerd.
Waar de doorsnee voetballiefhebber pas interesse begint te betonen vanaf de
kwartfinales, maar tegen dan ben ik allang weer thuis. Ik ga de eerste ronde
nagenoeg volledig missen, of ik moet mijn huwelijk op het spel zetten, want mijn
dierbare echt- en huisgenote is geen Mrs. Creosote, zeker niet wat voetbal
betreft. En omdat ik haar graag zie, offer ik mezelf liefdevol op (insert dramatische vioolmuziek).

Ik zat dus
tot voor kort met een ambetant gevoel. Wat zou ik verdorie allemaal moeten missen! Tot ik het wedstrijdschema onder ogen
kreeg. Roemenië-Albanië, Rusland-Slovakije, Polen-Noord-Ierland,
Tsjechië-Turkije, Ierland-Zweden, Oostenrijk-Hongarije, IJsland-Oostenrijk. Geef
mijn portie maar aan Fikkie, ook al worden het wereldpartijen. Het is zoals de zes
weken na mijn vorige eervolle vermelding op deze plek nog steeds onvolprezen
columnist Jan Devriese vanmiddag tweette: ‘Zwitserland-Albanië, een mens kijkt
ernaar uit als naar een rectaal toucher’. De indigestie wenkt voor álle
voetballiefhebbers. Er zijn te veel wedstrijden. En dat komt omdat er te veel
deelnemende landen zijn. Vierentwintig, met name. Op een EK, godbetert. Op een
WK zijn het er 32, ook héél veel, té veel, maar dan spreek je tenminste over
zes continenten en meer dan tweehonderd landen die aan de voorrondes beginnen.

De Europese
voetbalbond UEFA telt sinds kort 55 leden. Dat wil dus zeggen dat 44 procent
van de aangesloten leden mag deelnemen aan dit Europees Kampioenschap in
Frankrijk. Vierenveertig! Da’s bijna één op twee. Toen de Rode Duivels in 1980
de finale bereikten van het EK in Italië waren er slechts acht deelnemende
landen op een totaal van 33 UEFA-leden (de toename van het aantal leden heeft vooral
te maken met de implosie van Joegoslavië en de Sovjet-Unie, vertel ik er even
bij). 8 op 33, dat is 24 procent, minder dan één op vier. Alleen groepswinnaars
mochten toen naar de eindfase. In 1980 eindigde België eerste in een groep met Oostenrijk, Portugal, Schotland en Noorwegen. In de aanloop naar dit toernooi werden ocharme Wales, Bosnië en Herzegovina, Israël, Cyprus en Andorra opzij gezet, al had een tweede plaats volstaan en mogelijk zelfs een derde, al diende er dan nog een barrage gespeeld te worden. In 1980 moest je moeite doen om erbij te zijn.
In 2016 moet je moeite doen om er níet bij te zijn.

Hoera,
Albanië, Hongarije, Ierland en IJsland, roepen sommigen. Het zijn wellicht
diezelfden die het leuk vonden dat Eric Musambani in 2000 mocht deelnemen aan
de Olympische Spelen in Sydney. Onder het mom van: exoten welkom in het
Olympisch zwembad. Ook al had de man uit Equatoriaal-Guinea bij ons nooit een
zwembrevet gekregen, vanwege: nauwelijks kunnen zwemmen. Op YouTube vind je hem
terug onder de titel ‘Funny Swimmer’. Láchen! (En ook wel: een beetje
quasi-racistisch medelijden hebben met de man die willens nillens de bijnaam ‘Eric the
Eel’ torst.) Je kan dat sympathiek vinden, maar eigenlijk is het een
aanfluiting van de sportieve waarden.

Op grote
sporttoernooien moeten de besten van de wereld zich met elkaar meten, aangevuld
met sporters en teams die verdienstelijk weerwerk kunnen leveren. De top en de subtop, zeg maar. Het is de
enige plek waar de ‘survival of the fittest’ toegelaten zou mogen zijn. Voor al
wie niet goed genoeg is om aan topsport te doen is er de ‘breedtesport’. Dat is
niet erg, er zijn maar enkelen uitverkoren. Laat die uitblinken en laat de rest
bewonderend toekijken. Daarom noemen we het ook ’topsport’. Daarom wordt er
veel geld betaald voor de uitzendrechten. Daarom zetten mensen zich met een
krat bier en zakken chips voor de televisie. Een EK met zestien landen, zoals
de voorbije edities, is ruim voldoende. 29 procent van de aangesloten leden bij
de UEFA. Als de nieuwe FIFA-voorzitter Gianni Infantino zijn verkiezingsbelofte
waarmaakt, krijgen we eerlang veertig deelnemende landen op een WK. Niet doen.
Dan ben je zes weken onderweg en ben je het spelletje al na de eerste ronde
beu.

Op de duur
is er zoveel kaf dat je het koren niet meer ziet. Obesitas en topsport horen
niet samen. Voor je het weet zijn we allemaal Mister Creosote: kotsmisselijk en
volgevreten na ontelbare voorafjes op een bedje van complete overbodigheid met
een zalfje van commercieel geflipflop.



The Greatest

Sport Posted on za, juni 04, 2016 13:30:05

Float like a butterfly, sting like a bee.

Scène 1. Jongen van 7 leest de krant: ‘Cassius
Clay weigert in Vietnam te gaan vechten’.

Vietnam,
daar had ik al van gehoord, de oorlog is in 1966 volop aan de gang, het nieuws
sijpelt met enige vertraging ook in de Vlaamse huiskamers door. Dat iemand durft
te weigeren om te gaan vechten in een ver, vreemd land intrigeert me. Het voedt
mijn prille anti-militaristische gedachten en zal zestien jaar later zeer zeker
een invloed hebben op mijn beslissing om gewetensbezwaarde te worden. Ik geloof
niet in geweld als oplossing. En daar is dan een bokser, die van 15 maal 3
minuten gewelddadig gedrag zijn beroep heeft gemaakt, om me daarop te wijzen.
‘Cassius Clay’ staat er wel degelijk te lezen, terwijl de jongeman met die naam
twee jaar eerder heeft opgehouden te bestaan. De Olympische kampioen van Rome
in 1960, op zijn achttiende!, de wereldkampioen na winst tegen Sonny Liston in
1964, heeft zich bekeerd tot de Nation of Islam, waar hij aan de zijde van
Elijah Muhammad en Malcolm X figuurlijk vecht tegen rassendiscriminatie. Smijt
zijn Olympische gouden medaille in de Ohio River uit protest tegen segregatie
en rassenhaat, nadat hem kort na de Spelen de toegang tot een restaurant wordt
ontzegd vanwege zijn huidskleur. De jongen van 7 leest gretig alle artikels
over de man die hij begint te bewonderen. Hij kijkt in zwart en wit naar het
atletische lichaam van een topsporter. The
Greatest
. Zou het?

No Vietcong ever called me a nigger.

Scène 2. Ergens in 1970 ziet een jongen van 11
een tv-journaal: ‘Muhammad Ali krijgt zijn bokslicentie terug’.

Drieënhalf
jaar lang mag Ali niet boksen. Een deel van die tijd brengt hij zelfs achter
tralies door, de rest in ballingschap. Niet meer welkom in het Amerika van
Nixon, Ku Klux Klan en communistenhaat. Hij die weigert te gaan vechten tegen
de verderfelijke Vietcong, de anti-patriot. In mijn ogen wordt hij stilaan de
grootste patriot aller tijden. Een man die zich verzet tegen een systeem dat
iedereen probeert fijn te malen, indoctrineren, tot haat aan te zetten.
Negentien jaar vóór een student zich voor een tank posteert op het
Tienanmenplein in Beijing is Ali voor mij de man die figuurlijk voor een tank gaat
liggen, die een helikopter dankzij zijn eigen oerkracht aan de grond houdt, die weigert
jubelend napalm uit te strooien over de jungle. Een held. Een échte.

He who is not courageous enough to take risks
will accomplish nothing in life.

Scène 3. Op 9 maart 1971 ziet een jongen van 12
een verslag van de ‘Fight of the Century’: ‘Ali verliest van Frazier’.

Mijn held wil
zijn wereldtitel terug, na drieënhalf jaar van vernedering en uitsluiting. Ik ben
blij dat hij terug mag boksen, maar ook een beetje boos. Mijn ouders vinden
twaalf veel te jong om ’s nachts live naar zijn wereldtitelkamp te kijken op de
Nederlandse televisie. Dat Ali verliest is een pleister op de wonde. Helden wil
je niet zien tenonder gaan, zeker niet tegen een bruut. Vergeleken met de
plompe Frazier is de meer dan honderd kilogram wegende Ali een sierlijke
rietstengel. Een wonder van de natuur. (Maar dat boksen, is dat niet
verschrikkelijk? Is dat nog wel sport? De twaalfjarige jongen is in dubio,
blijft voorlopig wel bewonderen.)

Boxing is a lot of white men watching two black
men beat each other up.

Scène 4. In de nacht van 29 op 30 oktober 1974 kijkt
een jongen van 15 zich de ogen uit tijdens ’the Rumble in the Jungle’: ‘Ali
wint van Foreman’.

Is Joe
Frazier in mijn ogen een lelijke bruut, wat is die George Foreman dan? Een
überbruut? Een man die zijn tegenstanders alleen al door zijn verschijning
angst inboezemt. Ali maakt geen schijn van een kans, zeggen alle kenners. Ali
maakt geen schijn van een kans, denk ook ik. Ik slorp alles op: de
krantenartikels, de radiocommentaren, de tv-verslagjes. Ik zie mijn held de
draak steken met zijn toekomstige tegenstander. Hij rijmt erop los, want rappen
is dan nog geen begrip. Psychologische oorlogsvoering die met één tik tot de
categorie ‘Belachelijk’ kan worden gereduceerd, dat weet ook mijn held. De
eerste zeven ronden gaat hij gewillig in de touwen staan, iets wat een bokser
normaal altijd wordt afgeraden te doen. Ali incasseert slagen op buik, lever en
milt. Af en toe roept hij de molenwiekende Foreman iets toe, een verbaal
plaagstootje tussen de hoog opgetrokken handschoenen door. Ik denk: wat een afgang. Ik zing
stilletjes met het Zaïrese publiek mee : ‘Ali, bomaye!’ (‘Ali, doodt hem!’). En
in ronde acht gebeurt het ondenkbare. Ali komt uit de touwen en stapt op
Foreman af. Klets, boem, patat, daar gaat de wereldkampioen bij de
zwaargewichten tegen het canvas. Ali heeft de wereldtitel beet. Dat ik uren later op
school met kleine oogjes allang vergeten lessen volg: wie kan het wat schelen?
Op de speelplaats wordt de kamp dunnetjes overgedaan. Ja, in het midden van de nacht opstaan voor bokskampen,
dat doen we nog in de jaren zeventig. Al blijft die ene vraag door mijn hoofd
zoemen: mag ik dit wel appreciëren, ik die geen vlieg kwaad zou doen, die nog
nooit in zijn leven gevochten heeft?

People don’t realize what they had till it’s
gone. Like President Kennedy, there was no one like him, the Beatles, and my
man Elvis Presley. I was the Elvis of boxing.

Scène 5. 1 oktober 1975, net iets minder dan
een jaar na zijn onverwachte zege tegen Foreman, bokst mijn held in de ‘Thrilla
in Manila’: ‘Ali wint van Frazier’.

Een jongen
van zestien ziet dat na de reus Foreman ook het monster Frazier eraan moet.
Weer een nachtelijk gebeuren, omdat de organisator op de Filipijnen vooral de
Amerikaanse tv-kijkers wil plezieren en die kijken liefst rond een uur of negen
’s avonds, midden in de nacht bij ons, ’s ochtends vroeg in Manila. Mijn held
wint dan wel, maar de magie is weg. Zelfs de kamp tegen de verloren gelopen
Belg Jean-Pierre Coopman volg ik het jaar nadien in uitgesteld relais. Gelukkig
maar, want het is een farce. Ali is onverwacht aardig voor zijn opponent. Hij
weet: piece of cake. Coopman is een
sparring-partner voor de wereldkampioen, die op zijn 34ste zichtbaar trager
bokst. Hij zweeft niet meer door de ring, hij steekt nog slechts af en toe. Er
klopt iets niet. Maar wát?

Wars of nations are fought to change maps. But
wars of poverty are fought to map change.

Scène 6. Een over zijn hele lijf bevende man loopt
op 19 juli 1996 een gigantisch podium op: ‘Ali ontsteekt de Olympische vlam’.

Parkinson,
dat heb ik al gelezen in 1984 of zo. Een gevolg, wellicht, van de vele
geïncasseerde klappen. Maar dat het zo erg is… Ik wend mijn hoofd af, al mag
dat niet te lang duren, want de sportredactie verwacht dat ik de hoogtepunten
van de openingsceremonie samenbal in een montage van drie minuten. Het liefst laat
ik er mijn held uit, maar dat kan niet: de Olympische vlam is het hoogtepunt
van die veel te lange, veel te dure, veel te pompeuze bedoening. Ik vind het
ontluisterend. Net zoals ik het een paar dagen later jammer vind dat hij
symbolisch zijn gouden medaille van Rome, die hij kwaad in een rivier had
gesmeten, terugkrijgt. Ik vind het nep, Amerikaanse show, een groot kampioen
onwaardig. Het doet af aan die moedige daad van zesendertig jaar voordien. Ali
laat zich gewillig fêteren, zo lijkt het. Of hij ondergaat het, wie zal het
zeggen? Als hij zestien jaar later de Amerikaanse vlag mag dragen wanneer Team
Yankee het Olympisch Stadion in Londen betreedt, pink ik een traan weg. De
commentator noemt het ontroerend en historisch, ik zie alleen maar een
vernederde sukkel, die ‘neger’ met zijn slavennaam, Cassius Clay, die opnieuw
als aapje wordt opgevoerd voor een joelend publiek. Het is weer 1960.

I’ve made my share of mistakes along the way,
but if I have changed even one life for the better, I haven’t lived in vain.

Scène 7. Een jongen van 40 laat zijn held in de
steek.

De Top 52 van de eeuw, mijn idee om het
hele jaar 1999 de grootste sporters aller tijden te eren middels een rubriekje
in Sportweekend. Alle medewerkers van
de tv-sportredactie mogen een persoonlijke Top 20 opstellen, van die verzamelde
lijsten maken we een Top 52. Er wordt flink gediscussieerd die dagen. Er
ontstaan twee groepen: de Merckxisten, zij die Eddy Merckx de grootste sportman
aller tijden vinden, en de anderen, zij die kiezen voor Carl Lewis, Michael
Jordan, Pelè of Muhammad Ali. Ik denk: Ali. Ik zet op 1: Merckx. Het ultieme
verraad, omdat ik tot een groep wil behoren en daarom laat ik de man vallen die
ooit zijn gouden plak wegzwierde omdat hij niet tot een groep mócht behoren. Ik
ben een lafaard. Ik wil dit hier en nu, op mijn zevenenvijftigste, goedmaken:
Muhammad Ali, en niemand anders, is de mooiste, praatvaardigste,
interessantste, grappigste, intelligentste en, jawel, beste sportman aller
tijden.

I’m the greatest thing that ever lived! I’m the
king of the world! I’m a bad man, I’m the prettiest thing that ever lived.



« VorigeVolgende »