Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Erger dan de jaren 30

Geschiedenis Posted on za, november 23, 2019 13:21:38

Het ging de voorbije dagen weer over de jaren 30. Niet over de tijdsspanne die er over tien jaar aankomt, maar over het tijdsgewricht dat, afhankelijk van hoe je de jaartelling bekijkt, begon in 1930 of 1931, en eindigde in 1939 of 1940. (Voor wie daar een boompje wil over opzetten: onze jaartelling begint op het punt 0, min of meer gelijk aan de geboorte van Jezus Christus. Al wat daarvoor gebeurde, heet ‘v.Chr.’, al wat daarna geschiedde is ‘na Chr.’, of gewoon: een jaartal. Het jaar 0 bestaat niet. We namen een vliegende start en begonnen in het jaar 1, net zoals het jaar voordien niet 0 of -0 was, maar -1. Die ‘nul’ was een momentopname, zo weer verdwenen. Een ijkpunt en niet meer dan dat. Verder niets om ons zorgen over te maken of om er brede maatschappelijke debatten over te organiseren. Ware het niet dat we de onhebbelijke gewoonte hebben om alles in decennia op te delen. En dat het makkelijker klinkt om pakweg de jaren 60 af te bakenen tussen 1 januari 1960 en 31 december 1969. Wat dus fout is, want als onze tijdrekening begon in het jaar 1, startten de ‘sixties’ logischerwijze in het jaar 1961. Logisch, omdat we als volgt tellen: 1-2-3-4-5-6-7-8-9-10. Kortom, het jaar 1930 behoorde nog tot de jaren 20, de jaren 30 begonnen op 1 januari 1931 en eindigden op 31 december 1940. Met mijn welgemeend excuus voor deze flinke zijsprong.)

Het ging dus over de jaren 30. Herman Van Goethem, historicus en rector van de UAntwerpen, schreef op het eind van een week die begon met een brand in een toekomstig asielcentrum dat de politieke pyromanen van de jaren 30 terug zijn van weggeweest. Hij haalde er de Kristallnacht bij, en de boekverbrandingen onder de nazi’s. Collega-historicus Nico Wouters waarschuwde een paar dagen later voor dat soort veralgemeningen. Wouters raadt af om vergelijkingen te maken met de jaren 30 van toen, al schreef hij ook: ‘Van Goethem is uiteraard een uitstekend historicus en zijn vergelijking met de jaren 1930 is op zich correct. Het punt is wel dat je met evenveel legitimiteit ook de fundamentele verschillen met de jaren 1930 kan benadrukken. Het hangt er maar van af welke focus je gebruikt en welke elementen je naar voren wil halen. Dat maakt van dit soort historische parallellen vaak een interessant intellectuele oefening maar een zeer problematische raadgever voor vandaag.’

Van Goethem blaast warm, Wouters afwisselend koud en warm. Reductio ad Hitlerum, zoals dat in geleerdere kringen genoemd wordt, neigt soms tot reductio ad absurdum. Laten we daar even van afstappen en toch proberen te vergelijken. Een evenwichtsoefening die niet makkelijk is, zeker niet voor een man die, zoals ondergetekende, al uitschuift als hij een ijsplek in de verte ziet opdoemen.

In díe jaren 30 werd een hele natie, Duitsland, getroffen door de gevolgen van de herstelbetalingen die deel uitmaakten van het Verdrag van Versailles uit 1919. De geallieerden waren daar naartoe gestapt met de idee om wraak te nemen op de Duitse oorlogszucht tussen 1914 en 1918. Over slechte raadgevers gesproken: wraak en rancune zijn áltijd slechte raadgevers. Want in plaats van de Duitse leiders te treffen en zij die de oorlogsmachine actief ondersteunden, werd de gewone man in Duitsland getroffen. En die gewone man kreeg het steeds moeilijker om te overleven, laat staan volwaardig te leven. Op die brokstukken van een gehavende samenleving-zonder-vooruitzichten profileerde een klein mannetje met een snorretje zich om de natie een betere toekomst voor te spiegelen. Zoals beginnende politici weleens plachten te doen, riep hij: met mij wordt het beter. Maar dan moet je mij wel onvoorwaardelijk volgen. Hij was de grote winnaar van verkiezingen, kreeg als aanvoerder van een minderheidspartij de macht toegeschoven door weifelende traditionele partijen — de trado’s van het Duitsland van 1933 — en maakte daar almacht van. U kent uw geschiedenis. Er hoorde een zondebok bij, méérdere zondebokken zelfs, maar de Joden genoten wel de oneer om helemaal platgewalst te worden door de propagandamachine van Goebbels en daarna uitgeroeid te worden in de kampen. De Duitse Johann met de pet knikte en keek de andere kant op. Of werkte actief mee. Het was toch hún schuld dat wij, gewone Duitsers, het moeilijk hadden, nietwaar?

De Jood van toen — een heel specifiek ras en een heel specifieke bevolkingscategorie — is nu de vreemdeling geworden — heel breed gedefinieerd. Asielzoekers, gelukzoekers. Migranten komen ons werk afnemen. Moslims komen ons bekeren tot de islam. Fundamentalisten zullen ons uitmoorden. Dus mag zo’n toekomstig asielcentrum volgens sommigen — een omschrijving van een op het eerste gezicht beperkte categorie die zich echter steeds verder uitbreidt — in de fik gestoken worden. Liever zelfs mét asielzoekers erin, riepen enkelingen. Vergis u niet, hun aantal groeit. Kijk naar het onverstoorde en flink toegejuichte angstaanjagende repertorium van rechtse en extreemrechtse politici en opiniemakers. Kijk naar haatreacties op allerhande fora. Kijk vooral naar de verkiezingsuitslagen. Zwarte Zondag, morgen precies achtentwintig jaar geleden, is intussen Pikzwarte Zondag geworden.

***

Het migratiedebat is compleet verziekt. Migratie is nodig, elke samenleving, elk land heeft het nodig. Maar wel op een gecontroleerde wijze. Mensen die pro ongelimiteerde migratie zijn, dwalen. Zo werkt het niet. Dat kan een samenleving, hoe dynamisch ook, niet volhouden. Als u tot die groep behoort, stop hier en lees iets anders dat meer in uw kraam past. Mensen die tegen bijna elk vorm van migratie zijn, dwalen evenzeer. Wat doet u hier trouwens, rep u naar Doorbraak.

***

Wat de huidige situatie zo schrijnend maakt, is dat er niet meer over migranten wordt gesproken, maar over migratie. Er wordt niet over vluchtelingen gesproken, maar over het vluchtelingenprobleem. Er wordt niet meer over mensen gesproken, maar over getallen. Statistieken. Ontmenselijken werkt, dat werd nog vóór de jaren 30 van de vorige eeuw aangetoond, maar het werd onder Hitler en Goebbels wel geperfectioneerd. Als je de vreemdeling ziet, in plaats van een vreemdeling, kan je makkelijk verabsoluteren. En er een probleem van maken. Problemen vragen om oplossingen, liefst zo makkelijk mogelijke. Dat communiceert handiger.

Een vergelijking met de jaren 30 is dus verleidelijk. De parallellen zijn er, de methodes zijn herkenbaar. En toch wringt het. Daar dacht ik deze week aan na het lezen van verschillende opiniestukken en een schijnbaar achteloze tweet van volksvertegenwoordiger Van Langenhove, die een schoolbezoek aan het Fort van Breendonk omschreef als een vorm van ‘zelfhaat’. Daar kan je maar één conclusie uit trekken: hij vindt het jammer dat de Duitsers de oorlog niet hebben gewonnen. Hoe kan je immers aan zelfhaat doen, als je naar Breendonk stapt om te leren uit de geschiedenis van toch nog niet zo heel lang geleden? Zelfhaat is dan, in de ogen van de Vlaams Belang-representant: als Vlaming tegen je zin naar een historische plek gaan en zien waar het in jouw ogen is fout gelopen. Veel duidelijker kan je boodschap niet zijn, tenzij je — wat afgelopen zomer gebeurde — als lid van een rechts-van-extreemrechtse organisatie de Hitlergroet brengt in de oude kantine van de nazi’s in Breendonk. Dat laat nóg minder tot de verbeelding over.

Op een slinkend aantal uitzonderingen na — uitstervende Oostfronters en andere collaborateurs, die nog altijd overtuigd zijn dat ze destijds de juiste keuze maakten — hebben de racisten van vandaag geen oorlog verloren. Ze hebben niet de gevolgen moeten dragen van herstelbetalingen die heelder generaties in armoede zouden onderdompelen. Ze kregen niet te maken met economische uitzichtloosheid. Ach ja, de duistere jaren 80 en de bankencrisis van tien jaar geleden, dat wel, maar dat waren kleine, vervelende gebeurtenissen in vergelijking met wat Duitsland tussen de twee wereldoorlogen meemaakte.

Dat de Duitsers massaal overstag gingen en de kant van een dictator kozen, die het beste met hen voorhad, zo dachten ze, is achteraf bekeken fout en dom, maar niet eens zo onbegrijpelijk. In tijden van uitzichtloosheid is elk minuscuul lichtje aan het eind van de tunnel een baken. Je kunt dat niet goedkeuren, maar je kunt het wel begrijpen. Oorzaak-gevolg. De massahysterie en de onvoorwaardelijke steun voor een onmenselijk regime kwamen voort uit radeloosheid. Racisme — het beeld van ‘Untermenschen’ zoals Joden en zigeuners — was in die donkere dagen een reddingsboei. Het zijn wij, of de anderen, zo werd hen voorgeschoteld. Een leugen, maar wel een die geloofwaardig klonk.

Hoe zit dat met de racisten van nú? Waren de Duitsers eerder onvrijwillige haatzaaiers — ‘we moeten dit doen om ons hachje te redden’ —, dan zijn de racisten van vandaag vrijwillige haatzaaiers. Ze grijpen een onzichtbare bedreiging aan om bevolkingsgroepen te ontmenselijken. Wie zich blind laat leiden door uitspraken van mensen die wel of niet gehinderd worden door een cordon sanitaire, van Francken tot Dewinter, begint zich langzamerhand te gedragen als de Duitsers van weleer, maar dan zonder hun beweegredenen. Hier is geen sprake meer van een werkelijke oorzaak en een werkelijk gevolg. De oorzaak wordt verzonnen, aangedikt, in hapklare brokken nepnieuws verpakt en geslikt door steeds meer mensen.

Als je het zo bekijkt, is het misschien beter om op te houden voorspelbare, in se niet eens onjuiste, maar al te makkelijke vergelijkingen te trekken met de jaren 1930. Eigenlijk is het nu erger: dit is racisme omdat het kán, omdat mensen dat diep in zichzelf wíllen, omdat ze zich superieur achten. Dat superioriteitsgevoel was onder Hitler een propagandistisch middel, nu is het een ‘feit’. Racisme is bijna een doel op zich geworden.

Vreemd dat de vooruitgangsoptimisten en de leden van het obscure zootje dat zich ‘Bende van de Vooruitgang’ noemt, dat nog niet hebben opgemerkt, verblind als ze zijn door hun ‘Zo gaat het goed, zo gaat het beter’-mantra. Dat blind zijn voor gevaren tot ongelukken leidt, is nochtans iets wat je kunt leren uit de geschiedenis.



Hoe goed zijn de Rode Duivels echt?

Sport Posted on di, november 19, 2019 18:44:36

(Deze bijdrage verscheen gisteren als ‘De Bankzitter’ in De Standaard.)

Sterke Rode Duivels, zwakke tegenstanders. Zo kun je de groepsfase voor Euro 2020 samenvatten. Idem voor de alleen op papier lastige uitmatch in Rusland: 1–4. De 30 op 30 wenkt, maar bij deze kwalificatie past ook de nodige relativering.

De wedstrijd in en tegen Rusland diende voornamelijk om na te gaan of een door blessures verzwakt elftal – zonder Kompany, Vertonghen en Meunier – toch in staat zou zijn om in Sint-Petersburg te winnen. Het antwoord is: ja, zeker, vrij makkelijk zelfs. De eerste helft was imposant, vooral op de counter. De tweede was routineus. Wat zaterdag vooral in positieve zin opviel, was de solidariteit, de tactische discipline en het altruïsme van de Rode Duivels. Kwaliteiten die je kunt meenemen naar een groot toernooi.

Twee tegendoelpunten hebben de Duivels tot nog toe moeten incasseren in deze campagne, twee keer tegen de Russen. Daartegenover staan 34 gemaakte doelpunten. De beoogde 30 op 30 in groep I van de Euro 2020-voorronde is zeer nabij. Dat moet lukken morgenavond, in die laatste thuiswedstrijd tegen Cyprus.

Smalle kern

Maar waar staan we nu? In het verleden stond de verdediging op punt en hadden de Rode Duivels vooral nood aan aanvallende kracht. Deze generatie zit eerder te wachten op de opvolgers van Kompany (op het moment van Euro 2020 34 jaar oud), Vermaelen (34), Vertonghen (33) en Alderweireld (31). Alleen die laatste lijkt nog jong genoeg om het WK van 2022 in Qatar te kunnen meepikken. Even sterke opvolgers staan niet klaar. Boyata is een degelijke vervanger zonder meer, Denayer moet nog altijd bevestigen in het nationale shirt en Dendoncker is meer een middenvelder dan een centrale verdediger. Worden er nog verdedigers opgeleid?

Ander mogelijk pijnpunt is de breedte van de selectie, of het gebrek daaraan. Landen als Brazilië en Duitsland kunnen twee bijna evenwaardige elftallen opstellen, Frankrijk zit daar niet ver vandaan. Na het afhaken van Fellaini en Dembélé en het afserveren van Nainggolan zijn de volwaardige alternatieven in de veeleisende 3-4-3 van Roberto Martínez op de vingers van één hand te tellen: Mignolet, Vermaelen, Tielemans, Chadli en Batshuayi. Die laatste niet omdat hij zo intelligent voetbalt, maar omdat hij bij de nationale ploeg makkelijk scoort: 16 goals in 29 meestal niet eens volledige wedstrijden, een gemiddelde van meer dan een op twee dus. Op de vleugels, o zo belangrijk in dit systeem, zijn Castagne en Carrasco hooguit verdienstelijke doublures voor Meunier en Thorgan Hazard, die stilaan incontournable wordt.

Om op Euro 2020 een gooi te kunnen doen naar goud, is de fitheid van de basisspelers na een lang en slopend seizoen cruciaal. Dat wordt toch bang afwachten. De geleide loting zal normaal in ons voordeel werken, met haalbare tegenstanders als Rusland en Denemarken. Dan kan er wat geroteerd worden in de groepsfase.

Makkelijke weg

We moeten de prestaties van de Rode Duivels naar waarde schatten. Dat wil zeggen: bescheiden juichen, maar ook beseffen dat deze ‘gouden generatie’ nog niets gewonnen heeft. En dat een voorronde tegen Rusland (37ste op de huidige Fifa-ranking), Schotland (53), Cyprus (93), Kazachstan (121) en San Marino (209) weinig relevant is, zeker als je weet dat zowel nummer één als twee in de poule rechtstreeks naar het EK mag. Zwakke groep, zwakke tegenstanders, dominante Duivels. Al dient gezegd dat andere grote voetballanden het soms lastig hadden in vergelijkbare groepen.

Kijken we even naar de voorrondes die de Duivels moesten spelen om vorige EK’s met minstens acht deelnemers te bereiken. Om tot de finale in Italië in 1980 te kunnen doordringen, eindigde België eerst bovenaan in een groep met onder meer Oostenrijk, Portugal en Schotland. Alleen de groepswinnaar kwalificeerde zich toen. Het toernooi van 1984 werd gehaald dankzij een eerste plaats in een groep met vier: Zwitserland, DDR en Schotland. Zelfs op weg naar Frankrijk, drie jaar geleden, moesten toch nog Wales (bij aanvang van de kwalificatiecampagne toen 41ste van de wereld), Bosnië en Herzegovina (19) en Israël (68) opzijgezet worden.

Dit is dus de makkelijkste en meest logische kwalificatie ooit. En die eerste plaats op de wereldranglijst moet eveneens in zijn context bekeken worden. Die hangt nu eenmaal samen met het makkelijke programma.

Van Himst en Voorhoof

Verdient wel een vermelding: Romelu Lukaku. Wat hij bij de Rode Duivels presteert, is knap. Topspits. Hij zit inmiddels aan 52 doelpunten in 84 interlands, 62 procent, oftewel een goal om de 145 minuten. Hij is daarmee met ruime voorsprong topschutter aller tijden van de nationale ploeg en doet zowel in absolute getallen als in percentages beter dan Bernard Voorhoof (international tussen 1927 en 1940) en Paul Van Himst (1960-1975), beiden goed voor 30 goals. Voorhoof deed dat in 61 wedstrijden (49%), Van Himst in 81 (37%). Ook Eden Hazard is hen intussen voorbijgestoken: hij zit aan 32 doelpunten in 105 interlands (30%).

Statistisch is dat duidelijk. Maar laten we opnieuw de context niet vergeten. Voorhoof kreeg in zijn tijd geen hapklare brokken als San Marino voorgeschoteld: het waren destijds dan wel (bijna) allemaal amateurs, maar in de toplanden leefden ze als profs. Hij scoorde onder meer tien keer tegen Nederland, vijf keer tegen Frankrijk en twee keer tegen Italië en Duitsland. Eigenlijk was alleen zijn ene goal tegen Luxemburg tegen een zwakkere tegenstander, want de Rode Duivels maakten zelf weinig klaar tussen de oorlogen. Bij zijn laatste cap was Voorhoof niet eens dertig, de Tweede Wereldoorlog onderbrak een maand later abrupt zijn internationale carrière.

Ook Van Himst kreeg doorgaans met veel sterkere verdedigers te maken dan die van Cyprus of Schotland. Bovendien was hij niet eens een diepe spits. En wat voor Voorhoof geldt, geldt ook voor Van Himst: België stelde in diens gouden jaren internationaal niet zoveel voor, op die ene uitschieter in 1972 na: brons op een EK dat vanaf de halve finales in ons land werd georganiseerd.

Dit zet de statistieken van Romelu Lukaku toch enigszins in perspectief: goed gedaan, maar beter omringd, tegen zwakkere tegenstanders en met meer interlands per jaar. Ach, als hij over acht maanden maar aan het kanon staat.



Heimwee naar de Volksunie

Politiek Posted on za, november 16, 2019 13:01:43

Een taalbad voor kleuters. Klimaatontkenners moeten ook welkom zijn in De afspraak. Migratie is de oorzaak van het verlies aan vrije ruimte op het platteland. Ballekes in tomatensaus moet in de Vlaamse canon staan.

Het regende de voorbije weken ideeën, ideetjes en idee-fixejes van N-VA-excellenties, waarbij ik dat woord ‘excellentie’ hanteer als neutrale aanduiding van hun positie in de samenleving, niet vanwege grote verdiensten of aantoonbare ‘excellente’ prestaties. Het legen van de ideeëntrommel komt er enkele maanden nadat de tijdelijke Vlaamse minister-president de Belgische vlag ‘een vod’ had genoemd.

Het is de schuld van de Walen, de sossen, de politiek correcten, de linkse wereldverbeteraars, enfin, van iedereen, behalve ‘van ons’. Zelfs de begrotingsschuld is zogezegd ontstaan ná het vertrek van N-VA uit de federale regering. Het moet makkelijk zijn om verantwoordelijkheden te dragen met een geel-zwarte sjerp omgegord: is het goed, dan strijk je de eer op, is het slecht, dan ligt het aan de anderen.

Calimero kan er nog iets van leren.

***

Daarbovenop komen nu de besparingen in de cultuursector. Zes procent generiek, ‘slechts’ drie procent voor zeven erkende kunstinstellingen, zestig procent voor wie rekende op projectsubsidies. In die pot zit niet langer 8,47 miljoen euro, maar 3,39 miljoen. Min 5 miljoen en 80.000 euro, voor wie zijn rekenmachientje bij de hand heeft. Een habbekrats voor de Vlaamse begroting (die afgerond 48,2 miljard euro bedraagt), een levensnoodzakelijk inkomen voor betrokken organisaties en individuele kunstenaars.

Als mijn rekenmachientje me niet in de steek laat, bedraagt de besparing in culturele projectsubsidies 0,00012 procent van de Vlaamse begroting. Dat is peanuts. En dat herleidt deze zogeheten besparing tot wat ze werkelijk is: een ideologische keuze. Een optater voor al die lastige, betweterige, allesbehalve Vlaamsgezinde, zonder uitzondering extreemlinkse culturo’s, die al jaren in het vizier van rechts liggen. Jongens en meisjes die spuwen op de Vlaamse identiteit. Weg met ons! Soumission! Vroeger hadden we tenminste nog kunstenaars die oog voor schoonheid hadden, zei N-VA-Kamerfractieleider Peter De Roover gisteravond ongeveer letterlijk in De afspraak op vrijdag. Kortom, het is hun eigen schuld, van die anti-Vlaamse potverteerders. Wat denken ze wel? Het zal hen leren! (Best mogelijk dat deze laatste zin letterlijk weerklonken heeft op een voorbereidende vergadering in Vlaams-nationalistische hoofdkwartieren, meervoud in dit geval.)

N-VA (en in de niet zo verre achtergrond Vlaams Belang) neemt een voorschot op de toekomstige Vlaemsche Vlaamse meerderheid, waarin nog veel meer lastige, betweterige, allesbehalve Vlaamsgezinde mensen te horen zullen krijgen dat het hen zal leren. En terwijl deze schaamteloze ontmanteling van hedendaagse kunst en cultuur in alle openheid gebeurt — de culturo’s mogen nu zelf een tegenvoorstel doen aan minister-president-cultuurminister Jambon, wat erop neerkomt dat ze het executiemiddel mogen kiezen: de strop, de guillotine, de kogel of de elektrische stoel, het resultaat is toch hetzelfde — hoor je behalve een paar dappere backbenchers niemand van CD&V en Open VLD, partijen die nog niet zo lang geleden bevlogen cultuurministers leverden zoals Renaat Van Elslande, Frans Van Mechelen, Rika De Backer, Karel Poma, Patrick Dewael en Sven Gatz. Ruggengraatloze lafheid is het, op een tweet van Dewael na: ‘Cultuurbeleid is meer dan het conserveren van ons roemrijk verleden. Als we onvoldoende investeren in hedendaagse kunst verschraalt ons verleden. De creaties van nu zijn het erfgoed van morgen.’

Wat doen zijn partijgenoten? (Voorlopig niets.)

Wat doen de christendemocraten? (Voorlopig niets.)

Straks mogen we die ‘voorlopig’ schrappen. CD&V en Open VLD zijn letterlijk en figuurlijk meelopers geworden, aanhangsels, appendixen in het lichaam van een regering. Ze spelen mee in een draaideurentragedie binnen het gesubsidieerd politiek theater, hebben niet eens hun rol uit het hoofd geleerd. Op de affiche staan is belangrijker, dáár draait het om. Ze willen er per se bij zijn en wentelen zich zodanig in onderdanigheid dat over vijf jaar de totale overbodigheid wenkt. Van onderdanig naar overbodig, zoveel letters verschil zitten daar niet op. Opgeslorpt als ze zijn in nabije of toekomstige voorzittersverkiezingen doen ze niets. En laten ze betijen. Alsof dat stemmen zal opleveren over vijf jaar, of — wie weet — als we binnenkort toch vervroegd naar de stembus moeten omdat er geen federale consensus wordt gevonden (die er ook ná die eventuele verkiezingen niet zal zijn, maar dit nu even terzijde).

Christendemocratische en liberale staatsmannen draaien zich om in hun praalgraf.

Nog levende ex-leiders zitten in een hoekje te wenen, bij zoveel ideologisch verval, bij zulk verlies aan geloofwaardigheid, bij de nakende overbodigheid.

***

Nooit gedacht dat ik dit ooit nog zou schrijven (‘OK, boomer!’), maar ik heb heimwee naar de Volksunie. Ik heb zelfs ooit één keer op die partij gestemd, de allereerste keer dat ik naar de stembus mocht. 8 november 1981. Je moest toen 21 zijn om je stem via een rood potlood te laten horen. Uit pure balorigheid — wist ik veel van partijprogramma’s toen — stemde ik voor een partij van balorige politici, van in mijn ogen redelijke rebellen, dwarsliggers met een grote mond en een klein hartje. Met name Hugo Schiltz vond ik een begenadigd debater. Altijd ter zake, altijd het algemeen belang voor het eigenbelang plaatsend. Een staatsman, quoi, zonder dat ie in zijn lange politieke carrière al te veel mocht bedisselen welke richting het land zou uitgaan.

Later werd ik een zwevende kiezer. Nooit nog maakte ik het bolletje rood onder de afkorting VU. Maar ik zag wel dat Schiltz een bruggenbouwer bleef: een Vlaming die de Walen niet haatte en die meedacht in functie van het overleven van dit moeilijke land. Dat ligt helemaal anders bij de huidige Vlaams-nationalistische voormannen (m/v). Artikel 1 van de statuten kan voor hen niet snel genoeg toegepast worden.

Ik zag hoe Jaak Vandemeulebroucke met hand en tand de hormonenmaffia bestreed. Zoek bij de huidige geel-zwarten maar eens iemand die zich aan de kant van de zwakken in de samenleving plaatst. Of die systematisch criminaliteit bestrijdt. (Neen, de War on drugs telt niet mee, dat is een schijn- en schertsvertoning!) Willy Kuijpers kwam op voor verdrukte volksgroepen. Aan Vic Anciaux hebben we de huidige Ancienne Belgique te danken, zoek die recente Belpop maar eens op waarin hij het trucje uit de doeken doet. Zoon Bert werd uitgelachen omdat hij weleens in het openbaar weende, maar werd als minister van Cultuur en later Sport (toen al na de implosie van de Volksunie) gewaardeerd door deze sectoren. ‘Gewaardeerd’ in de zin van: hij kreeg ook bakken vol kritiek, maar achter zijn beleidsmaatregelen stak een idee en dat idee was niet ideologisch verkleurd.

Bart De Wever mag dan wel, althans volgens een door De Morgen samengesteld panel, de invloedrijkste intellectueel van deze regio zijn, toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat het intellectuele gehalte van de gemiddelde Volksunie-mandataris een pak hoger lag dan dat van de gemiddelde N-VA-functionaris.

Mag dat nog terloops opgemerkt worden?



Is er nog plaats op het Genkse trainerskerkhof?

Sport Posted on do, november 14, 2019 10:01:57

(Deze bijdrage verscheen dinsdag 12 november onder de noemer ‘De bankzitter’ in De Standaard. Diezelfde dag nog werd Felice Mazzu ontslagen als trainer van KRC Genk. De slotparagraaf werd wegens plaatsgebrek niet afgedrukt in de krant.)

Club Brugge leed op de Bosuil de eerste nederlaag van het seizoen. Antwerptrainer Laszló Bölöni mag nog even blijven zitten. In Genk wacht Felice Mazzu wellicht een ander lot, na de pijnlijke thuisnederlaag tegen Gent. De landskampioen is op de sukkel. Doorgaans wordt de trainer dan geslachtofferd.

Mazzu-time. Met die term werd de voorbije seizoenen aangegeven dat Sporting Charleroi, toenmalige club van Felice Mazzu, op de valreep had gescoord. Vandaag betekent ‘Mazzu-time’: tijd om op te stappen. Begin vorige week nog eiste voorzitter Croonen ‘een reactie’ na de vijfde seizoensnederlaag. Die kwam er gedeeltelijk op Liverpool, waar KRC Genk na een nipte nederlaag toch met een goed gevoel Limburgwaarts keerde. De uitgestippelde tactiek, een soepele 3-5-2, oogstte bijval.

De bevestiging moest er zondag in de vooravond komen tegen AA Gent, dat zelf donderdag voor het eerst dit seizoen een uitzege boekte, tegen het sterke Duitse Wolfsburg dan nog. Minder dan 72 uur na die stunt koos Jess Thorup voor nagenoeg hetzelfde elftal. Alleen de vleugelbacks werden gewisseld: Castro-Montes en Mohammadi vervingen Lustig en Asare. De geschorste Odjidja werd noodgedwongen vervangen door Bezus. Bij Genk kwam ten opzichte van de bemoedigende prestatie op Anfield alleen Onuachu in het team voor Ito. Never a change a losing team, als de eer hooggehouden werd.

Twee vroege doelpunten, eentje in iedere helft, bezegelden het Genkse lot. Depoitre en David duwden Mazzu nog wat dichter naar de uitgang. Zes nederlagen op veertien wedstrijden: de patiënt is ernstig ziek zonder uitzicht op genezing en dan schrijven voetbaldokters meestal een trainersontslag voor. ‘Dit is Genk onwaardig’, zei technisch directeur De Condé achteraf. ‘We moeten deze week de koppen samen steken en kijken wat het beste is voor de club.’ Vandaag is voorzitter Croonen terug van een buitenlandse trip. Straks weet Felice Mazzu hoe laat het is. Mazzu-time.

Falend transferbeleid

Hoe is het zo ver kunnen komen? Om te beginnen is het vanzelfsprekend ondankbaar om een succescoach af te moeten lossen. Philippe Clement slaagde er vorig jaar in Genk naar boven te stuwen met flitsend voetbal. Na het behalen van de titel koos hij voor de vlucht vooruit: Club Brugge. Genk moest op zoek naar een trainer die het goed moest doen in de competitie én in de Champions League. Minstens één zege moest dat opleveren op het kampioenenbal, iets waar Genk bij drie vorige gelegenheden niet in was geslaagd. Bernd Storck, die het uitzonderlijk goed had gedaan bij Moeskroen, Ivan Leko, één keer kampioen en één keer tweede met Club, en Felice Mazzu, zes meer dan behoorlijke seizoenen in Charleroi, werden genoemd. Het werd Mazzu, een trainer die bekend staat voor een tactische benadering die vertrekt vanuit defensieve stabiliteit.

De penningmeester lachte deze zomer zijn tanden bloot in de Luminus Arena. 20 miljoen euro voor Trossard, 13,7 miljoen voor Malinovski, 8 miljoen voor Aidoo. In totaal kwam er zo’n 47 miljoen binnen van uitgaande transfers, en dan was er nog de 9 miljoen die Toronto in maart neertelde voor Pozuelo, plus de vele miljoenen uit de Champions League-pot. Daartegenover stond iets meer dan 33 miljoen aan inkomende transfers.

Ga er als nieuwe trainer maar aan staan: een tot held uitgeroepen voorganger opvolgen met een verzwakte kern. De jonkies Hagi, Nygren, Cuesta en Odey moeten nog groeien, Hrosovsky haalt niet het hoge niveau van Malinovski en is een beetje dubbelop met Berge, die tegen alle verwachtingen in niet vertrok, Onuachu wordt voorlopig afgeremd door Samatta, nog zo’n verrassende blijver, en Theo Bongonda, zo schreven we vorige week al, is een momentenvoetballer. In Waregem waren dat er heel wat, in Genk tot nog toe bijzonder weinig.

Als trainer hang je af van de spelers die de club je aanreikt. Voorzitters en technisch directeurs stappen zelden op vanwege een falend transferbeleid. In de top 10 van transferuitgaven in de 31 jaar dat de Genkse fusieclub bestaat, prijken zes spelers die in 2019 kwamen. Dan zou je toch meer individuele kwaliteit mogen verwachten op het veld.

Trainerskerkhof

Felice Mazzu is natuurlijk niet zonder schuld. Hij wilde een succesvol team ‘zijn’ voetbal laten spelen: de vleugelbacks werden opgesloten in een tactisch stramien, terwijl net zij vorig seizoen voortdurend voor aanvallende impulsen zorgden. Met de 4-3-3 van Clement was Genk gevaarlijk via de flanken en met infiltrerende middenvelders. Je kunt als trainer koppig vasthouden aan je eigen accenten, maar dan moeten die wel direct resultaat opleveren. Daarna begon Mazzu te weifelen en probeerde hij verschillende tactische concepten uit. Genk werd een elftal zonder gezicht en zonder vastigheid. Het peterprincipe bestaat in alle bedrijfssectoren, óók in het voetbal. Jammer voor deze gentleman, een zeldzaam verschijnsel in het topvoetbal.

Maar er is meer aan de hand in Genk. Voor de vierde keer al loopt het mis na het behalen van de landstitel. Na de titel in 1999 vertrok Aimé Anthuenis naar Anderlecht. Zijn opvolger, Jos Heyligen, hield het vol tot de winterstop. Sef Vergoossen bleef nog bijna twee volle seizoenen na de titel in 2002, ook al vielen de resultaten wat tegen. Na het vertrek van Frank Vercauteren, kampioenenmaker 2010/2011, kwam Mario Been. Die loodste Genk naar een verdienstelijke derde plaats, maar moest in zijn derde jaar verdwijnen. Op het Genkse trainerskerkhof liggen ook nog Johan Boskamp, René Vandereycken, Hein Vanhaezebrouck en Peter Maes, toch geen beginnelingen. Alleen Anthuenis hield het er meer dan drie seizoenen vol en stapte zelf op. Stof tot nadenken.

Als de voorspelbare beslissing weldra gecommuniceerd wordt, moeten ze zich in Genk toch eens bezinnen over de clubcultuur. Vinden ze het oké dat een landstitel een gevolg is van een combinatie van toeval, tijdelijke hoogconjunctuur en minder goed presterende opponenten, of willen ze elk seizoen bovenin meedraaien? Dit zei Peter Croonen daar eind juli over in een voorbeschouwing op het seizoen: ‘Je kan de traditionele inkomstenbronnen – ticket- en abonnementenverkoop, sponsoring, merchandising, tv-gelden – slechts geleidelijk verhogen, dus moeten wij proberen ons te plaatsen voor Europees voetbal en geregeld spelers verkopen.’ (DS 25 juli)

Arme Felice Mazzu en arme opvolger binnenkort.



Vechtvoetbal ontregelt Brugse mechaniek

Sport Posted on ma, november 11, 2019 14:04:36

Voor het eerst sinds 1997 kon Antwerp thuis nog eens winnen van Club Brugge, meteen de eerste seizoensnederlaag voor Club. De geplaagde trainer Bölöni koos voor bloed, zweet en tranen-voetbal, mét resultaat. Dat vinden de fans op de Bosuil best oké.

Antwerp-voorzitter/eigenaar/mecenas/stadionverbouwer Paul Gheysens had het in een weekendinterview nog zo benadrukt: het moest maar eens gedaan zijn met het smijten van bekertjes en Bengaals vuur op de tribune. ‘Zijn’ fans hadden het niet gelezen (of trokken er zich niets van aan, dat kan ook): na 41 minuten en 13 seconden werd Antwerp-Club Brugge voor een tiental minuten stilgelegd omdat rood-witte supporters scheids- en lijnrechter hadden bekogeld met volle drankbekers en plastic flesjes. Aanleiding was een onterecht gefloten overtreding van De Laet en een gele kaart erbovenop voor een protesterende Bolat, nadat eerder al Haroun op geel was getrakteerd na een ingebeelde fout.

Overigens zat Paul Gheysens niet naast zijn Brugse alter ego, Bart Verhaeghe, op de eretribune. De topmannen van Ghelamco en Uplace zijn allesbehalve vrienden, sinds Gheysens in Gent een stadion mocht bouwen – wat Club vooralsnog niet kan en mag in Brugge -, Antwerp overnam en een strategisch gelegen lapje grond bezit op de plek waar Brugge hoopt te bouwen. Verhaeghe ging op zijn beurt dwarsliggen toen Gheysens een nieuw nationaal voetbalstadion wilde bouwen in Grimbergen. Haantjesgedrag. Tussen hen in nam dan maar Luciano D’Onofrio plaats, als buffer.

Voetbal is oorlog, geen poëzie

Geen Mbaye Diagne in de Brugse kern. De Senegalees heeft het helemaal verkorven na zijn strafschopmisser in Parijs, een combinatie van egoïsme, burgerlijke ongehoorzaamheid en overdreven zelfvertrouwen. Dat de huurovereenkomst met Diagne niet per direct verbroken werd, is onbegrijpelijk: nu blijft de spits een vervelend en onbetrouwbaar sujet in een spelerskern die vooral rust kan gebruiken. Evenmin op de bank, Jelle Vossen. Die heeft duidelijk geen toekomst meer in Brugge.

Of Laszló Bölöni nog een toekomst heeft als trainer van Antwerp was een andere vraag die veelvuldig werd gesteld de voorbije dagen. De Roemeen schijnt een bijzonder vermoeiende man te zijn. Laat zijn spelers los buiten het stadion, maar op training en tijdens de match is hij héél aanwezig. Het is geen toeval dat hij zelden langer dan twee seizoenen op één plek blijft. De resultaten waren dan wel meer dan oké de voorbije twee seizoenen, toch kreeg de trainer veel kritiek voor de manier waarop hij zijn team liet voetballen. Voor Bölöni is voetbal oorlog, geen poëzie.

De komst van creatieve, aanvallende spelers moest voor de kentering zorgen, maar daardoor verdween de defensieve stabiliteit. Vooraf getipt als outsider in het titeldebat moest Antwerp de voorbije weken vooral harken om bij de eerste zes te staan. Tegen de ongeslagen leider, die nog geen puntje liet liggen buitenshuis, koos Bölöni dan ook niet zo verwonderlijk voor zijn vertrouwde vechtvoetbal, met Refaelov en Mirallas op de bank. Geen plaats voor balkunstenaars als er moet gebikkeld worden.

Philippe Clement liet Siebe Schrijvers nog eens aan een wedstrijd starten. Wat Club inboet aan snelheid en beweging zonder Diatta en Dennis, maakt de Limburger goed door creativiteit en inventiviteit. En door te scoren. Al miste hij in de tweede helft nog wel een opgelegde kans. Bij de rust was het gevoel dat Club alles onder controle had.

Enfant Zérible

Voelde scheidsrechter Van Driessche tijdens de rust dat hij iets goed te maken had voor het thuispubliek? Was dit een zoveelste bewijs dat thuisploegen bij duels in het strafschopgebied eerder een penalty zullen krijgen dan de bezoekers? Of ging de referee gewoon de mist in? Wat er ook van zij, Dieumerci Mbokani mocht vijf minuten na de pauze de zelf afgedwongen, vederlichte elfmeter omzetten.

Club Brugge was de kluts kwijt. Lamkel Zé liep op de linkerflank zijn opponent Kossounou voorbij als ging het om een paaltje op training. Bij zijn derde raid duwde hij de bal voor doel, waarna die in de kluts via doelman Mignolet tegen de touwen verdween. De Kameroener vierde dat op zijn eigengereide manier, een frats die hem alweer op een gele kaart kwam te staan. Geweldige voetballer, gekke jongen: enfant Zérible.

Voor het eerst sinds de openingsspeeldag stond Club op achterstand. Toen werd dat ruimschoots goedgemaakt in Beveren, op de Bosuil versierde het wel kansen, maar de afwerking viel tegen. De 2-1 redt voorlopig het vel van Bölöni en rechtvaardigde ook zijn tactische aanpak: weg met de frivoliteiten, het publiek wil bloed, zweet en tranen, en kreeg die ook. Negen gele kaarten, waarvan zes voor thuisspelers, dat vinden ze niet erg in Deurne-Noord. Benieuwd hoe Club deze tik zal verwerken. De interlandbreak komt als geroepen.



Mijn levens

Memories & mijmeringen Posted on za, november 09, 2019 13:06:08

Mijn levens. Het was zomaar een ingeving op een rustig moment tijdens een vakantie in Portugal. We waren redelijk dringend op zoek naar een titel voor de memoires van Louis de Vries, de autobiografie die ik mocht schrijven en die dus niet echt een autobiografie in stricto sensu is geworden. Op het contract met de uitgeverij stond als werktitel ‘Mijn leven. De memoires van Louis de Vries’, maar dat vond ik te oubollig klinken.

***

“Mijn oom was bloednerveus, speelde allesbehalve perfect die avond, maar kreeg achteraf toch complimenten van die andere Louis. ‘Jij bent Louis de Eerste, niet ik,’ zei die. Volgens mijn vader zag Armstrong bijna wit van bewondering die avond. Vanaf dan was ooms bijnaam ‘de blanke Armstrong’.” — uit Mijn levens, over zijn voorgeschiedenis en zijn vader (Jack) en oom (Louis) die bekende vooroorlogse jazzmuzikanten waren

***

Ik dacht aan iets wat het hoofdpersonage van het boek typeerde en kwam uit bij ‘De man die altijd op de eerste rij stond’. Omdat dat zo was én is: eerste muziekcafé die naam waardig (Pannenhuis), eerste manager van beatgroepen (o.m. The Pebbles), eerste festivalorganisator (Folk & Blues Festival in Deurne, rockdag op Jazz Bilzen, 1st International Pop Event, ook in Deurne), eerste moderne manager in het voetbal (Antwerp), eerste voetbalmakelaar op professionele basis (Marc Degryse, Cisse Severeyns, Nico Claesen, enzovoort enzoverder), eerste en enige organisator van een wereldtitelkamp in het boksen in ons land (Jean-Marc Renard, 1989, Namen), eerste Vlaming die een buitenlandse voetbalclub ging leiden (Honvéd), eerste algemeen directeur in het Belgische voetbal (Germinal Beerschot Antwerpen), eerste werkelijk professionele boksmanager (Sugar Jackson), eerste zeventiger die nog een club overneemt (Sporting Lokeren)… De lijst is schier eindeloos. Maar Louis is behalve een pionier op vele vlakken, ook iemand die zijn plaats kent in de wereld. Hij vond de titel te pretentieus klinken. ‘De man die altijd op de eerste rij stond’ terug naar af.

Eerder uit balorigheid en om eens te zien hoe de anderen erop zouden reageren had ik een lijstje gemaakt waarop ‘Mijn levens’, meervoud, bovenaan stond. En het is dus Mijn levens geworden. Daar ben ik nu wel blij mee, omdat die titel het ook wel zegt: Louis de Vries heeft vele spreekwoordelijke waters doorzwommen.

***

“Zijn totaal gebrek aan professionalisme maakte dat Ferre nooit internationaal is doorgebroken. Als hij succes had, was dat ondanks zichzelf. Een authentiekere mens heb ik nooit gekend” — uit Mijn levens, over Ferre Grignard, van wie Louis de Vries de manager was

***

Jaloezie. Dat was, heel eerlijk, het eerste wat ik voelde toen ik Louis twee en een half jaar geleden voor het eerst interviewde voor Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden?, het boek dat Geert De Vriese en ikzelf schreven naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van dat belangrijke gebeuren. Geboren in 1946 had hij de jaren 60 niet alleen beleefd, hij had ze vormgegeven. Organiseerde het eerste optreden van Pink Floyd in ons land, toen al zonder de weggestuurde Syd Barrett. En dat van Jimi Hendrix, al was dat meer een open repetitie waar hooguit een paar handvollen nieuwsgierigen opdaagden. Een week later kwam Hey Joe uit en was Hendrix op slag wereldberoemd. Zo gaat dat soms. En ik, geboren in 1959, had de jaren 60 wel meegemaakt, maar niet méé-gemaakt, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik was niet eens een toeschouwer, ik leerde kruipen, stappen, lopen, hoorde op de achtergrond een flard Beatles, zag de Innovation in brand staan en studenten met stenen smijten, en toen was het al voorbij. Ik had er willen bij zijn — niet in de Innovation, voor alle duidelijkheid —, maar ik zat niet eens op de tribune. En deze dynamische man wel. ‘Ik moet ooit eens op papier zetten wat ik allemaal gedaan heb,’ zei hij toen tussen neus en lippen. Gewoon, een opmerking terzijde, waar verder geen aandacht aan besteed werd. Toch niet door mij.

***

“‘Take me to the zoo, man!Maar jij moet wel de entree betalen, want ik heb geen geld op zak.’ Dus ging ik, Louis de Vries, op een donderdagnamiddag met Lionel Hampton naar de dierentuin van Antwerpen” — uit Mijn levens, over de wereldberoemde vibrafonist Lionel Hampton, die kwam optreden in het Pannenhuis

***

Een jaar later zat ik weer tegenover hem, voor een nieuw boek: Woodstock in België. De eerste festivals. Eerder dit jaar verschenen, bij deze nogmaals warm aanbevolen, al schrijf ik het zelf. Over het muziekjaar 1969. Seven horses in the sky van The Pebbles (manager: Louis de Vries). 1st International Pop Event in de Arenahal (organisator: Louis de Vries). Het bandje stond af, toen hij voorzichtig polste, of ik misschien-wie-weet-wel-geïnteresseerd zou zijn om hem te helpen met het schrijven van zijn autobiografie. Hij had eerst een veel gerenommeerdere journalist aangesproken, maar die wilde dat hij, Louis, de basistekst zou leveren en daar had Louis geen zin in.

***

“Die hebben daar werkelijk furore gemaakt: ze speelden iedereen weg met Seven horses in the sky. Vuurwerk op het podium, letterlijk. En dat in een zaal met zoveel volk. Als je dat nu zou toelaten, steken ze je in de bak” — uit Mijn levens, over The Pebbles op het 1st International Pop Event

***

Enter Frank Van Laeken. Gewapend met een oude iPhone, waarvan ik de dictafoon gebruik om interviews op te nemen, een paar stylo’s, om tussentijdse vragen te noteren, en heel veel nieuwsgierigheid en, jazeker, nog altijd die beheerste jaloezie. Hoeveel sessies van een volledige ‘werk’dag we hebben samengezeten? Ik ben de tel kwijtgeraakt. De jaloezie bleef, maar geleidelijk aan nam de bewondering de overhand. Respect. Dankbaarheid voor iemand die de weg geplaveid had, in de muziek, in het voetbal, in het leven. Urenlang heb ik bandjes uitgetikt, een structuur trachten te respecteren, terloopse anekdotes in het juiste tijdvakje gestopt, de stem van Louis proberen te vereenzelvigen met woorden op papier, extra informatie opgezocht, héél hard gewerkt mag ik wel zeggen. Het resultaat ligt nu in de boekhandel. Ik ben er bijzonder blij mee, Louis is er opgetogen over, nu u nog.

***

“Ik ben heel tevreden over hoe mijn leven gelopen is, dat ik de kans heb gehad om mijn eigen weg te zoeken. Tijdens het herlezen van de tekst van dit boek vroeg ik me soms af: heb ik dit allemaal meegemaakt? Ben ik dat wel? Een weelde. Wynton Marsalis die je vraagt of je zijn soundcheck wil doen: rijker kun je niet zijn” — uit Mijn levens, slotbedenkingen

***

Louis de Vries. Mijn levens, Frank Van Laeken, Willems Uitgevers, 295 blz., 20 euro.



Belgisch voetbal maakt weer een owngoal

Sport Posted on vr, november 08, 2019 11:56:41

(Dit opiniestuk verscheen dinsdag 5 november in De Standaard.)

Business as usual is niet het juiste antwoord op Schone Handen. De politiek kan niet anders dan ingrijpen, vindt Frank Van Laeken.

Econoom Stijn Baert riep eerder op deze pagina’s op om de belastingvoordelen en RSZ-kortingen van de voetbalclubs af te schaffen (DS 10 oktober). Als u 2.326,62 euro bruto per maand verdient, draagt u persoonlijk 304 euro RSZ af (13,07 procent) en uw werkgever ook nog eens 580 euro (24,94 procent), samen 884 euro. Als u Adrien Trebel heet, draagt u eveneens maximum 304 euro af, ook al verdient u dan plots 250.000 euro per maand.

Dat is een vertekende situatie die jaren geleden gecreëerd werd om ­onze noodlijdende sportclubs een handje te helpen. Je kunt dat zowel een nobele en maatschappelijk verantwoorde als een kortzichtige beslissing noemen (waarom de profsport wel helpen en andere sectoren niet?), maar de maatregel bestaat nu eenmaal. Alleen al die RSZ-regeling kost de staat, ons allemaal dus, opgeteld 70 miljoen euro per jaar.

Tegenover die artificiële rechten stonden ook plichten. Zoals: investeren in de eigen jeugdwerking. Wat de meeste clubs vervolgens aan hun laars lapten. Ze halen liever goed­kope buitenlanders dan kansen te geven aan eigen jeugdvoetballers, een uitzondering niet te na gesproken. Dat heeft ook te maken met het minimumloon voor buitenlandse voetballers, dat bij ons rond de 80.000 euro bruto per jaar ligt. In ­Nederland moet het minstens anderhalve keer het gemiddelde loon van een Eredivisiespeler (291.000 euro) bedragen. Een buitenlander incasseert daar dus minimaal 436.000 euro per seizoen. Het gevolg valt te ­raden: de betere buitenlanders vind je in de Eredivisie, de kneusjes in de Jupiler Pro League. In 1A zijn 6 op de 10 spelers buitenlanders, in de Ere­divisie 4 op de 10. Ook de jeugdopleiding is veel beter georganiseerd bij onze noorderburen, de doorstroming is groter. In Nederland kennen ze dan weer niet dezelfde fiscale en sociale voordelen. Hoe dat straks te rijmen zal vallen met de ambitie om samen een BeNeLiga op te richten, is nog maar de vraag.

Nultolerantie

De voorstellen die CD&V, SP.A en Open VLD lanceren verschillen onderling: de sociaaldemocraten gaan het verst (de voordelen afschaffen), de liberalen het minst ver (reduceren). De Pro League zegt die maatschappelijke verzuchtingen te begrijpen, maar waarschuwt voor de gevolgen. ‘Snelle beslissingen kunnen de doodsteek betekenen van het profvoetbal en de passie van de miljoenen Belgische voetbalfans’, klinkt het. Die fans zijn kiezers en daarom bleven politici van diverse gezindten tot nu toe ver weg van de voordelen die hun voorgangers tot stand hadden gebracht. Voetbalclubs treffen is kiezers verliezen.

Wat de voetbalwereld onderschat, is dat die vorm van chantage een jaar na Operatie Schone Handen niet meer werkt. De politiek is de eigengereidheid van het voetbal beu en de fans zien ook wel in dat er íets moet gebeuren. Het is onbegrijpelijk dat iemand als Mogi Bayat opnieuw hyperactief is als makelaar. Het is immoreel dat een aantal clubs dat doodnormaal vindt en weer ongegeneerd zaken doet met een man die verdacht wordt van het lidmaatschap van een criminele organisatie en witwassen. Het is een aanfluiting van meerdere sportieve principes dat een club die schuldig werd bevonden aan poging tot matchfixing vrolijk meedraait in de hoogste voetbalklasse. Business as usual is niet het juiste antwoord op Schone Handen. Echte nultolerantie zou dat wel geweest zijn.

Net als bij Bosman

Wat nu gebeurt, valt te vergelijken met de manier waarop het voetbal zich gedroeg in de aanloop naar het Bosman-arrest. Toenmalig Uefa-voorzitter Lennart Johansson zei: ‘De Uefa is groter dan de EU.’ Het arrest was een shock. Zonder overgangsperiode ging het hele transfer- en contractbestel op de schop, met als gevolg dat clubvoorzitters jaknikkers zijn geworden en makelaars het voor het zeggen kregen.

De toekomstige installatie van een ‘clearinghouse’ – waarin alle financiële aspecten van transfers beschikbaar moeten zijn voor bevoegde instanties – moet tegemoetkomen aan de vraag naar meer transparantie. Op andere signalen is het wachten en van dat soort uitstel komt meestal afstel. De voetbalwereld heeft alle tijd gehad om zelf constructieve voorstellen te doen om meer te investeren in jeugd- en ­communitywerking, om de sociale en fiscale voordelen om te zetten in reële sociale projecten en om de maatschappelijke kosten van de veiligheidsmaatregelen bij wedstrijden te verantwoorden. Dan had de politiek er zich misschien niet mee bemoeid. Nu móét de politiek wel ingrijpen, bij zoveel onwil en vertragingsmanoeuvres.

Voetbalbestuurders hebben nadrukkelijk gekozen om de andere kant op te kijken, wellicht in de ijdele hoop dat het wel weer zou overwaaien. Door zo te talmen heeft de voetbalwereld, net als ten tijde van Bosman, een owngoal gemaakt. De gevolgen kunnen alweer catastrofaal zijn, helaas ook voor andere professionele sportclubs.



AA Gent schaduwfavoriet in het titeldebat?

Sport Posted on wo, november 06, 2019 08:31:05

(Deze bijdrage verscheen maandag 4 november als ‘De Bankzitter’ in De Standaard.)

AA Gent bevestigde zijn stevige thuisreputatie tegen Standard. 3-1, 21 op 21, de vraag is hoe ver de Buffalo’s kunnen geraken als ze ook uit beginnen te winnen. Bijvoorbeeld volgende speeldag op het kwakkelende KRC Genk. Quo vadis landskampioen? Genk verloor al voor de vijfde keer.

De beste transfer die AA Gent deze zomer deed was het behouden van trainer Jess Thorup. De Deen was na de tegenvallende prestaties in de openingsfase van het seizoen 2018/2019 Yves Vanderhaeghe komen vervangen. Voetbaljournalisten moesten dringend op zoek naar informatie over de man, Deens kampioen geworden met FC Midtjylland. Dat de aanstelling van Thorup een beetje onder de radar bleef, had alles te maken met het moment waarop hij zijn contract ondertekende. 10 oktober 2018. Een paar uur voordien waren lieden als Mogi Bayat en Dejan Veljkovic van hun bed gelicht, en kreeg Operatie Schone Handen de status voorpaginanieuws.

Onder Thorup begon Gent beter te voetballen, resultaten volgden, maar na een dipje in de wintermaanden was er een half mirakel nodig om alsnog Play-off 1 te halen. Waarin Gent weer wisselvallig presteerde, zodat de positie van Thorup wankel leek. Toch besliste het Gentse bestuur om door te gaan met de 49-jarige Deen, wellicht bij gebrek aan beschikbare alternatieven. En kijk, het loonde. Gent worstelde zich door de voorrondes van de Europa League en speelt nu Europees. En het begon aan de veertiende speeldag in de competitie op de vierde plaats, met nog een wedstrijd te goed.

Kwetsbaar achterin

Alleen was Gent tot nog toe een ploeg met twee gezichten. Uitmuntend thuis: 6 wedstrijden, 6 zeges, doelsaldo +15. Wankel buitenshuis: 4 op 18, nog geen enkele keer gewonnen. Op eigen veld is het met lichte overdrijving een titelkandidaat, al was het programma daarvoor te makkelijk, met matchen tegen Eupen, Oostende, Cercle, KV Mechelen, Kortrijk en Waasland-Beveren. Enkel Mechelen staat daarvan in de linker tabelhelft. Uit is Gent hooguit een middenmoter.

De komst van Standard moest een graadmeter worden van de werkelijke waarde van dit elftal. En ook tegen de Rouches waren de aanvallende intenties van de Buffalo’s duidelijk. Meteen naar voren, combinerend, druk zettend, het publiek vermakend. Leuk om naar te kijken. Dat leverde halve kansen op, aan beide kanten trouwens. Want dat is het nadeel van Thorups tactiek: verdedigend ben je kwetsbaar. De betere kansen waren dan ook voor Standard. Vlak voor de rust scoorde Amallah op de tegenaanval. Op dat ene bezoekende vak na was het opeens stil in de Ghelamco Arena. Voor het eerst moest op eigen veld een achterstand worden weggewerkt. Dat was schrikken.

Indrukwekkend Gent

Kort na de pauze viel alles te herdoen, na een harde knal van Bezus. Het bleef een leuke topper, met doelpogingen heen en weer. Tot Vadis Odjidja een tweede gele kaart onder de neus geschoven kreeg. De VAR was ’tijdelijk onbereikbaar’, de scheidsrechter leek even het noorden kwijt, de thuisploeg niet. Gent kroop niet terug, integendeel. Aangejaagd door de Ghanese Fransman Elisha Owusu, een zomerkoopje van 1 miljoen, en in een regie van Sven Kums, die niet zo ver onder zijn Gouden Schoenniveau zit, werd Standard teruggedrongen. Na hands van Vanheusden stonden ze weer tien tegen tien. David scoorde vanaf de stip en Castro-Montes krulde de 3-1 binnen. Aan de overkant trapte Mpoku een strafschop hoog over.

Indrukwekkende vertoning van de thuisploeg. 21 op 21, het perfecte bilan. Als het ook buitenshuis begint te winnen, kan AA Gent een rol spelen als schaduwfavoriet in het titeldebat. Vanaf volgend weekend in Genk?

Quo vadis Racing Genk?

De landskampioen leed in Eupen al zijn vijfde nederlaag van het seizoen en we zijn nog niet eens halfweg de reguliere competitie. Des te pijnlijker was het dat Eupen zaterdag voor het eerst won in eigen stadion. Vrij makkelijk dan nog, met 2-0. Vorig jaar rond deze tijd had KRC Genk nog niet verloren. 33 punten op 39 telde het toen na dertien speeldagen. Net evenveel als Club Brugge op dit moment. Genk had 38 keer gescoord, zes doelpunten meer dan Club nu.

Zonder Clement, Trossard, Malinovski en Pozuelo is het harken. Clement bevestigt zijn trainerscapaciteiten in Brugge, Trossard is supersub in Brighton (zaterdag als invaller goed voor een doelpunt en een assist), Malinovski zit tandenknarsend op de bank bij Atalanta en Pozuelo werd verkozen in het Team van het Jaar van de Amerikaanse Major League Soccer en speelt volgende zondag met Toronto FC de finale tegen de Seattle Sounders, nadat het team afgelopen week al de Eastern Conference had gewonnen. Maar laten we wel wezen: de MLS is een competitie voor hasbeens en subtoppers.

De kassa rinkelde de voorbije maanden in Genk, maar de nieuwkomers konden (nog) niet inpikken op het sportieve elan. Theo Bongonda blijkt eens te meer een momentenvoetballer en rechtvaardigt de afkoopsom van zeven miljoen euro niet. Hagi en Nygren zijn jongeren met groeipotentieel, die hebben tijd nodig. Hrosovsky is degelijk, maar lang geen Malinovski. En Felice Mazzu begeestert minder dan Philippe Clement. Mazzu oogstte jarenlang lof voor de puike prestaties van Sporting Charleroi, dat het systematisch beter deed dan verwacht. Dat was knap, voor een outsider. In Genk, bij een club met veel ambitie, lukt het vooralsnog niet en je ziet ook niet dadelijk een kentering aankomen. De Limburgers spelen lusteloos, franjeloos, inspiratieloos, kortom: er is iets loos. Dan komt de naam van de trainer al snel op een lijstje van mogelijke verplichte vertrekkers te staan. Morgenavond wacht Genk in de Champions League een uitwedstrijd in Liverpool. Er zijn prettiger opdrachten in moeilijke tijden. Enige lichtpuntje: met 20 punten staat Genk nog altijd heel dicht bij Play-off 1.

Ook Antwerp doet het minder goed dan het ambitieuze bestuur verhoopt. Zaterdag werd verloren in Moeskroen, vierde nederlaag al dit seizoen. Antwerp behaalde 4 op 12 na de vorige interlandbreak. Zondag komt Club Brugge naar de Bosuil, dat buitenshuis nog geen punt liet liggen. Vermoedelijk heeft Laszló Bölöni de vorige seizoenen voldoende krediet opgebouwd, maar eindeloos is dat nooit in het voetbal. Hopelijk voor hem heeft woelwater Didier Lamkel Zé zijn T-shirt van vorige week aan sportief directeur D’Onofrio bezorgt. ‘Zé na is kalm’, stond daarop te lezen.



« VorigeVolgende »