Voor zover mijn herinnering reikt, zijn ze er
altijd geweest. Als je dan even googelt, blijkt dat niet het geval te zijn.
Médecins Sans Frontières werd pas in 1971 opgericht door twee aan het Rode Kruis verbonden Franse dokters,
die zonder toestemming van de Nigeriaanse regering
hulp wilden gaan bieden tijdens de zogeheten ‘Biafra-oorlog’, één van de vele
bloederige burgeroorlogen uit de geschiedenis van de mensheid. Verontwaardiging was hun drijfveer.

Ik lees op Wikipedia dat Artsen Zonder
Grenzen, zoals de organisatie in Nederlandse vertaling heet, zowel de Europese
Mensenrechtenprijs van de Raad van Europa (1992) ontving, als de Nobelprijs
voor de Vrede (1999). Ik weet dat hun artsen vrijwillig naar oorlogszuchtige,
onherbergzame, door ziekte, geweld en uitzichtloosheid geteisterde gebieden
trekken om er humanitaire en geneeskundige hulp te bieden. Ik vind dat straf,
dat altruïsme, die wil om goed te doen, dat vaak tegen beter weten in pogen om
mensen in nood te helpen. Gratis en voor niets, natuurlijk, want: vrijwillig!
Eten, drinken, een dak boven hun hoofd, kleine onkostenvergoeding daarbovenop:
daar doen ze het voor.

Mijn altruïsme beperkt zich tot het goede
proberen te doen in mijn eigen beperkte kringetje, af en toe een geïnspireerd tekstje te plegen op mijn blog, mijn stem te laten horen via mijn klavier en
voor de rest veilig en wel in mijn cocon te blijven zitten. Noem me niet moedig
als ik weer eens een kritische zin aan een Word-document toevertrouw. Hooguit
is het nuttig. Virtuele steun voor gelijkgestemden. Iets tussen laf en onwetend
in. Beter dan niets, veel minder dan werkelijk iets.

Ik zou het zelf niet kunnen. Durven. Willen.
Ik heb zoveel opofferingszin niet. Ik hou veel van mensen, maar niet genoeg om
er mijn leven voor te riskeren. Als je over Artsen Zonder Grenzen leest, is dat
zelden verkwikkende lectuur. Dood en verderf, daar gaat het telkens opnieuw over. Soms loert de
dood ook om de hoek voor de artsen zelf, vrijwilligers die hun engagement niet
overleven omdat één of andere schurkenbende het niet kan velen dat hun
tegenstanders mogelijk verzorgd en wie weet zelfs van een gewisse dood gered worden.

Er is nu een opvallende mediacampagne
opgestart, enerzijds om artsen die gaan helpen in streken waar ebola dodelijk
toeslaat moreel te ondersteunen, anderzijds – vermoed ik – om het werk van AZG
zelf nogmaals onder de aandacht te brengen. Dat mag ook wel eens. In Terzake was gisteravond Meini Nicolai,
de bevlogen voorzitster van AZG België, te gast. Wat een passie straalde die
vrouw uit. Niet normaal, tenminste, als je het door de bril van een huis-,
tuin- en keukenrebel bekijkt. Mijn bewondering werd er alleen maar groter door.

Vandaag in de kranten: interviews met
vrijwilligers. Over het waarom van hun engagement, wat ze allemaal meemaken,
hun angsten, hun verdriet, hun vreugde wanneer een genezen ebolapatiënt de
ziekenboeg mag verlaten. Kleine, persoonlijke verhalen waar we niet meer bij
stilstaan, in het al bij al bijzonder kalme West-Europa. Dit zijn gewoon
mensen, zoals u en ik, maar dan anders. Zij denken niet vanop afstand, ze doen
ter plekke. Ze palaveren niet, ze grijpen in. Ze staan niet te discussiëren
over manieren om een dijkbreuk te bestrijden, neen, ze leggen bij wijze van spreken een zandzakje,
ook al weten ze dat dit maar tijdelijk en zeer plaatselijk zal helpen. Maar ze
doen tenminste dát!

Daarom, artsen van Artsen Zonder Grenzen,
bewonder ik jullie grenzeloos.