Groot is hij niet. Breed evenmin. En hij staat zo scherp als
een mes. Ik weet niet of je met hem naar de oorlog kunt, maar naar de Zuidpool
zeer zeker wel. Het overkomt me niet zo vaak dat ik tijdens een interview vol
bewondering ben voor mijn gesprekspartner. Respect, ja. Interesse, zeer zeker.
Bewondering, uiterst zelden. Ik ben niet zo’n dweper.

Het mooie aan Dixie Dansercoer is dat hij niet alleen
goedlachs is, vlot praat, vol dynamiek zit en dat hij op zijn bijna
tweeënvijftigste zijn jongensachtige branie niet verloren heeft, maar dat hij
je ook kan enthousiasmeren voor de projecten waar hij mee bezig is. En dat de nederigheid die hij voelt tegenover
Moeder Natuur ook de jouwe wordt, ook al is het dan maar voor heel even, tijdens de
duur van het gesprek.

Laat Dansercoer de wereld rondgaan om de opwarming van de
aarde aan te klagen en de mensen zullen hem geloven. Hij heeft de gevolgen met
eigen ogen aanschouwd op de poolkappen. Laat een politicus dit doen en je
krijgt automatisch drie kampen: de believers,
de non-believers en de onverschilligen.
Ook al heet die politicus Al Gore en is hij vice-president van de machtigste
natie ter wereld geweest. Maar Al Gore heeft nooit de polen bedwongen, hij haalt zijn wijsheid uit boeken en bij zijn dure adviseurs.

‘Zonder opgestoken vingertje’, zo wil Dixie Dansercoer zijn
boodschap brengen. Net dat vingertje is wat politici, ecologisten en
klimatologen al te vaak hanteren. Het helpt niet. Mensen sluiten zich ervan af,
ze verbergen zich in hun eigen cocon, de goedbedoelde en o zo noodzakelijke
boodschap blijft in de steeds onfrissere lucht hangen. Je moet de mensen
masseren. Of zodanig geloofwaardig en overtuigend zijn, dat de mensen je wel
moeten volgen. Dictator zijn helpt ook, dan hebben je onderdanen geen keuze.

Ik klaag over de wifi die niet werkt in mijn hotelkamer,
mijn iPhone die nauwelijks nog in staat blijkt om sms’jes te versturen, de
dvd-speler die niet onmiddellijk reageert op de afstandsbediening, een tractor
die me ophoudt als ik weer net iets te laat dan goed voor me is thuis ben
vertrokken naar een vanzelfsprekend levensbelangrijke afspraak, de motregen die
ik niet verwacht had, en ga zo nog maar even door. U doet dat ook. We doen dat
allemaal. Behalve mensen die geleerd hebben om nederig te zijn tegenover
grootsere zaken dan wij, mensen. De natuur, bijvoorbeeld.

Dixie Dansercoer heeft oog in oog gestaan met een ijsbeer.
Mijn dapperste ervaring was een blaffende hond, die dan nog achter een hek zat.
Schrikken! Ik overdrijf, maar u weet wat ik bedoel. We hebben het met zijn
allen zo druk-druk-druk, stilstaan is achteruitgaan, we moeten nog naar een
twunch of een tentoonstelling of een concert of een voetbalwedstrijd of een
babyborrel of een nieuw record in dat computerspelletje vestigen of…

De poolreiziger vertelde me wat hij doet om te ontspannen op
het ijs. ‘Muziek luisteren’, was het eenvoudige antwoord. ‘Intensiteit in het
kwadraat’, voegde hij eraan toe. Ik probeer het me in te beelden, bij min
dertig, in een knalrood pak, hoofd omgord door warm bont, uitkijkend over een
eindeloze ijsvlakte. Hoe zou mijn geliefde Van Morrison dan klinken? Of Bawb?
En Miles? Intensiteit in het kwadraat, overleef ik dat wel?

De komende maanden tovert Dixie Dansercoer Groenland om tot
Dixieland. Ik probeer van mijn nederige stulp Frankrijk te maken, niet te verwarren met die nabije speeltuin voor extreem-rechts. Een
denkbeeldige enclave waar heel eventjes, al was het maar een halve dag, niet
geklaagd wordt over de wifi die het weer laat afweten, tweets die maar niet
verstuurd raken of taalfouten in de krant.

Gaat het me lukken? Ongetwijfeld niet of misschien heel nipt
wel. Maar alleen al het feit dat ik er even aan denk dat het ook anders kan dan
die alledaagse waanzin, is al een stap in de goede richting. En ik moet er geen
ski’s voor aandoen, hopen dat de wind mijn kite in de goede richting blaast en
een slede met 170 kilogram materiaal achter me aan sleuren.

Goede reis, meneer Dansercoer!