Een klein stipje komt de velodroom binnenrijden in een
lichtkleurige trui. Hij kijkt een beetje verlegen rond en wuift met zijn
rechterhand naar de juichende menigte in de tribunes. Wanneer het stipje
dichterbij die ene centraal opgestelde camera komt en een heuse stip wordt,
herkennen we hem. ’t Is Eddy Merckx, onze nationale held van het moment.

We bevinden ons in de velodroom van Vincennes, aan de rand
van Parijs, en het is 20 juli 1969. Voor het eerst in dertig jaar wint er nog
eens een Belg de Ronde van Frankrijk, zegt Fred De Bruyne, de wielercommentator
op Brussel Vlaams. En hij noemt Merckx’
voorganger, ene Sylveer Maes, die in 1939 triomfeerde. Dat was al voor
de tweede keer, want ook in ’36 was Maes de beste van het lot. Maar toen kwam
de oorlog; we zullen nooit weten of Maes in staat was geweest om meer dan twee
Tours te winnen.

Merckx wint in Parijs al zijn zesde etappe van die Tour. Hij is
vierentwintig, in topvorm, eergierig en op revanche belust, nadat hij een maand
eerder op doping werd betrapt in de Giro. Legendarisch is het beeld van een
snikkende Merckx, die op zijn hotelkamer geïnterviewd en getroost wordt door
Jan Wauters. Hij werd geflikt, zegt ie. Hij is onschuldig,
bezweert ie. Heel de natie weent met hem mee. Italianen, ze zijn niet te
vertrouwen, zo is onze collectieve overtuiging op dat ogenblik. Merckx wordt aanvankelijk een maand geschorst, maar geniet
dan clementie en kan zo alsnog aan zijn eerste Ronde van Frankrijk beginnen. We
stellen ons daar geen vragen bij, zien het hooguit als een greintje gerechtigheid
na het zware onrecht dat onze held werd aangedaan in Savona, een plek waarnaar we zweren nooit met vakantie te zullen gaan.

De proloog moet Merckx nog aan de Duitser Rudi Altig laten,
maar hij slaat voor het eerst toe op de Ballon d’Alsace, in de Vogezen, waar
hij diezelfde Altig en de rest van het peloton in de vernieling rijdt. In de
volgende tijdrit demonstreert de Meensel-Kiezegemnaar opnieuw. Maar het is pas
tijdens de zeventiende etappe, van Luchon naar Mourenx, in een verzengende
hitte, dat Merckx de concurrentie belachelijk maakt. In deze Pyreneeënrit demarreert
zijn ploegmaat Martin Van Den Bossche op de Col du Tourmalet. Merckx is net
voordien te weten gekomen dat Van Den Bossche al een contract bij een andere
ploeg heeft ondertekend voor het daaropvolgende seizoen en is razend. Hij doet
dus iets wat je normaal niet mag doen in het wielrennen: achter zijn teamgenoot
aanspringen, hem vervolgens achter laten en dan aan een waanzinnige solotocht
van 140 kilometer beginnen, die hem ook nog over de Aubisque zal voeren. Merckx
twijfelt even, overlegt met zijn sportbestuurder, zet dan toch koppig door en
telt in Mourenx bijna acht minuten voorsprong op de tweede.
Veel krijgen we echter
niet te zien van die unieke triomftocht, want de tv-beelden worden pas op een
dertigtal kilometer van de streep rechtstreeks uitgezonden, àls er al beeld is.
Niet zelden is het in die tijd vruchteloos voor de buis zitten, wachten, vloeken en staren naar een pancarte met daarop een witte klok
op een zwarte achtergrond, waaronder minutenlang de tekst ‘Zo dadelijk de Ronde
van Frankrijk’ prijkt. Op de radio geeft Jan Wauters spaarzaam informatie over
de stand van zaken, op televisie moet Fred De Bruyne kort recapituleren wat de
kijker gemist heeft om dan snel over te schakelen in superlatieven voor Merckx.
Gelukkig is het vat met superlatieven bodemloos in die dagen.

In het eindklassement telt Eddy Merckx dat jaar 17 minuten
en 54 seconden voorsprong op de tweede, Roger Pingeon, en ruim 22 minuten op de
derde, Raymond Poulidor. De winnaar van het jaar voordien, Jan Janssen, eindigt
tiende, op bijna een uur. Goed zo, want die snoodaard had in ’68 ‘onze’ Herman
Van Springel op de laatste dag uit het geel gereden! Winnaar van het
puntenklassement: Merckx. Winnaar van het bergklassement: Merckx. Winnaar van
het ploegenklassement: Faema (ploeg-Merckx). Kijk, zo verdien je de bijnaam ‘de
kannibaal’!

De televisie zendt nog in zwart en wit uit, maar dat geel
denken we er zelf wel bij. En zo viert België, een land waar het woord
‘staatshervorming’ nog niet in het woordenboek staat, op de vooravond van de
nationale feestdag uitbundig de onverschrokken wielerheld. Ik ben tien en ik
juich mee. De volgende nacht zal er een Amerikaan voet zetten op de maan. De
wereld zit dan nog eenvoudig in elkaar: Belgen, Fransen, Italianen, Spanjaarden
en af en toe een Nederlander blinken uit in de koers, Amerikanen maken
ruimtereizen en bemoeien zich nog niet met sporten op twee wielen. Dat helpt
mij te memoriseren: Merckx wint de Tour, Armstrong wandelt op de maan,
omgekeerd is ondenkbaar.

Koning Boudewijn huldigt in zijn 21 juli-toespraak de
volksheld. Merckx, bedoel ik, niet Armstrong. Want voor dit tricolore landje is
wat Eddy Merckx heeft gepresteerd véél indrukwekkender dan die vlucht van
Apollo 11. Neil Armstrong, ach, dat was ‘one small step for a man’. Eddy Merckx, dat
was ‘one giant leep for mankind’. De maan lag voor Belgische wielerliefhebbers
in Parijs.