‘Oh, East is East, and West is West, and never the twain
shall meet’, schreef Rudyard Kipling in zijn beroemde gedicht The Ballad of East and West uit 1889.
124 jaar na datum blijken de woorden van de Britse schrijver-dichter
(1865-1936) van o.m. The Jungle Book
profetisch en o zo waar te zijn. (Anderzijds: Kipling zei ooit ook ‘A woman is
only a woman, but a good cigar is a smoke’, dus laten we hem ook niet te veel
bewieroken als chroniqueur van slimme gedachten…)

Als we kijken naar wat er vandaag in Irak, Syrië en Egypte
gebeurt, en de reacties van het westen daarop, worden Kiplings woorden alleen
maar bekrachtigd. Neem nu Irak, stilaan vergeten in onze media, maar sinds de
start van de Tweede Golfoorlog, ruim tien jaar geleden, zijn er naar schatting
120.000 burgers gedood. Eerst door Amerikaans geschut, daarna door aanslagen in
de
burgeroorlog-die-niemand-burgeroorlog-durft-noemen-omdat-de-Amerikanen-er-een-eigen-marionet-als-regeringsleider-hadden-geïnstalleerd.
De teller staat deze maand al op 250 slachtoffers van (zelfmoord)aanslagen. And counting.

Irak

Nochtans was Saddam Hoessein ooit de held van de
regering-Reagan. Tijdens de Golfoorlog tussen Iran en Irak (1980-1988) kreeg
hij openlijke steun (en wapens) van de Amerikanen. Hoessein was dan ook
stomverbaasd dat hij in de zomer van 1990 niet straffeloos Koeweit mocht
inpalmen. Opeens was hij een ambetanterik en daarna zelfs een vijand van het
Witte Huis, met de Eerste Golfoorlog (1991) als gevolg. Dat de Amerikanen
oorspronkelijk de kant van Hoessein hadden gekozen, kwam niet omdat ze hem zo’n
gezellige gozer vonden, maar wel omdat de ayatollahs in buurland Iran de macht
hadden overgenomen van de Amerikaansgezinde sjah en de Amerikanen in dit
olierijke gebied een nieuwe bondgenoot nodig hadden. En er was natuurlijk ook de langdurige gijzeling van Amerikanen door Iraniërs.

Net zoals de Amerikanen zich grondig vergisten door
blindelings de kant van de Iraakse dictator te kiezen, zo sloegen
progressievelingen de bal mis in het andere kamp. Ik herinner me nog dat
professor Jaap Kruithof, die ik overigens heel erg kon appreciëren als leraar, tijdens een les ‘Culturologie’ juichte
toen ayatollah Khomeiny vanuit ballingschap in Parijs terugkeerde naar Teheran
om er de macht te grijpen. Wat Kruithof, en met hem vele anderen, niet zagen –
verblind door hun euforie om het verdwijnen van de corrupte sjah – was dat
Khomeiny en de zijnen maar één ding voor ogen hadden: een religieuze,
onverdraagzame staat vormen, waar Kerk en Staat één vormden, vrouwen
tweederangsburgers werden en niet-gelovigen werden opgesloten of vermoord. In
de plaats van een kapitalistisch gecorrumpeerd regime kwam er een
fundamentalistisch gecorrumpeerd regime. Gemeenschappelijk was dat ‘gecorrumpeerde’. Het progressieve westen had dat lang
niet door (of wilde het niet zien).

In dezelfde periode dat de Verenigde Staten Hoessein
steunden, hielpen ze ook de moedjahedien in Afghanistan. Die vochten er een
bittere strijd uit tegen de bezettingsmacht uit de toenmalige Sovjet-Unie. In
de Koude Oorlog gold: vijanden van onze vijanden zijn onze vrienden. En dus werden de moedjahedien gesteund door Washington. Eén van de
leiders van het verzet in Afghanistan was ene Osama Bin Laden. Diezelfde Bin
Laden, een tijdelijke bondgenoot, werd later de grootste vijand van het vrije
westen, nadat Al Qaida (een netwerk dat in 1988 ontstaan was) in 1998 een fatwa had uitgesproken tegen de
Verenigde Staten. De rest van dat stukje geschiedenis kent u.

Syrië

De bloederige burgeroorlog in Syrië is eveneens een zorg
voor het westen geworden, ook al duurde het vrij lang voor er werd over
gepraat, allicht omdat het land niet zo rijk is aan grondstoffen als Iran en
Koeweit. Dan knijpen de Amerikanen wel eens vaker een oogje dicht en de
volgzame rest van de westerse wereld doet dan mee.

Syrië werd pas een hoofdthema in het dagelijkse nieuws toen
de autocratische president Bashar Hafiz al-Assad op de meest brutale wijze de
aanhangers van een vorm van ‘Arabische Lente’ in zijn land begon af te slachten
en, als gevolg daarvan, ook fanatieke jongeren uit het westen naar Syrië
trokken om het regime te bekampen. Jongens van bij ons, onder anderen. Dat de
regering in Damascus gesteund wordt door Rusland, China en Irak is een
bijkomende doorn in het westerse oog. De Koude Oorlog mag dan wel al een tijdje
gedaan zijn, echt vertrouwen doen we die Russen en Chinezen nog altijd niet.

Machteloosheid is een slechte raadgever. Verscheidene, niet
eens zo domme, westerse krachten pleiten al een tijdje openlijk om de Syrische
rebellen te bewapenen, zodat ze zich beter kunnen verdedigen of, eigenlijk, in
staat zijn om de aanval tegen ‘Damascus’ in te zetten. Het ultieme doel is de
omverwerping van het regime-Assad. Wat daarbij snel wordt vergeten is dat de meeste
tegenstanders van Assad vanuit een religieus fanatisme vertrekken, niet in het
minst omdat ze zich gesteund weten door de restanten van… Al Qaida.

Wie vandaag oproept om de anti-Assad-beweging te bewapenen –
hoe nobel dat misschien ook bedoeld moge zijn -, is ofwel naïef, ofwel
kortzichtig. Als het regime-Assad verdwijnt, is de kans zeer reëel dat we
opnieuw in Iraanse of Iraakse toestanden belanden, waarbij een seculiere
potentaat wordt vervangen door een fundamentalistische potentaat (die zich dan
vervolgens tegen het goddeloze westen zal richten).

Hoe wreed dit ook moge klinken, maar in zulke burgeroorlog
bestaan zelden goede, betrouwbare kanten. Humanitaire hulp (het beschermen van
de burgerbevolking, het transporteren van onschuldige burgers naar oorlogsvrije
gebieden of het nabije buitenland) lijkt me het hoogst haalbare. Wie zijn
geschiedenis én de regio kent, heeft daar al herhaaldelijk op gewezen. Helaas
wordt er zelden écht geluisterd naar de Jef Lambrechten van deze wereld.

Egypte

Inconsequentie is ook één van de euvels waarmee westerse
politici en opiniemakers kampen. Daar waar ze in Syrië bereid zijn om
religieuze fanatici te helpen in hun strijd tegen een wrede dictator, waren
ze in Egypte heel gretig om een democratisch verkozen religieuze fanaticus uit
het zadel te tillen. Erg logisch klinkt het allemaal niet.

Ongetwijfeld zullen Mohamed Morsi en de Moslimbroederschap
na hun nipte verkiezingsoverwinning van amper een jaar geleden hun tijdelijk
verworven macht misbruikt hebben om een dwingelandij te installeren en was het
daarom goed dat er openlijk protest kwam en dat die kritiek van de bevolking ook in het buitenland te horen was,
maar een staatsgreep door het leger is altijd een zwaktebod in een democratie.
De vraag is of het leger nog bereid zal zijn (een deel van) haar macht weer af
te staan. En de groepsverkrachtingen op het Tahrirplein maken duidelijk dat de
anti-Morsi-beweging niet altijd blijk geeft van goede intenties. Egypte is onmiskenbaar een
land dat op zoek is naar zichzelf.

Ik vind het heel vreemd dat het westen deze coûp toejuicht
en er opvallend weinig vragen bij stelt. Alsof het doel – het verwijderen van
een té religieus getint regime – alle middelen heiligt. Alsof de geschiedenis
ons niet leert dat militairen graag de macht grijpen, maar achteraf zelden die
macht afstaan of delen. Alsof de huidige gebeurtenissen niet vooral duiden op
een gebrek aan stabiliteit in een land en een hele regio, en daardoor moeilijk
te vatten zijn voor ons, in behoorlijk stabiele omstandigheden levende,
westerlingen.

***

Meer bescheidenheid zou het westen deugd doen. Met name de Amerikaanse
overheid heeft met de sjah van Iran, Saddam Hoessein en Osama Bin Laden al
genoeg oncontroleerbare monstertjes gecreëerd, als waren de opeenvolgende leiders in Washington, D.C. dokters Frankenstein die
een onstilbare honger hadden om zelf voor God te spelen. Gelukkig is de
regering-Obama terughoudender dan de administraties
onder Reagan en vader en zoon Bush. Bovendien hebben de Verenigde Staten in de rest van de wereld veel
van hun gezag verloren door de opvallende verkeerde keuzes in het verleden.

Het is de hoogste tijd om de overkoepelende internationale
organisaties, de Verenigde Naties voorop, meer macht te geven (de Amerikanen
zouden al kunnen beginnen met hun bijdragen te betalen!) en van daaruit
humanitaire hulp te organiseren en zoveel mogelijk te trachten de plaatselijke
bevolking in veiligheid te brengen. Veel meer kunnen we helaas niet doen.
Alleen al dat besef zou een verademing zijn.