Het ging in De Zevende
Dag
over neutraliteit. Aan tafel zaten vier eminente vertegenwoordigers des
volks, in pak zonder das. Een eerste statement van jewelste: moet een
(mannelijke) politicus dan niet keurig in kostuum op televisie verschijnen,
inclusief das? Of aanvaarden we dasloze politici tegenwoordig toch als
neutraal?

Het is maar een vraag. Zoals er in dit ongetwijfeld zinvolle
debat zovele vragen kunnen gesteld worden. Waar eindigt in de publieke ruimte
neutraliteit en begint bewuste beïnvloeding, bijvoorbeeld? Bij het dragen van
een hoofddoek? Een keppeltje? Een kruisteken? Een t-shirt met het opschrift
‘God is dood (Nietzsche)’? Een tattoo van Justin Bieber?

Ik weet het niet, al zal ik dat in het openbaar nooit
toegeven, want iedereen moet vandaag altijd een mening hebben over alles. Oeps.
Volstrekte neutraliteit is onmogelijk haalbaar. Vergelijk het met de
objectiviteit die een journalist zou moeten nastreven. Je weet wel min of meer
waar je naartoe moet, maar je zal je bestemming nooit bereiken. ‘De reis is
belangrijker dan de bestemming.’ Alvorens u denkt dat ik een boeddhist ben of
dat ik me recent verdiept heb in de Odyssee
van Homeros: dat is niet zo. Maar ik geloof wel dat streven naar iets vaak
belangrijker kan zijn dan je doel bereiken. Neutraliteit bestaat dus evenmin als
objectiviteit, en toch móeten we er ons mee onledig houden. Zoiets.

Een goed mens zijn, dat staat nergens heel precies
gedefinieerd, want voor een gelovige is het iets heel anders dan voor een
atheïst. En geen van beiden kan het Grote Gelijk claimen, want het leven is in
het beste geval een georganiseerd meningsverschil, in het slechtste geval een levende
hel.

Maar misschien moet onze overheid eerst even stilstaan bij
een andere uitspraak dan die over die reis en die bestemming, eentje van Lewis
Carroll uit Alice in Wonderland. ‘Als
je niet weet waar je naartoe gaat, dan kom je er altijd.’ Ik geef toe, een
doordenkertje.

***

Als ik ‘neutraliteit’ op mezelf zou toepassen, dan wil ik
dat er in een openbare ruimte geen portretten hangen van het vorstenpaar (ik
ben republikein), geen kruisbeelden (ik ben niet gelovig), dat er geen
ambtenaren met religieuze symbolen achter een loket zitten (ik herhaal: ik ben
niet gelovig), dat die personen zich dienstbaar opstellen (ik ben een klant, ik
wens niet afgeblaft noch genegeerd of maar half geholpen te worden) en dat ze
me niet provoceren (ik ben Belg, anti-racistisch, pro-euthanasie, pro-abortus,
tegen elke vorm van indoctrinatie, supporter van Beerschot). Dus ik wil niet dat
daar iemand zit met een tattoo van een Vlaamse leeuw op zijn of haar
rechterarm, een t-shirt met het opschrift ‘Jesus died for my sins’ en een
speldje van ‘The Great Old’ ter hoogte van het hart. Maar misschien wil de
persoon die achter mij in de rij staat, dat net wel. Dus laat die Belgische
vlag ook maar zitten, of dat t-shirt met ‘God=Dog spelled backwards’, en die
paarswitte sjaal.

Kortom, het is uitzichtloos. Al wat je als overheid kan (en
moet!) doen, is afbakenen. Duidelijk maken wat er zeker NIET mag (verbieden,
dus), maar anderzijds ook ruimte laten voor persoonlijke expressie. Doe je dat
niet, dan verzeil je binnen de kortste keren in het dragen van grijze outfits,
omdat we grijs als kleur nu eenmaal met neutraliteit associëren. Willen we dat
soort samenleving? Allemaal hetzelfde pak? Het China van Mao, iemand? En zijn
politici wel het meest geschikt om die regels vast te leggen, als je weet dat
zij er alles aan zouden doen om iemand van hun politieke kleur te benoemen op
die plekken waar de macht om te beslissen ligt, waarbij ze zaken als ‘bekwaamheid’
even niet zo relevant achten? Want dan is neutraliteit plots geen vereiste
meer. Sterker nog: het is een hinderpaal. Een politicus die de neutraliteit
bepleit, dat is het equivalent van het spreekwoord ‘Als de vos de passie
preekt, boer pas op je kippen!’.

Daarom ben ik er voor om de neutraliteitsnormen ‘gedragsregels’ te noemen en ze te laten
opleggen door echte slimme mensen. Filosofen, sociologen, rechters, dat soort volk. Ik heb meer
vertrouwen in het oordeel van één Etienne Vermeersch, dan in de verzamelde
standpunten van àlle partijvoorzitters. Laat zo’n petit comité de regels opstellen, veranker die vervolgens in wetten
of decreten, pas ze consequent toe en herbekijk alles twintig jaar later. Want
onze samenleving evolueert. Vóór 9/11 was zo’n hoofddoek geen gespreksthema, hooguit
vond de smaakpolitie het ongepast en liep er ergens een filosoof rond die
opperde dat het getuigde van de onderdrukking van de moslimvrouw. Na de
aanslagen in New York werd de hoofddoek in de ogen van kortzichtige burgers een
symbool voor de agressieve islam, die een permanente bedreiging ging vormen
voor ons, westerlingen. Als we de Nuance nodig hebben, geeft ze vaak niet
thuis.

***

O ja, aan het eind van de Zevende Dag­-discussie ging het ook nog over de Verlichting. En
toen ging het licht helemaal uit. Al is dat, zo besef ik, geen geheel neutrale
opmerking.