Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Rufus Wainwright (Openluchttheater, Deurne)

Muziek Posted on zo, juli 07, 2013 13:36:48

Er bestaan veel goede manieren om een live concert voor te
bereiden, zodat je met volle goesting en honger klaar zit wanneer de artiest in
kwestie het podium betreedt. Warming-up, zo weten atleten over de hele wereld,
is nodig om te presteren. Ook voor een concertganger is het nuttig, om achteraf volop te
kunnen genieten. Ooit moet er iemand eens een lijstje opstellen – lijstjes zijn
in! – met een Top 20 van ‘ideale omstandigheden’ om toe te leven naar een
optreden.

Wat ik na gisteravond heel zeker weet: je automobiel op een waanzinnig slecht
aangeduide gehandicaptenplek parkeren en ‘m een paar uur later aan de andere
kant van de metropool moeten ophalen bij een depannagebedrijf, is géén ideale
manier. Ook al omdat we daardoor het eerste kwartier van Rufus Wainwright
misten. De bard stond alleen op het podium van het Openluchttheater Rivierenhof
in Deurne, enkel begeleid door drie instrumenten: gitaar, piano en stem.

Wainwright op de allermooiste en meest romantische locatie om van muziek te genieten, op een zomerse
juli-avond: dat klinkt als een droomscenario. Maar dus niet wanneer je eerst
tot honderd keer toe kl***zakken hebt geroepen tegen de overijverige
politieagenten die niet wakker liggen van waanzinnig slecht aangeduide
gehandicaptenplekken, je het begin van het concert hebt gemist en dan ook nog
eens op minder goeie plaatsen moet gaan zitten, helemaal aan de zijkant.
Gelukkig maakte de fantastische akoestiek de minder geweldige zichtbaarheid meer
dan goed.

Rufus is de zoon van Loudon Wainwright III en Kate
McGarrigle, en de broer van Martha. Een muzikale familie dus. Het handelsmerk
van vader Loudon zijn sarcastische teksten, die hij afwisselt met intens
droevige ballads. Live begeleidt hij die, doorgaans gekleed in een eenvoudig t-shirt of in
een houthakkershemd met opgerolde mouwen, met hilarische bindteksten. Loudon
III is een combinatie van singer-songwriter en stand-up comedian. Als u met
zijn werk wil kennismaken, is de verzamel-cd Career Moves zeer geschikt. Moeder Kate, die drie jaar geleden de
strijd verloor tegen een ziekte die wel eens met hoofdletter K wordt
geschreven, net geen vierenzestig jaar oud, vormde decennialang een Canadees folkduo met
haar zus Anna. In 1975 scoorden de McGarrigle-zussen hier een bescheiden hitje
met Complainte pour Ste-Catherine. En
zus Martha is intussen ook al aan vier, overwegend introverte, cd’s toe.

Übergay, zo zou je Rufus Wainwright nog het best kunnen omschrijven.
De bijna veertigjarige zanger koketteert voortdurend met zijn homoseksualiteit.
In zijn teksten (vaak pijnlijk autobiografisch en zeer open over zijn strijd tegen
allerlei verslavingen), in zijn theatrale verschijningen en in zijn keuze voor
een veelzijdig repertoire, met elementen van klassiek, jazz, opera, cabaret en
pop.

Wainwright dweept met Judy Garland (de live-cd Rufus does Judy at Carnegie Hall is een griezelig perfecte kopie
van Garlands concert uit 1961) en zoals bekend zijn Judy Garland en haar
dochter Liza Minnelli iconen van de homo-beweging. Maar als u zijn werk wil
leren kennen, kan ik u in eerste instantie het tweeluik Want One en Want Two
aanbevelen, respectievelijk uit 2003 en 2004. ‘This record is dedicated to me,’
pende hij in het cd-boekje bij Want One,
want het gebrek aan erkenning stoort hem mateloos.

Alléén op een podium, en voor een keer niet exuberant gekleed, nam hij volop de tijd om verhaaltjes
te vertellen: over zijn poging om een ster te worden in Frankrijk (hij is
afkomstig van Quebec en schrijft geregeld een Franstalige song, weliswaar in
een charmant franglais vertolkt),
over zijn voorliefde voor opera en drama, en over een hele fijne avond in mei
1997 met Jeff Buckley, drie weken vóór diens dood (‘A wonderful night. But… I
didn’t sleep with him!’). Waarna een nogal slordige interpretatie van Hallelujah volgde. Het is een kleine
wereld, want die Hallelujah is
uiteraard een compositie van Leonard Cohen en Rufus heeft samen met zijn
echtgenoot Jorn een dochter, van wie Lorca Cohen (dochter van Leonard) de
biologische moeder is. Hallelujah!

De songs van Rufus Wainwright hebben de neiging om allerlei
richtingen uit te dwarrelen. Als je denkt dat je een melodie kunt volgen en
meeneuriën, houdt die brutaal halt of slaat een onverwacht zijpad in. Muzikale genres
vloeien in elkaar over alsof het zomaar kan (wat ook zo is!). En zijn wat
zeurderige stem maakt ook al de gekste sprongen, van hoog naar laag en terug.
Dit is dan ook een artiest die je best in beperkte doses tot je neemt. Een
concert van één uur en driekwartier is dan ook vrij lang, zeker omdat je de
onontbeerlijke pump and circumstance
(strijkers, blazers, orkestrale hoogstandjes) moet missen bij zo’n
solo-optreden en Wainwright ook nog eens een modale gitarist is. Gelukkig maakte hij dat ruimschoots goed met zijn frivole pianospel.

Out of the Game en
Jericho, de twee bekendste nummers
van zijn van vorig jaar daterende recentste cd, Out of the Game, geproduceerd door topproducer Mark Ronson,
oogstten voorzichtig herkenningsapplaus. Het meeste bijval genoten de al wat
oudere nummers als Sanssouci, Vibrate en het weergaloze The Art Teacher, over zijn onbeantwoorde
puberale verliefdheid op zijn kunstleraar van weleer. Bij de bissen zat ook het
onuitgegeven nummer Friendship, dat
hij vorige week voor het eerst had opgevoerd op het festival van Glastonbury en
dat zijn meest fanatieke aanhangers toch als verzoeknummer eisten.

Een mooi concert, af en toe bijzonder intens, soms zelfs onwezenlijk mooi, maar iets te
lang om er je aandacht bij te houden en de staande ovatie leek me dan ook fel
overdreven (al kan dat ook aan mij liggen en, vooral, aan die overijverige
politieagenten die me vier uur eerder uit mijn vel hadden doen springen).



‘See that guy. He is The Doors!’

Muziek Posted on di, mei 21, 2013 13:24:22

Het zou ontzettend stoer staan als ik zou schrijven dat ik
The Doors van in het begin gevolgd heb, maar dat is niet zo. Toen hun titelloze
debuutelpee in 1967 verscheen, was ik amper acht en kon ik hooguit wat zielloze
hits uit de BRT Top 30 meezingen. En toen Jim Morrison stierf, op 3 juli 1971,
had ik nog maar net mijn eerste single gekocht en ik zal u, omwille van mijn street en tweet credibility, zelfs niet tijdens een sessie waterboarding verklappen welke dat was.

Ik heb The Doors pas in de jaren tachtig écht leren kennen.
Natuurlijk kende ik hun bekendste nummers dan al een tijdje (de radio zond heus
niet alleen waardeloos spul uit, af en toe werden er parels naar de zwijnen
geworpen), maar meer dan een interessant popbandje waren ze dan nog niet voor mij. Tot
iemand een verzamelcassette had gemaakt met een boel stevige rocknummers,
waarop ook Roadhouse Blues en Peace Frog stonden. Het werd grijsgedraaid in het jeugdcentrum waar ik toen actief was.

Niet veel later stond ik in de platenwinkel en schafte ik mij 2 Originals of The Doors aan, hun eerste
twee LP’s die in één pakket werden verkocht, met de originele hoezen op de
binnenflap. Ik geef toe: ik lag nog niet wakker van authenticiteit en ’twee-voor-de-prijs-van-één’ paste perfect in mijn budget van toen. Je kan het een beetje zien als een instapmodel in de automobielindustrie
of de stepping stone-theorie in de
drugswereld, zo u wil. En toegegeven, ik was meteen zwaar verslaafd. Niet lang
daarna ging het restant van het spaargeld op aan de andere platen van The
Doors.

Luister naar die begintonen van Break On Through (To The Other Side) op The Doors en je moet al een volstrekt toondove heikneuter zijn om
je niet te laten meeslepen in dat wonderlijke universum van die als een bas
klinkende leadgitaar, dat ondersteunende orgeltje, de drums die je mee naar een
climax leiden en die overheersende, diepe stem van de zanger. Op het einde van
die eerste plaatkant staat het majestueuze Light
My Fire
. Eén drumslag en dan een quasi vrolijk riedelend orgel. Muziekgeschiedenis
in spe die quasi achteloos als laatste track op plaatkant één werd gezet. ‘Zo’n lang nummer, da’s typisch voor een LP, want wie zal dat ooit op de radio draaien?,’ leek wel de redenering erachter.

De man achter dat orgel, beste lezer, is niet meer. Hij
heette Ray Manzarek, is 74 jaar oud geworden en stierf in zijn tweede Heimat Duitsland
aan de gevolgen van kanker. Al diegenen die dwepen met de charismatische
frontman Jim Morrison lopen nu best even een blokje om. Want niet Morrison,
maar Manzarek wàs The Doors. Ik zeg dat niet alleen, trouwens. Morrison zei dat
zelf: ‘See that guy. He is The
Doors!’ En hij wees daarbij nadrukkelijk naar de toetsenist met het lange
sluikhaar en het ziekenfondsbrilletje, die eruit zag als de slimme van de groep.

Morrison en Manzarek richtten een bandje op in 1965. Ze
hadden elkaar ontmoet op Venice Beach, California; twee studenten aan de UCLA,
intellectuelen en liefhebbers van hermetische poëzie en moeilijke films.
Manzarek was dan al 26, Morrison 21. Geen tieners die vaagweg droomden van het
aanlokkelijke wilde leven in een rockband, naar het voorbeeld van The Beatles
of The Rolling Stones, maar jonge mannen die hun passies naast elkaar legden en
dan maar besloten om ‘iets’ met muziek te gaan doen. Waar dat toe zou leiden,
zouden ze wel ontdekken.

De zoektocht naar zielsverwanten duurde even. Ze kwamen uit
bij twee jonkies: de 20-jarige drummer John Densmore en de 19-jarige gitarist
Robby Krieger. Voeg daar Ray Manzarek op keyboards en Jim Morrison ‘on vocals’ (en af en toe tamboerijn) aan toe en je hebt The Doors. Een groepsnaam die ze ontleenden aan het boek The Doors of Perception, waarin Aldous
Huxley (ja, die van Brave New World) in
1954 zijn ervaringen met de drug mescaline beschreef. Huxley had de titel van
zijn boek zelf gehaald uit The Marriage
of Heaven and Hell
, een lang gedicht van William Blake uit 1793. ‘If the
doors of perception were cleansed everything would appear to man as it is,
infinite’ klinkt het in het veertiende hoofdstuk, A Memorable Fancy.

Een bassist hadden The Doors niet nodig. Voor de onmisbare
basklanken zorgde Manzarek op zijn orgel. Lage tonen kwamen ook uit de strot
van Morrison, die niet alleen met zijn stem maar met zijn hele lijf en leden
meer dan de andere groepsleden lief was laag bij de grond zweefde. Het leverde
The Doors een reputatie op: goed voor hun populariteit bij het jonge volkje,
slecht voor het strafblad van Jim Morrison, die steeds verder wegzonk in een
roes van alcohol, drugs en een eindeloze reeks van provocaties. Oliver Stone
maakte er een film over, die weliswaar The
Doors
heette, maar die voor driekwart over het liederlijke leven van Jim Morrison
ging. Dat moest fataal eindigen en dat eindigde ook fataal: in een Parijs’ bad,
waar de letterlijk en figuurlijk compleet verzopen Morrison stierf aan een
hartaanval. Op zijn zevenentwintigste, de leeftijd waarop rock ‘n’ roll-helden
plegen te sterven. Sindsdien is zijn graf op Père Lachaise een bedevaartsoord
voor would be-artiesten, historici, hysterici en ramptoeristen.

Morrison was onmisbaar in het concept van The Doors, dat
hoort u mij niet zeggen. Maar Manzarek bepaalde de sound. En hij hield de groep bij elkaar, toen eerst Densmore het
gedrag van Morrison beu was en daarna Morrison zelf wilde opstappen. Zonder die
inspanning van Manzarek waren Roadhouse
Blues
en Peace Frog er nooit geweest en zou ik er dus ook geen kennis mee gemaakt hebben
op dat ene verzamelcassetje. Ook Love Her
Madly
, L.A. Woman en Riders on the Storm zouden niet in
allerlei ‘eeuwige hitparades’ gestaan hebben, wegens nooit geschreven en nooit
opgenomen. Alleen al daarvoor: dankuwel, Ray. Honderden bands, jammer genoeg niet
altijd even getalenteerd, zijn eveneens schatplichtig aan die unieke verzameling fenomenale klanken die The Doors produceerden. Copycat-gedrag is typisch voor de muziekindustrie, maar een kopie zal het nooit halen van het origineel.

Dat The Doors niet zonder Jim Morrison konden, valt
eenvoudig te bewijzen: luister naar Other
Voices
(1971) en Full Circle (1972).
Middelmatige LP’s, die uitkwamen na zijn dood en die vloekten met de zes studio-LP’s en één liveplaat uit de
periode 1965-1971. The Mosquito werd
zelfs nog een bescheiden hit, maar ik herinner het me vooral in de versie van
De Strangers (‘Blèft van m’n laaif onnoezel mugge…’). Dat zegt genoeg. Ook
het vele toeren achteraf, met onder anderen Ian Astbury van The Cult als
zanger, heeft de reputatie van de groep geen goed gedaan.

Waar ik ook niet
vrolijker van word: het uitmelken van zes gloriejaren van een supergroep door
het postuum uitbrengen van een tiental verzamelplaten en ongeveer even veel live-LP’s,
de ene nog middelmatiger dan de andere. Platenfirma’s behoren tot de categorie
‘onverbeterlijke aasgieren’, het soort dat u niet op een gezinsdag van de
CD&V in Planckendael zult kunnen bewonderen, wegens onbetrouwbaar en
gevaarlijk.

Beperk u dus tot de Morrison-jaren, schenk u een goed glas
bourbon uit en geniet een hele avond lang van die wonderbaarlijke klanken; een
mengeling van blues, rock en psychedelica, aangedreven door de unieke manier
van orgelspelen van Ray Manzarek, een man die in zijn eentje tot een quatre-mains in staat was.

Rest In Peace, Mr. Manzarek. We’ll keep lighting your fire!



De Tandeloze Tijdloze

Muziek Posted on wo, januari 02, 2013 19:54:52

(In de kerstperiode
werden er op verschillende radiostations ‘eeuwige hitlijsten’ uitgezonden,
waarin de luisteraars een Top 100, 200 of zelfs 2000 mochten samenstellen met
hun favoriete songs. Honderden hits werden op de luisteraar afgevuurd en toch kwam ik nauwelijks aan mijn
trekken, vooral omdat de jaren zestig schromelijk onderbelicht werden en de
jaren vijftig al bijna helemaal niet aan bod kwamen. Vandaar deze, volstrekt
onbescheiden, maar even volstrekt nutteloze, poging om een eigen Top 100 samen
te stellen. Liefhebbers van jazz en klassiek: ik heb me toch maar beperkt tot
pop/rock/soul en aanverwanten, sorry. Als je me zou vragen om de lijst volgende week of
volgende maand of volgend jaar opnieuw te maken, zou er van 100 tot 11 een
andere volgorde kunnen staan, zelfs andere nummers. Maar 1 tot 10 zijn toch
flinke evergreens ten huize VL. En, ach ja, ’t is maar een lijstje, vandaar de relativerende titel boven dit stuk.)

100. (I can’t get no) Satisfaction – The Rolling Stones

99. Sign o’ the times – Prince

98. Cross Road Blues – Robert Johnson

97. God save the queen – The Sex Pistols

96. Daughter – Pearl Jam

95. Your cheatin’ heart – Hank Williams

94. Papa’s got a brand new bag – James Brown

93. The weight – The Band

92. Born to run – Bruce Springsteen

91. All along the watchtower – Jimi Hendrix

90. I fought the law – The Bobby Fuller Four

89. Time is tight – Booker T. and the MG’s

88. Desolation row – Bob Dylan

87. I walk the line – Johnny Cash

86. Magnolia – JJ Cale

85. The fool on the hill – The Beatles

84. A horse with no name – America

83. Who’ll stop the rain – Creedence Clearwater Revival

82. One day like this – Elbow

81. The Ocean – Richard Hawley

80. Fools in love – Joe Jackson

79. Kashmir – Led Zeppelin

78. Eleanor Rigby – The Beatles

77. Into my arms – Nick Cave

76. Love will tear us apart – Joy Division

75. The passenger – Iggy Pop

74. Three little birds – Bob Marley & the Wailers

73. Losing my religion – R.E.M.

72. Where is my mind – Pixies

71. Johnny B. Goode – Chuck Berry

70. Comfortably numb – Pink Floyd

69. Hotel California – The Eagles

68. A day in the life – The Beatles

67. Rollin’ stone – Muddy Waters

66. Break on through (to the other side) – The Doors

65. Hotel California – The Eagles

64. Blue suede shoes – Carl Perkins

63. Child in time – Deep Purple

62. The boxer – Simon & Garfunkel

61. In the midnight hour – Wilson Pickett

60. You really got me – The Kinks

59. What’d I Say (pts 1 & 2) – Ray Charles

58. Purple haze – Jimi Hendrix

57. A change is gonna come – Sam Cooke

56. House of the rising sun – The Animals

55. Let’s stay together – Al Green

54. Travelin’ band – Creedence Clearwater Revival

53. Stairway to heaven – Led Zeppelin

52. Respect – Aretha Franklin

51. Alison – Elvis Costello

50. Tutti frutti – Little Richard

49. Martha – Tom Waits

48. Sweet Home Alabama – Lynyrd Skynyrd

47. Book of Love – The Monotones

46. In my life – The Beatles

45. Roll over Beethoven – Chuck Berry

44. For what it’s worth – Buffalo Springfield

43. The Jean Genie – David Bowie

42. Ring of fire – Johnny Cash

41. Bo Diddley – Bo Diddley

40. It’s not unusual – Tom Jones

39. Ne me quitte pas – Jacques Brel

38. In dreams – Roy Orbison

37. Riders on the storm – The Doors

36. Something else – Eddie Cochran

35. Dirty water – The Standells

34. Hallelujah – Jeff Buckley

33. My generation – The Who

32. Brown eyed girl – Van Morrison

31. God only knows – The Beach Boys

30. She loves you – The Beatles

29. Sympathy for the devil – The Rolling Stones

28. Heartbreak hotel – Elvis Presley

27. Whiskey in the jar – Thin Lizzy

26. It’s all over now, baby blue – Bob Dylan

25. Billie Jean – Michael Jackson

24. Echo beach – Martha and the Muffins

23. Sh-Boom – The Chords

22. Roadhouse Blues – The Doors

21. Once in a lifetime – Talking Heads

20. Stand by me – Ben E. King

19. Baba O’Riley – The Who

18. Whole lotta Rosie – AC/DC

17. Smells like teen spirit – Nirvana

16. Like a hurricane – Neil Young

15. Song for the siren – Tim Buckley

14. Gypsy woman – Curtis Mayfield & the Impressions

13. My girl – The Temptations

12. What’s going on – Marvin Gaye

11. Down on the corner – Creedence Clearwater Revival

10. What I like about you – The Romantics

9. London calling – The Clash

8. Red Hot – Robert Gordon ft. Link Wray

7. Good vibrations – The Beach Boys

6. Like a rolling stone – Bob Dylan

5. Be my baby – The Ronettes

4. Superstition – Stevie Wonder

3. Friday on my mind – The Easy Beats

2. Imagine – John Lennon

1. Gloria – Them



Glad Rag Doll (Diana Krall)

Muziek Posted on ma, december 03, 2012 18:10:13

Diana Krall is meer bekend als mevrouw Elvis Costello dan
als jazzzangeres, maar met Glad Rag Doll
is ze toch al aan haar dertiende soloplaat toe. Krall ziet er op haar
achtenveertigste nog altijd bijzonder patent uit. Op de hoes van Glad Rag Doll poseert de blondine uitdagend,
compleet met jarretellen en netjes over de wangen gedrapeerde lange haarlok,
terwijl ze dromerig wegkijkt van de lens.

Ook op de binnenhoes pronkt ze in lingerie. Het is
verleidelijk om dan te schrijven dat de muziek eveneens weinig om het lijf
heeft. Nochtans heeft la Krall zich weten omringen met een uitgelezen groep
muzikanten, gitarist Marc Ribot (bekend van zijn bijdragen op cd’s van onder
vele anderen Tom Waits, Marianne Faithfull, Elton John, T-Bone Burnett en…
Elvis Costello) voorop.

Muzikaal valt er weinig aan te merken op Glad Rag Doll, maar je blijft hopen dat
er in die dertien tracks iets spectaculairs staat te gebeuren. Helaas, driewerf
helaas… Vooral wanneer ze standards
brengt als het titelnummer, I Used To
Love You But It’s All Over Now
(Albert von Tilzer) en Lonely Avenue (Doc Pomus) valt het gebrek aan dynamiek en
originaliteit op. Alles kabbelt voort, braafjes, zonder je te storen, zonder je
bij het nekvel te grijpen.

Diana Krall heeft een vlakke stem, die nauwelijks
uitschieters toelaat. Weinig reliëf: het lijkt wel de topografie van
Vlaanderen.



Coexist (The XX)

Muziek Posted on wo, november 28, 2012 17:31:26

Toen het Londense kwartet The XX in de zomer van 2009 zijn
eerste cd uitbracht, met de eenvoudige titel xx, zorgde dat voor kreetjes van opwinding bij muziekvolgers. Hier
stond een groep die in tijden van eenheidsgeluid met een aparte sound kwam:
zacht elektronisch, wenende gitaar, fragiel, weemoedig, droevig. Te klasseren
onder ‘indie pop’ of ‘dream pop’. Nummers als Crystalised, Heart Skipped A
Beat
en VCR gedroegen zich als
sympathieke oorwurmen. Op het podium bleek The XX toen nog iets te bedeesd voor
het grote werk.

Drie jaar later en één groepslid minder heeft The XX nu een
tweede cd uit: Coexist. De
ingrediënten zijn dezelfde als op xx.
Meer nog: alle elf nummers zijn perfect inwisselbaar. Zelfs de hoezen hebben
dezelfde layout meegekregen. Op de eerste cd was dat een wit kruis in een zwart
oppervlak, nu is het net omgekeerd. Opnieuw staat er op de achterflap van het
kunstzinnige begeleidende boekje met songteksten simpelweg ‘Thank you’. Het
grote verschil zit ‘m tegenwoordig blijkbaar op het podium, waar Romy Madley
Croft, Jamie Smith en Oliver Sim afgaand op recente recensies veel meer
présence en zelfzekerheid hebben gekweekt, al mag je ze dan liefst niet dumpen in een
betonnen bunker als de Lotto Arena.

Op Coexist vormen
weemoed en tristesse weer de rode draad in de teksten, opnieuw haken gitaar en elektronica
voortdurend mooi in elkaar. De sound blijft redelijk uniek, al hoor je echo’s
van The Walkabouts (ook daar een mannen- en vrouwenstem die afwisselend of
samen de songs domineerden, zij het dat de muziek van The Walkabouts
gevarieerder was en meestal in allerlei richtingen uitwaaierde).

Stuk voor stuk zijn het topsongs op Coexist, met Missing als
absolute uitschieter, en toch is deze luisteraar niet helemaal tevreden. Dat komt omdat de elf tracks zó sterk op elkaar gelijken dat
er op de duur sprake is van enige verveling. Bloedmooi, maar een beetje
steriel. Een driesterrengerecht waarop de chef vergeten is peper en zout te
strooien. Als je drie jaar moet wachten om meer van hetzelfde te krijgen, dan
is dat toch nogal teleurstellend.

Track per track te beluisteren, dus, en hopen dat The XX
voor de derde cd het lef heeft om af en toe af te wijken van het eigen
muziekidioom.



Gold Dust (Jonathan Jeremiah)

Muziek Posted on do, november 01, 2012 12:12:46

De Jonathan Jeremiah die je aankijkt vanaf de hoes van zijn
nieuwste cd Gold Dust zou zo de
hoofdrol kunnen spelen in The Temptation
of Christ
. Baard, lang krullend haar, ernstig, een tikkeltje provocerend,
fotogeniek. Helemaal anders dan de Jeremiah op de hoes van zijn debuutcd A Solitary Man van nauwelijks anderhalf
jaar geleden. Toen keek hij nog verlegen opzij, weg van de camera.

Het felbejubelde debuut werd gedragen door enkele singles
die opvallend veel airplay kregen: Lost,
Happiness en Heart of Stone. Wat opviel: vlot klinkende melodieën die geworteld
waren in de soul en folk uit de jaren zestig. Niet verwonderlijk, want Jeremiah
noemt Cat Stevens, James Taylor en Scott Walker als muzikale inspiratiebronnen.
Aan A Solitary Man ging een lange
zoektocht vooraf. De Londenaar trok al jong naar de USA, waar hij jarenlang
aanmodderde, tot hij op zijn 29ste met voldoende songmateriaal kon terugkeren
naar Engeland. Daar werd hij snel omarmd door collega’s en recensenten, maar
nog niet door het grote publiek. In België en Nederland vierde hij wel
bescheiden commerciële succesjes.

Op Gold Dust trekt
Jonathan Jeremiah de lijn door. Verwacht je opnieuw aan een elegante kruising
van soul, folk en pop, dit keer echter in een muzikaal kleedje dat ruimer zit
dank zij de begeleiding van het Metropole Orkest. Het geeft Jeremiahs songs
meer diepgang, al loert voorspelbaarheid om de hoek. Het begint hemels mooi met
de titeltrack. Tracks als Fighting Since
the Day We Are Born
, Shout en Everyday Life klinken daarna helaas te
veel als tussendoortjes.

De single die dit keer de harten van de luisteraars moet
veroveren heet Lazin’ in the Sunshine.
Een vlag die de lading helemaal dekt, want dit is een vrolijk, zomers nummer.
Als iemand je zou proberen wijs te maken dat dit een onbekend en pas ontdekt
nummer uit de sixties was, je zou het prompt geloven. De warme, rasperige stem
van de man onderstreept dit nostalgisch gevoel alleen maar. Hij wordt wel eens
vergeleken met Roger Whittaker en niet ten onrechte. (Gelukkig schrijft Jeremiah
minder zeemzoeterige nummers en begint hij niet te fluiten!)

De orkestratie is absoluut een pluspunt bij het lekker
uitwaaierende The Time of Our Lives
en het intimistische You Save Me. Bij
de drie tracks die Gold Dust afronden
valt echter weer het gezapige tempo op. Jonathan Jeremiah is meer gediend met
uptempo nummers: we horen hem liever in zijn hoedanigheid van soulzanger dan in
die van folkie. Gold Dust is een
lekkere plaat, maar er zat zoveel meer in.



Born To Sing: No Plan B (Van Morrison)

Muziek Posted on di, oktober 30, 2012 15:56:55

Het 35ste studio-album van Van Morrison liet een tijdje op
zich wachten. Vier jaar na het middelmatige en vooral weinig geïnspireerde Keep It Simple is er nu Born To Sing: No Plan B. Tussendoor
maakte Van the Man nog wel de ronduit fantastische live-cd Astral Weeks: Live at the Hollywood Bowl, met daarop de integrale
live-uitvoering van zijn legendarische tweede solo-elpee uit 1968, met de
muzikanten van toen (voor zover nog in leven, uiteraard).

Morrison heeft nooit echt slechte platen gemaakt, maar de
laatste kwarteeuw waren het toch vooral doorslagjes van ouder werk, zo
herkenbaar dat je je telkens afvroeg: waar ken ik dit ook alweer van?! Ook Born To Sing: No Plan B is zeker geen
meesterwerk à la Common One of No Guru, No Method, No Teacher, maar je
hebt gelukkig wel de hele tijd het gevoel dat de Ierse bard zich weer helemaal
gééft en bij de les blijft.

Morrison maakt nog altijd muziek die in geen enkel vakje
thuishoort: hij laat zich flink inspireren door de blues, heeft veel naar jazz
geluisterd, is niet vies van een streepje rock, maar bovenal blijft het altijd
Van Morrison-muziek, met als voornaamste instrumenten piano, sax en die
verrukkelijke stem, die nog altijd in staat is om koude winteravonden onder te
dompelen in een warme gloed.

Opener Open the Door
(To Your Heart)
, ook de eerste single, is een lichtvoetige, poppy song, met
een cynische tekst. Want dat valt op bij Van Morrison anno 2012: de lyrics zijn
een pak harder en minder gesloten dan in het verleden. De economische crisis
heeft hem geraakt. Het kapitalisme, de hebzucht, het egoïsme en de domheid van de
mens krijgen ervan langs. ‘Money doesn’t make you fulfilled / Money’s just to
pay the bills / It’s need not greed / Open the door to your heart’ klinkt het
in niet mis te verstane termen. In End of
the Rainbow
wordt dat: ‘So much for capitalism, so much for materialism /
Every penny now has got to be earned’. In Educating
Archie
zingt hij: ‘You’re a slave to the capitalist system / Which is ruled
by the global elite / What happened to, the individual / What happened to, the
working class white’. En in If In Money
We Trust
vraagt hij zich waar God is gebleven nu de mensheid hoofdzakelijk
in geld geïnteresseerd is en zijn vertrouwen meer stelt in een bankbiljet dan
in een opperwezen.

Een plaat met een boodschap, dus. Maar de muziek blijft zeer
herkenbaar. Rechttoe rechtaan blues krijg je in de afsluitende tracks Pagan Heart en Educating Archie. Uitgesproken jazzy klinken Close Enough For Jazz (een nummer dat hij al jaren live bracht, als
instrumental, en dat nu een speelse tekst heeft gekregen) en If In Money We Trust. De esoterische,
moeilijk toegankelijke Morrison geeft dan weer present in End of the Rainbow en Retreat
and View
. Het sleutelnummer van Born
to Sing
is echter Goin’ Down To Monte
Carlo
, het soort zweverige, lang uitgesponnen, muzikaal bijzonder rijke
ballad waarop Morrison het patent heeft.

Kortom, voor elke Morrison-fan wat wils, geen opzienbarende
cd, maar toch één met veel lichtpunten. De artiest staat met zijn twee voeten
in de hedendaagse wereld, schreeuwt van zich af en schuwt elke vorm van
vrijblijvendheid. Een cd waar je kunt naar blijven luisteren: dat was al
geleden van eind jaren negentig, met het
drieluik The Healing Game, The Philosopher’s Stone (een verzameling
outtakes van vorige elpees) en Back on Top. Welkom in de 21ste eeuw,
Van!



Cut the World (Antony and the Johnsons)

Muziek Posted on di, oktober 30, 2012 12:40:58

In de clip van Cut the
World
, het nummer dat Antony Hegarty schreef voor het magistrale
theaterwerk ‘The Life and Death of Marina Abramović’ van Robert Wilson, is
Willem Dafoe één van de slachtoffers van een luguber complot van de
secretaresses in een groot kantoorgebouw. Ze willen af van hun mannelijke
bazen. Dafoe wordt de keel overgesneden door Carice van Houten, die net
voordien nog vriendelijk ‘Good morning’ tegen hem had gezegd. De moordende
vrouwen nemen vervolgens de lift naar beneden waar ze worden opgewacht door…
Marina Abramović. Op weg naar een matriarchale samenleving?

In het universum van Antony and the Johnsons vind je wel
meer songs met een dubbele bodem. Denk
aan Hitler in my heart, I fell in love with a dead boy en Fistful of love. De 41-jarige Britse
maar al lang in New York residerende transseksueel met de engelenstem houdt van
provoceren. In Cut the World, ook de
titel van zijn nieuwe live-cd, zijn het de dodelijke secretaresses die voor een
bevreemdende situatie zorgen. In de lange monoloog Future Feminism pleit hij voor de omverwerping van het patriarchaat
en wil hij de vrouwen aan de macht: Buddha is een moeder, Allah is een vrouw,
Jezus een meisje. En in Another World hekelt
hij de manier waarop de mens (en dan vooral: de man) de aarde naar de
verdoemenis helpt. De boodschap tikte aan, want Antony werd begin dit jaar als
spreker/zanger uitgenodigd op een internationale klimaatconferentie.

Cut the world is de registratie van een concert dat Antony
samen met het Danish National Chamber Orchestra op 2 en 3 september 2011 gaf in
Kopenhagen. Die locatie vind je overigens niet terug op de magere informatie op
de cd zelf, maar moet je via Wikipedia achterhalen. Hoewel de plaat live werd
opgenomen, hoor je geen applaus, behalve na het slotnummer, Twilight. Af en toe hoor je bij de
stillere passages iemand hoesten in de zaal, het is dan ook een wat bizarre
keuze om de nummers niet te laten uitmonden in applaus.

De muziek van Antony is uiterst geschikt voor een
symfonische behandeling. Nummers als Cripple
and the Starfish
, Kiss my name en
Rapture worden er alleen maar rijker
door. Toen hij in juli 2012 ook ons land aandeed in het kader van het Gent Jazz
Festival, begeleid door het Metropole Orkest, bleek dat de schuchtere zanger
van enkele jaren geleden een doorgewinterde entertainer is geworden. Hij
onderhield zijn trouwe aanhang met spitante, soms wel te lange monologen. Zeker
wanneer hij ‘boodschapperig’ wordt, heeft Antony de neiging om door te drammen.
Maar tijdens de muziek kon je een speld horen vallen in de zaal.

Op cd vind je, behalve in het reeds vermelde Future Feminism, niets terug van de
intro’s, waardoor de muziek nog meer tot zijn recht komt. Een uur lang word je
meegezogen in de unieke leefwereld van een bevlogen artiest die op de hoes
dromerig van je wegkijkt, maar die je via zijn muziek tot in het diepste van je
ziel ontroert.



« Vorige