Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Iedereen is van de wereld die doordraait

Muziek Posted on do, juni 25, 2015 11:35:23

‘Ik heb gewoon gezegd dat ik met die clausule
vrijheid wou, want Wilmots is iemand
die graag vrij wil zijn.’ Dat zegt Marc Wilmots over Marc Wilmots in Sport/Voetbal Magazine. Praten over
jezelf in de derde persoon enkelvoud, daar moet een psychologische uitleg voor
bestaan die volgens mij nooit flatteus kan zijn voor de persoon in kwestie.
Althans, dat denk ik, Frank Van Laeken. (Waar ik als liefhebber van pietluttige
details extra hartelijk om moest lachen, is dat de naam ‘Wilmots’ in vetjes
staat, omdat S/VM elke naam die voor het eerst in een artikel wordt vermeld
systematisch vetjes zet.)

***
Zou Thé Lau ooit over zichzelf hebben gepraat in de derde persoon enkelvoud? Ik
vermoed van niet. Daarvoor was de zanger-schrijver te nuchter, te weinig
gehecht aan uiterlijke pracht, praal en statussymbolen, onvoldoende
zelfingenomen. Zijn verhaal van een aangekondigde en toch nog even uitgestelde
dood werd dinsdagavond abrupt beëindigd, op zijn verzoek. De dodelijke
keelkanker had hem het laatste restje waardigheid ontnomen. Het is goed dat we
dan in een beschaafde wereld voor euthanasie kunnen kiezen. (Of niet, daarom
heet het ook ‘keuze’.)

Op radio en televisie en in de sociale media
struikelden bekende en vooral minder bekende Vlamingen en Nederlanders over elkaar
heen om hun medeleven te betuigen, om te treuren om de dood van een geliefde
volkszanger, om verdriet collectief te delen en – helaas ook – om te
benadrukken dat die Thé zo niet hun beste, dan toch een hele héle goede vriend van
hen was geweest.

Ik was geen echte fan van The Scene, maar ik
kon hun bijdrage tot de Nederpop wel appreciëren. Ik heb Thé Lau niet
persoonlijk gekend, maar ik hoorde en las hem bij momenten graag. Voor zover ik
hem vanop een afstand kon beoordelen: een rauwe, hese en tedere man. Een zanger die heerlijk net niet kon
zingen, waardoor hij dan weer een interessante zanger werd. Een stem die meer
van schuurpapier dan van honing was. Uitermate geschikt voor Rauw, hees, teder, Blauw, Rigoreus en Iedereen is van de wereld. Met een
geoefende, vloeiende stem zouden die nummers veel minder tot hun recht zijn
gekomen.

Zijn doodsstrijd – gepronostikeerd op zes
maanden, in realiteit vijftien – werd een flinke brok voor de media, omdat hij
dit per se zelf wilde delen. Je kan dat ijdel noemen, een kreet om aandacht,
maar ik vond het – en nu zoek ik een gepast adjectief – mooi. Sereen. Waardig. En
ook nog eens maatschappelijk relevant om de aandacht op de verschrikkelijke
ziekte K te trekken. Rust zacht, Thé.

***

Als niemand meer luistert / als niemand iets
zegt / dan heerst doodse stilte / dan kraken karakters / dan zegt men geen
woord / dan sluit zich de poort / dan zijn we weg (uit Nighthawks, cd: Tempel der
liefde
, Thé Lau)

***

Vijfenhalf jaar na de dood van zijn zoon heeft
vader Jacob vandaag eindelijk een beetje gerechtigheid gekregen, met de
voorwaardelijke veroordelingen van de ‘bottinekes’ en de verantwoordelijken van
een psychiatrisch opvangcentrum die zijn zoon destijds weigerden op te nemen. (‘Het
zien duurt een seconde, de gedachte blijft voor altijd’)

Onze staatssecretaris voor Asiel, Migratie en
het Blocken van Geïnteresseerde Medeburgers wil de verdragen van Schengen
veranderen, zodat het vrije verkeer van personen binnen Europa moeilijker
verloopt. Hij wil ook zo weinig mogelijk bootvluchtelingen opvangen en
Syriëstrijders voor eeuwig uit ons land verbannen. (‘Iedereen is van de wereld
en de wereld is van iedereen’)

Meisjes van dertien en veertien moeten de
nacht doorbrengen in een politiecel, omdat er geen opvangmogelijkheden zijn in
de bestaande gesloten centra en omdat ze anders blijven ten prooi vallen van
een loverboy die hen in de prostitutie gedwongen heeft. (‘En ik word dover /
want ik hoor de woorden vallen / maar niemand wordt geraakt / en ik zoek naar
het woord dat alles open maakt’).

Een rechter in Den Haag beveelt de Nederlandse
overheid om tegen 2020 de uitstoot van broeikasgassen met een kwart te
verminderen tegenover het peil van 1990. Onze overheid blijft voorlopig
Oost-Indisch doof. (‘En de klok zegt tik, tik / op de witgestucte muur / voor
wie wacht komt alles steeds te laat’)

Een van onze belangrijkste warenhuisketens fuseert
met – zeg gerust: wordt overgenomen door – een grote Nederlandse keten.
Ahold-up, als het ware. De aandelen van Albert Heijn stijgen, die van Delhaize
dalen. (‘In de lange lange nacht, rij met mij / ik zal alles voor je doen / en
ik zal alles voor je zijn’)

***

Hier is het eind, het eind van het feest /
kom, we gaan naar beneden / de bloemen zijn dood, de flessen zijn leeg / het
was mooi, maar nu is het verleden / jij was zo mooi, jij was prachtig / maar
jij, jij hebt je strijd nu gestreden (uit Feest,
cd: Avenue de la Scene, The Scene)

***

Iedereen is van de wereld, maar die draait
hopeloos door.



Van Il Uomo

Muziek Posted on zo, juni 07, 2015 15:33:43

De vooroordelen kloppen, dames en heren. Hij is nors (toen hij na de soundcheck van het podium kwam, bromde hij eerst met zware Ierse tongval ‘Later’ naar de handtekeningenhongerige en op de vingers van twee handen te tellen fans, waarna hij met zichtbare tegenzin gauwgauw een paar krabbels plaatste op concerttickets, boeken en T-shirts). Hij treedt exact anderhalf uur op (stipt begonnen om 21 uur racete hij door finale bis ‘Gloria’ zodat hij klokslag 22u30 het podium kon verlaten, waarna de band nog enkele minuten mocht verder spelen). Hij wordt vlak voor het concert door een limousine afgeleverd en net nadat zijn persoonlijke laatste noten zijn uitgestorven weer opgepikt (hij riep nog één keer ‘Gloria’ en werd naar zijn hotel, om de hoek!, gebracht, terwijl de vijf bandleden het publiek nog wat vermaakten).
Er valt dus iets voor te zeggen om niet van Van The Man te houden. Er valt, wat mij betreft, niets voor te zeggen om niet van Van The Musician te houden. De man heeft meesterwerken op zijn erelijst staan, weinig platen die minder dan ‘goed’ zijn, op een occasionele uitschuiver na. Live kan hij zowel schitteren als tegen zijn zin een act afwerken.
Zaterdagavond op de romantische Piazza della Loggia in de mooie stad Brescia was het niet briljant, maar ook niet ondermaats. Mooi concert met een paar kippenvelmomenten en zeer veel muzikale klasse, maar iets te beschaafd naar mijn zin.
Ik hou meer van de contemplatieve, afwisselend ingetogen en weidse Van Morrison; zelf kiest hij de jongste jaren voor een jazzy aanpak. Keurig, met een groep die netjes binnen de lijntjes kleurt en zijn op z’n bijna zeventigste nog altijd fabelachtige stem mooi tot zijn recht laat komen, maar het mag wat meer gedurfd en bevlogen zijn.
Er is ook een verschil tussen concerten van Van Morrison in het VK en op het continent. Bij ’thuiswedstrijden’ gaat ‘The Belfast Cowboy’ er, wellicht terecht, van uit dat hij voor een publiek van kenners speelt. In de rest van Europa kiest hij voor een toegankelijker repertoire, met meer ‘hits’ (voor zover je in zijn geval van hits kan spreken).
Dus kregen we behoorlijk wat Them (‘Baby please don’t go’, ‘Here comes the night’, ‘Gloria’), makkelijk in het continentale gehoor klinkende songs (genre ‘Brown eyed girl’, ‘Precious time’ en ‘Bright side of the road’) en zijn al te zeer aan het origineel herinnerende versie van Ray Charles’ ‘Can’t stop loving you’).
‘Moondance’ kreeg een fris arrangement mee, ook ‘Real real gone’ klonk anders dan op plaat (en minstens even goed), maar echte magie was er tijdens ‘Carrying a torch’, ‘Sometimes we cry’, het minder bekende ‘Little village’, ‘Magic time’ en het wonderbaarlijke ‘In the garden’.
Dit was mijn elfde Van Morrison-concert en zeker niet het beste, maar op een wolkenloze zwoele avond in een kunsthistorisch belangrijk oord was dit toch een fijn tijdverdrijf. Wat zeg ik: mooi concert!
***
Celtic Swing
Close Enough For Jazz
By His Grace
Days Like This
Precious Time
Baby Please Don’t Go/Parchman Farm
Moondance
Brown Eyed Girl
Carrying A Torch
Bright Side Of The Road
Sometimes We Cry/Cry (Johnny Ray)
Early In The Mornin’/Rock Me (BB King Tribute)
Real Real Gone
Little Village
Magic Time
Here Comes The Night
Can’t Stop Loving You (Don Gibson, bekend van Ray Charles)
Whenever God Shines His Light
In The Garden

Help Me (Sonny Boy Williamson)

Gloria



IJzeren gordijn

Muziek Posted on wo, mei 20, 2015 11:13:23

Kreetjes van vreugde, ook bij mensen die ik
ervan verdenk dat ze wel eens een moeilijk boek in de hand durven nemen of naar
een Iraanse film zonder ondertitels gaan in een klein achterafzaaltje. Reden
van die mini-euforie: ‘onze’ Loïc Nottet was er gisteravond iets voor elven in
geslaagd de finale van het Eurovisiesongfestival te bereiken, a small step for
mankind, maar een giant leap voor de meeste Belgische deelnemers. Een Waal die
in het Engels zong dan nog, kaakslag/caqueslag!

Ik heb gekeken, ja. Een vreemde mengeling van
acute Twitterverslaving, kitschdrang en een ziekelijke neiging om een portie
uitlachtelevisie te nuttigen overvalt me elk jaar rond deze periode. Even
schakel ik dan de intellectuele modus helemaal uit (grapje!) en ga ik totaal
los, al begint mijn maag doorgaans van bij de eerste noot oprispingen te maken
en eindig ik onveranderlijk total loss, met een schuldgevoel over het
tijdverlies.

Het Songfestival was heel lang geleden een
etalage voor zangers en zangeressen die zichzelf al bewezen hadden. Artiesten
die – stel u voor! – echt konden zingen, drie minuten bewegingsloos centraal op
het podium door een microfoon op staander stonden te kwelen en vervolgens werden
beoordeeld door een deskundige jury. Ik hield niet van die melige liedjes, die
pathetische voordracht en die statische show, maar er werd wel gezongen, door
lieden die al wel eens een zangles of twee, drie hadden gevolgd en hadden
geleerd om te articuleren in hun eigen taal.

Ik vind Après
toi
van Vicky Leandros een draak van een nummer, maar het mens kon wel
zingen. Ik zal Eres tu van Mocedades
nooit een favoriete song noemen, maar het verhoudt zich tot de inzendingen van
vandaag zoals Stafke Fabri zich verhoudt tot Bob Dylan. Ik moest niets hebben
van die Séverine, maar Un banc, un arbre,
une rue
zou vandaag kunst worden genoemd in vergelijking met wat we de
jongste jaren geserveerd krijgen. En die blonde van Abba mocht Waterloo altijd wel eens persoonlijk
komen zingen op mijn puberkamer, dat weet ze (en toch kwam ze nooit langs en nu
is het te laat).

Le
dernier qui a parlé
van Amina, 1991, moet zowat de
laatste inzending zijn geweest die me kon bekoren. Meer nog: ik vind dat een
geweldig nummer. Uiteraard won ze niet (ze werd tweede). Toen kwam de omslag:
de implosie van de Sovjet-Unie en de burgeroorlog in Joegoslavië. Politiek en
oorlog, zult u zeggen, maar nee: een vermenigvuldiging van het aantal
deelnemers aan het Europese voetbal, de voorrondes van WK’s en EK’s, én het
Songfestival. Met dan nog buurlanden die elkaar steunen, ook al stonden ze
mekaar nauwelijks twee decennia geleden nog voor het leven. Ons kent ons, maar
dan in het Russisch of Servo-Kroatisch. De Australiërs – ja, onoplettende
lezers, de Aussies nemen dit jaar
deel aan het Eurovisiesongfestival,
omdat dat zestig jaar bestaat – zullen het nog ondervinden: zonder vriendelijke
buren die op je stemmen, wordt het niks.

Kunnen zingen is bijzaak geworden. Alles
draait om het toneeltje dat wordt opgevoerd: schaars geklede meisjes en
jongens, een overuren draaiende windmachine, confetti die uit de denkbeeldige
hemel fladdert, tot in den treure ingeoefende danspasjes, acrobatie,
travestieacts (meestal afkomstig uit landen waar holebi’s opgejaagd wild zijn).
Het ooit zo dominante orkest met een aparte dirigent per deelnemend land is
ergens weggemoffeld in de coulissen. Wordt er eigenlijk nog wel live gezongen?

Ik pleit voor een nieuw IJzeren Gordijn tussen
Oost-Europa en de rest van dit continent (het kleed van de Servische
deelneemster kan daarvoor dienen). Ik wil een Reviewcommissie die kwalitatief
ondermaatse inzendingen uit competitie haalt. Ik eis dat de deelnemers niet
worden gekozen omwille van hun smoeltje, maar omdat ze welluidende klanken uit
hun strot kunnen toveren. Zo lang dat niet gebeurt zal ik dit ‘gebeuren’ vanaf
de zijlijn bespugen en scheef becommentariëren.

Voor wie het gisteren gemist heeft: u heeft
niets gemist. En er komt nog een halve finale. En een finale, waarvoor ik nu al
een geldig excuus heb om ‘m te missen.

***

Mijn inzendingen:

‘”Hé, gij daar, gij trekt een beetje op
ne jonge Sting, doe maar mee!”‘ (Moldavië)

‘Dit is liftmuziek. En ik neem de trap. Naar
het 37ste.’ (Armenië)

‘Alweer een compleet foute keuze: WILMOTS
BUITEN!!!’ (België)

(iemand schreef: ‘De Fyra-landen achter
mekaar’, en ik repliceerde) ‘En dan nog Treintje Oosterhuis ook.’ (Nederland)

‘De Finnen stuurden mensen met een mentale
beperking. Alle andere landen stuurden deelnemers met een volledige beperking.’
(Finland)

‘O jeetje. Snel, drachme hier vandaan!’
(Griekenland)

‘Est nog nie gedaan?’ (Estland)

‘#Eurovision2015, waar een spraakgebrek eerder
een troef dan een nadeel is.’ (Macedonië)

‘Er zijn voor minder burgeroorlo…
*gecensureerd*’ (Servië)

‘Fan van Hongarije! (Hoe is het met klank?)’
(Hongarije)

‘Waarom zitten wij eigenlijk in de reeks met
alle Oostbloklanden? Al die verre verplaatsingen.’

‘”He’s after my violin”‘
(Wit-Rusland)

‘”Dit jaar sturen we een vamp”.
*Russische inzending* “Een VAMP, heb ik gezegd, geen RAMP!”‘
(Rusland)

‘”Laten we onze band Anti Social Media
noemen!” “Geweldig idee! Kondig jij het aan op Facebook en
Twitter?”‘ (Denemarken)

‘Dit zou Enver Hoxha nooit getolereerd hebben.
#ouwezakkentweet’ (Albanië)

‘Altijd gedacht dat Dimitri Leue een Roemeen
was.’ (Roemenië)

‘Morticia Addams, verdorie. Maar waar blijven
Uncle Fester, Lurch en Thing?’ (Georgië)



Duets / Van Morrison

Muziek Posted on do, april 02, 2015 08:56:24

Het is die stem. Als die uit de luidsprekers weergalmt
word ik altijd warm vanbinnen, een tikkeltje weemoedig ook en vertoon ik
uiterlijke tekenen van opwinding, zij het dat die doorgaans netjes verborgen
blijven voor de glurende buitenwereld. Kippenvel. Stijve tepels. Een plots
intens gevoel van genot dat opweegt tegen dagelijkse sleur, ochtend- en
avondfiles, landerigheid of andere dagelijkse besognes van dat gedrocht dat
Leven heet.

Dat is wat Van Morrison met mij doet. Telkens
opnieuw. Oh The Warm Feeling. Op 31
augustus wordt ‘The Belfast Cowboy’ zeventig en in dit feestelijke jaar
grasduinde hij in zijn immense œuvre om er zestien niet voor de hand liggende
en op geen enkele verzamel-cd van hem prijkende songs uit te pikken voor
duetten met collega-artiesten.

Ach, duetten, het D-woord, de
Laat-Me-Nog-Snel-Wat-Munt-Uit-Mijn-Carrière-Slaan voor gevestigde waarden op de
terugweg. Vluggertjes zijn het meestal, op cd en vinyl geperste afdankertjes,
waarbij de gastzanger of -zangeres doorgaans niet eens de moeite doet om naar
de studio te komen. Even een bandje inzingen en dat wordt dan wel gemixt met de
originele artiest. Makkelijk zat. Ik hield dan ook mijn hart met beide handen
vast toen ik vernam dat mijn favoriete artiest – die nota bene al bijna dertig
jaar geen meesterwerk heeft gemaakt en wiens jongste cd’s verdienstelijke
doorslagjes van mekaar waren, keurig opgebouwde copy-paste-composities zonder
de magie van weleer – zich ook aan zo’n duet-retteketet-project zou wagen.

Duets:
Re-working The Catalogue
heet die cd en ook die titel
duidt niet onmiddellijk op een overdosis originaliteit of lef. De opnamen
werden gespreid over meer dan een jaar, wat maakt dat de vorig jaar bij het
begin van de zomer overleden Bobby Womack toch nog postuum de openingstrack
voor zijn rekening mag nemen. Grote namen uit de soul (naast Womack ook Mavis
Staples, Joss Stone en Mick Hucknall), de jazz (George Benson, Gregory Porter
en Michael Bublé) en de rock (Mark Knopfler en Steve Winwood) mogen meedoen.

Het resultaat is bij momenten verbluffend
sterk, zelden ongeïnspireerd en voorspelbaar, en voegt daadwerkelijk iets toe
aan die bestaande nummers, waarbij het feit dat het om minder voor de hand
liggende songkeuzes gaat (geen Gloria,
Brown Eyed Girl, Bright Side Of The Road of Have
I Told You Lately?
) een extra pluspunt vormt. Zo doet de betreurde Bobby
Womack wonderen bij de opsmuk van Some
Peace Of Mind
en is George Benson de geknipte figuur om middels de van hem
bekende, vlot in het gehoor klinkende snaarplukmethode van Higher Than The World een onverwachte hymne van de Goede Smaak te
maken. PJ Proby mag bij wijze van knipoog meezingen op Whatever Happened to PJ Proby. Mick Hucknall blinkt het pareltje Streets of Arklow (uit het onovertroffen
Veedon Fleece) op en drijft ook Van
the Man tot het uiterste van zijn vocale capaciteiten. Bijna zeventig, maar still going strong.

Zelfs Michael Bublé, een soort Sinatra van den
Aldi, weet in de uptempo versie van Real
Real Gone
zijn mannetje te staan. Minder geslaagd zijn de jazzy passages The Eternal Kansas City (van de vergeten
elpee A Period Of Transition uit
1977, met Gregory Porter) en Get On With
The Show
(van de al even verwaarloosbare cd What’s Wrong With This Picture? uit 2003, met Georgie Fame).
Dertien-in-een-dozijn-songs die op een dertien-in-een-dozijnmanier vertolkt
worden. Niet slecht, maar in se overbodig.

Neen, dan Chris Farlowe, met die unieke
bluesstem van ‘m, die van een weinig opzienbarend nummer als Born To Sing iets moois maakt, of de in
blueskringen legendarische en in alle andere kringen nagenoeg onbekende of compleet
vergeten Taj Mahal, die het slotnummer How
Can A Poor Boy?
netjes inkleurt met streepjes harmonica en heel veel grain op de stem. Ook dochter Shana
Morrison valt niet uit de toon in Rough
God Goes Riding
. Maar het pièce de
résistance
is het zeseneenhalve minuut durende Wild Honey, sowieso al een parel van de verbluffende cd Common One, maar hier ook nog eens zo
subtiel en toch intens gebracht, dat mijn weinige haren er uren over hebben
gedaan om weer netjes te gaan liggen. Van Morrison meets Joss Stone, de souldiva van de jaren Nu. Koestermoment.

Verbazen zal Van Morrison wellicht niemand
meer in de tijd die hem nog rest in het hiernumaals, mooie muziek maken
hopelijk nog wel af en toe, maar mij heeft hij in positieve zin verrast op deze
Duets. Een kleinood waarvan de meeste
van de zestien tracks er zich uitstekend toe lenen om aperitiefgewijs op
smaakvolle gasten te worden losgelaten. Meer moet dat soms niet zijn.



Carrie & Lowell / Sufjan Stevens

Muziek Posted on wo, april 01, 2015 12:46:34

Ik ga zelfs geen poging wagen om u ervan te
overtuigen dat het alleen maar een stofje was. Neen, het was een moddervette
traan die zich vanuit mijn linkerooghoek een weg over mijn wang baande. Ik was
pas drie nummers ver in Carrie &
Lowell
, de nieuwe cd van Sufjan Stevens, file under indiefolk, en de emotie nam de bovenhand. De bijna
veertigjarige Stevens bezingt hierop zijn relatie tot zijn moeder, Carrie, die
het gezin in de steek liet toen de jonge Sufjan een uk van een jaar oud was, die een
leven leefde dat gevuld was met seks, drugs, rock ’n roll, alcohol en een
knoert van een depressie, en die dik twee jaar geleden overleed.

Als dit rouwverwerking is, dan wil ik elke dag
iemand horen rouwen. Zo verstild, zo intens mooi, zo diep in de ziel kervend.
Spaarzaam begeleid en met een stem die meer fluistert dan zingt treft Sufjan
Stevens de luisteraar recht in het hart. De man die twaalf jaar geleden nog aan
het begin van een gigantisch project leek te staan – een aparte concept-cd maken
over elke Amerikaanse staat, wat uiteindelijk beperkt bleef tot het illustere
duo (Greetings from) Michigan en (Come on feel the) Illinoise – en die
twee keer verraste met Songs for
Christmas
, twee boxen van vijf cd’s met zowaar kerstliederen, weet
letterlijk hoe je een gevoelige snaar moet bespelen, of dat nu op akoestische
gitaar dan wel op banjo is.

In Fourth
of July
zit hij aan het sterfbed van de vrouw die hem genadeloos achterliet.
Zij zegt ‘Shall we look at the moon, my
little loon / Why do you cry? / Make the most of your life, while it is rife /
While it is light
‘. Je moet al heel hardvochtig zijn wil je daar geen krop
van in de keel krijgen. ‘How do I live
with your ghost?
‘ vraagt hij zich af in The
Only Thing
, een song waarin hij zijn geworstel met zelfmoordplannen blootlegt.
Do I care if I survive this? / Bury the
dead where they’re found / In a veil of great surprises / I wonder did you love
me at all?
‘. Pijnlijke zinnen die, gelukkig maar, heel omfloerst en zacht
worden gezongen. Balsem voor de ziel.

Hoe erg de scheiding ook was en hoe zeer
Sufjan Stevens zich in de steek gelaten voelde door de vrouw die hem gebaard
had, hij vergeeft het haar: ‘I forgive
you, mother, I can hear you / And I long to be near you
‘ (Death With Dignity). Icarus komt even
langs, alsook Perseus, Medusa en Pegasus, maar bovenal zijn er de demonen die
in het hoofd van de muzikant rondspoken en die ons poëtische pareltjes als ‘There’s only a shadow of me, / In a manner
of speaking I’m dead
‘ (John My
Beloved
) of ‘There’s no shade in the
shadow of the cross
‘ (No Shade In The
Shadow Of The Cross
) opleveren.

Some
tracks were also recorded on an iPhone in a hotel room in Klamath Falls, Oregon

staat er een beetje achteloos in de begeleidende informatie, alsof Stevens
wilde aangeven dat dat hebbeding ook een nuttig gebruiksvoorwerp om kunst te
creëren kan zijn.

What’s
the point of singing songs / If they’ll never even hear you?
‘ vraagt hij
zich vertwijfeld af in Eugene. Ik heb
je gehoord, Sufjan, je hebt een waanzinnig mooie plaat gemaakt, waarbij die
‘waanzin’ in alle betekenissen van dat woord mag geïnterpreteerd worden. Hier
moet ik even van bekomen. Die moddervette traan heeft inmiddels het gezelschap
gekregen van enkele collega’s. Ze houden een feestje op mijn wangen. Een triest
feestje, jazeker, maar toch een feestje. Welkom op het galabal van de Opperste
Schoonheid.

I’m
light as a feather / I’m bright as the Oregon breeze / My black shroud /
Frightened by my feelings / I only want to be a relief
‘ (Should Have Known Better).



Up where he belongs

Muziek Posted on di, december 23, 2014 13:13:37

O, wat vervloekte ik de man.

Het was juni 1985. Mijn ticket voor Rock
Werchter lag anticiperend in de bovenste la van mijn bureau te wachten op die
zonnige zomerdag. Wat keek ik uit naar die zevende juli van de zevende maand,
want dan zou Neil Young naar de weide van het dubbelfestival komen. Zaterdag in
Torhout, zondag in Werchter. De Canadese valszinger zou met een resem
prachtsongs onder de arm en Crazy Horse als begeleidingsband mijn liefloze
zomer inkleuren, daar was ik van overtuigd. Oké, ook de jonge band R.E.M., de
punklegendes van The Ramones, de aardige Lloyd Cole en zijn Commotions, de
stijliconen van The Style Council, het te mijden Depeche Mode (een kritische
rockjournalist omschreef hen consequent als ‘Pêche Démodé’), de in het
popuniversum verloren gelopen soulzanger Paul Young en de in die dagen al
onvermijdelijke publiekslievelingen van U2 stonden op de affiche: er moest nu
eenmaal opgewarmd worden tot koning Neil om een uur of tien het podium zou
betreden om dan Like A Hurricane de toeschouwers omver te blazen.

Tot dat droge bericht in Humo (of was het toch De Morgen?
In die tijd werkten de media nog niet zo snel als nu. Jongeren waren helemaal niet
sociaal bezig en zo): ‘Neil Young zegt af voor Torhout-Werchter’. Hij
was van zijn paard gevallen, luidde de officiële uitleg. Daar ging mijn topdag,
zeker toen halsoverkop een vervanger werd gezocht en gevonden: Joe Cocker. Joe fucking Cocker, verdorie, een
coverartiest, iemand die liedjes van anderen nazong. Niet dat ik nooit
onhandige heupbewegingen had gemaakt op het swingende Feelin’ Alright of de schuurpapieren versie van With A Little Help From My Friends niet
kon appreciëren of de elpee Mad
Dogs And Englishmen
kon beluisteren zonder goedkeurend te knikken of niet wist dat hij op het legendarische Woodstock had gestaan, maar Joe
fucking Cocker om Neil Young te
vervangen: het idee alleen al!

Zelfs Herman Schueremans moet die Cocker maar
een rare kwiet en zeker geen top of the
bill
gevonden hebben, want op de affiche stond hij op de zesde plaats, net
boven Paul Young en U2. Alsof de Schuer
wilde duidelijk maken dat die Engelsman uit de staalstad Sheffield niet meer
dan een noodoplossing was, een artiest die hij bij wijze van spreken uit het
dichtstbijzijnde café had geplukt omdat hij nu eenmaal acht namen nodig had op
zijn in die tijd nog zeer overzichtelijke affiche.

Het werd een magere editie van Rock Werchter.
R.E.M. begon prima, al zal niemand van de aanwezigen bevroed hebben dat het een
superformatie in wording was die om elf uur ’s ochtends de weide mocht
opwarmen. Driekwartier lang de one-two-three-four van The Ramones was ook best
te harden, zeker omdat de nummers maximaal twee minuten duurden. Het ging
ontzettend goed vooruit, geen moment van verveling. Uitstekende soundtrack bij
de lunch: hamburger en frieten. Lloyd Cole was me wat te braaf en The Style
Council speelde wat te stil: de juiste artiesten op de verkeerde plek. Depeche Mode
introduceerde elektronische muziek op T/W. De bandleden stonden op het einde van hun set vooraan op het
podium het publiek op te jutten, terwijl de muziek vrolijk verder speelde.
Live, mijn gat, de muziek stond verdorie op een bandje! Paul Young, ach ja, Paul
Young: keurig entertainment voor yuppies. Bono zat in ’85 volop in zijn
vendelzwaaiperiode, U2 viel dus muzikaal ook dik tegen. En toen moest het
ergste nog komen, dacht ik.

Een mens kan zich vergissen. De eerste tonen
van Talking Back To The Night, een
nummer dat Cocker geleend had bij Steve Winwood, waren voldoende om me, op een
ondertussen half leeggelopen weide, bij de strot te grijpen en dat bleef zo tot
anderhalf uur later de laatste noot van het alleen op piano begeleide en van
alle franjes ontdane You Are So Beautiful
dertigduizend mensen tevreden de nacht instuurde.

Joe fucking
Cocker, dames en heren, was niet meer of niet minder dan een openbaring. Hoe
je met zo’n rasperige, rauwe stem toch zoetgevooisd kon overkomen, het was me
een raadsel. Ik dacht de hele tijd: straks haalt ie het niet, komt er alleen
maar lucht uit dat keelgat. Beeld zonder klank. Ik duwde als het ware de woorden mee
naar buiten. Maar hij haalde alle tonen wonderwel, ook in With A Little Help From My Friends, een nummer dat hij zo naar zich
had toegetrokken dat je je op de duur afvroeg of de versie op Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band nu
het origineel of een goedbedoelde cover was.

Hij deed me Neil Young vergeten. Hij speelde
de middelmatige, miscaste of overdreven naar publieksaandacht hengelende groepen
naar huis. Hij was de echte headliner
van Rock Werchter 1985, en hij alleen. Die affiche waarop hij niet onderaan
stond? Foutje van de drukker, ongetwijfeld.

Halfweg de jaren tachtig en halfweg het jaar 1985 deed Joe Cocker me
beseffen dat een goede vakman evenveel waard is als een zogeheten originele
artiest. Ik geloofde er toen nog heilig in dat een goede politicus een
staatsman moest zijn, verheven boven het volk, iemand die er keurig uitzag en
afgemeten praatte. Geen woord te veel, af en toe een paar woorden te weinig.
Dat iemand met de onbehouwenheid van een fabrieksarbeider en met ‘loodgieter’
als bijnaam het land kon gaan leiden ging er nog niet in bij mij.

Joe Cocker was de loodgieter van de
muziekwereld. Geen echte rasartiest, geen uitzonderlijke componist, geen briljante
zanger, geen Lennon of McCartney, maar een vakman die zijn métier uitzonderlijk
goed beheerste en die zich andermans songs toe-eigende alsof ze van hemzelf waren. Achteraf zou ik hem nog een paar keer live aan het werk zien,
maar het was nooit meer als die eerste keer in Werchter, vooral ook omdat de
platen die hij van dan af zou gaan maken steeds meliger gingen klinken, op een
enkele single als Unchain My Heart of
You Can Leave Your Hat On na. De
passie waarmee hij zijn job deed bleef wel dezelfde. Misschien dat er in de
jaren zeventig wel eens ontevreden concertgangers naar huis waren gegaan na een door drank en
drugs bezoedeld optreden van de man, maar de Joe Cocker die vanaf de jaren
tachtig zijn ergste demonen had afgezworen, had maar één doel voor ogen: zijn
publiek behagen. Hen waar voor hun geld bieden. Hen doen vergeten dat er ook
Neil Youngs op deze aardkloot rondlopen. Daar slaagde hij in. Ondanks die schreeuwlelijke hemden en die spastische bewegingen met hoofd en handen, die me mijn eigen onbeholpen pasjes op de dansvloer in herinnering brachten, op voorwaarde dat ik me eerst genoeg moed had ingedronken. Diep in mij zit ook een Joe verscholen.

O ja, dat afschuwelijke Up
Where We Belong
is je vergeven, Joe. Rust in vrede. En als er dan toch een rock ’n rollhemel zou bestaan, dan zit je nu up where you belong.



Soms vraagt een mens zich af

Muziek Posted on ma, december 01, 2014 12:17:38

We zijn ziek in ons hoofd, beste lezer. Niet
iedereen en niet altijd en niet allemaal even heftig en niet noodzakelijk
ongeneeslijk, maar we zijn ziek. We zijn voyeurs van ons eigen leven geworden,
piepend door het sleutelgat. We staan in de kijkfile. We rijden tegen vijf
kilometer per uur voorbij een plek waar aan de overzijde een ongeval gebeurd
is. Misschien zien we nog wel net iemand kermend afvoeren of kunnen we ons
vergapen aan een over een lijk gedrapeerd wit laken. Als het tegenvalt, is er
alleen maar blikschade. Boring! We
willen elk detail kennen, ook al hebben we in wezen niets te maken met wat er
gebeurd is.

Soms vraagt een mens zich af waarom dat zo
moet, minder dan 48 uur na de dood van een geliefde zanger. Een man van het
volk, een held zonder kapsones, iemand die zijn jeugd geboetseerd heeft voor de
ene of die met de juiste zin op het juiste moment binnenkwam bij de andere. Een
doodgewone mens, zoals wij allemaal, al weigeren velen dat halsstarrig in te
zien, dat ze ‘doodgewoon’ zijn. En nu is hij gewoon dood, die schone vent uit
Gent. “En bij het afscheid / Wou ik zeggen/ Het was fijn hier bij jullie,
lieverdjes” zong hij in Straks komt
het onheil
uit de derde cd van Gorki, Monstertje.

Ik moest even gaan zitten. Tweeënvijftig is zo
jong nog. Als je zelf intussen een paar jaar ouder bent, komt ook je eigen
sterfelijkheid heel even in beeld. Ik kende Luc De Vos niet persoonlijk, heb hem
wel een paar keer vluchtig ontmoet, toen hij iets kwam doen op de VRT. Een
artiest zonder streken, vriendelijk, bedeesd, maar altijd met een kwinkslag in
de achterzak. Iemand die ironisch knipoogde zonder zijn ogen te bewegen. Hij
pakte gezelschappen in met zijn ontwapenende humor. Ik luisterde en genoot.
Anderen, omhooggevallen vedetten, tafelspringers in een wereld van
haantjes-de-voorste, pathetische patsertjes die altijd en overal het hoogste en
laatste woord wilden voeren, zwegen heel even. Niemand had iets tegen hem. Hij
dwong respect af zonder ‘Hier ben ik! Respecteer mij nu maar!’ te moeten
uitstralen. Schone vent uit Gent.

***

Acht van de elf Gorki-cd’s staan te pronken in
mijn collectie. Ik ben afgehaakt bij Plan
B
omdat het op de duur allemaal zo op elkaar begon te gelijken. Behalve de
teksten, want die blijven uniek. Zo Vlaams (de eeuwige schlemiel als
hoofdpersonage) en toch zo on-Vlaams eerlijk. Zo teder en toch zo chirurgisch
precies. Zo herkenbaar en toch zo ver van je bed (hoop je dan maar). Van zielig naar zalig.
De Vos kon in enkele pennentrekken een herkenbaar universum creëren. Ik denk
dat je dat kunst mag noemen, ja. Of toch in elk geval een kunst.

***

Ja, ik stond zaterdag mee in de kijkfile. Ik
wilde alles weten over zijn dood en tegelijk wilde ik er niets over weten. Geef
me de details/bespaar me de details, die tweespalt. Ik heb me kwaad gemaakt,
beste lezer. Kwaad ben ik een halve man maar klink ik dubbel zo hard, u weet
hoe dat gaat met lieden die even de controle verliezen. In die kijkfile is dat
minder erg, je rijdt toch maar tegen vijf per uur en niemand merkt het op. In
de grote boze wereld van de sociale media ligt dat een pak gevoeliger.

Ik was kwaad omdat ik op een paar minuten tijd
twee berichten zag passeren die ik hoogst ongepast vond. De Morgen herdacht de overleden zanger met een integrale weergave
van zijn laatste interview met de krant, begin september, ter gelegenheid van
zijn nieuwe roman Paddenkoppenland.
‘De hel, dat is het paddenkoppenland van De Wever’, stond er destijds als kop
boven het artikel in de krant. De verkiezingen zaten nog vers in het geheugen,
de Vlaamse regering was al gevormd, de federale in de maak, niet de middenstand
maar Bart De Wever regeerde het land. In de context van dat moment: perfecte
titel. In de context van zaterdagavond: nodeloos polariserend en de zanger
reducerend tot politiek commentator, wat hij niet was.

Ik tweette: “Een zalm die niet alleen
tegen de stroom in zwemt, maar ook haat zaait en lijken pikt, knap, @demorgen.
#RIPLucDeVos”. Als ik dat teruglees, denk ik: zó hard, Van Laeken. Verpak
kritiek toch iets zachter, man. Wees behoedzamer in uw bewoordingen. Al blijf ik
erbij dat De Morgen de verkeerde
keuze had gemaakt: uiteraard is het prima om een laatste gesprek met een pas
gestorven dierbare zanger integraal te publiceren, inclusief de passage over De
Wever, maar gebruik dan toch een kop die warmer is, die veel meer aansluit bij
het beeld dat bij de ongedwongen volksjongen past, kies een oneliner die als famous last words kan klinken. Lees het
interview en je kunt er zo tien bruikbare passages uit pikken. Dat deed De Morgen kort daarna trouwens, wat erop
wijst dat het een faux pas was en
geen bewuste poging tot polariseren. Dat vond ik dan weer knap. Ik vind dat
geen censuur of zelfcensuur, zoals sommigen dadelijk opmerkten, maar het
getuigt juist van inzicht en wijsheid. Alleen koppigaards geven nooit hun
ongelijk toe.

***

Excuus, lezer, excuus, krant, zo cru had ik
het niet bedoeld. En plots, voor je dat goed en wel beseft, ben je voor een
paar uur de chouchou van ranzig rechts en de pispaal van luid links en dat
wil ik helemaal niet zijn. Omgekeerd ook niet, al zou ik daar gevoelsmatig
minder bezwaar tegen hebben. Mijn tweet werd gerecupereerd door de piranha’s van
de sociale media. Ze zwemmen met bloeddorstige ogen rond in de virtuele oceaan
en ze zijn niet lief, noch klein. Ze willen je verscheuren.

***

Ik was daarnaast ook kwaad, neen: rázend was ik,
omwille van een tweet van VTM Nieuws: “Dit zijn de eerste beelden van de
plaats waar Luc De Vos is overleden”. “De winnende aasgieren zijn
bekend”, repliceerde ik. Alweer, bijzonder hard voor mijn doen, maar over
die woorden heb ik niet de minste spijt. Ook VTM verwijderde de tweet na
‘luidruchtig’ protest. De beelden werden later wel overgenomen door
verschillende andere nieuwssites, zij het discreter, al was het om te zeggen:
‘Kom eens bij ons kijken, wij hebben die beelden ook, maar hou het onder ons en
vertel het niet voort’. De mensen in de kijkfile moeten vermaakt worden, weet u
wel.

Wie zichzelf journalist noemt en op
familiefeestjes graag pronkt met die maatschappelijke passe-partout genaamd
perskaart, zou moeten weten dat je niet zomaar ongestraft eender wat op het
internet pleurt. Dat zouden ze in hun opleiding moeten mee krijgen, maar net zo
goed is dat een stukje gezond verstand. Het nieuws correct, zo volledig
mogelijk en zo snel als dat kan brengen is heden gereduceerd tot: snel. Als in:
‘onmiddellijk’. Zonder nadenken. Zonder pardon. Eens te meer pleit ik voor slow journalism. Maar zelfs voor de
snelle jongens is de boodschap: er zijn grenzen. Er zijn dingen die je niet
doet. Een beetje meer pudeur, graag. Quid beroepseer?

***

Gewoon bedroefd zijn kan tegenwoordig niet
meer. Daar word ik een beetje droevig van.

***

“Punk is dood maar wij leven nog / We
komen altijd veel te laat / Maar er is hoop voor ons / Want wij leven nog”
(uit: Punk is dood). Hij lééft, laten
we ’t daarop houden.



Balsem voor de ziel

Muziek Posted on di, november 25, 2014 12:21:51

Iets vernietigends over seizoen 9 van 24, met als ondertitel Live Another Day, dat wilde ik vandaag
schrijven. Over Kiefer ‘Jack Bauer’ Sutherland, die slechts twee
gelaatsuitdrukkingen kent: verontwaardigd en alert. Dat is er nog altijd één
meer dan Mary Lynn ‘Chloe O’Brian’ Rajskub, die altijd verontwaardigd kijkt.
Het scenario is flinterdun, voorspelbaar en oneindig ver weg van de dynamische eerste
twee seizoenen, die razend spannend en to-the-point waren.

Iets ophemelends over seizoen 5 van Boardwalk Empire, de finale jaargang van
een knappe serie die zich afspeelt ten tijde van de drooglegging en de opkomst
van de maffia in de Verenigde Staten, dat was ik ook nog van plan. Waarin we
inzicht krijgen in het verleden van de hoofdpersonages, dat wat hen gemaakt
heeft tot wat ze zijn. Beklijvende televisie en voor een keer niet het seizoen
té veel.

Iets terugblikkends op de staking van gisteren
en op de desinformatie die langs alle kanten blijft binnenstromen. Wie tegen de
staking is, stuurt al een hele ochtend een nieuwsbericht rond over een bedrijf
dat de haven van Antwerpen dreigt te verlaten. Alleen dateert dat bericht van
16 februari 2012. Door dit te doen ondergraven de stakingcritici hun eigen
argumenten, maar dat lijkt niet zo belangrijk.

Niets van dat alles: ik heb net een cd van
Nick Drake opgelegd en al de rest kan me even gestolen worden. De Engelse
singer-songwriter is precies veertig jaar dood. Eén song van hem, het hoeft
niet eens op volle geluidssterkte, en zowel het miserabele 24 als het interessante Boardwalk
Empire
worden volstrekt overbodig. De staking? Ach, gepruttel in de marge
en eventjes totaal ondergeschikt aan de ultieme schoonheid.

Balsem voor de ziel, dat is het. Van een man
die zelf zo’n hoge nood had aan balsem voor zijn eigen ziel. Hij, de rusteloze
bard, de zanger zonder publiek, de man die pas lang na zijn dood ten gevolge van een
overdosis anti-depressivum ontdekt werd en die nu zowat overal ter wereld
herdacht wordt als een unieke zanger-componist en een complexe persoonlijkheid.
Pop life is a bitch.

Drie platen bracht hij bij leven maar zonder
welzijn uit. Drie commerciële flops. Drie juwelen die jaren later alsnog de weg
naar een groot publiek vonden. Iedereen die iets met muziek heeft, kent Nick
Drake, maar wie kende Drake toen hij nog leefde en toen het er voor hem
werkelijk om ging? (Ik niet, moet ik eerlijk bekennen; ik was vijftien toen hij
stierf en nog niet rijp voor het degusteren en genieten van de betere muziek.)

Het leven is niet eerlijk, anders zou Nick
Drake vandaag, op zijn zesenzestigste, een gevierd artiest zijn, ondertussen
toe aan zijn zevende comeback-tournee, terend op die briljante songs uit het
begin van zijn carrière, met gekraakte stem avond na avond een podium in een
ver vreemd land betredend en moeite doend om boven het applaus uit te stijgen.
Een soort Rodriguez, die tijdgenoot die evenmin een groot publiek bereikte, tegenwoordig
een cultheld is geworden, maar op een podium ergens tussen persiflage en
authenticiteit in zit. Dan toch maar liever de mythe?

Een glas melancholie, meer moet dat op dit
moment niet zijn, en zoals geweten is dat altijd halfleeg. If he tells me all he
knows / About the way his river flows / I don’t suppose / It’s meant for me
(River Man).

So long,
Nick
!



« VorigeVolgende »