Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Kwikzilver

Literatuur Posted on za, september 20, 2014 12:51:28

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen. De derde roman van schrijfster-columniste Ann De
Craemer vertelt het levensverhaal van haar grootmoeder, Paula Van Hauwaert, de moeder van haar moeder, een
eenvoudige vrouw over wiens eenvoudige leven niemand ooit een roman zou
schrijven, omdat het zo verdomd normaal verliep zonder al te veel spectaculaire uitschieters, en die op hoge leeftijd verplicht
werd om de vertrouwde omgeving van haar bescheiden huis in te ruilen voor een
serviceflat in het centrum Adagio, een Italiaanse muziekterm die aangeeft dat een compositie in een langzaam
tempo moet gespeeld worden. Wie bedenkt zulke toepasselijke namen?

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat het zo herkenbaar is, Vlaams én familiaal. We
hebben allemaal wel een familielid gehad dat gedwongen werd te verhuizen. We
kennen allemaal wel een ‘nonkel Wilfried’ en een ’tante Martha’ die na een
korte maar hevige ruzie over een achteraf bekeken bijna onbeduidend onderwerp
de familie de rug toekeren om pas jaren later bij een begrafenis weer op te duiken. We herkennen de grote en de kleine miseries, de grote
en de kleine drama’s, de grote en de kleine momenten van geluk, de grote en de kleine
kantjes van de mensen. Ik heb zelf een grootmoeder die over tweeëneenhalve week
101 wordt en die pas anderhalf jaar geleden haar appartementje heeft verlaten
omdat het fysiek onmogelijk bleek om verder alleen te blijven wonen. Mijn
andere grootmoeder werd net geen 93. Ook zij verbleef de laatste jaren van haar
leven in een seniorenresidentie, zoals dat dan zo verbloemend heet. Ik ken
Paula Van Hauwaert dus ook een beetje. Kijk, dat is mijn grootmoeder.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat het in een hele mooie taal geschreven werd
zonder ooit pretentieus te klinken. Heel af en toe wordt een volzin
gedeclameerd die als doel heeft te blijven hangen. Deze bijvoorbeeld:
“Meer dan alleen een geografische ruimte, is een landschap ook een
geheugen: onaangetast is het een bevroren vergezicht in de tijd.” Of deze:
“De vloertegels van de keuken waarover Camiel daarnet de voeten sleepte
toen hij naar de begrafenis van zijn zoon vertrok, getuigden van alle vierkante
meters in het huis het sprekendst van de slijtage die ze door de voetstappen
van de bewoners hadden ondergaan.” En ook nog: “Verdriet is een mes
waarvan de tijd de vlijmscherpe punt botter maakt, maar onder het litteken
blijft het gemis ook na twintig jaar sluimeren”. Het zijn uitzonderingen
in een autobiografische roman waarin het effectbejag grotendeels achterwege blijft. De
Craemer beheerst de Nederlandse taal, maar probeert er niet mee te imponeren.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat de schrijfster zich niet laat vangen aan
valse of overdreven sentimentaliteit. Laat Dirk Leyman, de schrik van alle
Vlaamse auteurs, maar recenseren in De
Morgen
dat dit ‘mierzoet’ is en dat ‘pathos om de hoek loert’. Hij dwaalt.
Je kan dit niet schrijven zonder de onvoorwaardelijke liefde uit het echte
leven tentoon te spreiden. Je kan je gevoelens niet ‘on hold’ zetten als je je
autobiografisch laat gaan. Bovendien wordt het nooit tranerig. Ann De Craemer
observeert, memoriseert en herbeleeft, maar het blijft natuurlijk wel haar
eigen vlees en bloed waarover ze schrijft, dus heeft ze het recht om haar
gevoelens bloot te leggen, zoals u het recht hebt dit boek al dan niet te lezen
of het al dan niet goed te vinden.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat dit boek zich zeer vlot laat lezen in enkele
rustige treinritten. Je moet niet elke zin lezen en herlezen, omdat je jezelf te dom voelt wanneer je de betekenis niet direct kunt vatten. Het is geen Godenslaap, om maar één unaniem lovend
onthaald ‘meesterwerk’ te noemen, waarin Erwin Mortier in elke zin een
statement lijkt te willen maken. Kijk. Eens. Hoe. Prachtig. Ik. De. Meest.
Eenvoudige. Dingen. Kan. Opschrijven. Over dat boek heb ik weken gedaan. Ik
legde het telkens opzij omdat ik door de opdringerige taal werd weggezogen van
het thema. Is dat dan hoogstaande literatuur? Is Joyce geniaal omdat hij onleesbaar is?

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen, omdat ik nooit het gevoel had dat dit een
onbereikbaar hoog literair niveau was, zodat mijn eigen bescheiden literaire
pretenties – ooit schrijf ik die roman, echt waar, nu nog niet, eerst een
onderwerp zoeken, personages, een pakkend begin, toch maar even mijn mails
checken, o kijk er is voetbal op tv, wat zeg je: iets gaan eten?, bah toch maar
liever uitslapen vandaag – niet begraven hoeven worden. Dat lijkt kritiek, in
de zin dat ik het boek van Ann De Craemer niet goed genoeg vind, maar het is
als compliment bedoeld: het heeft me geïnspireerd om dat waakvlammetje weer wat aan te wakkeren.

Ik heb Kwikzilver
met veel plezier gelezen. Of heb ik dat al gezegd?

Ann De
Craemer – Kwikzilver – Uitgeverij De Bezige Bij, 222 pagina’s, 19,99 euro.



Gabriel García Márquez (1927-2014)

Literatuur Posted on vr, april 18, 2014 12:06:38

“Zoudt ge niet beter een goed boek lezen in plaats van
uw tijd hier te zitten verschijten?” Goede raad van leraren Nederlands zat
vroeger wel vaker verpakt in een door dialect verkleurde gebiedende wijs met
een denkbeeldig vraagteken op het eind. Lezen zult gij, schavuit!

Ik zou de vraag ook aan u kunnen stellen, waarde lezer. Wat
doet u hier? Lees eens een goed boek in plaats van uw tijd hier door te
brengen. Gabriel García Márquez is dood. Zijn verzamelde romans en novelles,
elf stuks in totaal, werden in 2007 in het Nederlands uitgebracht in een sobere
doos. De Verzamelde Romans kunnen
voor 99 euro de uwe worden en voor die luttele prijs kunt u kennismaken met het
mooiste wat de literatuur te bieden heeft. Veel beter dan uw tijd hier te verschijten, maar laten we een compromis
afsluiten: ik hou het kort, daarna duikt u in het Betere Werk en vergeet u deze
goedbedoelde huisvlijt van een dilettant.

Twee dingen vind ik jammer als ik aan Márquez denk: dat ik
hem pas zo laat ontdekt heb en dat ik hem niet in het Spaans heb kunnen lezen.
Daarvoor is mijn kennis van die prachtige taal veel te beperkt. (Oké, er is nog
een derde jammerlijk ding: dat hij gestorven is, maar voor een 87-jarige met
lymfeklierkanker is dat niet zo uitzonderlijk en – sta me toe even de egoïstische
lezer uit te hangen – de man was al jaren uitgeschreven en dementerend.)

Ik heb Márquez in 2008 op een paar maanden tijd integraal gelezen op de trein van en naar het
werk, in chronologische volgorde: van Afval
en dorre bladeren
uit 1955 tot Herinnering
aan mijn droeve hoeren
uit 2004. Niet in mijn gebruikelijke tempo,
driekwart pagina per minuut, maar trager, omdat de Colombiaanse schrijver je
dwingt om traag te lezen. Traag en behoedzaam, zodat geen enkel detail je
ontglipt. Magisch-realistisch wordt zijn œuvre genoemd, door mensen die –
mochten ze geen literair recensent zijn – etiketten op dozen zouden kleven in
de supermarkt. Hoe je zijn werk ook wil omschrijven, Márquez neemt een loopje
met de werkelijkheid, creëert een eigen universum, doopt zijn gedachten in een
pot vol ironie en gebruikt verder alles wat de taal hem ter beschikking stelt.
Meesterlijk.

Ja, zelfs deze grootmeester ontkomt niet aan de
lijstjesmania en dus vind je in zichzelf respecterende kranten een Top 5 van
zijn beste werken. (In De Morgen
presteert men het om zijn Nobelprijs voor Literatuur, 1982, te linken aan Liefde in tijden van cholera, 1985. In
het tennis zou men dat een dubbele fout noemen: 1) de Nobelprijs wordt niet
gegeven voor één boek, maar voor een volledig œuvre, 2) een Nobelprijs
uitreiken voor een boek dat nog moet verschijnen heeft een iets te hoog
magisch-realistisch gehalte, als u het mij vraagt.)

U heeft geen tijd om álles van hem te lezen? Zonde. De kolonel krijgt nooit post is een
uitermate geschikte, dunne (slechts 79 pagina’s!) kennismaking. Honderd jaar eenzaamheid is wel degelijk
de kanjer die iedereen ervan maakt. Kroniek
van een aangekondigde dood
heeft zichzelf overleefd als journalistiek
cliché, maar is ook een beklijvend verhaal. En toch, als ik slechts één boek
mag uitkiezen om mij terug te trekken op dat denkbeeldig verlaten eiland van het ‘Wat zou je meenemen naar een verlaten eiland?’-dilemma, dan
is het toch Liefde in tijden van cholera. Omdat het zo ontroerend is, hoopgevend en toch uitzichtloos, een briljant beeld
van wat liefde met een mens doet, en uiteraard: prachtig geschreven. Honderd jaar… en Liefde… staan ook in de Top 100 aller tijden die honderd
schrijvers van overal ter wereld in 2002 samenstelden op vraag van de Noorse
Boekenclub.

Voor één roman wil ik u waarschuwen: De herfst van de patriarch (1976). Lees dit niet op de trein,
tenzij u heel lang onderweg bent en de halte waar u moet afstappen ook de
terminus is. Anders riskeert u gefrustreerd te geraken, omdat u halfweg een zin moet stoppen met lezen, of geregeld uw halte
voorbij te rijden. In De herfst van de
patriarch
zijn er zinnen die wel negen tot tien pagina’s beslaan, de
woorden meanderen een heel eind weg dank zij de schier onuitputtelijke fantasie
van de auteur. Moeilijk om daar een punt achter te zetten omdat je op je
bestemming bent gearriveerd. Eerlijk gezegd vind ik het een te hoog ‘Kijk eens
mama, zonder handen!’-gehalte te hebben, waarbij de ‘handen’ mogen vervangen
worden door ‘punten’. Patserige literatuur. (Maar lees het toch maar, voor de
volledigheid.)

Rust zacht, meneer de schrijver.



De helleveeg (A.F.Th. van der Heijden)

Literatuur Posted on zo, oktober 06, 2013 23:53:10

Weken heb ik erover gedaan om De helleveeg van A.F.Th. van der Heijden uitgelezen te krijgen. Ik
slaagde er maar niet in om in het verhaal te kruipen, mij te nestelen in de leefwereld van de Gevierde Schrijver, omdat ik die
grandioze mengeling van werkelijkheid en fictie en die unieke taalbeheersing,
die de bekroonde auteur in zowat al zijn vorige werken tentoon spreidde, hier miste.

Ik herinner me nog dat ik delen 3.1 en 3.2 van zijn
briljante cyclus De tandeloze tijd in
juni 1997 tijdens één veertiendaagse vakantie helemaal verorberd heb.
St.-Rémy-de-Provence kon me even gestolen worden (ik was er toch al geweest!), ik
had me tot taak gesteld meer dan tweeduizend pagina’s te genieten van het
virtuoze duo Het Hof van Barmhartigheid
en Onder het plaveisel het moeras,
tot ergernis van mijn geliefde reisgenote, die me bijna bij de haren moest
sleuren om toch af en toe onze kamer en die ene, weinig comfortabele stoel op
dat ene plekje schaduw in de zonovergoten tuin van ons tijdelijke verblijf, te
verlaten om iets te zien van de omgeving. Lezen kan je inderdaad thuis doen,
maar daar werd ik, als zelfstandig journalist, voortdurend lastig gevallen, dus
moest het maar in die veertien rustdagen gebeuren.

Van der Heijden bleef me ook nadien verrassen, verbazen,
verbijsteren, vermurwen, of dat nu met het begin van een nieuwe cyclus,
dagboekaantekeningen of een requiemroman voor zijn overleden zoon ging. Maar
met De helleveeg had ik voor het
eerst moeite. Ligt het aan mij? Dat zou best kunnen. Een leesdipje of zo. Of heeft de
begenadigde schrijver zich toch enigszins leeg geschreven aan dat even
imposante als pijnlijke afscheid van zijn eigen vlees en bloed.

Eigenlijk mogen we als liefhebbers van dat unieke œuvre al
blij zijn dat Van der Heijden überhaupt nog heeft plaatsgenomen aan zijn
schrijftafel, want na de dood van zijn enige zoon en Tonio. Een requiemroman liet hij weten dat het schrijven op was.
Gelukkig is hij daarop teruggekomen. Al hoefde het nou ook weer niet om de wat
mij betreft perfect afgeronde De
tandeloze tijd
aan te vullen met nog maar eens een boek over een redelijk, maar zeker niet mateloos interessant
nevenpersonage.

Ontelbare keren heb ik De
helleveeg
ter hand genomen, stukjes gelezen en me dan weer laten afleiden door andere dingen.
Dat zou me in de zomer van ’97 nooit overkomen zijn. Nu wel. Komt het omdat ik
het personage van tante Tiny, Tientje Poets, te eenzijdig vind, te weinig
geraffineerd, weinig toevoegend aan het intrigerende portret van de familie
Egberts?

Van der Heijden schreef De
helleveeg
in minder dan twee maanden tijd, in maart en april van dit jaar,
een kortere tijdspanne dan ik nodig had om het te lezen. Tweehonderd
pagina’s lang worstelde ik met dit boek. Pas dan, in de laatste vierenveertig
pagina’s, barst het verhaal werkelijk los, maar ik had het vervelende gevoel
dat de auteur me in die lange aanvangsfase, die zich afspeelt in de jaren
vijftig en zestig van de vorige eeuw, te weinig puzzelstukjes had aangereikt.
De poetsende tante, stofdoek in de hand, denigrerende woorden in de mond,
blijkt dan een regelrechte feeks te zijn, van wie het hele leven een leugen is
geweest, voor haar en haar omgeving. Op het einde wordt er door zowat iedereen definitief
afgerekend met de doodzieke vrouw.

Al hoedt het alter ego van de auteur, Albert Egberts, zich
ervoor om zijn tante, van wie hij heel laat de kleine kantjes heeft leren
kennen en die hij daardoor op de valreep is beginnen haten, in zijn begrafenisrede een onwaardig
afscheid te bezorgen. En dan is er toch nog die vonk van ontroering, wanneer in
de allerlaatste paragraaf zijn zoon Thjum opduikt, als fotograaf. Maar zelfs
dat roept vooral herinneringen op aan Tonio,
het boek dat nooit geschreven had moeten worden.

Misschien moet ik De
helleveeg
nog eens rustig opnieuw lezen en slaagt het boek er dan wel in
mij bij het nekvel te grijpen. Waarom niet tijdens een volgende vakantie? 244
pagina’s, daar doe ik normaal één dag over. Blijven er nog altijd dertien over om aan sightseeing te doen.

A.F.Th. van der
Heijden – De helleveeg – De Bezige Bij, 244 pagina’s, 18,50 euro.



‘De toestand is niet hopeloos: het kán veranderen!’

Literatuur Posted on wo, juli 17, 2013 12:06:55

Gisteren
publiceerde ik op deze plek een recensie van het jongste boek van Jared
Diamond,
De wereld tot gisteren.
Zoals beloofd vandaag een uitgebreid interview met de man, gesprek dat ik acht jaar
geleden had naar aanleiding van zijn vorige boek,
Ondergang, en dat te lezen stond in De Tijd van zaterdag 28 mei 2005.

‘Zullen
toeristen op een dag ook verwonderd staan kijken naar de roestige casco’s van
de New Yorkse wolkenkrabbers, zoals wij tegenwoordig staan te kijken naar de
met oerwoud overwoekerde ruïnes van de Maya-steden?’ Deze en andere
intrigerende vragen worden gesteld in ‘Ondergang’, de vuistdikke turf van de
hand van de Amerikaanse professor en bestsellerauteur Jared Diamond. Een
gesprek over onze toekomst of… het gebrek daaraan.

Het gaat de verkeerde kant
op met de mensheid. Je hoeft tegenwoordig geen onverbeterlijke zwartkijker,
zwaarmoedige filosoof of principiële geitenwollensok te zijn om tot die
conclusie te komen. De signalen die de natuur ons geeft zijn onmiskenbaar: we
moeten ingrijpen voor het te laat is. Maar hoe?

Dat we moeten ingrijpen is
ook de teneur van het nieuwste boek van Dr. Jared Diamond, Ondergang, met als veelzeggende ondertitel Waarom zijn sommige beschavingen verdwenen en hoe kan de onze haar
ondergang voorkomen?
. Oorspronkelijke titel: Collapse: How Societies Choose to Fail or Succeed. Diamond gaat in
dit meer dan zevenhonderd pagina’s dikke, maar vlot leesbare werk na waarom
sommige beschavingen verdwenen (Paaseiland, Maya’s, Groenland), waarom andere
beschavingen – soms zonder het zelf te beseffen – in moeilijkheden verkeren
(Rwanda, Haïti, China, Australië) en welke lessen we moeten trekken uit het
verleden om onze toekomst te vrijwaren.

De auteur is niet aan zijn
proefstuk toe: in 1997 schreef hij het met een Pulitzer Prize en een Britain’s
Science Book Prize bekroonde Guns, Germs
and Steel
(Zwaarden, paarden &
ziektekiemen
), over de ongelijkheid in de wereld. Goed voor meer dan twee
miljoen verkochte exemplaren. Ook van zijn hand: The Third Chimpanzee uit 1992 (over de menselijke evolutie) en Why Is Sex Fun? uit 1997 (over de
evolutie van de menselijke seksualiteit).

De (in mei 2005, fvl) 68-jarige wetenschapper verlegde zijn werkterrein in
2002 van fysiologie en biofysica naar geografie, maar hij bleef wel lesgeven
aan de University of California in Los Angeles (UCLA). Diamond is al dertien
jaar (sinds 1992, fvl) voorzitter van de
Amerikaanse tak van het World Wildlife Fund (Wereld Natuur Fonds) en zit ook in
de internationale beheerraad van die organisatie. Toch is hij geen traditionele
milieu-activist of een fundamentalistische eco-kruisvaarder, die zweert bij een
veganistische levensstijl. Bij een lunchgesprek in een aardig Amsterdams
restaurant bestelde hij eend, terwijl hij ondertussen een antwoord bedacht op
mijn openingsvraag waarom iemand in godsnaam een boek van 700 bladzijden
schrijft.
Diamond: ‘Daar zijn twee redenen voor. Eén: in de Nederlandse taal
worden meer woorden gebruikt dan in het Engels, waardoor de Nederlandse versie bijna
tweehonderd pagina’s dikker is dan de originele. Twéé: het is een ingewikkeld
onderwerp. Ik heb niet alleen naar het heden gekeken, maar ook naar het
verleden. En ik heb niet alleen falende beschavingen beschreven, maar ook
succesvolle. Daarnaast wilde ik mijn boek toegankelijk maken voor het grote
publiek, omdat ik zoveel mogelijk lezers wil bereiken, niet alleen
wetenschappers. De inhoud is wetenschappelijk correct, maar het is zeker geen
tractaat. Dat was trouwens niet eens zo’n moeilijke opdracht, omdat ik zelf
niks van dit onderwerp afwist. Ik was een specialist inzake galblazen, geen
ecologist. Ik moest dus eerst zelf ontdekken wat het verschil is tussen een
goudmijn en een kopermijn, of wat er in het verleden gebeurd is in Rwanda.’

Collapse
verscheen begin 2005 in de Verenigde Staten en werd er bijzonder positief
onthaald. Amper een paar dagen uit stond het al op drie in de bestsellerslijst
van non-fictieboeken. Een bewijs dat het thema aanspreekt. ‘Mensen zijn niet zo
oppervlakkig als we geneigd zijn te denken,’ verklaart Diamond. ‘Ze beseffen
dat dit boek over belangrijke zaken gaat. Voor mij toont dit aan dat je niet
alleen dommepraat kunt verkopen aan de massa.’

Nieuw-Guinea

Hij heeft een grote
voorliefde voor Nieuw-Guinea, goed voor inmiddels al meer dan twintig expedities.
‘Ik hou van de vogels en de bloemen daar, en ik was geschokt dat de vogel- en
bloemenpopulaties langzaamaan verdwijnen. Ik wou daar zelf iets tegen doen en
ben lid geworden van het World Wildlife Fund, omdat het wellicht de meest
efficiënte internationale organisatie is om milieuproblemen aan te pakken.’

‘Waarom ik zo gefascineerd
ben door Nieuw-Guinea? Een beknopt antwoord zou kunnen zijn: omdat het de meest
interessante plek ter wereld is. Er leven meer dan duizend verschillende
stammen, die allemaal hun eigen taal spreken. Er zijn zestig verschillende
taalfamilies, die allemaal even ver van elkaar liggen als het Nederlands van
het Chinees. Nieuw-Guinea is vooral ontzettend mooi: het ligt op de evenaar,
heeft een tropisch regenwoud vlakbij de kust en gletsjers waarop permanent
sneeuw ligt. Zowat elke habitat die je elders in de wereld vindt, vind je ook
in Nieuw-Guinea, maar dan binnen een afstand van een paar kilometer. Je gaat
van het tropisch regenwoud recht de bergen in. ’t Is alsof de evenaar en de
Noordpool naast elkaar zouden liggen. Eens je in Nieuw-Guinea bent geweest,
vind je de rest van de wereld vervelend.’ Het hoeft dan ook niet te verwonderen
dat zijn volgende boek over Nieuw-Guinea zal handelen (het duurde dus zeven jaar alvorens hij The World until Yesterday zou publiceren, bij ons een paar maanden geleden uitgegeven als De
wereld tot gisteren, zie recensie van
gisteren, fvl)
.

Hij werd zelf in 1937
geboren in Boston, aan de Amerikaanse oostkust, verhuisde op jonge leeftijd
naar de noordelijke, aan Canada grenzende bergstaat Montana en vertrok na zijn
studies op Harvard en Cambridge (Massachusetts) richting universiteit van Los
Angeles, aan de westkust, waar hij nog altijd woont met zijn vrouw en zijn
tweeling van zeventien. ‘Tijdens de zomer gaan we naar ons huis bij de rivier
in Montana,’ vertelt hij. ‘Het eerstvolgende dorp ligt bijna twintig kilometer
verderop. Je hebt er gigantische pijnboombossen en de herten en elanden lopen
er door je achtertuin. Het contrast met Los Angeles kan niet groter zijn, want
daar leef ik middenin de stad. In L.A. zou ik er nog niet aan denken om
anderhalve kilometer te stappen, in Montana doe ik dat met veel plezier.’

Zijn boek is opgebouwd
rond vijf thema’s die je in bijna alle beschavingen van vroeger en nu terugvindt:
de menselijke invloed op het milieu, klimaatveranderingen, de relaties van een
cultuur met naburige bevriende culturen, de conflicten met potentieel vijandige
culturen en de reacties van een cultuur op de problemen waarmee hij wordt
geconfronteerd. ‘Ik heb die indeling in vijf thema’s niet vooraf gemaakt, maar
ze werd mij tijdens mijn onderzoek opgedrongen, door wat ik leerde,’ zegt hij.
‘In zowat elke beschaving kom je minstens vier van die vijf thema’s tegen. Ik
gebruikte ze als een checklist.’

Critici vragen zich af of
je verleden, heden en toekomst van zeer uiteenlopende beschavingen wel met
elkaar mag vergelijken. Diamond: ‘Die kritiek krijg ik wel vaker; meestal van
mensen die van het boek hebben gehoord, maar het nog niet hebben gelezen. Er zijn
uiteraard grote verschillen tussen de beschavingen van de Maya’s of op
Paaseiland, en het hedendaagse België of Nederland. Denk alleen al maar aan de
globalisering. Toen de samenleving op Paaseiland tenonder ging, wist niemand
elders in de wereld dat. Vandaag weet je wat er gebeurt in de meest afgelegen
gebieden. Als er in Afghanistan iets voorvalt, heeft dat ook gevolgen voor de
Verenigde Staten.’

‘Er zijn nog andere grote
verschillen: onze wereld telt zeseneenhalf miljard inwoners, Paaseiland had er amper
tienduizend. Wij hebben bulldozers en kettingzagen, op Paaseiland moesten de
mensen het doen met zelfgemaakte stenen bijlen en houten werktuigen. Het heeft
negenhonderd jaar geduurd voor de bewoners van Paaseiland hun eigen ondergang
hadden bewerkstelligd; wij slagen daar veel sneller in en noemen het
vooruitgang.’

Voorzichtige optimist

Een van de boodschappen
van Diamonds boek is dat er heel wat moet veranderen, en nog wel dringend ook.
Hij haalt in het boek twaalf actuele problemen aan – zoals de vernieling van de
natuurlijke habitat, het uitgeput raken van natuurlijke hulpbronnen, de
opwarming van de aarde, oorlog, honger – en omschrijft die als ’tijdbommen met
een lont van minder dan 50 jaar’. Politici, die geacht worden langetermijnoplossingen
te bedenken, zijn bijna uitsluitend met kortetermijnproblemen bezig, wat vooral
eigen is aan westerse democratieën waarin om de vier of vijf jaar verkiezingen
plaatsvinden; milieuproblemen aanpakken vereist immers de moed om burgers op
hun plichten te wijzen. Politici maken zich daar niet populair mee en vrezen
voor de gevolgen in het stemhokje.
In Washington omschrijven ze dit
kortetermijndenken als de ’90-dagen-visie’. Verder wordt er in het
machtscentrum van de wereld niet vooruit gedacht. Diamond: ‘Bij de
presidentsverkiezingen in 2000 haalde George Bush in de staat Florida 270
stemmen meer dan Al Gore. Stel je voor: als 136 mensen toen anders hadden
gestemd, zouden we een ander resultaat hebben gekend. Waarmee ik niet beweer
dat Bush niet met ecologische problemen bezig is, alleen doet hij altijd het
tegenovergestelde van wat hij zou moeten doen. Het is een ramp, de ergste
regering die ik heb meegemaakt!’

De regering-Bush stond hem
ongetwijfeld mee voor ogen bij het schrijven van volgende paragraaf: ‘Menselijke
samenlevingen en kleinere groepen kunnen (…) om allerlei redenen rampzalige
beslissingen nemen: onvermogen om een probleem te zien aankomen, onvermogen om
het probleem te zien als het zich eenmaal voordoet, onvermogen om te proberen
het probleem op te lossen als het is gesignaleerd en onvermogen om succesvolle
oplossingen te vinden.’

Toch moeten niet alleen
politici het verschil maken, stelt hij. ‘Iederéén moet mee naar oplossingen
zoeken, op alle niveaus, van boven naar onder en vice versa. En dat gebeurt ook
wel, zij het traag. Vergeet niet dat de milieubeweging pas voor het eerst de
kop opstak in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Minder dan vijftig jaar
later hebben heel wat mensen belangstelling voor het milieu of zijn ze zelfs
lid geworden van een ecologische beweging.’

Hij schetst twee mogelijke
aanpakken: top-down en bottom-up. De eerste wordt opgelegd van bovenaf,
bijvoorbeeld door de politiek, de tweede groeit vanuit een kleine gemeenschap
en sijpelt door naar de hele bevolking. Beide aanpakken zijn onmisbaar, betoogt
Diamond. ‘Een voorbeeld: gisteren reed ik in de stad Leiden rond in een
elektrische taxi. Blijkt dat de Nederlandse overheid op elektrische wagens
lagere belastingen heft dan op benzineauto’s. Voor de taximaatschappij is dat
een besparing van tachtig procent. Dat is een perfect voorbeeld van een
top-down-benadering. In andere gevallen is het de consument die ecologisch
verantwoorde producten eist: dat is bottom-up.’

Helaas botsen we
voortdurend op tegen twee hardnekkige kwalen: onze neiging tot kortetermijndenken
en ons vasthouden aan stevig verankerde morele waarden. Diamond: ‘Dat maakt het
extra moeilijk, ja, maar het hoeft niet te betekenen dat we onze kernwaarden
nóóit zullen wijzigen of dat we nóóit op lange termijn zullen denken. Toen ik
in de jaren vijftig voor het eerst Europa bezocht, hield men hier nog vast aan
het principe van de natiestaat. Vandaag heb je een Europese Unie, omdat eerst
de politici en daarna de burgers beseften dat het behoud van de natiestaten alleen
maar zou leiden tot nieuwe wereldoorlogen. Dat is een hoopvolle, fundamentele
verandering in nauwelijks vijftig jaar tijd.’

Diamond vergelijkt de
ecologische wedloop met een paardenrace: het ene paard leidt ons naar de
ondergang, het andere naar de redding. Spannend is het wel, want het is nog
niet duidelijk welke van de twee zal winnen. Hij noemt zichzelf een
‘voorzichtige optimist’. ‘De toestand is niet hopeloos: het kán veranderen! Als
ik een pessimist zou zijn, zou ik daar niet in geloven. Was ik een onvoorwaardelijke
optimist, dan zou ik ervan overtuigd zijn dat de dingen vanzelf zouden
veranderen.’

De Maya’s en de bewoners
van Paaseiland hadden ook die mogelijkheid om hun levenswijze aan te passen,
maar ze deden het niet, werp ik op. Wat is er nodig opdat onze toestand niet
alleen kán veranderen, maar ook daadwerkelijk verandert? ‘We need you! Ik bedoel daarmee niet jou persoonlijk, maar de media.
De media moeten de mentaliteit helpen veranderen. Op Paaseiland hadden ze geen
kranten, tijdschriften, radio of televisie, en konden ze niet leren uit wat er
elders fout liep. In de Dominicaanse Republiek hebben ze die massamedia wel en
daar hebben ze op tijd de juiste conclusies getrokken, waardoor de ecologische
situatie er vandaag zo fel contrasteert met buurland Haïti, waar de problemen
niet werden aangepakt. Weet je, je kunt ziekte behandelen op twee manieren: met
koude handdoeken, om de koorts te verlagen, of met antibiotica. Ik kies voor de
antibiotica.’

Slotvraag: loopt het goeie
paard momenteel snel genoeg? ‘Ik weet het niet. Kom eens terug over dertig
jaar.’

Jared Diamond – Ondergang (Waarom zijn sommige
beschavingen verdwenen en hoe kan de onze haar ondergang voorkomen?) –
Spectrum, Utrecht, 702 blz., 35,75 euro, ISBN 90-274-9863-6.



De wereld tot gisteren (Jared Diamond)

Literatuur Posted on di, juli 16, 2013 14:05:36

Jared Diamond schreef een boek en hij wist hoe dat moet.
Jared Diamond is, als ik Wikipedia mag citeren, evolutionair bioloog, fysioloog
en biogeograaf, maar hij is eigenlijk vooral antropoloog. De 75 jaar geleden in
Boston, Massachusetts, geboren hoogleraar debuteerde pas op zijn 55ste als
auteur. In 1992 verscheen The Third
Chimpanzee: The Evolution and Future of the Human Animal
(pas negen jaar
later vertaald als De derde chimpansee:
evolutie en toekomst van het dier dat mens heet
).

Zijn doorbraak als non-fictieschrijver kwam er pas in 1997,
toen hij, inmiddels 60 jaar oud, ongeveer gelijktijdig twee kanjers van boeken op de
markt liet brengen: Why Is Sex Fun?: The
Evolution of Human Sexuality
(Het
leuke van seks: over de evolutie van de menselijke seksualiteit
) en het met
een Pulitzer-prijs bekroonde Guns, Germs
and Steel: The Fates of Human Societies
(Zwaarden, paarden en ziektekiemen: waarom Europeanen en Aziaten de
wereld domineren
). Een eye-opener
van jewelste, want het toonde onomstotelijk aan dat westerse beschavingen
sneller konden groeien dan andere omwille van geografische en bacteriologische
factoren, en niet – zoals vaak werd beweerd – vanwege genetische verschillen.

Zes jaar later was er het 702 pagina’s tellende, briljante Collapse: How Societies Choose to Fail or
Succeed
(in het Nederlands onheilspellend vertaald als Ondergang), dat een weinig optimistisch beeld ophing van onze
toekomst en onze verwoede pogingen om die nu al te verknallen. Maar in een
interview dat ik in 2005 met hem had, en dat ik morgen integraal op deze plek
zal publiceren, klonk hij toch hoopvoller dan het boek deed vermoeden. ‘De toestand is niet hopeloos: het kán
veranderen. Als ik een pessimist zou zijn, zou ik daar niet in geloven. Was ik
een onvoorwaardelijke optimist, dan zou ik ervan overtuigd zijn dat de dingen
vanzelf zouden veranderen.’

Nieuw-Guinea

Diamond is dus een realist, een observator en een criticus, zo blijkt ook
uit zijn meest recente boek, The World
until Yesterday: What Can We Learn from Traditional Societies?
, dat enkele
maanden geleden onder de Nederlandse titel De
wereld tot gisteren (Wat we kunnen leren van traditionele samenlevingen)

werd uitgebracht. Alweer een klepper van 560 bladzijden. Hij vertrekt zijn
zoektocht opnieuw in Nieuw-Guinea, een beschaving die hij halfweg de jaren
zeventig op zijn ontdekkingstochten leerde kennen en appreciëren, en waar hij geregeld naar terugkeert.

Reeds in het voorwoord hekelt hij sociologen en psychologen
die zich enkel baseren op studies van westerlingen om er vervolgens algemene
uitspraken over de menselijke aard over te doen. Dat beperkte inzicht duidt hij
aan met het acroniem WEIRD: Western, Educated, Industrialised, Rich and
Democratic. Niet meteen toepasselijk op alle bewoners van deze aardkloot, al
beroepen allerhande zelfverklaarde socio- en psychologen zich wel op hun eigen,
bewust beperkte, kennis om er veralgemenende conclusies over de mensheid uit te trekken.

‘In bepaalde opzichten zijn wij, moderne mensen, slecht
aangepast; ons lichaam en onze leefwijze worden nu geconfronteerd met
omstandigheden die afwijken van die waaronder ze evolueerden en waaraan ze
aangepast zijn,’ werpt Diamond al heel vroeg in het boek op.

Ongelijkheid is een wereldwijd fenomeen, noteert hij wat
verderop. ‘Sommige burgers genieten een hogere sociale status dan anderen. Alle
idealistische pogingen om de ongelijkheid binnen een staat zo klein mogelijk te
maken – bijvoorbeeld de formulering van Karl Marx’ communistische ideaal
‘Vanuit ieders vermogen naar ieders behoefte’ – hebben gefaald.’ Zo, dat weten
we dan ook weer.

Ouderen

Nieuw-Guinea loopt als een rode draad doorheen dit en vorige
werken van de man, maar daar heeft hij een verklaring voor: hij kent het gebied
goed, hij bracht er veel tijd door met de lokale bevolking en de culturele
diversiteit is er enorm. Van de zowat zevenduizend talen die er in de wereld
gesproken worden, komen er duizend exclusief in Nieuw-Guinea voor. Bovendien
telt het eiland het grootste aantal gemeenschappen die tot op de dag van
vandaag nog niet onder een stadsbestuur vallen.

Eén van de verschillen tussen zogeheten ‘moderne’ en
‘primitieve’ beschavingen is de manier waarop er wordt omgegaan met ouderen.
Dat gaat van overdadig eerbied betonen over de traditie van collectieve zelfdoding tot
verregaande discriminatie. Diamond hanteert de reclame als voorbeeld van dat
laatste: reclamespots schotelen ons een perfecte wereld voor, daarin is geen
plaats voor ouder worden en aftakelen. Maar de discriminatie gaat veel verder
en dieper. ‘Het is niet erg dat zeventigjarige modellen geen frisdrank
aanprijzen, maar het is wel erg dat oudere sollicitanten stelselmatig nooit voor
een gesprek worden uitgenodigd, en dat oudere patiënten minder prioriteit
hebben bij een beperkt medisch budget.’ Dat van die ‘oudere sollicitanten’, dat
kan ik inmiddels zelf bevestigen. Het is schrijnend en het getuigt van bitter
weinig respect voor leeftijd en ervaring.

Maar wat doen we met zieke ouderen? Diamond neemt geen
standpunt in en formuleert het enigszins omzichtig: ‘Misschien keren we wel
terug naar een wereld waarin we opnieuw moeten gaan nadenken over mogelijke
manieren om het leven te beëindigen – door zelfdoding met hulp, aansporing tot
suïcide en euthanasie.’

Religie

Van waardig ouder worden en euthanasie is het maar een stap
naar religie. Kijk maar naar de recente discussie in eigen land over de
uitbreiding van de euthanasiewet. De auteur laat niet na om te wijzen op de
inconsistentie van het concept ‘geloven’. ‘Wie preekt dat de stichter van zijn
kerk via normaal seksueel contact tussen zijn ouders is geconcipieerd, zou door
iedereen worden geloofd, en het zou niets bewijzen over zijn overtuigde lidmaatschap
van die kerk. Maar wie ondanks alle bewijzen van het tegendeel volhoudt dat de
stichter van zijn religie geboren is uit een maagd, en tientallen jaren van
zijn leven door niets of niemand van dat irrationele geloof af te brengen is,
zal door zijn medegelovigen beschouwd worden als standvastig in het geloof en
een trouw lid van de groep.’ Het is niet de enige religieuze paradox.

Elke dominante religie gaat uit van het eigen Grote Gelijk
en, dus: per definitie, van het Grote Ongelijk van alle andersdenkenden. De strenge
gedragslijnen die worden uitgevaardigd binnen
de eigen religieuze omgeving, gelden niet buiten
de groep, voert Diamond aan. ‘De Tien Geboden zijn alleen van toepassing op het
gedrag tegenover medeburgers binnen het chiefdom of de staat. De meeste
religies zeggen dat zij het alleenrecht op de waarheid bezitten, en dat alle
andere religies het bij het verkeerde eind hebben. In het verleden was het heel
gewoon – en zo is het ook nu nog al te vaak – om burgers te leren dat zij
aanhangers van deze foute religies niet alleen mogen maar feitelijk ook moeten
beroven en doden. Dat is de donkere kant van al die nobele patriottische
leuzen: voor God en Vaderland, por Dios y
por España
, Gott mit uns enzovoort.
Het doet op geen enkele manier iets af aan de schuld van de huidige
moordzuchtige religieuze fanatici, maar we moeten erkennen dat ze de erfgenamen
zijn van een lange, wijdverbreide, gruwelijke traditie.’

Twee pagina’s verder blijft Diamond op dezelfde nagel
hameren. ‘Niet-gelovigen blijven zich verbazen over sommige kenmerken van
religie en raken erdoor in verwarring. Het opmerkelijkst zijn de irrationele
vormen van bijgeloof die iedere religie koestert terwijl zij overeenkomstige
vormen van bijgeloof van andere religies verwerpt; de veelvuldige aansporing
tot kostbare offers en zelfs automutilerend of suïcidaal gedrag waarvan ieder
weldenkend individu zou denken dat het mensen eerder afbrengt van dan verleidt
tot religiositeit; en de schijnbaar fundamentele hypocrisie, die zich uit in
het preken van een universele moraal, terwijl die moraal tegelijkertijd grote
aantallen individuen uitsluit en zelfs verplicht tot het doden van die
buitenstaanders. Hoe zijn deze verwarrende paradoxen te verklaren?’

We leven ons dood

Hoofdstuk 11 heeft als ietwat bizarre titel ‘Zout, suiker, vet
en zwaarlijvigheid’ en vergelijkt de levensstijl op het vlak van voeding van
verscheidene volkeren. Als Amerikaan kan hij uiteraard niet om de typisch
Noord-Amerikaanse verschijnselen als ongezonde levensstijl, ziekelijke onwetendheid en
obesitas heen. We leven ons dood, zou een conclusie kunnen luiden, maar die is
van mij, niet van hem.

‘De waarheid kan niet vaak genoeg worden herhaald,’ lezen we
op pagina 510. ‘We weten al voldoende om optimisme te rechtvaardigen: hoge
bloeddruk, de zoete dood van diabetes en andere belangrijke twintigste-eeuwse
doodsoorzaken bedreigen ons leven alleen met onze eigen toestemming.’

Het knappe aan de boeken van Diamond is dat hij
boekenwijsheid paart aan onderzoek ter plekke. Hij kan over ‘primitieve’
beschavingen schrijven, omdat hij ze door en door kent. En hij hoedt zich voor
moralistische uitspraken. Uiteindelijk: als we ons hier in het westen te
pletter leven, dan is dat veelal onze eigen keuze. En als het dan fout afloopt
met ons: eigen schuld, dikke bult. Dat zijn opnieuw mijn woorden, niet die van
Jared Diamond. Daar is de hoogleraar veel te beleefd en te terughoudend voor.
Maar zijn boodschap is tussen de lijnen bijzonder helder.

Jared Diamond – De wereld tot gisteren (Wat we kunnen leren van traditionele samenlevingen) – Uitgeverij Spectrum, 560 blz., 24,99 euro, ISBN 9789000315772.



Pro deo

Literatuur Posted on do, juni 20, 2013 13:00:45

De rechter liet haar gedachten afdwalen. Naar haar man, die
zijn carrière had opgeofferd, haar puberende tieners en haar minnaar, een
onverbeterlijke macho, maar ach, goed in bed. Dan viel de penetrante zweetgeur
op. Ze snoof verachtelijk, keek beide advocaten streng aan en zei: ‘Nou, heren,
op zulke warme dagen ben ik toch pro deo!’

(Mijn té late inzending voor ’55 Fiction’, de literaire wedstrijd van het Radio 1-programma ‘Joos’. De ‘pro deo’ werd geïnspireerd door een tweet van @schwalbekoenig.)



Omgaan met probleemjongeren en jongeren met problemen

Literatuur Posted on wo, april 24, 2013 09:45:42

In de reeks Horizon-studieprijzen heeft Uitgeverij SWP
recent drie boekjes uitgegeven over probleemjongeren en jongeren met problemen.
Horizon is een Rotterdams instituut voor jeugdzorg en speciaal onderwijs. De
ongeveer honderd pagina’s tellende dunne boeken zijn de gedrukte weergave van
bekroonde doctoraalscripties die als thema jeugdzorg in de brede zin van de
betekenis hadden. Het uiteindelijke doel van Horizon is het stimuleren van de
wetenschappelijke ondersteuning van de hulpverlening aan jeugdigen met
psychosociale problemen in Nederland.

Hoewel de studies slaan op een zeer specifieke Nederlandse
situatie – respectievelijk in Amsterdam, Groningen en Arnhem – zijn de
conclusies ongetwijfeld ook interessant voor Vlaanderen. Vlaamse
kinderen en jongeren komen met dezelfde problematiek in aanraking als hun
Nederlandse leeftijdgenoten. En dus zijn de conclusies ook interessant voor al
wie bij ons bezig is met jeugdzorg. Of voor wie geïnteresseerd is in de
materie.

***

In Onder de loep staat
het afstudeerproject van Esther van Duin centraal. Van Duin onderzocht bij 212
12- tot 17-jarigen welke schokkende gebeurtenissen er in hun jonge levens waren
gebeurd en hoe vaak dat tot een trauma leidde. Niet zo verwonderlijk is het
overlijden van een familielid of vriend nog altijd de meest voorkomende
traumatische gebeurtenis. Gepest worden, scheiding van de ouders, ziekte en
ongeluk komen daar ver achter. Nog opvallender is dat seksueel misbruik en
verwaarlozing minder vaak voorkomen dan we misschien wel denken (tenzij de
ondervraagde jongeren niet altijd even eerlijk zijn geweest tijdens het
invullen van de anonieme vragenlijst).

Eén op vijf jongeren maakt iets schokkends mee tijdens hun
jeugd. Voor een ruime meerderheid onder hen leidt die schokkende gebeurtenis
gelukkig niet tot posttraumatische stressklachten. ‘Slechts’ één op de drie
krijgt daar na het beleven van een schokkende gebeurtenis mee te maken.
Jongeren met traumaklachten hebben meer negatieve gedachten dan jongeren zonder
traumaklachten. Negatieve gedachten komen meer voor bij meisjes dan bij
jongens.

Van Duin, die vandaag als orthopedagoge verbonden is aan het
Amsterdams academisch centrum De Bascule, dat psychiatrische zorg verleent aan
kinderen, jongeren en hun gezinnen, is gespecialiseerd in diagnostiek en
traumaverwerking. Ze pleit voor meer wetenschappelijk onderzoek rond
posttraumatische stressstoornissen (PTSS), een diagnose die tot een kwarteeuw
geleden nooit aan kinderen werd gerelateerd. Vandaag weten we, gelukkig, beter.
En wanneer binnenkort DSM-5 uitkomt, de Diagnostic
and Statistical Manual of Mental Disorders
, het handboek, zeg maar: de
bijbel, voor al wie mentale stoornissen onderzoekt, dan zal daar eindelijk meer
rekening in worden gehouden met de ontwikkelingsfase van specifieke symptomen
bij kinderen.

Uit de studie van Van Duin blijkt dat kinderen die van
nature pessimistisch, introvert en extreem verlegen zijn, en die bovendien
weinig zelfvertrouwen hebben, meer risico lopen op traumatische ervaringen. Het
is aan de ouders om snel te detecteren of het kind worstelt met traumatische
kenmerken na een schokkende gebeurtenis. Al is dat makkelijker gezegd dan
gedaan, omdat kinderen hun gevoelens vaak verbergen uit schaamte.

Esther van Duin, Roos
Rodenburg, Anne Marie Meijer, Ramón Lindauer, Julia Diehle – Onder de loep
(Schokkende gebeurtenissen, nare gedachten en posttraumatische stressklachten
bij jeugdigen) – Uitgeverij SWP, 104 pagina’s, 15,90 EUR. ISBN: 978 90 8850 408
2.

***

In België bleef kindermishandeling heel lang onderbelicht.
Het is pas sinds de zaak-Dutroux uit 1996 dat er veel meer aandacht naartoe
gaat, soms zelfs té veel. De slinger is helemaal de andere kant op geslagen. Een
organisatie als Child Focus zou in het pre-Dutrouxtijdperk gewoon ondenkbaar
zijn geweest.

Ook in Nederland groeit de aandacht voor kindermishandeling
en huiselijk geweld. De Maatschappelijk Juridische Dienstverlening (MJD) in
Groningen is één van de recentere meldpunten die werd opgericht, met als leuze
‘Geef mij een signaal’.

Onderzoek uit 2005 wees uit dat er in Nederland ongeveer
drie op de honderd kinderen mishandeld worden. Drie procent, dat lijkt
verwaarloosbaar, maar als je daar een absoluut getal op kleeft, wordt het plots
iets massaals: 107.200 kinderen zouden dat jaar mishandeld zijn geweest. Dat
ging van kleine incidenten tot gevallen waarbij een kind dodelijk slachtoffer was.
In elk geval was het voor de Nederlandse overheid het signaal om prioriteit te
geven aan een gecoördineerde aanpak van het probleem. Als gevolg daarvan werd
een meldcode ingevoerd en ontstonden er verschillende meldpunten, o.m. dus MJD
in Groningen, waarover drie onderzoekers een doctoraalscriptie schreven, die nu
werd uitgegeven in boekvorm: Geef mij een
signaal
.

De meldcode is een stappenplan met richtlijnen voor het
handelen van professionals bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk
geweld. Er is in de eerste plaats de signaalfunctie, maar bedoeling is
uiteraard ook om preventief te werken. De auteurs concluderen na zeven jaar dat
de aanpak werkt. ‘Toch kunnen we op dit moment al duidelijk stellen dat een
systematische, eenduidige en transparante werkwijze voor het reageren op
kindermishandeling en huiselijk geweld heeft geleid tot het vaker en adequater
ingrijpen door professionals. En dat werd tijd.’

Marjolijn Rijskamp,
Barbara Dekker, Trijntje Roggen – Geef mij een signaal (Een meldcode voor
kindermishandeling en huiselijk geweld) – Uitgeverij SWP, 104 pagina’s, 15,90
EUR. ISBN: 978 90 8850 410 5.

***

Marjolein Baan en Jan Janssens zijn de auteurs van een derde
boekje in de Horizon-reeks. De
effectiviteit van residentiële zorg
is opnieuw een bekroonde
doctoraalscriptie, die onderzocht hoe probleemkinderen tijdelijk werden
opgevangen in het in 2007 opgerichte
Leerhuis, een residentieel opvangcentrum in Arnhem.

Nederland kent sinds 1989 het zogeheten ‘zo-zo-zo-beleid’
dat werd opgenomen in de Wet op de Jeugdhulpverlening. ‘Zo-zo-zo’ is er op
gericht om de tijdelijke opvang van jongeren ‘zo dicht mogelijk bij huis, van zo
kort mogelijke duur en in zo licht
mogelijke vorm’ te laten verlopen. In het Leerhuis kunnen tot acht jongeren
opgevangen worden, er zijn ook twee crisiskamers voorzien. Een team van
pedagogische medewerkers (mentors) zorgt voor een directe begeleiding van de
jongeren en daarnaast zijn een leidinggevende, een gedragswetenschapper en een
ambulant medewerker betrokken bij de geboden zorg.

De geholpen jongeren worden kwalitatief getoetst op basis
van tien prestatie-indicatoren (contact met thuis, woon- of verblijfplaats,
school en/of werk, sociaal netwerk, vrijetijdsbesteding, financiën op orde,
omgaan met middelen, politiecontacten, welzijn en gedragsproblemen). Als ze aan
het eind van hun verblijf op zeven van die tien indicatoren de norm halen,
wordt gesproken van een voldoende resultaat.

Wat opvalt is dat de probleemjongeren in dit boekje, en ook
in de dagelijkse realiteit, worden beschouwd als ‘cliënten’. De nadruk ligt
niet zozeer op hun problematisch gedrag, maar op hun (voor)spoedige
reïntegratie in de samenleving. Toch valt het op dat ongeveer de helft van die
jongeren twee of meer keren te maken krijgt met een ‘uithuisplaatsing’. Dat
wijst erop dat follow-up minstens even belangrijk is als de zorg die ze krijgen
tijdens hun plaatsing. Nochtans zijn de betrokken jongeren tevreden over de
zorgverlening. In het Leerhuis gaven ze die zelfs een gemiddelde score van 7,4
op 10.

Marjolein Baan, Jan
Janssens – De effectiviteit van residentiële zorg (Een follow-up-studie onder
ex-bewoners van het Leerhuis) – Uitgeverij SWP, 80 pagina’s, 13,90 EUR. ISBN:
978 90 8850 409 9.



De Kapellekensbaan (Louis Paul Boon)

Literatuur Posted on wo, december 26, 2012 19:05:37

Eindelijk! E-I-N-D-EL-I-J-K!!! Ik heb De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon uitgelezen. Op de valreep
van het einde van het Boonjaar (de auteur werd 100 jaar geleden geboren en in Aalst hebben ze dat een half jaar lang geweten). Op de drempel van 2013, het
jaar waarin De Kapellekensbaan
precies zestig jaar oud zal zijn. Het werd tijd, maar ik was er nu pas klaar
voor.

Dat zit zo. Ik ben een treinlezer. Maar boeken die opperste
concentratie vergen, lees je beter niet op de trein, omdat je de hele tijd
gestoord wordt door luide gsm-gesprekken, discussiërende buren en joelende
kinderen, om de ergernissen over te laat of helemaal niet vertrekken nog maar
te vergeten. Twee pogingen heb ik eerder gedaan om Boons meesterwerk tot mij te
nemen, telkens sneuvelde ik ergens rond pagina vijftig. Het lag niet aan het
boek, het lag zelfs niet aan mij, het lag aan de omstandigheden.

Maar nu is het dus gelukt. Ik kan me best voorstellen dat De Kapellekensbaan bij verschijning, in
1953 dus, voor de nodige ophef heeft gezorgd. Anarchist, socialist
(communist?), viezentist Boon gaat
geen enkel heikel thema uit de weg. Hij verweeft drie verhaallijnen doorheen
het boek. Er is het schrijnende verhaal van het meisje ondineke (zonder
hoofdletter) halfweg de 19de eeuw. Een meedogenloze tijd, vol machtsmisbruik,
seksisme en uitbuiting allerhande, waarin oudere wellustelingen zonder gêne
jonge vrouwen bepotelen in groezelige kroegen. In de stad der twee fabrieken
(Aalst) groeit het onderhuids verzet tegen deze wantoestanden: het socialisme
is op komst. En het brutale wicht ondineke probeert zich in die wereld een zeer
eigenzinnige weg te banen met haar op de straat opgeraapte wijsheid.

Dan is er het verhaal van johan janssens, de
dagbladschrijver (alter ego van Boon zelf, al loopt er ook een personage rond
dat boontje heet), die worstelt met de wereld en die zijn marxistisch engagement
probeert om te zetten in donkerrode teksten. Naast hem vinden we tippetotje de
schilderes, de kantieke schoolmeester, mossieu colson van tminnesterie, jo (de
zoon van johan janssens; in het echte leven Jo, de zoon van LP Boon).
Kleurrijke figuren die zich miskend voelen en loensend naar de ongenadige
samenleving kijken.

En tenslotte wordt het epische dierdicht Reinaert De Vos vrijelijk
geherinterpreteerd door een schrijver die alle sluizen van de creativiteit
heeft opengezet. De drie verhalen hebben uiteindelijk veel gemeen, zo heeft de
schrijver ontdekt en zo ontdekken zijn lezers tijdens de lectuur van het boek: de
doorbraak van het socialisme, met zijn idealen, maar ook met zijn frustraties.
Je hoeft er niet aan te twijfelen: Boon is een ‘rooie’.

Boon maakte niet alleen ophef met zijn progressieve
stellingnamen, die hem weinig populair maakten bij de conservatieve
goegemeente, de reactionaire kerkoversten op kop. Hij maakt het zijn lezers ook
moeilijk door de tegendraadse interpunctie. Namen worden niet met een
hoofdletter geschreven, andere woorden soms wel, af en toe staan er volledige woorden
of dialogen in blokletters, flashbacks worden in italic gedrukt, niet zelden
ontbreken punten en komma’s. Ook de spelling getuigt van een bijzonder
anarchistische aanpak. Dialectwoorden sijpelen steeds meer door tot er
uiteindelijk sprake is van een ware dijkbreuk en het Aalsterse dialect het
grotendeels overneemt van het Nederlands.

Boon provoceert. Je hebt het gevoel dat deze man zich op
zijn 40ste enorm geamuseerd heeft met het schrijven van deze uit de kluiten
gewassen schelmenroman. Maar de socialist en de agent provocateur is ook een meesterlijke humanist; iemand die houdt
van de mensen, vooral dan van zij die aan de zelfkant van de maatschappij
leven. Hij leeft met hen mee en dwingt je als lezer om hen te aanvaarden en van
hen te gaan houden. De Kapellekensbaan
laat je niet onberoerd: je houdt ervan of je haat het. Je vindt Boon een
meesterlijke schrijver of een charlatan. Je laat je meezuigen of je haakt af.

Het zijn de kenmerken van ware meesterwerken, die je nooit
onberoerd laten. Irritatie hoort bij het literaire spel, uitdagen ook. Boon
beseft dat hij zijn lezer op de proef stelt. Op pagina 333 geeft hij ootmoedig
toe dat hij je voortdurend op het verkeerde been zet. ‘… wie voor de duivel
almachtig verstaat zich nog uit dit boek? Niemand meer, behalve ik boontje, die
het mezelf misschien nog alleen tracht wijs te maken dat ik er me uit versta.’

Tegen het einde aan geeft hij een verklaring voor zijn
sociale aanklacht. Het is ‘mijn eigen stelling, mijn eigen malpertuus, van
waaruit ik hen bestook met alle mogelijke middelen, om hen… zoals mijn
reinaert… de republiek te doen uitroepen der vrijen, der eerlijken, der aan
Niets gelovenden.’ Eat your heart out,
clerus!

Maar net zogoed lacht hij met de wereld der kunstenaars, die
hij omschrijft als ‘die tragicomische schijnwereld van artisten’. Niet
verwonderlijk dat zij hem als een nestbevuiler beschouwden, iemand die liever
niet dan wel tot hun ivoren toren-wereld behoorde.

Boons maatschappijvisie moet je trouwens tussen de
verhaallijnen in ontwaren. Dan schrijft hij onvergetelijke dingen als ‘iedere
mens is een abnormale, maar de grote hoop manifesteert dat niet voldoende om
hen in een krankzinnigengesticht te kunnen opsluiten’, een interpretatie die hij
toeschrijft aan ‘een bekend psychiater’.

Eindelijk! Waarom heb ik zolang gewacht om dit meesterlijke
boek, dat zijn tijd ver vooruit was en dat ook internationaal hoog aanzien
genoot, te verslinden?



« Vorige