Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Hip hip hoeradio! (2)

Radio en Televisie Posted on do, maart 13, 2014 12:10:30

Heeft u gisteravond de beelden gezien van al die
radiocoryfeeën in het Flageygebouw? Op zich klinkt het een beetje
contradictorisch, ‘beelden zien’ van ‘radiocoryfeeën’, want zeker in het
verdere verleden was de radioman of -vrouw enkel stem en geen gezicht. Maar het
was mooi om zovele jaren radiogeschiedenis door elkaar te zien krioelen en het
was fijn om Lutgart Simoens op hetzelfde moment bezig te horen in Vandaag, bij de jarige Bart Schols
(veertig, een mooi rond getal, alsnog proficiat, Bart!), in haar natuurlijke
habitat: de radiostudio.

Gisteren mijmerde ik op deze plek al een eind weg over mijn eigen,
bescheiden bijdrage tot de radiogeschiedenis (niet eens een kwart voetnoot
waard), bij de Antwerpse lokale radio FM 2000. Ik leerde er de stiel: zowel
radio maken, als journalistiek bedrijven (ja, ik schrijf bewust ‘bedrijven’,
zoals je dat ook doet met de liefde, ik hou nog altijd van het ideaalbeeld van
de journalistiek). Ik tapte er uit allerlei vaatjes waarvan ik voordien niet
eens wist dat ik die in huis had. En ik bouwde er vriendschappen voor het leven
op. Mijn allerbeste vrienden stammen uit mijn radioperiode. Gelijkgezinden die
samen, dikwijls tegen beter weten in, dachten dat ze een steentje in een
kolkende mediarivier konden verleggen. Hoe naïef!

Vergeet Het
Leugenpaleis
van Bart Peeters en Hugo Matthysen als baanbrekende radio,
waarin chaotische, bijna anarchistische radio werd gemaakt, op maat van een
jong publiek, en waar allerlei olijke typetjes werden opgevoerd. Wij waren
eerst! Het Leugenpaleis begon in 1988
op Studio Brussel. In 1983 was er al Wat
is het klote om de klos te zijn
op FM 2000, elke zaterdagmiddag van 13 tot
14 uur. De titel hadden we geleend van een gelijknamig nummer van Koot &
Bie & Freek de Jonge op de goede doel-elpee Een Gebaar (Aksie De Bevrijdende Lach) voor Amnesty International.
(Voor wie geïnteresseerd is, de tekst van het refrein begon als volgt: ‘O, wat
is het klote om de klos te zijn / Geen stier, maar om een os te zijn / Geen
jager maar de vos te zijn / Geen snelweg maar een bos te zijn’.)

Wat is het klote…
was een mengeling van satire, bijtend sarcasme, flauwe grappen, provocatie en
jongensachtige branie. Er werd in gezongen, nou ja: ‘gezongen’ (‘Oost-Duitse
kogelstootsters, o wat zijn ze mooi’), geroepen, getierd en met alles en nog
wat de draak gestoken. We waren links, maar we lachten de linkse partijen en de
vakbonden vierkant uit. We waren progressief, maar we maakten ons vrolijk over
het feministische programma van de zondagmiddag. We hielden van de betere
muziek, maar draaiden de meest foute platen uit de muziekgeschiedenis. En, net
als Peeters en Matthysen vijf jaar later, schoten we niet zelden in de slappe
lach.

Als de programmamakers na ons, de gebroeders Vermeiren (Dirk
is tegenwoordig VRT-correspondent in Turkije, Guy en Marc schrijven voor Gazet van Antwerpen), moeilijk uit de
startblokken geraakten, omdat ze nog de slappe lach hadden van één van onze
opmerkingen, of als de verantwoordelijke voor de programmatie achteraf belde
dat hij veiligheidshalve maar aan de kant van de weg was gaan staan met zijn wagen omdat
hij hinnikte van het lachen, wisten we dat het goed zat.

Leopold III was gestorven? Wij hielden een oneerbiedige minuut lawaai.
(Met een oude bandopnemer en een stofzuiger kwam je al een heel eind!) Linkse
partijen ruzieden onder elkaar, terwijl de rechtse regering-Martens intussen zonder
omkijken het land bestierde? Wij maakten een sketch met allerlei
splintergroeperingen die elkaar naar het leven stonden, Monty Python in The Life of Brian achterna. Torhout-Werchter werd
ons wat té commercieel? Wij organiseerden in de studio het alternatieve festival
Genoelselderen-Erembodegem en schreven er allerlei nonsensicale teksten voor.
Zelf liet ik geregeld het typetje Teo Lindemans de revue passeren, iemand met
een ‘braakgesprek’ (heeft u ‘m?).

Achteraf bekeken is het best mogelijk dat we er zelf de
meeste fun aan hebben beleefd, veel
meer dan onze luisteraars, van wie we trouwens niet wisten of die nu met twee, drie of
een paar duizend waren. Het zij zo. Zoals het ‘ook zo zij’ dat de opvolger van Wat is het klote…, Biefstukken voor het volk, amper een paar
maanden heeft bestaan. Om precies te zijn: tot de rijkswacht er ergens in 1984 definitief
de stekker uit trok (maar dat is een kortverhaal voor morgen).

Radio is veruit het prettigste medium om voor te werken, ook
al heb ik het achteraf professioneel jammer genoeg nooit meer gedaan. Alle
groten der aarde én Siegfried Bracke zijn ooit zo begonnen bij de openbare
omroep. Wat zeg ik, zelfs de onvergetelijke Serge Simonart debuteerde bij de
radio, als u mij toestaat dat ik even een name
drop
. Die had een funkprogramma op vrijdagavond bij FM 2000, maar was na een
paar weken al boos opgestapt, net vóór ik zelf aan mijn avontuur begon. Omdat
hij verkeerdelijk dacht dat hij ervoor betaald zou worden, zo vertelde men mij.

Vandaag weten we natuurlijk beter: hij moest zijn maten Lou,
David en Prince assisteren in de studio. We danken het ongetwijfeld aan Serge Simonart
dat platen als Legendary Hearts, Let’s Dance en Purple Rain in die periode het levenslicht zagen. Zou Simonart nog
wel eens, in beperkt gezelschap, de naam FM 2000 droppen?



Hip hip hoeradio!

Radio en Televisie Posted on wo, maart 12, 2014 12:27:02

De radio bestaat 100 jaar en dat wordt vandaag gevierd met
een feestelijke bijeenkomst in het Flageygebouw, dat briljant staaltje van
stedelijke architectuur in Elsene dat ooit de bakermat was van de radio zoals oudere
jongeren als ik die nog kennen en waar ook de Vlaamse televisie oorspronkelijk
haar bescheiden studio’s had. Alle mediahuizen doen vrolijk mee: de VRT,
Medialaan en Nostalgia. Pax radio!

Dat de exacte feestdatum eigenlijk 28 maart is, is slechts
een voetnoot in de geschiedenis. Op die dag in 1914 werd er vanuit het
Koninklijk Paleis in Laken een aria uit Tosca opgevoerd ter ere van koningin Elisabeth en
voor niet meer dan zesentwintig luisteraars. Piep-tuut-krak en tussendoor wat
herkenbare muzieknoten, maar ze waren wel rechtstreeks in de ether. Vandaag
luisteren er elke dag meer dan vier miljoen Vlamingen naar dat medium dat
zestig jaar geleden nog ten dode leek opgeschreven door de komst van de
televisie en dat ook nu onder druk staat van eigentijdse media, maar dat
ondanks alles flink standhoudt.

Afgelopen zaterdag publiceerde ik in het weekendkatern ‘Goed
Weekend’ van Het Laatste Nieuws een
stuk over honderd jaar radio. Ik sprak met Lutgart Simoens (85), Zaki (bijna
69) en Sven Ornelis (40), coryfeeën uit verschillende tijdperken. En kijk eens:
in de Top 10 van ‘beste radiofiguren’ van de voorbije decennia staat Simoens op
één, Ornelis op twee en Zaki op negen.

‘Radio zal altijd blijven bestaan’, daar waren mijn drie
gesprekspartners het over eens. ‘Ik noem dat mijn groot pensioen: de warmte van
de luisteraars die ik 42 jaar lang heb mogen ondervinden,’ zei Lutgart Simoens
onder meer. Zaki was vol lof over de actuele manier van radio-maken in
Vlaanderen. ‘Dat is van hoogstaande kwaliteit. Ik word geamuseerd, verrast,
wakker geschud.’ En Sven Ornelis, die zelf ook heel actief is op Twitter &
co, had het over de interactie met de luisteraars. ‘Radio is in constant
gesprek met de maatschappij en dat vind ik superboeiend.’

Radio evolueert, maar blijft wel herkenbaar. Het bakje waar
het geluid uitkomt is dan wel compleet van uitzicht veranderd in de loop van de
jaren en er is nu ook, dank zij de sociale media, veel meer tweerichtingsverkeer,
maar in wezen blijft radio dat warme medium dat heel snel informeert,
entertaint en begeleidt. Voor de ene is radio een fundamentele bron van
informatie, voor de andere een gratis jukebox, voor een derde niet meer dan
behang. Maar voor alle soorten luisteraars behoudt radio, ondanks alle
‘concurrentie’, iets unieks. Je kan haast niet zonder. Zaki zei dat heel mooi:
‘Radio wandelt met mij door het leven’. Al ben ik niet zo fanatiek als hij om
ook onder de douche te blijven luisteren. Op de radio zegt een door een mooie stem uitgesproken woord meer dan duizend beelden. Meer nog: je ziet duizend beelden.

Dank zij de radio leerde ik rockmuziek kennen. Ik ben er
Zaki, Wiet Van Broeckhoven, Rik Moens, Paul Verbrugghe en de producers Etienne
Smet en Rudi Sinia eeuwig dankbaar voor. Dank zij de radio werd mijn goesting om iets in de media te gaan
doen aangewakkerd (al was de tv daar nog iets dwingender in, moet ik toegeven).
Dank zij de radio heb ik mijn eerste amateuristische stappen in de
journalistiek gezet.

Het was najaar 1982, ik was net afgestudeerd en vol wilde
plannen, en diende mij aan bij de Antwerpse lokale radio FM 2000. Wist ik veel
dat ze me bijna letterlijk onmiddellijk een microfoon voor de neus zouden
duwen! Een fijne leerschool, ook al verdiende ik er geen cent aan. Al snel werd
ik er gebombardeerd tot ‘directeur woordprogramma’s’ (klinkt mooi, maar: onbezoldigd!),
secretaris van de raad van bestuur en manusje-van-alles. Ik presenteerde twee
keer per dag het nieuws, meestal een selectie van wat de radio net tevoren had
gebracht (ik beken!), soms ook eigen nieuwsgaring. We waren aanwezig op de
grote rakettenbetoging van 1983. In die gsm-loze tijden moest ik voor een
verslagje om het uur van de plek waar de betoging zich bevond naar Brussel Noord hollen, in de hoop dat daar een
telefooncabine vrij was. Met mijn bescheiden platencollectie viel ik ook geregeld
in om het ochtendprogramma te presenteren.

Ik woonde toen nog bij mijn ouders in Merksem. Tijdens de
septemberstakingen van najaar 1983 had mijn dagindeling iets absurds. Dat ging
zo: ik stapte drie kwartier te voet van bij mij thuis naar de redactie op de
Meir (chique buurt, het volledige jaarbudget was er door de stichters dan ook
snel doorgejaagd met de organisatie van de openingsreceptie en het betalen van
de huur), presenteerde het nieuws van half twee, wandelde terug naar het
stempellokaal, om dan het omgekeerde parcours af te leggen voor het avondnieuws
van half zeven. Daarna volgde een laatste fikse wandeling en het avondeten.
Drie uur te voet voor een paar minuten ether. Eeuwige roem vereist nu eenmaal een
inspanning.

Als je er vandaag over nadenkt, ben ik geneigd mezelf knettergek
te verklaren. Maar daar en dan ligt wel de oorsprong van wat ik later een
carrière in de journalistiek heb mogen noemen. Je ergens vrijwillig voor
inzetten, omdat je dat graag doet én omdat je dat ook wel belangrijk en sociaal
relevant vindt, dat heeft heus wel iets. Mensen zouden dat vaker moeten doen.

Ik mis namen als Piet Theys en Julien Put in het lijstje met
bekwaamste radiofiguren en bij de ‘beste radioprogramma’s’ zou ik ook Het Vermoeden en De taalstrijd durven zetten, maar in tegenstelling tot de meeste
Top-lijsten, die uitblinken in een gebrek aan historische kennis en die onveranderlijk
te veel nadruk leggen op de jongste twee decennia, hebben de zestienhonderd
deelnemers van de VRT-enquête wel oog en vooral oor gehad voor de radiogeschiedenis vanaf de jaren zestig.

‘Radio is a sound salvation / Radio is cleaning up the
nation’ zong Elvis Costello al in Radio
Radio
(een bitterzoet refrein, maar voor de rest een sarcastische tekst als aanklacht tegen commercialisering). ‘We’ll lie down on the bed, lay back our heads / Smoke another
cigarette / And listen to the radio’ klonk het bij Tom Robinson. The Selecter
was iets kritischer: ‘It’s just the same old show on my radio’, maar dat was dan ook een maffe bende.

Hip hip hoeradio!



Gelukkige verjaardag, Televisie!

Radio en Televisie Posted on do, oktober 31, 2013 10:02:08

De Vlaamse televisie bestaat vandaag exact zestig jaar. Denk
daar even aan wanneer u om vijf voor half acht vanavond aan het kijken bent. Op
dat tijdstip, maar dus in 1953, weerklonk voor het eerst de stem van een
omroepster, die dan nog begon met een kanjer van een verspreking: ‘Goedenavond,
dames en heren. Hier de proefuitzendingen van de Belgische televisie. We
beginnen ons panorama met ‘Programma’.’ Kan gebeuren, zelfs op historische
momenten.

Panorama is dus zo
oud als de televisiestraat. Het programma dat tegenwoordig op donderdagavond op
Canvas wordt uitgezonden heeft in de loop van de jaren heel wat zender- en
gedaantewijzigingen ondergaan, maar de naam is al die tijd gebleven. Een naam
die trouwens geleend was van het gelijknamige BBC-programma, maar laat dat de
pret niet drukken.

Mijn persoonlijke vroegste herinnering aan televisie dateert
van 23 november 1963. Mijn moeder werd tweeëndertig die dag. Zelf was ik twee
maanden verwijderd van mijn vijfde verjaardag. Maar de tv ratelde de hele tijd
door over iemand die de dag voordien vermoord was, in Dallas, heel ver weg. En
er waren eindelijk beelden van het evenement, in zwart/wit, beelden die mijn ouders ontsteld deden toekijken. Mij
deden ze niet veel. Fictie en realiteit waren voor mij nog één pot nat.

Bewust kijken deed ik pas een paar jaar later, toen ik kon
lezen en schrijven, en in staat was de ondertitels te ontcijferen van populaire
series als The Beverly Hillbillies, Car 54, Where Are You? en Bonanza. In die laatste reeks gebeurde
heel weinig, maar toch keek iedereen. Er was ook geen keuze. We hadden Brussel
Vlaams en Brussel Frans, kort daarna gevolgd door Hilversum en Rijsel. In de
huiskamer raadden we in welke volgorde de hoofdrolspelers zouden verschijnen op
de generiek van Bonanza. Daar waren
namelijk vier versies van gedraaid. Budgetten reikten nog tot in de hemel in
Hollywood en New York.

En natuurlijk waren er Tante Terry, Kraakje, Nonkel Bob, Kapitein Zeppos, Axel Nort, Johan en de
Alverman
, allemaal sympathieke verschijningen of liefdevol gemaakte producten uit de toen hoog
ingeschatte afdeling Jeugd van de Belgische Radio en Televisie. Als jongen van
zes, zeven, acht verslond ik ze allemaal, van begin tot einde. Zelfs vandaag
kan ik naar die oude series kijken. De verwondering van destijds heeft plaats
geruimd voor nostalgie. Uitzonderlijk ook voor dédain: vond ik dat écht goed in die
tijd?

De wereldbeker voetbal in Engeland, in 1966, nog altijd in
zwart en wit, is me bijgebleven als mijn eerste intensieve kennismaking met
sport op televisie. Commentatoren moesten nog zeggen dat het ene team in
donkere shirts speelde en de andere in lichte. Of dat Engeland van links naar
rechts speelde. Kleur, dat was voor later. En ik was blij dat de Engelsen de
finale wonnen. De Duitsers haten, dat kreeg je met de paplepel mee.

Televisie was niet alleen beperkt tot minder dan een handvol
zenders, het ‘venster op de wereld’, zoals het bij de lancering genoemd werd,
ging pas open om 18 uur en werd alweer gesloten rond de klok van elven. Alleen
op woensdag werd er in de namiddag uitgezonden, voor de kinderen. En op zondag,
voor wie geïnteresseerd was in politiek en zo.

Ik ben een absolute nostalgicus, kan uren kijken naar oude
programma’s, maar ik vind niet dat het vroeger per se beter was. De kijker werd
paternalistisch behandeld door programmamakers die wel eens vanuit de hoogte op
de massa neerkeken. De toon was er nog één van ‘Wij weten het beter’,
overdreven respect voor de politicus, de pastoor, de dokter en de notaris,
vrouwen aan de haard, zorg dat het volk zich gedeisd houdt. Wat aardig lukte.
Mei ’68 volgde hier met enkele maanden vertraging en was in het Brave België slechts
een flauwe afspiegeling van de revolte die in Parijs had plaatsgevonden.

Televisie bestaat zestig jaar, moeten we daar wel zo blij om
zijn? Jààààà. Het is dan wel een bewasemend venster op de wereld geworden, de
nobele bedoeling om aan volksverheffing te doen werd ergens in de jaren
zeventig losgelaten, het paternalisme werd verdrongen door hedendaagse
uitlachtelevisie, de plaats van de schaarse vedetten van weleer werd ingenomen
door veel te veel leeghoofdige BV’s en soms heb je zo’n gevoel van ’57 Channels and Nothin’ On’, zoals Bruce
Springsteen het ooit treffend verwoordde. Dat klopt allemaal wel. Maar we
blijven wel kijken. En er is nog steeds voldoende te zien. Zeker wat tv-series betreft: daar valt tegenwoordig meer kwaliteit te rapen dan in de bioscoopzaal. Dankuwel, HBO!

Toch zou het mooi zijn als we opnieuw naar zo’n typisch
tijdsschema van de jaren zestig zouden terugkeren. Beginnen om 18 uur, eindigen
om 23 uur. Less is more. Schrap alle
flauwekul, ga alleen voor kwaliteit. Misschien moet één van onze zenders maar
eens die proef op de som nemen.

Hallo, Televisie? Proficiat hé!



Joos wordt geslachtofferd op het altaar van de mediamarketeers

Radio en Televisie Posted on vr, oktober 25, 2013 12:48:00

(Deze tekst verscheen eerder deze week op Knack.be.)
‘Opgefriste programma’s maken die maximaal zijn afgestemd op
het dagritme en de leefwereld van de luisteraars.’ Dat is de op het eerste
gehoor indrukwekkende opdracht die de leiding van Radio 1 zichzelf heeft
gesteld. En daarom moet het programma Joos,
elke weekdag van 11 tot 13 uur, sneuvelen, dat vernam u eind vorige week al.

Je kan dus niet anders dan hieruit afleiden dat Joos te weinig fris is, of geen rekening
houdt met uw en mijn dagritme, of uw en mijn leefwereld. Sta me toe dat vreemd
te vinden, want Radio 1 is de informatiezender van de openbare omroep en laat
‘informatie’ nu net zijn wat je de hele tijd in Joos te horen krijgt. Informatie over de actualiteit van de dag,
informatie over maatschappelijke thema’s, informatie over cultuur. Gesprekken,
waarin pertinente vragen worden gesteld en er nog ruimte is voor een
genuanceerd antwoord. In een rustig en beheerst ritme en in een Nederlands
waarvoor de epitheta ‘keurig’ en ‘correct’ werden uitgevonden.

Joos heeft ook
uitgesproken critici, zo konden we de afgelopen dagen vaststellen. Mensen die
het programma te highbrow vinden,
omdat er in de literatuur bijvoorbeeld te weinig aandacht wordt besteed aan
thrillers of het misdaadgenre. Of omdat het toontje van de presentatrice in hun
oren té belerend is. Maar vooralsnog zijn het de liefhebbers van het programma
die zich het meest roeren. Op Facebook hebben al bijna 9.300 mensen de
community-pagina ‘Ja, ik luister naar Joos op Radio 1’ leuk gevonden. Een
petitie om de radiodirectie van gedachten te doen veranderen, doet de ronde. En
ook de programmamakers van Radio 1 hebben in een brief aan de directie hun algemene
grieven over de zender geuit. Zelfs Siegfried Bracke kroop in de pen: niet om Joos te verdedigen, maar om het management van algemeen hoofdredacteur Luc Rademakers in vraag te stellen (en vooral ook om zijn eigen ingrepen in het programmaschema van enkele jaren geleden te bewieroken).

Het levert veel journalistieke stukken, posts, tweets en
reacties op, waaruit we bijvoorbeeld moeten leren dat het er bovenarms opzit
tussen de nieuwsdienst en de rest van de zender. En dat Joos vergeefs werd
aangepord om mee te gaan werken aan De
Ochtend
, het vlaggenschip van Radio 1 dat na het vertrek van Gilles De
Coster en Lisbeth Imbo het noorden kwijt is en een beetje doelloos ronddobbert.
Plus: er zullen nog meer programma’s sneuvelen, het alleraardigste Nieuwe Feiten verhuist van de avond naar
de middag (waar het qua badinerende toon veel minder thuis hoort), Hautekiet moet een uur inbinden en de
netmanager werd vervangen door iemand die van Radio 2 komt (verbreding!). Een
man die drie weken geleden de in het licht van de actuele
gebeurtenissen dubbelzinnig klinkende tweet ‘Wie alles uit de kast moet halen
vindt wel eens een lijk #management’ de wereld in stuurde.

Er zullen de komende dagen nog wel meer verhalen tot ons
komen, want het is bekend dat de muren oren hebben aan de Reyerslaan 52 en dat
oorlogjes zoals deze doorgaans meer via de media worden uitgevochten dan aan
vergadertafels achter gesloten deuren. Als er al vergaderd wordt tenminste,
want blijkbaar waren de meeste programmamakers niet eens op de hoogte van de op
til zijnde wijzigingen, als ik een vooraanstaande vakbondsman mag geloven.
Overleg, dat klinkt zó twintigste-eeuws, nietwaar!

Ach, het gaat hier niet zozeer om Joos, want u weet: programma’s komen, programma’s gaan, alleen
Elvis blijft (hopelijk!) bestaan. In het verleden heeft de VRT al vaker blijk gegeven
van een schrijnend gebrek aan monumentenzorg (ik roep lukraak wat namen:
Fried’l Lesage, Bavo Claes, Maurice De Wilde), waar ook enige volkswoede over
ontstond, maar wat uiteindelijk passeerde zonder dat er doden vielen tijdens
massale protesten in de straten van Brussel. Een uiterst bekwame
programmamaakster als Ruth Joos zal niet uit de ether verdwijnen, wees gerust.
En misschien dat we over vijf jaar wel de geniale omgeving van het management
roemen, wanneer Radio 1 net de tien procent heeft overschreden, wie weet. Vraag
is of we daar dan wel blij om moeten zijn.

Want het eigenlijke probleem van wat hier gebeurt, ligt een
stuk dieper en treft niet alleen de openbare omroep in al zijn geledingen. Je
vindt het in zowat alle media terug, of het nu om radio, televisie, kranten,
weekbladen of websites gaat. De media worden vandaag de facto gerund door
marketeers. In een allitererende bui zou je kunnen stellen: ‘Megalomane
marketeers mismeesteren media’.

De omslag is er gekomen halfweg de jaren negentig van de
vorige eeuw. Tot dan werden de media geleid door betweterige, betuttelende,
bazige types die vanuit hun eigen, meestal ietwat enge en partijpolitiek
gekleurde denkwereld dachten te mogen opleggen wat goed was voor kijkers,
luisteraars en lezers. Wie nu beweert dat het vroeger beter was, zou eens terug
moeten kijken of luisteren naar een doorsnee programma van toen, of een artikel
in een krant uit pakweg 1973 lezen.

De mediaconsument werd in die tijd geminacht, maar kwam daar
niet tegen in opstand, omdat hij of zij dacht dat dat zo hoorde. Je ging naar
school of werk, waar de leraren of de baas het beter wisten, je kwam naar huis,
waar vader het beter wist, en je keek of luisterde nog naar iets, waar de programmamakers
het beter wisten. Vlamingen reageerden zich tegen deze verschrikkelijk paternalistische topdown-benadering af door te vluchten.
Ze keken massaal naar de Nederlandse televisie, waar ze luchtiger programma’s
kregen voorgeschoteld. Of ze luisterden naar Nederlandse piratenstations of
Hilversum 3, waar ze de hele dag popsongs te horen kregen, in plaats van heel
spaarzaam en netjes verborgen tussen de andere, oudbakken, uitzendingen op
Radio 2.

Met de komst van de vrije radio’s (begin jaren tachtig),
Studio Brussel (1983), Dag Allemaal
(1984) en VTM (1989) werd het medialandschap flink door elkaar geschud. Plots
kreeg je media die afweken van de betutteling die we zo gewoon waren geworden
en die na een tijdje ook nog eens populair werden.

Op de toenmalige BRTN moesten de managers van de oude
stempel verdwijnen omdat het marktaandeel van de openbare omroep afkalfde. Nobele
uitgangspunten als ‘Make good programmes popular and popular programmes good’
hadden de bonzen aan de Reyerslaan geleend van de BBC, maar ze wisten niet goed
wat ze ermee moesten aanvangen. Het gevolg was dat de programma’s varieerden
van ontzettend plat en vulgair tot bijzonder hermetisch. Schoolvoorbeeld van
dat laatste: Container. In het jaar
dat VTM op Vlaanderen werd losgelaten zond de voorloper van Canvas, TV2, een
filosofisch praatprogramma uit dat onmiskenbaar als uitgangspunt moet hebben
gehad, dat elke kijker er één te veel was. Dus werd elke aflevering nog net iets
moeilijker en ontoegankelijker, tot de directie na tien afleveringen de met
koeiehuiden beklede container voorgoed verzegelde.

De BRTN kreeg in 1996 een nieuwe leiding en een jaar later
een nieuwe naam, VRT, en werd achter de schermen aangestuurd door een
marketeer, Aimé Van Hecke, toen nog extern adviseur, die zich louter en alleen
liet leiden door cijfers en marktonderzoek. In een paar jaar tijd werd de
openbare omroep omgetoverd van een hopeloos verouderd instituut tot een
moderne, performante omroep. Een hele knappe prestatie, waardoor de VRT eerst
op de kaart gezet, om vervolgens onbetwist marktleider te worden. Hulde voor
zoveel branie en inzicht, mooi dat marketeers en programmamakers elkaar op dat
moment vonden in hun queeste om de openbare omroep weer ‘incontournable’ te
maken.

Maar naast het adjectief ‘performant’ doken nu ook andere toverwoorden
op, zoals je die wel vaker hoort in marketingkringen. Programmamakers werden
bestookt met PowerPoint-presentaties, vol cijfertjes, resultaten van
marktonderzoek en sloganeske oneliners, waarin niet zelden dingen als ‘win-win’
te lezen stonden. En toen… werden die marketeers oppermachtig. In plaats van te
ondersteunen, wat eigenlijk de rol van marketing is binnen een bedrijf, namen
ze de boel over en omringden ze zich met nog méér marketeers. En alsof dat nog
niet erg genoeg was, werd er zelfs een hoofdredacteur van een krant tot
Marketeer van het Jaar gebombardeerd. Alles werd intussen geformatteerd, in
handige vakjes gestoken, de scherpe randjes werden overal afgevijld.

Walter Zinzen heeft gelijk wanneer hij schrijft dat journalisten
vroeger snediger en kritischer waren, alleen vergeet hij er ‘sommige’ voor te
voegen en vereenzelvigt hij zichzelf en de andere ‘dakloze’ BRT-journalisten
van begin jaren zeventig – kritische nieuwlichters die ostentatief en volstrekt
tegen de tijdsgeest in weigerden zich een politiek etiket op te laten kleven –
te veel met dé journalist van toen, want dat was toch veeleer een gedweeë
meeloper die braafjes binnen de politiek-maatschappelijke lijnen van zijn
medium kleurde. Het was vroeger écht niet beter, daarvan ben ik overtuigd, maar
de toppers onder de onafhankelijke journalisten haalden wel een veel hoger
niveau dan die vandaag, wellicht ook omdat de huidige generatie net in dat
keurslijf van formatjes, het opstapelen van weetjes en allerlei leukigheidjes
gewrongen zit.

En zo komen we terug bij Joos
terecht. Ergens moet er een marketingonderzoekje gebeurd zijn, waar wat
kritische bedenkingen gemaakt werden door een paar panelleden, wat dan door de
directie werd opgeteld bij de tegenvallende luistercijfers en ‘Eureka!’, daar
ging een gloeilamp branden. Een marketeer bedacht vervolgens het nietszeggende
maar desondanks vlot klinkend zinnetje ‘Opgefriste programma’s maken die
maximaal zijn afgestemd op het dagritme en de leefwereld van de luisteraars’
(het hedendaagse equivalent van ‘Make good programmes popular and popular
programmes good’, maar dan met de nadruk op ‘popular’) om de drastische ingreep
in de programmering te ‘verkopen’ en klaar was kees, in de wetenschap dat het
morrende volk over een paar maanden wel zal bijdraaien. Want zo is dat volk dan
ook weer wel: even op een stoel gaan staan en luid roepen, maar dan braafjes
terug gaan zitten en gehoorzamen. En zo wordt het fijne programma Joos geslachtofferd op het altaar van de
mediamarketeers.

Wordt er te veel gebabbeld op Radio 1? Mogelijk wel. Je moet
al bijzonder hardhorend zijn om niet door te hebben dat de opeenvolging van De Ochtend, Hautekiet en Joos nogal
zwaar op de hand is en dat die programma’s op de duur onderling sterk op elkaar
zijn beginnen lijken. Maar dat euvel kan je ook door kleine ingrepen
corrigeren. Door van Hautekiet een
luchtiger programma te maken of het aantal onderwerpen te beperken,
bijvoorbeeld. Of door de berichtgeving in De
Ochtend
tot het harde nieuws en de duiding daarrond te beperken en
culturele items over te laten aan de collega’s van de daaropvolgende
programma’s.

Moet de openbare omroep rekening houden met kijk- en
luistercijfers, is een vraag die geregeld opduikt? Ik vind van wel. Als je
programma’s voor niemand maakt, zit je terug in de situatie van de onzalige
jaren zeventig en tachtig, waarin een aantal programmamakers in de eerste
plaats voor zichzelf bezig was. Maar de VRT moet wel af van het huidige
cijferfetisjisme, moet meer geduld hebben, meer durven en, vooral, ook
nicheprogramma’s durven maken. Daarvoor dient dat overheidsgeld, tenslotte. Om de
Vlaming te informeren, achtergronden aan te reiken, hem af en toe te amuseren,
maar ook om aandacht te besteden aan kunst en cultuur. Geen Container, neen, dankuwel, maar het mag
al eens over een moeilijk onderwerp gaan. En, neen, een handvol kijkers of
luisteraars volstaat niet, maar niet elk programma moet een hoog marktaandeel
ambiëren. Want, beste VRT-directie, de kijker/luisteraar heeft niet altijd
gelijk.

Tenslotte: mogen die achterhaalde gastprogramma’s eindelijk
definitief begraven worden onder het dikke stof waar ze al verschillende
decennia één keer per week vanonder komen gekropen? Dat scheelt op zich al een
half procent qua luisteraars, vermoed ik. En het bespaart de Radio 1-getrouwen
een boel ergernis.



De Ridder / The Americans

Radio en Televisie Posted on ma, oktober 14, 2013 13:07:09

Na vijf weken ergernis over ‘fictie binnen historische
krijtlijnen’, versta: een resem losstaande Wikipedia-weetjes die in ijltempo in
een krakkemikkig scenario werden gegoten, biedt één nu dertien weken lang
‘frictie binnen hysterische kreetlijnen’ in De
Ridder
, een advocatenreeks die draait rond het personage van Helena De
Ridder. Een hoofdrol die werd weggelegd voor de ravissante Clara Cleymans, die
omwille van haar haarkleur door sommige waarnemers al ‘De Rode Ridder’ wordt
genoemd.

De genaamde Helena De Ridder is een idealistische, rechtschapen
advocate (ergens hoor ik iemand ‘Pleonasme!’ roepen) die
desondanks hyperambitieus is. Kijk, daar zit al een eerste naaldhak gewrongen:
in mijn ideale, ietwat naïeve wereld ben je ofwel een wereldverbeteraar, ofwel
een genadeloze yup, maar geen mix van beide omdat dat goed uitkomt binnen de
plot die iemand in een eenzaam schrijversbureautje heeft uitgedacht.

De Ridder wil dus àlles: ze wil partner worden in een
advocatenkantoor dat wordt geleid door een scrupuleloos clichémannetje (een rol
van Lucas Van den Eynde, zonder feestneus dit keer), ze wil feesten gelijk de
beesten, ze wil gerespecteerd worden door procureurs, onderzoeksrechters en
andere hoogmoedige lieden, maar ze wil toch liefst geen échte misdadigers
verdedigen, zoals de van pedofilie beschuldigde
ex-stervoetballer-met-37-interlands-op-zijn-erelijst. Tegenstrijdig cliché werd
in deze eerste aflevering bovenop tegenstrijdig cliché gestapeld.

Het beginshot verraadde het opzet al. Deze reeks moet
dynamiek uitstralen, de kijker bij de strot vatten, hem/haar geregeld op het
verkeerde been zetten. Maar ik dacht vooral: hé, dit heb ik al eens eerder
gezien. Dat is het beginshot uit Flikken,
met die weinig subtiel zwenkende camera. Been
there, done that, seen it
! En die clash
met historische waarheid en juridische werkelijkheid, dat kende ik ook al. In Recht op recht was dat thema vijftien
jaar geleden al prominent aanwezig (en beter uitgewerkt). Been there, done that, seen it (bis)!

De dynamische cameravoering en de hippe montage kunnen niet verhelpen
dat de dialoogscènes juist heel traag verlopen. Ook hier geldt een ‘Been there, done that, seen it (ter)!’, want
dat kenden we vijftig jaar geleden al in Beschuldigde,
sta op!
Maar die afleveringen speelden zich tenminste nog af in een echte
rechtbank-setting, waren goed gespeeld volkstoneel en konden in één volledige
televisie-avond (die duurden toen nog maar een uur of twee, jongere lezers!)
een rechtszaak neerzetten. Traag, maar geloofwaardig. En waarschijnlijk waren
die afleveringen toen zo geloofwaardig omdàt ze traag waren. Nu moet de
snelheid van de montage ervoor zorgen dat de ongeloofwaardigheid van de plot
wordt weg geflitst, wat niet lukt.

Juristen zullen zich geërgerd hebben aan vele details in De Ridder; wil het personage Helena De Ridder vooral
niet dat er een loopje met de waarheid genomen wordt, dan doen de
scenarioschrijvers dat voortdurend. Nochtans werden de makers van de serie
geadviseerd door juristen, maar wellicht waren de deskundige opmerkingen die ze
kregen niet altijd even sexy om in beeld te brengen. Zelfs in het compleet
geschifte Ally McBeal zijn de
rechtszaken véél geloofwaardiger dan in deze eerste kennismaking met De Ridder. Tja, ook voor Albert
II
werd een handvol door de koninklijke wol geverfde adviseurs ingehuurd,
die vervolgens zagen dat er met hun opmerkingen nauwelijks of niet rekening werd gehouden.

Maar goed, blijkbaar moeten we er ons bij neerleggen dat het
mààr zondagavondentertainment is. In dat geval beantwoordt De Ridder wel aan een aantal behoeften, als je je tenminste wil laten
opgeilen door de, ik zei het al, ‘ravissante’ hoofdrolspeelster. Best
mogelijk dat we de komende weken om de verkeerde redenen nuttiger en zinvoller
activiteiten links laten liggen voor De
Ridder
. Het kijkvlees is zwak.

***

Idee: een tv-reeks rond een inhalige advocaat die telkens
halfweg een zaak verdwijnt om elders dubbel zoveel te gaan verdienen.
Werktitel: ‘Advocaat Dick’.

***

Neen, dan The
Americans
. Een reeks die zich afspeelt begin jaren tachtig, in volle Koude
Oorlog, in de Verenigde Staten waar net een gewezen acteur-cowboy-gouverneur in
het Witte Huis werd geïnstalleerd. Dat de Russen ook in besloten kring Engels
spreken is een minpunt, maar dat belet niet dat je wordt meegezogen in een
verhaal over spionage en contraspionage, dat er op elk moment in slaagt om a)
geloofwaardig te blijven en b) razend spannend te zijn.

Na de eerste aflevering van The Americans wilde je zo snel mogelijk de volgende bekijken.
Altijd een goed teken. Na de ouverture van De
Ridder
wilde je vooral heel snel zappen naar een ander, beter programma (in
dit geval The Sound of Belgium). Da’s
dan weer een heel slecht teken.

Ook The Americans
gaat over waarheid en schijnwerkelijkheid. De serie schetst een beeld van
paranoïde tijden, waarin haast niemand te vertrouwen was en de vriendelijke
buurman, die je eerder op de dag nog neuriënd zijn gazon zag afrijden, na
zonsondergang een meedogenloze spion en moordenaar blijkt te zijn. Op de
soundtrack donderde Phil Collins langs: er hing inderdaad iets In The Air Tonight. En van Fleetwood
Mac, tegenwoordig weer zéér hot, mocht het
enerverende, door nerveuze drums aangestuurde Tusk het openingsfragment extra beklemmend maken.

Ach, je mag Vlaamse en Amerikaanse series niet met elkaar vergelijken.
Als je gewoon naar de aftiteling kijkt, zie je drie keer zoveel namen passeren
bij een Amerikaanse reeks. Maar die mankracht en die overvloed aan financiële middelen mag
niet als excuus gelden voor gebrek aan schrijverstalent, want daar mankeert het
de meeste Vlaamse reeksen aan: een geloofwaardig, knap uitgewerkt scenario, met
goed bekkende dialogen, die niet als koeterwaals de mond van de fine fleur van onze acteurswereld
verlaten. Dialogen schrijven betekent ook: met twee voeten in de échte wereld
staan en een gulden middenweg vinden tussen Algemeen Nederlands,
verkavelingsvlaams en patois.

The Americans: de
komende twaalf vrijdagavonden te bewonderen op Canvas. En het tweede seizoen
wordt momenteel al gedraaid. Dat geldt overigens ook voor De Ridder. Optimisme is ook in de tv-wereld een morele plicht,
zeker?



Alleen Elvis blijft bestaan

Radio en Televisie Posted on za, oktober 05, 2013 12:55:49

Televisie. Zet twee mensen tegenover elkaar aan een tafel.
Laat de ene de vragen stellen en de andere de antwoorden geven. Laat de ene de
andere niet al te vaak en al te brutaal onderbreken. Toon wat interessante
fragmenten tussendoor. Moeilijk hoeft het niet te zijn. Duur ook niet. Het mag gerust radio-met-beelden worden.

Zomergasten
bewijst het al vijfentwintig jaar. Drie uur lang filmpjes kijken en erover
praten. Meer te weten komen over de gast via zijn of haar keuze van
beeldfragmenten. Alleen Elvis blijft
bestaan
doet dat nu ook al vier weken lang op Canvas. De eerste drie
afleveringen had ik jammer genoeg aan mij laten voorbij gaan. Er was altijd wel een excuus te
verzinnen: de Rode Duivels speelden of ik moest nog heel wat achterstand
ophalen in mijn uitpuilende tv-theek.

Ik heb dus Luk Alloo, Stefan Brijs en Gregory Frateur
gemist. Maar gisteravond was er Ruth Joos, die poepnerveus kwam aanschuiven bij
Thomas Vanderveken, in een voor haar allesbehalve vertrouwde omgeving: een
tv-studio. Het resultaat: twee radiomensen die een uur wreed schone televisie
maakten. Die mooie Nederlandse volzinnen produceerden. Die genegenheid voor elkaar
en elkaars leefwereld toonden en toch voldoende afstandelijkheid bewaarden.
Die, kortom, de kijker bij het nekvel grepen en hem bij de les hielden, op een
vriendelijke manier, zonder betuttelend of belerend te worden.

Het fijne van Alleen
Elvis…
is dat er weliswaar bekende Vlamingen worden uitgenodigd, maar dat
die ‘bekend’ met een kleine letter ‘b’ wordt geschreven. Het zijn niet de
voorspelbare gasten die we al in elvendertig talkshows, amusementsprogramma’s
en quizzen hebben zien opdraven. Luk Alloo is een bekend gezicht, maar hij
zoekt niet voortdurend de media op. Brijs en Frateur zijn voor de meeste
Vlamingen nobele onbekenden, hoe jammer dat ook moge zijn, want de ene is een uitstekende
schrijver en de andere een begenadigde zanger (Dez Mona!). En Joos kennen we
wel van dát radioprogramma en díe stem, een stem die zelfs op de allerkoudste
winteravonden een welgekomen warme gloed door de huiskamer stuurt. Maar de bekendheid van
Ruth Joos is niet van die aard dat ze in de supermarkt wordt lastig gevallen
door verwoede handtekeningenjagers, vermoed ik. Ik hoop het alleszins voor
haar.

Alleen Elvis… krijgt
overwegend positieve kritieken, terwijl het aantal kijkers flink tegenvalt. Ook
afgelopen week haalde het de Top 15 van Canvas niet, dat wil zeggen: minder dan
130.000 kijkers. Neen, beste VRT-directie, de kijker heeft niet altijd gelijk. De
kijker heeft zelfs vaak ongelijk. Tv-makers moeten dat durven beseffen, zeker
als ze van de openbare omroep zijn. Al moeten ze nu ook niet weer vervallen in Container-achtige programma’s die vooral
bedoeld zijn om de allerlaatste potentiële kijker de kast op te jagen. Durf wat meer en heb wat meer geduld, zegt de mislukte Phil Bosmans in mij.

De voornaamste tegenkanting die ik las, is dat Alleen Elvis… niet lang genoeg duurt
en eigenlijk is zelfs dat eerder een compliment dan een punt van negatieve
kritiek. Opnieuw wordt er dan, o zo voorspelbaar, verwezen naar Zomergasten, dat drie uur duurt, plus
nog een keuzefilm van de studiogast erachteraan. Het flink gehypete Zomergasten duurt me soms te lang; de
aandacht verslapt wanneer de gast zich niet wil blootgeven, niet goed praat of
alleen maar hermetische fragmenten heeft uitgekozen. Het veel minder gehypete Alleen Elvis… is te kort, omdat de
gasten na een uurtje meestal pas echt op dreef beginnen komen. Misschien moet
er een format worden uitgebouwd die tussen de twee valt: anderhalf uur Alleen Elvis…, waarom niet, beste
Canvas?

Alleen Elvis blijft
bestaan
. En Miles Davis, natuurlijk, van wie Ruth Joos elke ochtend om half zeven, vijf
dagen op zeven, Kind of Blue
integraal speelt (So What!, er zijn gevaarlijkere verslavingen denkbaar!). En Hugo Claus.
En Beerschot, dat een kleine vermelding kreeg, waarvoor ik de presentatrice zo
niet eeuwig, dan toch een heel weekend dankbaar zal zijn.

Sterren komen, sterren gaan, hopelijk blijft Alleen Elvis… bestaan.



Wendy I

Radio en Televisie Posted on do, september 26, 2013 11:11:45

(Deze tekst verscheen gisteren bij Knack.be. Het einde werd wel geactualiseerd.)
Het woord ‘hoer’ is er te veel aan voor Wendy Van
Wanten, née Iris Vanndenkerckhove. De diva overweegt samen met haar echtgenoot
klacht in te dienen tegen de makers van de tv-reeks ‘Albert II’. Enigszins
vreemd dat een flardje onbeduidende dialoog aanzet kan zijn tot een mogelijke
rechtszaak, terwijl het gebruiken van werkelijke naam en toenaam van de
personages mij een veel ernstiger inbreuk lijkt op privacy en persoonlijke eer.

‘Fictie binnen historische krijtlijnen’, zo omschrijven de
makers van Albert II hun reeks zelf
op het einde van de begingeneriek. Over de stijl en de dialogen hoeven we het
hier niet meer te hebben: lees er gerust de tientallen, bijna zonder
uitzondering vlijmscherpe en uitermate negatieve kritieken op na. Albert II werd werkelijk neergesábeld de
jongste weken. Van de bijna 1,4 miljoen kijkers voor de eerste aflevering
bleven er na aflevering 3 nog 1,2 miljoen over. Tweehonderdduizend Vlamingen
hebben dus intussen iets beters te doen op zondagavond, maar voor die 1,2 miljoen
geldt volgens de allerhoogste VRT-kringen het in de tv-wereld zaligmakende
adagium ‘De kijker heeft altijd gelijk’. Discussie gesloten nog voor ze goed en
wel begonnen is.

Laten we het dus niet hebben over stompzinnige dialogen,
ongeloofwaardige scènes, permanente overacting
of karikaturale overdrijvingen, maar over de inhoud. Niet de latente, maar de
manifeste. Dan blijkt de ‘fictie binnen historische krijtlijnen’, waar de
makers zich op beroepen, niet veel meer te zijn dan een verzameling Wikipedia-weetjes,
roddels uit de boekskes en alledaagse
tooggesprekken. Tot daaraan toe. Maar het koninklijke hoofdpersonage heet wel
degelijk Albert de Tweede, zijn vrouw Paola, hun kinderen Filip, Astrid en
Laurent, de kabinetschef Van Ypersele de Strihou, de koningin-weduwe Fabiola, de
premiers Dehaene en Verhofstadt (en straks komen daar nog Van Rompuy, Leterme
en Di Rupo achteraan) en de vermeende liefjes van Filip en Laurent hebben ook
al geen fictieve naam gekregen. Elk personage bestaat in werkelijkheid en krijgt
de naam mee die op zijn of haar identiteitskaart staat (ik heb het hier even
niet over de valse paspoorten voor onze reizende royals).

Dus werd in de jongste aflevering de liefdesaffaire tussen
prins Laurent en ’televisiepersoonlijkheid’ (ja, ik gebruik ook soms
Wikipedia-informatie) Van Wanten/Vandenkerckhove uitgesmeerd in enkele
potsierlijke fragmenten – echt stomend kon je de illusie van seks niet noemen!
– en mocht de bazige koningin Paola haar jongste zoon berispen en hem bij wijze
van omkoping een chèque toestoppen met de melding dat ‘die hoer’ niet deugde.
‘Die hoer’ was de druppel die Van Wantens emmer der vernedering deed overlopen,
terwijl ik zou denken dat het véél erger is dat haar affaire van toen – die
nooit officieel bevestigd werd – nu als een feit werd afgeschilderd, mét haar
echte naam dan nog wel. Straks begint het speculeren over het vaderschap van
haar zoon Clément helemaal opnieuw. Lijkt me een pak kwalijker dan dat ene,
gratuite woordje uit de mond van de koningin-manipulatrice.

Zangeres-model-presentatrice Van Wanten heeft haar hele
leven in het teken gesteld van tease-zonder-strip, maar in dit geval staat ze
toch behoorlijk in haar nakie, veel meer dan ooit in De Pin Up Club en andere ondingen-met-overvloedige-rondingen het
geval was. Ze heeft haar imago in haar carrière tot in het kleinste detail
geprostitueerd, nu stoort ze zich aan dat ene woord. Hoer.

Ik kan me best voorstellen dat ook andere personages zich niet
al te prettig voelen met hun ongenadige uitvergroting op het tv-scherm. De
immer twijfelende, ontrouwe koning, de manipulatieve koninginnen, de
stampvoetende autistische kroonprins, de kwezelachtige prinses, de
rokkenjagende leeghoofdige prins: als er nog een beetje reputatieschade nodig
was voor het koningshuis, dan heeft Albert
II
die gretig toegebracht. Alleen zullen die lieden zo slim zijn om zich
gedeisd te houden (of zal hun entourage hen daar met hand en tand van proberen
te overtuigen). Het zou hun gedeukte reputatie alleen nog meer kwaad doen als
ze er extra de aandacht op zouden vestigen. Na vijf zondagavonden is Albert II tv-geschiedenis. Een proces
zou veel meer en veel langer aandacht genereren.

Als de makers werkelijk ‘fictie binnen historische
krijtlijnen’ hadden bedreven, dan zouden ze zich niet hebben bezondigd aan het
opstapelen van historische feiten, onbeduidende weetjes, hardnekkige geruchten
en broodjeaapverhalen. Dan zou de geplaagde zangeres-model-presentatrice Cindy
Van Zanten hebben geheten, het pseudoniem van Dolores Vanderzerkhoven. Of
zoiets. Dan zou de hele intrige rijker zijn geweest, misschien nog meer
aangedikt, zodat je niet vooraf al voelt aankomen wat er zal gebeuren. Dan zou
er op het eind de tekst ‘Elke gelijkenis met bestaande gebeurtenissen en/of
personen berust op louter toeval’ zijn verschenen.

Maar daar hebben ze bewust niet voor gekozen. Ze nemen de
échte personages met hun échte namen en hun échte tics (Bert Bibber als
koning!). Dan moet je niet flauw doen. Noem het dan eender wat, maar géén
fictie. ‘You cannot fool all the VRT viewers all the time,’ wist Abraham
Lincoln anderhalve eeuw geleden al.

Ach, het zal wel zo’n vaart niet lopen dat er een werkelijk
proces van komt. Frans-de-man-van heeft de eer van zijn in een VTM-programma
gewonnen deerne verdedigd. Wendy zegt dat ze geen ‘hoer’ is, gelieve dat te
noteren, Vlaanderen. Beide zakenpartners beseffen dat ze niet op kunnen tegen
meer dan een miljoen kijkers die ‘altijd gelijk hebben’. De scenarioschrijvers
verschuilen zich achter ‘fictie binnen historische krijtlijnen’. Case closed, vermoed ik.

Franske mocht woensdagavond hoe dan ook een zelfgeschreven opstel voordragen in Reyers Laat, eist excuses in primetime van de VRT-top en mag vrijdag al op de koffie aan de Reyerslaan 52. Die verontschuldigingen mag hij op zijn buik schrijven (je ziet van hier dat de VRT zal toegeven, dat zou betekenen dat voortaan iederéén die zich onrecht voelt aangedaan, eisen zal stellen!), maar dat de VRT-directie hem ontvangt is al een belangrijke toegeving. Toch moest er ook nog even nagetrapt worden. Op deredactie.be
luidde de pollvraag van de dag gisteren: ‘Frans Vancoppenolle en Wendy Van Wanten eisen
excuses van de VRT. Vindt u die vraag terecht?’ Een meerderheid vindt van niet,
of wat had u gedacht? Stoute Wendy toch. Hoer!



The Newsroom 2.0

Radio en Televisie Posted on vr, september 20, 2013 12:48:44

Twee van mijn favoriete nummers spoken al een week door mijn
hoofd: The Thrill Is Gone van B.B.
King en When the Spell Is Broken van
Richard Thompson. Ze doen dat omdat ik mij probeer een mening te vormen over
het tweede seizoen van The Newsroom,
waarvan de derde aflevering vanavond op PRIME Series wordt uitgezonden (terwijl op Canvas reeks 1 nog loopt, wat het een beetje verwarrend maakt voor de ouder wordende tv-kijker).

Als u mijn schrijfsels een beetje volgt, weet u dat ik een
tijdje geleden heel enthousiast was over de eerste jaargang van deze serie.
Welnu, ik beken: bij het herbekijken ben ik al veel minder euforisch. Zoals je
je bij de eerste lezing van een boek wel eens laat verleiden door een handvol
prachtige volzinnen te midden een brij van betekenisloze woorden, zo wist The Newsroom mij vooral te bekoren dank
zij de spitse dialogen van Aaron Sorkin en de intelligente mengeling van fictie
en feiten. Maar als je die al eens gehoord hebt en weet waarrond de
afleveringen draaien, vallen de mankementen op en zie je pas hoe onvolmaakt The Newsroom in feite is. De
vrouwenrollen zijn inderdaad wat minnetjes, de karaktertekeningen beperken zich
tot vluchtige schetsjes, de scenario’s zijn aan de anorectische kant. Vreemd.
Het was alsof ik geconfronteerd werd met een oude geliefde: eerst vond je haar
tics nog aandoenlijk en grappig, daarna begonnen ze te storen.

Het tweede seizoen, zo werd ons beloofd, ging daar
verandering in brengen. Ik verheugde me al op meer diepgang, meer achtergrond
bij het totstandkoming van nieuwsuitzendingen en meer over de Wondere Wereld
van de journalistiek. Het tegendeel is waar. The Newsroom 2.0 gaat dieper in op de persoonlijke relaties tussen
de personages en dribbelt daardoor nog verder weg van het dagelijkse gevecht om
een goeie News Night te maken. Het
wordt – in die eerste twee afleveringen tenminste – allemaal nog wat meliger, wat
meer suikerzoet, ja, ongeloofwaardiger.

De dialogen blijven prachtig: Sorkin is een meester in het
in de mond leggen van briljante oneliners bij de acteurs. De gesprekken klinken
voortdurend als muziek in de oren. Mààr: ik heb me dit keer niet laten vangen.
Ik heb dadelijk de ongeïnspireerde plotwendingen gemerkt. En ik bedenk me dat
Sorkin te veel met zijn eigen dada’s is bezig geweest. Dat was al zo in het
onovertroffen The West Wing, waar hij
als linkse democraat een Witte Huis neerzette vol linkse democraten, die
geregeld kemels schoten maar het uiteindelijk wel goed voor hadden met de
wereld. De scenario’s van The West Wing
waren plausibel, de meeste dingen hadden echt kunnen gebeuren. En ook: er liep
een schare fantastische acteurs in rond, aangevoerd door Martin ‘president
Bartlet’ Sheen.

In The Newsroom is
Jeff Daniels een uitstekende Will McAvoy en ook Sam Waterston zet een prima
nieuwsdirecteur neer, maar de andere rollen zijn onvoldoende uitgewerkt of de
acteurs deugen veel minder. En opnieuw heeft Sorkin zijn personages in een
links-democratische omgeving geplaatst, ook al is McAvoy dan zogezegd een
republikein. Misschien had de bedenker van The
Newsroom
zijn reeks beter in een Fox-achtige omgeving ondergebracht, waar
de karikaturen ook in real life voor
het oprapen zijn. Het had nog meer contrast kunnen opleveren, vermoed ik.
Scherpere humor ook.

Toch blijf ik kijken, hoor. Niet goed genoeg is in deze
tijden van middelmatige televisie nog altijd ‘goed’. In vergelijking met
minkukels als Albert II is The Newsroom 2.0 memorabele televisie.
En vooralsnog vind ik de tics nog voldoende acceptabel om The Newsroom niet in een hoekje van het museum van oude geliefden neer
te ploffen. The thrill is nog niet volledig gone en the spell is nog niet helemaal broken.



« VorigeVolgende »